De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 8 juli pagina 1

8 juli 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 576 DE AMSTERDAMMEE A°. 1888 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat .een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O LEEM A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag S Juli. Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr p. p. ? 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I N K O V D: VAN VEERE EN VAN NABIJ, - FEUILLE TON : De prinses van Macedonië. naar het Fransch -van Jules Perrin. KUNST EN LETTEREN : Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Jozef Engel. Muzikaal Overzicht, door V. Eene eerste uitvoering van Wagner's eerste werk. . Een Duitscher over Duitsche graveerkunst, door Theo. C. Simons. Prqf. Stangs Santa Cena", door Alb. Th. De dictionnaire der weerhanen, door M. J. Mees. Geheimschrift. II. VAEIA. SCHAAKSPEL. Dertien aan tafel, naar E. Larae. De handel in gestolen antiquiteiten. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RE CLAMES. BEÜRSOVERZICHT. ADVER TENTIËN. Van verre en van nabijHet bezoek, door den jeugdigen keizer van DuitBchland aan den czar te brengen, wordt overal officieel beschouwd als een bewijs van de vredelievende gezindheid van dezen vorst, die, pas aan het hoofd geplaatst van de machtigste der drie verbonden staten, vol doet aan den wensch van zijn hoogbejaarden grootvader _ en den machtigsten zijner tegen standers niet slechts ontziet, maar zelfs te gemoet komt. Naast die officieele opvatting staat echter eene gansche andere, die bijna nergens rondweg wordt uitgesproken, maar zich daacQm niet minder duidelijk openbaart. Men vraagt zich met bezorgdheid af', of nu reeds de hekken verhangen zijn. Men had zich er aan gewend, de triple alliantie te be schouwen als het middel, om niet slechts Frankrijk en Rusland te weerhouden van een gecombineerden aanval op Duitschland en Oostenrijk, en dus van eene rechtstreeksche verstoring van den vrede van Europa, maar ook om Rusland te weerhouden van ieder meer of min gewelddadig ingrijpen in de ont wikkeling van de Balkanstaten. Niemand ontveinsde zich, dat de triple alliantie door Duitschland was gesloten uit eigen belang; maar Oostenrijk vond daarin een waarborg tegen te groote aanmatiging van Rusjand in de Oostersche quaestie en Italiëbehoefde zich niet ongerust te maken over zijne groote en kleine verschillen met Frankrijk; Enge land had alle reden om zich te verheugen over eene combinatie, die Ruslands plannen dwarsboomde, en het overige Europa had zich vertrouwd gemaakt met de gedachte, dat de door den heer Von Bismarck met zoo veel moeite tot stand gebrachte groepeering Feuilleton. BE PRMS VAN MACEDONI naar het Fransch VAN JULES PERRIN. Een lief, mooi prinsesje was zij. Licht blond, met een bleek gezichtje, kon zij u zoo onschuldig aanzien met haar hel dere oogen, door welker blauw een gouden gloed flikkerde, waarvan het bijna onmogelijk was den glans te verduren. De trekken van haar gelaat waren fijn gevormd, en haar glimlach had iets buitengewoon lieftalligs, vooral wanneer zij zich over het een of ander verwonderde, en verwonderen deed zij zich nog al eens, maar haar glimlach was, helaas, zelden van langen duur want dan welf den zich hare sierlijke wenkbrauwen tot een bevalligen boog, terwijl de oogjes zich wijder openden en al hun glans onverholen ten toon spreidden. Gewoonlijk was het prinsesje gekleed in een eenvoudig zwart japonnetje zonder eenigen opschik, want zij was niet rijk, en bovendien ver van gelukkig. Toen ik hen leerde kennen, was haar vader, de luitenant Filippus-Alexander, sedert twee jaren gepensionneerd, en het pensioen was schraal genoeg om er met zijn beiden van rond te komen, vooral wanneer men bedenkt, dat, -zooals de arme kerel op fieren toon zeide, »een prins van vorstelijken bloede zich in de wereld op zekeren voet moet bewegen." _In een der meest afgelegen, maar daarom niet minder bevolkte wijken van Parijs, voor vierhonderd francs per jaar, een paar kamers te bewonen, sober gemeubileerd, maar zorg vuldig onderhouden; onveranderlijk, winter en zomer, dezelfde zwarte, gekleede jas te dragen, wel glimmend en op kunstige wijze hier en daar versteld, maar daarentegen ver sierd niet het roode eerelint; tot hoofddeksel te hebben een ouderwetschen hoogen hoed, inderdaad voor het behoud van het even wicht de gunstigste was Het heeft er veel van, of nu deze geheele orde van zaken wordt omgekeerd of de er varen tacticus het machtige bolwerk tegen eene agressieve politiek van den westelijken of den oostelijken nabuur overbodig acht, en liever de oude en beproefde leer «verdeel- en heersch" wil toepassen. Zoude de heer Von Bismarck hebben ontdekt, dat zelfs de triple alliantie niet tegen een gemeenschappelijken aanval van Frankrijk en Rusland bestand was? Zou hij vreezen, dat de nieuwe keizer, die verklaard heeft den vrede te willen handhaven, zoolang dit kon geschieden zonder gevaar voor de eer, de waardigheid en de belangen des rijks, zich op deze drie laatste punten wat overgevoelig zou betoonen? Ziedaar vragen, waarop men voorloopig het antwoord moet schuldig blijven. Slechts dit is zeker, dat zich aan den verrassendeu stap ^an den Duitschen keizer in Rusland hooggespannen verwachtingen vastknoopen. Men ziet er het einde in van de triple alliantie; men gelooft, "dat Rusland zijne vrijheid tegenover Oostenrijk zal her nemen, gelijk Duitschland dit tegenover Frankrijk zal doen. Mogelijk zijn die verwachtingen volkomen ongegrond. Mogelijk is het bezoek, door kei zer Wilhelm aan den czar te brengen, niets anders dan eene hoffelijkheid en dus tevens eene bevestiging van het zuiver defensieve karakter der alliantie. Mogelijk vindt de keizer van Duitschland spoedig de gelegen heid om door een demonstratief bezoek aan zijn Oostenrijkschen en zijn Italiaanschen bondgenoot allen twijfel aan de hechtheid der zoo hoog geroemde alliantie weg te nemen. Voorloopig echter staat men weder voor een groot vraagteeken. Het Fransche ministerie heeft een moeielijke week achter zich. Op de scherpe veroor deeling door den Senaat volgde eene rehabi litatie door de Kamer, maar deze zelfde Kamer benoemde eene begrootingscommissie waarvan de overgroote meerderheid de door den minister Peytral ingediende begrooting onvoorwaardelijk afkeurt. Het incident van Carcassonne", dat zoo wel in den Senaat als in de Kamer werd behandeld, komt in hoofdzaak hierop neder. Zekere heer Jourdanne, lid van den ge meenteraad, wilde gaarne maire worden, en daar hij zelf lid van het stembureau was, stopte hij een aantal briefjes in de bus, waar op zijn naam vermeld stond. Om het aantal dezer briefjes met de officieele stemmings waarvan het boordsel door de geduldige hand van het prinsesje telkens en telkens ver nieuwd werd.; onder het genot van een enkele cigarette, geregeld een uurtje den kant van den Boulevard des Invalides op te wande len ; twee keer daags een sober maal te ge bruiken, waarvan het menu al bitter weinig op dat der grooten en machtigen der aarde geleek; om tien uur naar bed te gaan, na op vaderlijke wijze met zijn dochtertje een paar honderdjes gesmousjast te hebben ; dat was wat Filippus-Alexander noemde »zich in de wereld op een zekeren voet te bewegen." * *. Het was na het tijdstip zijner pensionneering, 'een ramp die juist samenviel met den dood zijner vrouw, dat de luitenant begon zijne aanspraken op den troon van Macedoni openlijk te doen gelden. De wijze, waarop hij dit deed, was zeker bescheiden genoeg, al was er ook naar het oordeel van enkelen, voor die aanspraken eenige grond te vinden in de opv allende vereeniging van de namen der twee grootste koningen, die het land beroemd gemaakt hebben, waarvan de vader van het prinsesje het bezit aan den sultan bestreed. Telken jare, op hetzelfde tijdstip, richtte hij tot de Verheven Porte een beleefd maar waardig protest, waarin hij bevestigde nog steeds zijne rechten te handhaven, en die zelfs bij testamentaire beschikking te hebben overgedragen op zijn eenige dochter, de prin ses Zélie-Adelaïde. Naar het schijnt was dus in Macedoniëde Salische wet niet van kracht. De meeste lieden haalden bij het aanhooren dier betoogen van Filippus-Alexander me delijdend de schouders op, maar aangezien hij bij dit alles zeer zachtzinnig en vriendelijk was, en zich als een man van goede manieren gedroeg, geraakte men in de buurt langza merhand gewend aan het zonderlinge geval dat een vorstenzoon, op de vijfde verdie ping woonde, terwijl zijn dochter met naai werk en het geven van piano-lessen den kost moest verdienen, en duidde men het lieve kind nooit anders aan dan als »het prinsesje." Zij zelve, altijd even zacht en gewillig, be jegende haar vader steeds met den meesten lijst overeen te brengen, werden vele per sonen, die hetzij afwezig, hetzij overleden waren, op deze lijsten vermeld als hebbende deelgenomen aan de verkiezing. De heer Jourdanne werd op deze wijze gekozen, maar het bedrog kwam weldra uit, en de rechtbank veroordeelde den maire tot een m aan d gevan genisstraf. De regeering ontzette hem natuur lijk uit zijne functiën, doch bij de vernieu wing van den gemeenteraad werd de heer Jourdanne herkozen, ook als maire. Inmid dels was hij van zijne veroor deel i n g in be roep gekomen, maar het hof van cassatie had het vonnis in eerste instantie bevestigd. De regeering oordeelde, dat de maire door het algemeen stemrecht was gerehabiliteerd, en handhaafde hem in zijne functiën. Toch moest de straf worden ondergaan, en toen de heer Jourdanne herhaaldelijk, met allerlei uitvluch ten, had geweigerd zich ter beschikking van de justitie te stellen, liet de substituut-officier hem in hechtenis nemen en naar de gevan genis overbrengen. De regeering moest dit wel toelaten, maar de prefect van het depar tement haastte zich, den veroordeelde te gaan opzoeken in de gevangenis, waar hij hem sigaren aanbood (ofschoon de heer Jourdanne bij zijne arrestatie beweerd had aan eene be denkelijke keelziekte te lijden !) en de substi tuut-officier de Crozal werd, bij wijze van disciplinairen maatregel, verplaatst van Car cassonne naar Lorient. Ziedaar de feiten die men zal het moeten erkennen der regeering niet tot eer strek ken. Het beroep op het algemeen stemrecht, dat de onbevoegdverklaring bij rechterlijk vonnis zou kunnen te niet doen, was in dit geval bijzonder dwaas, omdat de heer Jour danne juist de uitspraak van dit algemeen stemrecht had verkracht, hetgeen, zooais de conservatieve bladen terecht opmerken, onder de republiek de eenig^ denkbare vorm van majesteitschennis is. De herinnering, dat de prefect zich gedurende eene choleraepidemie als een held had gedragen, deed niets ter zake, evenmin als de bewering, dat men >in het zuiden" aan het aanbieden van een sigaar of cigarette geen beteekenis kan hechten. Dat de heer Flocjuet, nadat de houding van zijn minister van justitie in den Senaat met algemeene stemmen was veroordeeld, in de Kamer eene groote overwinning behaalde, was voor een deel te verklaren uit het anta gonisme tusschen de beide staatslichamen, maar vooral uit de omstandigheid, dat hij met eene cordaatheid, die wij hem liever bij eene minder verwerpelijke zaak hadden willen zien ten toon spreiden, de kabinetsquaestie in ronde woorden stelde. Het resultaat be wees, dat de opportunisten, die, dank zij den eerbied, en ik herinner mij levendig hoe zij eens, toen Filippus-Alexanrïer bijzonder slecht gehumeurd was, met een lieftalligen glimlach om de lippen, die van aandoening trilden, tot haar vader zeide: »Maar, Sire, houd u toch bedaard." En werkelijk, hij werd bedaard, tot in het hart getroffen door den toon vol eerbied en liefde, waarop zij die woorden sprak. Deze eerbied, de onverdeelde belangstelling waarmede zij naar de even eindelooze als on waarschijnlijke verhalen haars vaders luis terde, en vooraL de smeekende blikken die zij op degenen richtte, die zich somwijlen moesten getroosten ze mede aan te hooren, dit alles Had er niet weinig toe bijgedragen dat de lieden uit de buurt in het onzekere verkeerend, niet wisten wat ze erva 11 denken moes ten ; men had een monster van wreedheid moeten zijn om een man als gek te beschou wen, die door zijn dochter met zooveel hoog schatting bejegend werd. De arme man stond dan ook zeer in aanzien bij de winkeliers en de buren, die hem lederen dag op zijn gewone wandeling zagen uitgaan. Iedereen groette hem; enkele vleiers spraken hem aan als «Monseigneur," en zoodoende werd hij gaande weg tot het personage, dat hij zich voorspie gelde te zijn. Deze erkenning strekte zich evenwel niet verder uit dan tot de onmiddellijke buurt, en het scheelde weinig of Filippus-Alexander had zijn prestige verspeeld, toen hij op een zekeren dag verder dan gewoonlijk afgedwaald was, en voor de Invaliden terecht kwam. * * * Daar, voor de rij onbruikbare en verouderde kanonnen, die er uitzien alsof ze door het eeuwigdurend kijken naar het plein vóór hen, van verveling staan te gapen, zaten op een helderen, kouden namiddag in Januari, vier oudjes rustig in het zonnetje hun pijp te rooken, toen zij opgeschrikt werden door den ex-luitenant, die met een gebiedend gebaar en op hoogen toon vroeg of het geen gebruik meer was, op te staan en de honneurs te be wijzen aan den koninklijken prins van Ma cedonië, gepensionneerd officier van het Fran sche leger. In een oogwenk waren de arme drommels steun der antirepublikeinsche partijen, in de begrootingscommissie de meerderheid hadden verkregen, zich niet sterk genoeg gevoelden om nu reeds de regeering te aanvaarden, hetgeen zij hadden moeten doen, wanneer zij met de rechterzijde tegen het kabinet hadden gestemd. Het ministerie-Floquet zal zich nu waar schijnlijk tot na de vacantie kunnen hand haven- De vijandige houding der begrootings commissie behoeft men niet al te tragisch op te vatten. Het is in Frankrijk gebruikelijk het door den Minister van n'nantiën inge diende ontwerp te beschouwen als niet meer dan een document d consulter, hoogstens als het thema, waarop elk der 33 commissieleden zijne eigene variatie maakt. In de finale hebben gewoonlijk de varianten het thema geheel verdrongen. De heer Peytral heeft bij voorbaat geweten, dat dit lot ook zijne begrooting wachtte, en zal zich ongetwijfeld niet minder inschikkelijk betoonen dan zijn voorgangers en zijn naam zetten onder efcne bcgrooting, die de zyne niet meer is. Dan wachten hem nog eenige onaangename oogenblikken in den Senaat, maar de beschreven vaderen zullen zich beperken tot eene ver nietigende critiek en vier of'vijf onbeduidende amendementen, die de kamer weer zal ver werpen. Ten slotte zal men ook op het Luxembourg weder bonnc mine a mauvais jeu maken, en dan is voor den heer Peytral het onweer van de lucht. De Heer Domela Nieuwenhuis heeft zijn mede-kainerlcdcn verrast niet een «voorstel van wet tot het nemen van maatregelen tegen, de gedwongen winkelnering". Hij heeft het echter, en dat is te begrijpen van een volksleider tevens lid van het parlement.blijkbaar tedruk gehad,om het onderwerp, dat hij bij de wet wil regelen, nauwgezet te overwegen, en meer in den vorm van een wetsvoorstel, eenige wenken willen geven, dan een leiddraad voor wetgevenden arbeid nopens deze aangelegenheid. Door aldus te handelen, heeft de Heer D. N. tevens zijn mede-afge vaardigden kolen yuurs op het hoofd gesta peld, immers hij neemt de houding aan als rekende hij op een zeldzame mate van welwillendheid, bij personen die hem weinig goed gezind zijn. De Heer D. N. zond zijn voorstel als een foutief opstel ter correctie aan de Kamer, zelf waarschijnlijk even weinig aan het geheel hechtende als aan de formule waarmede het overeind, de rechterhand aan hun pet, en zoo goed als het ging de pijp wegmoffelend, die zij ijlings uit hun mond genomen hadden. Zonder erg, vreezende aan het een of ander voorschrift tekort gedaan te hebben, zagen zij om zich heen met angstige blikken, die zich tel kens weer vestigden op het roode lint in het knoopsgat van hem, die hen zoo barsch had toegesproken. Werktuigelijk, uit oude gewoonte als offi cier van dienst, nam Filippus-Alexander elk der oud-gedicndeii zorgvuldig op; hij voelde aan hun knoopen, bromde over ecu vlek, en vond hun baard veel te lang. Eindelijk ge troffen door het ontzag, dat de oudjes hem betoonden, werd zijn gemoed verzacht en ver waardigde hij zich hun eenige opheldering te geven. »Hebt gij mij zooeven niet herkend ? Ge hebt dan zeker den Krimoorlog niet medege maakt V O, als Napoleon toen maar gewild had! Maar Griekenland is bang voor mij, en de Sultan begrijpt zijn eigen belang niet. En dan heb je Engeland nog... .!" Stom van verbazing begonnen de ouden langzamerhand achter de waarheid te komen; de handen, die zij nog steeds plichtmatig aan de klep van hun pet gehouden hadden, zak ten naar omlaag, en de oudste van hen, een slimme vos, wierp den anderen een oogje toe en wees met den vinger naar zijn voorhoofd. En onderwijl «Monseigneur" stond te rede neeren, hadden zij hun pijpje opnieuw aan gestoken en vermaakten zij zich nu uitstekend niet de uitleggingen van Filippus-Alexander. Een paar straatjongens waren blijven s'aan en hadden heel veel schik in het geval. Maai de luitenant merkte er niets van. Hij hield eindelijk op, ontsloeg de opgevroolijkte oudjes met een voorname handbeweging, en dreigde bij het heengaan dat, wanneer men niet zorgde hem in het vervolg behoorlijk te salueeren, hij zich bij den president der Republiek be klagen zou. En toen was hij thuis gekomen te midden van een heel gevolg van leeglpopers en kin deren, die nog een half uur joelend en jui chend het huis bleven omringen, eer de por tier er in slaagde hen te verdrijven. Sedert was dit niet meer voorgekomen, want

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl