Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.577
1
»%
*
te plooien 't was alsof ze mij toefluisterde:
,'k wou dat ik goed en wel weer op Sumatra zat
die meneer Matthes heeft mij en mijn goeie Josef
geen dienst gedaan door ons hier in jelui Artis te
mengen, 't Is hier heel goed en netjes en die apen,
daar tegenover ons, amuseeren ons nog al; maar. . . .
O l .'t is zoo vervelend om den geheelen dag
opgesloten te zitten, en je door al die vreejde
snoeshanen te zien aankijken."
Soms gebeurt het dat ik familieleden van me
xie, maar ik heb volstrekt geen last om verder
kennis te maken ik heb toch geen
gelegeuheid om ze te ontvangen, wij zijn te klein
behuisd, 't is te benauwd hier -" dat vindt
Josef, mijn goeie, beste man ook, die is er zoo
slaperig van, dat ik bijna geen conversatie aan tem
heb. Wij zijn pas getrouwd, eigenlijk nog in de
?wittebroodsweken maar .... enfin ! Josef is toch
BU fond .,dol" op me, al toont hij 't niet zoo erg''
Juist pp dat oogenblik kwam Orang Jozef, die
een tukje had gedaan, van uit zijn omhulsel te
voorschijn, streek Josefine even onder de kin
eigenlijk in haar slappe onderlip, om haar te
liefkoozen? Neen|! de snoodaard had gezien dat een
bezoeker de waarschuwing verboden te voederen1'' over
't hoofd ziende, in Josefine's fonteinbakachtige
onderlipsholte een chocolaadje had gelegd en, egoïst als
alle mannelijke wezens, deed hij een poging om
zijn wederhelft van die versnapering af te helpen.
O, zachtmoedigheid, gij zijt het erfdeel der vrouw !
ik zag dat hier zelfs bij de Orang-Outang gen. fem.
Josefine werd niet boos, volstrekt niet;
zachtkens weerde zij haar gemaal af trok de on
derlip, waarin het chocolaadje, half afgekloven,
vochtig ronddoolde terug en slikte, de versnapering
' door, terwijl zij een blik vol guitigheid op mij
wierp, als wild« zij zeggen : ,Daar komt Josef
? sneu af, hè?"
Met den heer Josef zelf kon ik zoo goed niet
opschieten als met zijn vrouw. Hij was blijkbaar
met //en belle humeur", had last van . . . hm !
van iets, dat men zoo niet noemt, maar waarvoor
Perzisch insectenpoeder probaat is, en ging weer
iiaar zijn hoek, om in Morpheus' armen het heim
wee naar Sumatra's wouden te vergeten. Voor
hij het loome hoofd ter ruste legde, was er nog een
oogenblik, waarin hij plotseling oprees en de hand
naar iemand, die vóór zijn verblijf stond, uitstak.
Familie?" vroeg ik mezelf af. Neen! de
man zag daar volstrekt niet naar uit. Wel kon ik
aan hem zien, dat de tropen hem niet vreemd
waren. Een goede kennis dus ! Dat scheen
inderdaad zoo te zijn; 't was een O.-I. ambtenaar
met 2jarig veulof. Ik begon 'n praatje.
//Aardige dieren, meneer."
^Dieren?"
,/Ja ! hoe noemt u die Orang-Outangs dan ?"
rJ5oscb-menschen, meneer !"
Ja 't zijn waarachtig haast mensehen alleen
de spraak. . . ."
Accoord meneer ! de spraak eu daarin zit juist
de leepheid van den bosch-mensch."
Ei! hoe bedoelt u dat?"
Ik spreek nu zooals de inlanders doen,
die zeggen: de Orang-Outang is geen dier, maar
; een allemachtig leepe iulander, die zijn mond weet
te houden."
Hoe zoo?"
Nu hij zich stom houdt, kan hij doen, wat hij
wil, maar als hij 't ongeluk had om te spreken,
moest hij evenals wij voor 't Gouvernement werken."
Aha!"
Adieu meneer, amuseer je verder met de
Orangs."
Jozef was weer ingeslapen en Josefine keek mij aan
alsof ze mij vroeg: Ga nu heen asjeblieft, ik wou
graag eens tcte a tête met mijn man zijn, 't is ver
duiveld onpleizierig om zoo voortdurend evenals
een dwerg op de kermis of een koning op een gala
concert te kijk te zitten."
Mij dunkt, er lag niets onbillijks in dat verlan
gen en daarom verwijderde ik mij, na haar van
Karte een voortdurende gezondheid en genoegelijk
huiselijk leven te hebben toegcwenscht.
Reeds wilde ik het apenverblijf verlaten, toen
Joop, haar buurman Oraug-outang no. 3, mij door
de glazen van zijn hokje toewenkte en met een
«Komt hij dan alleen bij rijke kindertjes !...
Waarom ? . . . Ik zou ook graag speelgoed
willen hebben . . ."
»Nu, wie weet!... als je zoet bent... als
je nu lief gaat slapen, brengt hij jou misschien
ook wel eens iets."
»Ik ga heel gauw slapen als hij morgen
dan maar komt."
Doodsche stilte; vervolgens een zucht, een
zachte, geregelde ademhaling. Het kind was
ingesluimerd, de moeder ook. Alleen blonde
Marie sliep niet. Een hevige aandoening,
pijnlijk en verzachtend te gelijk, deed haar
hart ineenkrimpen, en meer dan ooit dacht
zij aan het kleine wezen, dat zij eertijds had
fesmoord. Dit duurde zoo voort totdat
et eerste morgenrood begon te gloren
---Toen de dag aanbrak sliepen de vrouw
en het kind gerust, dicht tegen elkander
aangedrongen. Gedruischlpos sloop blonde
Marie naar buiten, haastig spoedde zij zich
voort in de richting van Auberive en niet
eerder vertraagde zij haar schreden, dan toen
zij de eerste huizen van het dorp had be
reikt. Langzaam, rechts en links de uit
hangborden der winkels monsterend, doorliep
zij de eenige straat. Eén daarvan scheen
eindelijk hare aandacht te trekken. Zij klopte
tegen de luiken en verzocht open te doen.
Het was een winkel van kramerijen, waar
opk kinderspeelgoed verkocht werd, armza
lige, verkleurde stukjes speelgoed en karton
nen poppen, een arke Noachs, een doos met
een houten herder en schapen. Tot groote
yerbazing der winkelierster kocht Marie alles,
betaalde en ging heen.
\Veer sloeg zij den weg naar de hu't op den
kruisweg in, toen zij een hand op haar schou
der voelde leggen. Verschrikt wendde zij zich
om en zag m het gelaat van een brigadier
der gendarmes. De ongelukkige had vergeten,
dat liet aan ontslagen gevangenen verboden
was, zich in den omtrek der gevangenis op
te houden.
»In plaats van hier rond te zwerven, moest
je al lang in Langrea wezen," zeids de
soort van jalouzie scheen te vragen: Kijk je niet
eens even naar mij? Ik ben toch veel mooier dan
Jozef al heb ik niet zoo'n gedistingeerden naam.
Zie eens hoe mooi ik in mijn hoofdhaar zit, nog geen
kwestie van maneschijn zooals de jongelui van uw
soort. Ik heb zelfs gedurende mijn verblijf in
Artis een bakkenbaard gekregen, daar is Jozef
hier naast me, wat erg jaloersch op die is bij
mij vergeleken nog een blanc-bec" en bovendien
tijdens zijn verblijf aan boord, hebben de matrozen
zijn haar geknipt; 't was geen valschheid of flauwe
aardigheid; neen! 't Was eenvoudig een hygiënische
maatregel-begrijpt u."
Ah zoo !"
»Of 't hier niet vervelend is ? Hum! dat schikt
nogal. Die chimpansee houdt mij vrij aardig ge
zelschap, hij is nog al grappig, alleen zijn
physionomie bevalt me niet erg. Hij heeft zoo'n echt
ordinair gezicht, 't is of hij zoo van achter een
kruiwagen met sinaasappelen is weggeloopcn en
zijn manieren laten ook veel te wenschen over.
Enfin! je kunt alles niet precies zóó hebben als
je 't gaarne had."
Mijn oppasser is een heel pleizierige kerel en
erg gewillig, tusschenbeiden laat ik hem eens bij
me komen om een uurtje te spelen; we beginnen
al mooi aan mekaar te wennen ik geloof dat
ik hem, als ik weer naar mijn land ga, als
huisjongen meeneem." v. M.
Kunst en Letteren.
TOONEEL.
Examen der Tooneelschool.
Vrijdag 6 en Saturdag 7 Juli hebben de
Overgangs- en Eindexamens" der Tooneelschool plaats
gehad. Indien, bij eenige soort van examens, de
schaduwzijde dezer overtuigingsmiddelen,aangaande
de vruchten van een onderwijs, minder in het oog
valt, dan is het hier. Er wordt wel, zoo als bij
alle schoolexamens, door vragen van deskundigen,
in tegenwoordigheid van volwassen toehoorders,
een soort van broodwogerij uitgeoefend ten op
zichte der jeugdige bakkersgezelletjens. ??maar
het komt toch hoofdzakelijk aan op een onder
zoek naar de toegenomene of stationaire prakti
sche bedrevenheid der leerlingen. Wat ze, in dit
opzicht, leveren is, met meer kans op juistheid
van oordeel, te taxeeren, terwijl bovendien de
vrijmoedigheid, waardooi in 't algemeen jonge lie
den, die voor hot tooneel bestemd zijn, zich on
derscheiden, hen doorgaands wapent tegen de
aanvallen van zenuwachtigheid, tegen de bloheid,
tegen de verstrooidheid, welke zoo vaak de school
examens nutteloos maken.
Toch wordt er, ook in de wetenschappen, een
zeer degelijk onderwijs aan do Tooneelschool ge
geven. Klasse I, II en III werden geëxamineerd
in Rekenen, Land- en Volkenkunde. Ncderl. Taal,
Vaderl. en Alg. Geschiedenis, Fransen, II en III
ook nog in 't Hoogd. Terwijl klasse IV en V (als
vakschool) bovendien blijken van bedrevenheid
gaven in Dramat. Letterkunde, Techniek van hot
Drama, de Letterkunde der vier talen, Mythologie
en Kostuumkunde. Ook wordt aan de school nog
Teekenen, Dansen, Schermen, Kostuumnaayen enz.
onderwezen, Biluerdijk zegt, dat een dichter alles
kennen moet: hier schijnt, als ideaal, voor den
tooneelspeler te gelden, dat hij bovendien alles
moet kunnen.
De wijze leiding van den Direkteur, den Heer
S. J. Bouberg Wilson, waakt tegen overlading.
Het onderzoek had in de schoollokalen aan de
Marnixstraat plaats, en de voordracht van enkele
stukken op het daar bestaande tooneeltjen. De
keuze was gevallen op het volgende: Roosje, van
Bellamy, De aanhaling en Don Rainiro, van Van
Lennep, De Roepstem, van Dr. de Jonge (i. e.
Prof. Stokvis), Liefdewraalc, van Piet Paaltjes,
De Vrouwe van Stavoren en Het verloren Kind,
van Withuys, Uit de Kindsheid, van Boswel, Het
vroolijke Paar, van Van der Schaft, Mijn kind.
van Goeverneur, De knop en het Kind, van
Laurillard, De Grootvader, van De Buil, De Redding,
van Bogaers, en Vondels Uitvaert van mijn
doch
brigadier barsch. Kom! vooruit, blonde."
Zij wilde uitlegging geven .... vergeefsche
moeite!.... In een oogwenk werd een voor
bijrijdende kar geprest, men liet er haar onder
geleide van een gendarme instappen, en
hort, koetsier.
Hotsend rolde de kar over den bevroren
grond. Met een droevige uitdrukking op het
gelaat, hield de arme haar pak speelgoed in
de verstijfde vingers geklemd. Bij een bocht
in den weg herkende zij het pad, dat naar
de hut voerde; haar hart klopte luider en zij
smeekte den gendarme even stil te houden;
zij had een boodschap voor iemand, een vrouw
die daar woonde, vlak bij. Zij bad zóó
dringend dat de gendarme, in den grond van
zijn hart een goede vent, zich liet overhalen.
Hij gelastte den koetser stil te houden en
sloeg vervolgens met haar het pad in. Voor
de deur stond hare gastvrouw van den
vorigen avond rijshout te hakken. Toen zij hare
bezoekster in gezelschap van een gendarme
terug zag, bleef zij met open mond en opge
heven armen verwonderd staan.
»St!" kwam Marie, »slaapt de kleine nog?"
»Ja ... maar ..."
»Leg dit speelgoed zachtjes op haar bed en
zeg dat St. Nicolaas het haar zendt ... Ik
was naar Auberive teruggegaan om het te
koopen, maar het schijnt, dat ik daar geen
recht toe had en nu wordt ik naar Langres
opgebracht."
»Goede hemel!" ... riep de vrouw.
«Stil l .... SU..."
Zij traden naar het bed. Op den voet ge
volgd door haren geleider, spreidde blonde
Marie al hare schatten op de dekens uit: de
poppen, de ark en de houten schaapjes; toen
drukte zij een kus op het bloote armpje van
het slapende kind en zich tot den gendarme
wendend, die zich van verbazing de oogen
uitwreef, zeide zij:
»Wij kunnen gaan."
terke. De voordrachten van Saturdag (die van
Vrijdag heb ik niet kunnen bijwonen) waren
meest-al zeer voldoende. Alleen het stukjen van
Vondel had ik mij anders gedacht.
Ziehier wat in de Tooneelzaal van Maison
Stroucken", op Vrijdag en Saturdag, vertoond werd:
Lucifer, Kei, Ie Bed., Vorstenschool, fragment Ie
Bed., Lady Tartttffe, IV, l, Gijsbreght van Aemstel,
drie Reyen en Raphaël", Moïse, van Alfred de
Vigny, De Menschenhater (verf. A. Th.), gesprek
van Célimène" en Arsinoë", Mérope, van.
Voltaire, I, l, Antigone (vert. Opzoomer), Ie Tooneel,
Le Passant, van Coppée (fragment); Drahomira
(vert. Lamb. Ie Bègue), 5e Bed. (fragment),
Lachébekje (vert. Van Hall), Kinderstem van Dr.
S. J. de Jonge, Getroefd, van Mej. T. van Gelder,
Een put gegraven, van L. S[imons], Arme Groot
vader, van Van Beers, Het wralthout, naar L'Épave,
en Iphigenie in Aulis, door Schiller, n. Euripides, V.
Goedkeurens-, soms bewonderenswaardig waren
de meeste dezer voordrachten en voorstellingen.
Tot mijn leedwezen kan ik alleen van den Satur
dag spreken, daar andere onderwijsbelangen mij
Vrijdag elders riepen. Mej. Aleida Roelofsen is
met zeer goed Nederl., Fransch en Duitsch opge
treden, in treurspel, drama en blijspel. Deze be
gaafde jonge kunstenares heeft daarmee een
waardig afscheid van de Tooneelschool genomen,
voortaan gewapend met een alszins vereerend
Diploma.
In het treurspel van Euripides werd zij. als
Klytemnestra" uitmuntend ter zijde gestaan
door Mej. Anna Beukers, oud-kwekeling, en ook
de oud-kwekeling, de Heer Schwab, verdient
bizonderen lof voor de bereidvaardigheid en het
talent, waarmee hij voortgaat nu en dan tot de
uitvoeringen van het Tooneelpersoneel mede te
werken.
Eene Jury, bestaande uit de Heeren Prof. A.
G. van Hamel (v. Groningen), voor het
Tooneelverbond, Prof. B. J. Stokvis, voor de Comm. over
de School, Mr. J. N. van Hall (Lid v, d. Comm.
v. T. M. O.), M. J. Haspels, L. B. J. Moor en Alex.
Saalborn (als mannen van de praktijk), en, als
7e in de rij, eene der smaakvolle en offervaar
dige Dames-Patronessen der school, heeft, de vol
gende onderscheidingen toegekend: aan Mej.
Eoelofsen (van Roermond) een 2en prijs voor
treurspel en drama, en een accessit voor blijspel; aan
Mej. Frieda Herberich (van Caub a. Rh.) eene
eervolle vermelding voor treurspel, en aan Mej.
Alida Klein (van Amsterdam) eene eervolle ver
melding voor blijspel.
Men ziet, dat de Jury de belooningen niet
verspilt. Allicht had men ook het meisjen, dat
Coppées lieflijke kompozitie met veel goed begrip
en mooye stem heeft voorgedragen, een woordtjen
van lof' kunnen geven; allicht had men kunnen
betreuren, dat Mej. Beukers, sints zij de school
met Diploma heeft verlaten, niet meer onder de
termen viel van officieel onderscheiden te mogen
worden.
Een zeer belangstellend publiek uit de leden
van het Tooneelvorbond woonde cle oefeningen
bij, en hoeft zeker, even als ik, de beide
blijspellctjens van Mej. van Gelder en den Heer L.
Simons heel aardig gevonden en al zeer bizonder
geschikt voor zulk eene uitvoering.
De inrichting dezer school en het werkzaam
Patronaat van zoo vele aanzienlijke personen
(Dames en Heeren) kan niet nalaten mee te
werken tot verheffing van den stand der
tooneelkunstenaars en op te wekken tot steeds edeler
beoefening der kunst.
11 Juli '88. Aus. TH.
MINNIE IIAUCK ALS CARMEN.
Deze maand vierde Minnie Hkuck te Londen
den gedenkdag waarop zij voor tien jaar aldaar
Carmen creëerde, welke rol nog door de Engel
schen als haar hoofdrol beschouwd wordt. Eene
eivollo zaal in Covent-Garden Theater bewees aan
de actrice dat men haar en Bizet's opera om
strijd zou blijven waardeeren, l'un portant
Tautrc. Het was een gelegenheid voor de
bladen om Minnie Hauck te laten interviewen
en zij hebben zich niet onbetuigd gelaten.
Minnie Hauck Madame Hauck do Wartegg,
is een geboren New-Yorksche. met een
Oostenrijksch edelman getrouwd, haar voornaamste taak
is tegenwoordig, in het Italiaansch, voor een
Engclsch publiek, de Spaansche heldin van deze
Fransche opera te vertolken. Zij is dan ook zoo
cosmopolitisch mogelijk en overal te huis; hare
verdiensten ten opzichte der Fransche muziek
zijn erkend door eene zeer eigenaardige onder
scheiding, zij in officier de T Académie. De re
porter vertelt:
Madame Hauck ontving mij met de bekoorlijke
onbevangenheid eener cosmopolitische
Amerikaansche, in eene prettige kamer niet ver van
HydePark-Square. In den hoek stond natuurlijk een
piano, en dicht daarbij hing de kooi van een
licvelingspapcgaai, een mooi beest, met eene
liefhebberij om solfèges te fluiten, die hij zeker
passend vindt voor den papegaai eener prima
donna.
Ik heb mijn man verzocht, over de geschiedenis
van Carmen het een en ander op te schrijven",
zeide Mad. Hauck, bescheiden, dat zal u zeker
alles geven wat gij weten wilt."
Volstrekt niet, madame : de duizenden die
Carmen zijn gaan zien of willen gaan zien, ver
langen alles omtrent u zelve en uw weergeven van
de partij te hooren. Weet ge ongeveer, hoe dik
wijls ge haar gespeeld hebt V"
Ik heb beproefd het eens op te tellen, mij
dunkt het zal iets meer dan vierhonderd maal
zijn. Er zijn weinig aanzienlijke steden van het
vasteland, waar ik de rol niet gespeeld heb ; in
Engeland weet ik alleen Glasgow en Edinburgh,
waar mijn Carmen niet bekend is. En als ik
bedenk wat het ons tien jaar geleden voor moeite
heeft gekost om het stuk opgang te doen maken!
Op 22 Juni 1878 was de première te Londen. Mijn
directeur, Mapleson, was op het punt het werk
te laten varen, omdat het in het begin niet lukte.
De zalen waren half bezet; de artisten zelf hiel
den er niet van. Ik weet nog best, hoe
Campanini de rol niet aan wilde, en wat ik hem heb
moeten vleien, om de muziek van Don Joséin
te zien. Later is het zijn mooiste rol gaworden.
Juist evenzoo ging het Mad. Valleria met de
Micaela; het was een moeielijke taak, haar over
te halen in den beginne, ofschoon zij, echte
artiste als zij is, zoodra zy wilde er succes mede had."
Waarheen hebt gij Carmen meegenomen
na de eerste voorstellingen te Londen in Her
Majesty's Theatre ?"
Naar Amerika; wij hebben het te New-York
in hetzelfde jaar als te Londen opgevoerd, 1878 ;
en het succes was zoo groot, dat het daar
Mapleson's tournee goed maakte. Wij hebben het dat
saizoen vijftig maal gegeven, en de schouwburg
was letterlijk opgepropt vol, zoo vaak het gean
nonceerd werd. Londen heeft in zaken van kunst
veel meer invloed op het Vasteland dan men zou
gelooven, en Carmen, dat in den beginne te Parijs
als een mislukking beschouwd werd, zelfs met
Galli-Marie, heeft eerst na Londen over geheel
Europa zijn weg gevonden. Ik houd het er stellig
voor, dat Bizet's Pêchewr de Perles ten slotte
evengoed voldoen zal als de Carmen, ofschoon het
niet zulk een groot en oorspronkelijk werk is.
Aanstaanden winter zal ik de hoofdrol daarin, Leïla,
in Amerika zingen, maar wat Londen betreft, ik
heb de hoop opgegeven, daar ooit iets anders dan
Carmen te zingen. De directeuren houden het
voor onnoodig, mij eenige andere rol van het
repertoire te geven, omdat Carmen toch altoos
volle huizen" maakt."
Ge hebt zeker Carmen in verschillende
talen gezongen ?"
Ja? toen het te Londen voor het eerst ging,
zong ik het in het Italiaansch; later heb ik het
in het Fransch, Engelsch, Duitsch en Spaanscb.
gezongen; te Praag heb ik ook Hongaarsch ge
zongen, maar andere rollen. Zooals aan vele
Amerikanen, vallen talen mij zeer gemakkelijk."
Ook andere prime-donne hebben de Car
men beproefd, Mad. Trebelli bijvoorbeeld en
Marie Roze. Wat is naar uwe meening het groote
punt van verschil tusschen uwe creatie, die be
roemd geworden is, en de vertolking der rol door
andere zangeressen?"
Ik geloof dat vooreerst mijne Carmen meer
realistisch is; het is eene poging om het karak
ter van eene Spaansche sigaronmaakster in zijn
hoofdtrekken weer te geven, de Carmen van het
verhaal. Ik nam de novelle van Mérimée, ea
bleef getrouw aan wat ik daar vond, niets ver
zachtend, niets omsluicrend: Carmen is slecht,
en mijne Carinen genoot in hare slechtheid; zjj
is gemeen, en ik deed niet mijn best om als
eene prinses mijne rol door te wandelen. Het is
de gewoonte van de prima donna's om aan ieder
karakter de sierlijkheid van een salondame te
geven. En dan vooral, ik geloof dat mijn ac
teeren verschillend was. Ik meen, dat ook de
planken der opera ruimte geven voor ieder ge
baar, iedere actie, die bij de rol behooren, voor al
de passie, de levendigheid, de karakterteekening
der actrice; dat eene rol zoowel gespeeld en ge
acteerd moet worden als gezongen, en niet door
gewandeld als een beweegbaar concert. Dit maakte
eenige rollen, vooral die van Carmen, zeer moei
lijk, nog moeilijker dan het schijnt, omdat men
er zoo ficht en levendig in moet schijnen, en de
rol toch muzikaal zeer inspannend is. Hard
loopen, dansen over het tooneel; eindelijk dansen,
castagnetten spelen en zingen tegelijk, dat is
geen kleinigheid, de meeste actrices laten een
van de drie achterwege. Dan, het is veel gemak
kelijker zich tot zijn voordeel te doen hooren
als men recht vooruit treedt en midden voor het
voetlicht gaat staan, dan van een hoek van het
tooneel, en al acteerend; maar ik doe het nooit
als het ten nadeele dor actie zou strekken. Ik
geloof dat hierin de Duitsche opera nog meer
met mij sympathiseert, dan de Italiaansche; ik
ben van de moderne school."
Dezer dagen, madame Hauck, heeft zich
iemand van uw vak uit wanhoop doodgeschoten;
zou het zoo moeielijk zijn, een weg te vinden?
Men spreekt van aspiranten die aan de direc
teuren hooge sommen betalen om te mogen
debuteeren.
Daar heb ik in den tijd toen ik debu
teerde" niet van gehoord. Maar het zal ook in
verband staan met de mode van deze dagen. Eeno
dame in de gewone maatschappij houdt veel vaa
zingen, plotseling komt de gelukkige inval bij
haar op: Ah!" (Madame Hauck tikt op komi
sche wijze "op haar voorhoofd) waarom zou ik
niet naar het tooneel gaan en priina-donna wor
den?" Dan hoort men van hen eens, en dan
vallen zij weg Er zijn soms moeielijkheden, maar
echt, oorspronkelijk talent vindt zijn weg wel.
Tooneeldirecteuren zijn toch immers ook blij als
zij iets goeds vinden." _
V0ver uw publiek hebt ge u niet te be
klagen", maar over de pers? de critici?"
Ik heb van de Engelsche pers niets dan
goeds "te zeggen, antwoordde Mad. Hauck. Ik
meen dat aan haar onderscheidingsvermogen het
succes van Carmen, na de koele, ontvangst die het
in den beginne genoot, wel is toe te schrijven. De
critici wezen er op, welk een groot werk het was
en ten laatste erkende het publiek, dat zij ge
lijk hadden Welke andere rollen ik gezongen heb ?
Sedert mijn début in 1869, als meisje van zeven
tien jaar, in hooge sopraanpartijen, heb ik on
geveer zeventig rollen gezongen, m Londen al
leen een dozijn; en het doet mij veel genoegen,
te zien, dat publiek en pers mij niet vergeten
hebben als Mignon, Elsa, Marguérite, en vooral
als Kate in de opera van Götz Tatmng of the bhrew.
Ik beschouw Kate als mijn grootste succes to
Londen, nog grooter dan Carinen. Maar mijn
directeur Carl Rosa lag destijds treurig ziek te
Nice, en bij zijn afwezigheid, met het korte sai
zoen en een vreeselijken mist, hebben we het
maar zes maal gespeeld. Verbeeld u, ik kon het
publiek niet zien, en de lieden op de galerij kon
den mij niet zion, zoo dik hing de mist m den
schouwburg, Mijn rijtuig stootte den eersten
avond na de Taming tegen een lantaarnpaal, en
na het succes der premiere had ik uren werk
om t'huis te komen. De koetsier liep naart de
paarden met een fakkel en leidde ze bij den
teugel Wat kon er goed gaan onder zulke om
standigheden? Orerigens zijn altoos Spaanscha
rollen mijn gelukkigste geweest. Men vindt dat
ik er Spaansch uitzie."
BGe zult wel zeer veel zorg dragen voor
uw stem, madame Hauck?"