De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 15 juli pagina 2

15 juli 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.577 1 »% * te plooien 't was alsof ze mij toefluisterde: ,'k wou dat ik goed en wel weer op Sumatra zat die meneer Matthes heeft mij en mijn goeie Josef geen dienst gedaan door ons hier in jelui Artis te mengen, 't Is hier heel goed en netjes en die apen, daar tegenover ons, amuseeren ons nog al; maar. . . . O l .'t is zoo vervelend om den geheelen dag opgesloten te zitten, en je door al die vreejde snoeshanen te zien aankijken." Soms gebeurt het dat ik familieleden van me xie, maar ik heb volstrekt geen last om verder kennis te maken ik heb toch geen gelegeuheid om ze te ontvangen, wij zijn te klein behuisd, 't is te benauwd hier -" dat vindt Josef, mijn goeie, beste man ook, die is er zoo slaperig van, dat ik bijna geen conversatie aan tem heb. Wij zijn pas getrouwd, eigenlijk nog in de ?wittebroodsweken maar .... enfin ! Josef is toch BU fond .,dol" op me, al toont hij 't niet zoo erg'' Juist pp dat oogenblik kwam Orang Jozef, die een tukje had gedaan, van uit zijn omhulsel te voorschijn, streek Josefine even onder de kin eigenlijk in haar slappe onderlip, om haar te liefkoozen? Neen|! de snoodaard had gezien dat een bezoeker de waarschuwing verboden te voederen1'' over 't hoofd ziende, in Josefine's fonteinbakachtige onderlipsholte een chocolaadje had gelegd en, egoïst als alle mannelijke wezens, deed hij een poging om zijn wederhelft van die versnapering af te helpen. O, zachtmoedigheid, gij zijt het erfdeel der vrouw ! ik zag dat hier zelfs bij de Orang-Outang gen. fem. Josefine werd niet boos, volstrekt niet; zachtkens weerde zij haar gemaal af trok de on derlip, waarin het chocolaadje, half afgekloven, vochtig ronddoolde terug en slikte, de versnapering ' door, terwijl zij een blik vol guitigheid op mij wierp, als wild« zij zeggen : ,Daar komt Josef ? sneu af, hè?" Met den heer Josef zelf kon ik zoo goed niet opschieten als met zijn vrouw. Hij was blijkbaar met //en belle humeur", had last van . . . hm ! van iets, dat men zoo niet noemt, maar waarvoor Perzisch insectenpoeder probaat is, en ging weer iiaar zijn hoek, om in Morpheus' armen het heim wee naar Sumatra's wouden te vergeten. Voor hij het loome hoofd ter ruste legde, was er nog een oogenblik, waarin hij plotseling oprees en de hand naar iemand, die vóór zijn verblijf stond, uitstak. Familie?" vroeg ik mezelf af. Neen! de man zag daar volstrekt niet naar uit. Wel kon ik aan hem zien, dat de tropen hem niet vreemd waren. Een goede kennis dus ! Dat scheen inderdaad zoo te zijn; 't was een O.-I. ambtenaar met 2jarig veulof. Ik begon 'n praatje. //Aardige dieren, meneer." ^Dieren?" ,/Ja ! hoe noemt u die Orang-Outangs dan ?" rJ5oscb-menschen, meneer !" Ja 't zijn waarachtig haast mensehen alleen de spraak. . . ." Accoord meneer ! de spraak eu daarin zit juist de leepheid van den bosch-mensch." Ei! hoe bedoelt u dat?" Ik spreek nu zooals de inlanders doen, die zeggen: de Orang-Outang is geen dier, maar ; een allemachtig leepe iulander, die zijn mond weet te houden." Hoe zoo?" Nu hij zich stom houdt, kan hij doen, wat hij wil, maar als hij 't ongeluk had om te spreken, moest hij evenals wij voor 't Gouvernement werken." Aha!" Adieu meneer, amuseer je verder met de Orangs." Jozef was weer ingeslapen en Josefine keek mij aan alsof ze mij vroeg: Ga nu heen asjeblieft, ik wou graag eens tcte a tête met mijn man zijn, 't is ver duiveld onpleizierig om zoo voortdurend evenals een dwerg op de kermis of een koning op een gala concert te kijk te zitten." Mij dunkt, er lag niets onbillijks in dat verlan gen en daarom verwijderde ik mij, na haar van Karte een voortdurende gezondheid en genoegelijk huiselijk leven te hebben toegcwenscht. Reeds wilde ik het apenverblijf verlaten, toen Joop, haar buurman Oraug-outang no. 3, mij door de glazen van zijn hokje toewenkte en met een «Komt hij dan alleen bij rijke kindertjes !... Waarom ? . . . Ik zou ook graag speelgoed willen hebben . . ." »Nu, wie weet!... als je zoet bent... als je nu lief gaat slapen, brengt hij jou misschien ook wel eens iets." »Ik ga heel gauw slapen als hij morgen dan maar komt." Doodsche stilte; vervolgens een zucht, een zachte, geregelde ademhaling. Het kind was ingesluimerd, de moeder ook. Alleen blonde Marie sliep niet. Een hevige aandoening, pijnlijk en verzachtend te gelijk, deed haar hart ineenkrimpen, en meer dan ooit dacht zij aan het kleine wezen, dat zij eertijds had fesmoord. Dit duurde zoo voort totdat et eerste morgenrood begon te gloren ---Toen de dag aanbrak sliepen de vrouw en het kind gerust, dicht tegen elkander aangedrongen. Gedruischlpos sloop blonde Marie naar buiten, haastig spoedde zij zich voort in de richting van Auberive en niet eerder vertraagde zij haar schreden, dan toen zij de eerste huizen van het dorp had be reikt. Langzaam, rechts en links de uit hangborden der winkels monsterend, doorliep zij de eenige straat. Eén daarvan scheen eindelijk hare aandacht te trekken. Zij klopte tegen de luiken en verzocht open te doen. Het was een winkel van kramerijen, waar opk kinderspeelgoed verkocht werd, armza lige, verkleurde stukjes speelgoed en karton nen poppen, een arke Noachs, een doos met een houten herder en schapen. Tot groote yerbazing der winkelierster kocht Marie alles, betaalde en ging heen. \Veer sloeg zij den weg naar de hu't op den kruisweg in, toen zij een hand op haar schou der voelde leggen. Verschrikt wendde zij zich om en zag m het gelaat van een brigadier der gendarmes. De ongelukkige had vergeten, dat liet aan ontslagen gevangenen verboden was, zich in den omtrek der gevangenis op te houden. »In plaats van hier rond te zwerven, moest je al lang in Langrea wezen," zeids de soort van jalouzie scheen te vragen: Kijk je niet eens even naar mij? Ik ben toch veel mooier dan Jozef al heb ik niet zoo'n gedistingeerden naam. Zie eens hoe mooi ik in mijn hoofdhaar zit, nog geen kwestie van maneschijn zooals de jongelui van uw soort. Ik heb zelfs gedurende mijn verblijf in Artis een bakkenbaard gekregen, daar is Jozef hier naast me, wat erg jaloersch op die is bij mij vergeleken nog een blanc-bec" en bovendien tijdens zijn verblijf aan boord, hebben de matrozen zijn haar geknipt; 't was geen valschheid of flauwe aardigheid; neen! 't Was eenvoudig een hygiënische maatregel-begrijpt u." Ah zoo !" »Of 't hier niet vervelend is ? Hum! dat schikt nogal. Die chimpansee houdt mij vrij aardig ge zelschap, hij is nog al grappig, alleen zijn physionomie bevalt me niet erg. Hij heeft zoo'n echt ordinair gezicht, 't is of hij zoo van achter een kruiwagen met sinaasappelen is weggeloopcn en zijn manieren laten ook veel te wenschen over. Enfin! je kunt alles niet precies zóó hebben als je 't gaarne had." Mijn oppasser is een heel pleizierige kerel en erg gewillig, tusschenbeiden laat ik hem eens bij me komen om een uurtje te spelen; we beginnen al mooi aan mekaar te wennen ik geloof dat ik hem, als ik weer naar mijn land ga, als huisjongen meeneem." v. M. Kunst en Letteren. TOONEEL. Examen der Tooneelschool. Vrijdag 6 en Saturdag 7 Juli hebben de Overgangs- en Eindexamens" der Tooneelschool plaats gehad. Indien, bij eenige soort van examens, de schaduwzijde dezer overtuigingsmiddelen,aangaande de vruchten van een onderwijs, minder in het oog valt, dan is het hier. Er wordt wel, zoo als bij alle schoolexamens, door vragen van deskundigen, in tegenwoordigheid van volwassen toehoorders, een soort van broodwogerij uitgeoefend ten op zichte der jeugdige bakkersgezelletjens. ??maar het komt toch hoofdzakelijk aan op een onder zoek naar de toegenomene of stationaire prakti sche bedrevenheid der leerlingen. Wat ze, in dit opzicht, leveren is, met meer kans op juistheid van oordeel, te taxeeren, terwijl bovendien de vrijmoedigheid, waardooi in 't algemeen jonge lie den, die voor hot tooneel bestemd zijn, zich on derscheiden, hen doorgaands wapent tegen de aanvallen van zenuwachtigheid, tegen de bloheid, tegen de verstrooidheid, welke zoo vaak de school examens nutteloos maken. Toch wordt er, ook in de wetenschappen, een zeer degelijk onderwijs aan do Tooneelschool ge geven. Klasse I, II en III werden geëxamineerd in Rekenen, Land- en Volkenkunde. Ncderl. Taal, Vaderl. en Alg. Geschiedenis, Fransen, II en III ook nog in 't Hoogd. Terwijl klasse IV en V (als vakschool) bovendien blijken van bedrevenheid gaven in Dramat. Letterkunde, Techniek van hot Drama, de Letterkunde der vier talen, Mythologie en Kostuumkunde. Ook wordt aan de school nog Teekenen, Dansen, Schermen, Kostuumnaayen enz. onderwezen, Biluerdijk zegt, dat een dichter alles kennen moet: hier schijnt, als ideaal, voor den tooneelspeler te gelden, dat hij bovendien alles moet kunnen. De wijze leiding van den Direkteur, den Heer S. J. Bouberg Wilson, waakt tegen overlading. Het onderzoek had in de schoollokalen aan de Marnixstraat plaats, en de voordracht van enkele stukken op het daar bestaande tooneeltjen. De keuze was gevallen op het volgende: Roosje, van Bellamy, De aanhaling en Don Rainiro, van Van Lennep, De Roepstem, van Dr. de Jonge (i. e. Prof. Stokvis), Liefdewraalc, van Piet Paaltjes, De Vrouwe van Stavoren en Het verloren Kind, van Withuys, Uit de Kindsheid, van Boswel, Het vroolijke Paar, van Van der Schaft, Mijn kind. van Goeverneur, De knop en het Kind, van Laurillard, De Grootvader, van De Buil, De Redding, van Bogaers, en Vondels Uitvaert van mijn doch brigadier barsch. Kom! vooruit, blonde." Zij wilde uitlegging geven .... vergeefsche moeite!.... In een oogwenk werd een voor bijrijdende kar geprest, men liet er haar onder geleide van een gendarme instappen, en hort, koetsier. Hotsend rolde de kar over den bevroren grond. Met een droevige uitdrukking op het gelaat, hield de arme haar pak speelgoed in de verstijfde vingers geklemd. Bij een bocht in den weg herkende zij het pad, dat naar de hut voerde; haar hart klopte luider en zij smeekte den gendarme even stil te houden; zij had een boodschap voor iemand, een vrouw die daar woonde, vlak bij. Zij bad zóó dringend dat de gendarme, in den grond van zijn hart een goede vent, zich liet overhalen. Hij gelastte den koetser stil te houden en sloeg vervolgens met haar het pad in. Voor de deur stond hare gastvrouw van den vorigen avond rijshout te hakken. Toen zij hare bezoekster in gezelschap van een gendarme terug zag, bleef zij met open mond en opge heven armen verwonderd staan. »St!" kwam Marie, »slaapt de kleine nog?" »Ja ... maar ..." »Leg dit speelgoed zachtjes op haar bed en zeg dat St. Nicolaas het haar zendt ... Ik was naar Auberive teruggegaan om het te koopen, maar het schijnt, dat ik daar geen recht toe had en nu wordt ik naar Langres opgebracht." »Goede hemel!" ... riep de vrouw. «Stil l .... SU..." Zij traden naar het bed. Op den voet ge volgd door haren geleider, spreidde blonde Marie al hare schatten op de dekens uit: de poppen, de ark en de houten schaapjes; toen drukte zij een kus op het bloote armpje van het slapende kind en zich tot den gendarme wendend, die zich van verbazing de oogen uitwreef, zeide zij: »Wij kunnen gaan." terke. De voordrachten van Saturdag (die van Vrijdag heb ik niet kunnen bijwonen) waren meest-al zeer voldoende. Alleen het stukjen van Vondel had ik mij anders gedacht. Ziehier wat in de Tooneelzaal van Maison Stroucken", op Vrijdag en Saturdag, vertoond werd: Lucifer, Kei, Ie Bed., Vorstenschool, fragment Ie Bed., Lady Tartttffe, IV, l, Gijsbreght van Aemstel, drie Reyen en Raphaël", Moïse, van Alfred de Vigny, De Menschenhater (verf. A. Th.), gesprek van Célimène" en Arsinoë", Mérope, van. Voltaire, I, l, Antigone (vert. Opzoomer), Ie Tooneel, Le Passant, van Coppée (fragment); Drahomira (vert. Lamb. Ie Bègue), 5e Bed. (fragment), Lachébekje (vert. Van Hall), Kinderstem van Dr. S. J. de Jonge, Getroefd, van Mej. T. van Gelder, Een put gegraven, van L. S[imons], Arme Groot vader, van Van Beers, Het wralthout, naar L'Épave, en Iphigenie in Aulis, door Schiller, n. Euripides, V. Goedkeurens-, soms bewonderenswaardig waren de meeste dezer voordrachten en voorstellingen. Tot mijn leedwezen kan ik alleen van den Satur dag spreken, daar andere onderwijsbelangen mij Vrijdag elders riepen. Mej. Aleida Roelofsen is met zeer goed Nederl., Fransch en Duitsch opge treden, in treurspel, drama en blijspel. Deze be gaafde jonge kunstenares heeft daarmee een waardig afscheid van de Tooneelschool genomen, voortaan gewapend met een alszins vereerend Diploma. In het treurspel van Euripides werd zij. als Klytemnestra" uitmuntend ter zijde gestaan door Mej. Anna Beukers, oud-kwekeling, en ook de oud-kwekeling, de Heer Schwab, verdient bizonderen lof voor de bereidvaardigheid en het talent, waarmee hij voortgaat nu en dan tot de uitvoeringen van het Tooneelpersoneel mede te werken. Eene Jury, bestaande uit de Heeren Prof. A. G. van Hamel (v. Groningen), voor het Tooneelverbond, Prof. B. J. Stokvis, voor de Comm. over de School, Mr. J. N. van Hall (Lid v, d. Comm. v. T. M. O.), M. J. Haspels, L. B. J. Moor en Alex. Saalborn (als mannen van de praktijk), en, als 7e in de rij, eene der smaakvolle en offervaar dige Dames-Patronessen der school, heeft, de vol gende onderscheidingen toegekend: aan Mej. Eoelofsen (van Roermond) een 2en prijs voor treurspel en drama, en een accessit voor blijspel; aan Mej. Frieda Herberich (van Caub a. Rh.) eene eervolle vermelding voor treurspel, en aan Mej. Alida Klein (van Amsterdam) eene eervolle ver melding voor blijspel. Men ziet, dat de Jury de belooningen niet verspilt. Allicht had men ook het meisjen, dat Coppées lieflijke kompozitie met veel goed begrip en mooye stem heeft voorgedragen, een woordtjen van lof' kunnen geven; allicht had men kunnen betreuren, dat Mej. Beukers, sints zij de school met Diploma heeft verlaten, niet meer onder de termen viel van officieel onderscheiden te mogen worden. Een zeer belangstellend publiek uit de leden van het Tooneelvorbond woonde cle oefeningen bij, en hoeft zeker, even als ik, de beide blijspellctjens van Mej. van Gelder en den Heer L. Simons heel aardig gevonden en al zeer bizonder geschikt voor zulk eene uitvoering. De inrichting dezer school en het werkzaam Patronaat van zoo vele aanzienlijke personen (Dames en Heeren) kan niet nalaten mee te werken tot verheffing van den stand der tooneelkunstenaars en op te wekken tot steeds edeler beoefening der kunst. 11 Juli '88. Aus. TH. MINNIE IIAUCK ALS CARMEN. Deze maand vierde Minnie Hkuck te Londen den gedenkdag waarop zij voor tien jaar aldaar Carmen creëerde, welke rol nog door de Engel schen als haar hoofdrol beschouwd wordt. Eene eivollo zaal in Covent-Garden Theater bewees aan de actrice dat men haar en Bizet's opera om strijd zou blijven waardeeren, l'un portant Tautrc. Het was een gelegenheid voor de bladen om Minnie Hauck te laten interviewen en zij hebben zich niet onbetuigd gelaten. Minnie Hauck Madame Hauck do Wartegg, is een geboren New-Yorksche. met een Oostenrijksch edelman getrouwd, haar voornaamste taak is tegenwoordig, in het Italiaansch, voor een Engclsch publiek, de Spaansche heldin van deze Fransche opera te vertolken. Zij is dan ook zoo cosmopolitisch mogelijk en overal te huis; hare verdiensten ten opzichte der Fransche muziek zijn erkend door eene zeer eigenaardige onder scheiding, zij in officier de T Académie. De re porter vertelt: Madame Hauck ontving mij met de bekoorlijke onbevangenheid eener cosmopolitische Amerikaansche, in eene prettige kamer niet ver van HydePark-Square. In den hoek stond natuurlijk een piano, en dicht daarbij hing de kooi van een licvelingspapcgaai, een mooi beest, met eene liefhebberij om solfèges te fluiten, die hij zeker passend vindt voor den papegaai eener prima donna. Ik heb mijn man verzocht, over de geschiedenis van Carmen het een en ander op te schrijven", zeide Mad. Hauck, bescheiden, dat zal u zeker alles geven wat gij weten wilt." Volstrekt niet, madame : de duizenden die Carmen zijn gaan zien of willen gaan zien, ver langen alles omtrent u zelve en uw weergeven van de partij te hooren. Weet ge ongeveer, hoe dik wijls ge haar gespeeld hebt V" Ik heb beproefd het eens op te tellen, mij dunkt het zal iets meer dan vierhonderd maal zijn. Er zijn weinig aanzienlijke steden van het vasteland, waar ik de rol niet gespeeld heb ; in Engeland weet ik alleen Glasgow en Edinburgh, waar mijn Carmen niet bekend is. En als ik bedenk wat het ons tien jaar geleden voor moeite heeft gekost om het stuk opgang te doen maken! Op 22 Juni 1878 was de première te Londen. Mijn directeur, Mapleson, was op het punt het werk te laten varen, omdat het in het begin niet lukte. De zalen waren half bezet; de artisten zelf hiel den er niet van. Ik weet nog best, hoe Campanini de rol niet aan wilde, en wat ik hem heb moeten vleien, om de muziek van Don Joséin te zien. Later is het zijn mooiste rol gaworden. Juist evenzoo ging het Mad. Valleria met de Micaela; het was een moeielijke taak, haar over te halen in den beginne, ofschoon zij, echte artiste als zij is, zoodra zy wilde er succes mede had." Waarheen hebt gij Carmen meegenomen na de eerste voorstellingen te Londen in Her Majesty's Theatre ?" Naar Amerika; wij hebben het te New-York in hetzelfde jaar als te Londen opgevoerd, 1878 ; en het succes was zoo groot, dat het daar Mapleson's tournee goed maakte. Wij hebben het dat saizoen vijftig maal gegeven, en de schouwburg was letterlijk opgepropt vol, zoo vaak het gean nonceerd werd. Londen heeft in zaken van kunst veel meer invloed op het Vasteland dan men zou gelooven, en Carmen, dat in den beginne te Parijs als een mislukking beschouwd werd, zelfs met Galli-Marie, heeft eerst na Londen over geheel Europa zijn weg gevonden. Ik houd het er stellig voor, dat Bizet's Pêchewr de Perles ten slotte evengoed voldoen zal als de Carmen, ofschoon het niet zulk een groot en oorspronkelijk werk is. Aanstaanden winter zal ik de hoofdrol daarin, Leïla, in Amerika zingen, maar wat Londen betreft, ik heb de hoop opgegeven, daar ooit iets anders dan Carmen te zingen. De directeuren houden het voor onnoodig, mij eenige andere rol van het repertoire te geven, omdat Carmen toch altoos volle huizen" maakt." Ge hebt zeker Carmen in verschillende talen gezongen ?" Ja? toen het te Londen voor het eerst ging, zong ik het in het Italiaansch; later heb ik het in het Fransch, Engelsch, Duitsch en Spaanscb. gezongen; te Praag heb ik ook Hongaarsch ge zongen, maar andere rollen. Zooals aan vele Amerikanen, vallen talen mij zeer gemakkelijk." Ook andere prime-donne hebben de Car men beproefd, Mad. Trebelli bijvoorbeeld en Marie Roze. Wat is naar uwe meening het groote punt van verschil tusschen uwe creatie, die be roemd geworden is, en de vertolking der rol door andere zangeressen?" Ik geloof dat vooreerst mijne Carmen meer realistisch is; het is eene poging om het karak ter van eene Spaansche sigaronmaakster in zijn hoofdtrekken weer te geven, de Carmen van het verhaal. Ik nam de novelle van Mérimée, ea bleef getrouw aan wat ik daar vond, niets ver zachtend, niets omsluicrend: Carmen is slecht, en mijne Carinen genoot in hare slechtheid; zjj is gemeen, en ik deed niet mijn best om als eene prinses mijne rol door te wandelen. Het is de gewoonte van de prima donna's om aan ieder karakter de sierlijkheid van een salondame te geven. En dan vooral, ik geloof dat mijn ac teeren verschillend was. Ik meen, dat ook de planken der opera ruimte geven voor ieder ge baar, iedere actie, die bij de rol behooren, voor al de passie, de levendigheid, de karakterteekening der actrice; dat eene rol zoowel gespeeld en ge acteerd moet worden als gezongen, en niet door gewandeld als een beweegbaar concert. Dit maakte eenige rollen, vooral die van Carmen, zeer moei lijk, nog moeilijker dan het schijnt, omdat men er zoo ficht en levendig in moet schijnen, en de rol toch muzikaal zeer inspannend is. Hard loopen, dansen over het tooneel; eindelijk dansen, castagnetten spelen en zingen tegelijk, dat is geen kleinigheid, de meeste actrices laten een van de drie achterwege. Dan, het is veel gemak kelijker zich tot zijn voordeel te doen hooren als men recht vooruit treedt en midden voor het voetlicht gaat staan, dan van een hoek van het tooneel, en al acteerend; maar ik doe het nooit als het ten nadeele dor actie zou strekken. Ik geloof dat hierin de Duitsche opera nog meer met mij sympathiseert, dan de Italiaansche; ik ben van de moderne school." Dezer dagen, madame Hauck, heeft zich iemand van uw vak uit wanhoop doodgeschoten; zou het zoo moeielijk zijn, een weg te vinden? Men spreekt van aspiranten die aan de direc teuren hooge sommen betalen om te mogen debuteeren. Daar heb ik in den tijd toen ik debu teerde" niet van gehoord. Maar het zal ook in verband staan met de mode van deze dagen. Eeno dame in de gewone maatschappij houdt veel vaa zingen, plotseling komt de gelukkige inval bij haar op: Ah!" (Madame Hauck tikt op komi sche wijze "op haar voorhoofd) waarom zou ik niet naar het tooneel gaan en priina-donna wor den?" Dan hoort men van hen eens, en dan vallen zij weg Er zijn soms moeielijkheden, maar echt, oorspronkelijk talent vindt zijn weg wel. Tooneeldirecteuren zijn toch immers ook blij als zij iets goeds vinden." _ V0ver uw publiek hebt ge u niet te be klagen", maar over de pers? de critici?" Ik heb van de Engelsche pers niets dan goeds "te zeggen, antwoordde Mad. Hauck. Ik meen dat aan haar onderscheidingsvermogen het succes van Carmen, na de koele, ontvangst die het in den beginne genoot, wel is toe te schrijven. De critici wezen er op, welk een groot werk het was en ten laatste erkende het publiek, dat zij ge lijk hadden Welke andere rollen ik gezongen heb ? Sedert mijn début in 1869, als meisje van zeven tien jaar, in hooge sopraanpartijen, heb ik on geveer zeventig rollen gezongen, m Londen al leen een dozijn; en het doet mij veel genoegen, te zien, dat publiek en pers mij niet vergeten hebben als Mignon, Elsa, Marguérite, en vooral als Kate in de opera van Götz Tatmng of the bhrew. Ik beschouw Kate als mijn grootste succes to Londen, nog grooter dan Carinen. Maar mijn directeur Carl Rosa lag destijds treurig ziek te Nice, en bij zijn afwezigheid, met het korte sai zoen en een vreeselijken mist, hebben we het maar zes maal gespeeld. Verbeeld u, ik kon het publiek niet zien, en de lieden op de galerij kon den mij niet zion, zoo dik hing de mist m den schouwburg, Mijn rijtuig stootte den eersten avond na de Taming tegen een lantaarnpaal, en na het succes der premiere had ik uren werk om t'huis te komen. De koetsier liep naart de paarden met een fakkel en leidde ze bij den teugel Wat kon er goed gaan onder zulke om standigheden? Orerigens zijn altoos Spaanscha rollen mijn gelukkigste geweest. Men vindt dat ik er Spaansch uitzie." BGe zult wel zeer veel zorg dragen voor uw stem, madame Hauck?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl