Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 577.
h«id, een. toonbeeld van onbeholpen schrijverij, voor
ieaaand, die geen heimwee gevoelt naar den
pruiItöntijd, is het toch gemakkelijker zulk een groven
oston te verteren, dan te genieten bij het quasi
fljne en dichterlijke, dat de Heer de Vos ons voor
zet fa^ HU had het wiet vergeten, Geef me nog n
'Alleen niet voor mij, enz.
willen niet ontkennen dat J. C. de Vos
nu verschenen bundel, in portefeuille had
. houden, al zyn er hier en daar enkele
bladzijden aan te wijzen, zooals in ,Stoute Vade~..,"
die" getuigen van opmerkingsgave en eenig plas
tisch talent. Wij gelooyen echter dat de kracht van
dézen schrijver meer ligt in het keuvelen over
alledaagsche onderwerpen, dan in het ontleden van
da menschelijke natuur en het scheppen van
toestanden, waarin op de een of andere zij van het
gemoedsleven een helder licht valt. De Heer
ae Vos, 't is een eerbiedwekkende fout
zoekt zijn doel te hoog.
D. K.
VALSCHE HANDSCHRIFTEN.
Naar aanleiding van den dezer dagen versche
nen roman van Alphonse Daudet, l'lmmortel,
dien wfl ons voorbehouden binnen kort uitvoerig te
bespreken, brengt Anatole France in den lemps
het volgende incident in herinnering, dat onge
veer twintig jaar geleden groot opzien baarde in
de geleerde wereld en waarvan Daudet bij het
schrijven van z\jn jongsten roman gebruik ge
maakt heeft.
Het bedrog, waarvan h\j zjjn Astier-Réhu het
'slachtoffer doet zijn, is werkelijk twintig jaar ge
leden gepleegd aan een hoog bejaard, beroemd
wiskundige. Het is, dunkt m\j, niet van belang
ontbloot, de feiten nauwkeurig in het geheugen
terug te roepen.
Den Ssten Juli 1867, gaf de heer Michel Chas
les, toen zesenzeventig jaar oud en sedert 1851
lid van het Instituut, aan de Academie van Weten
schappen twee brieven van Rotrou aan den kar
dinaal de Bichelieu ten geschenke, betreffende de
stichting der Académie Frangaise. Deze brieven
werden in het proces-verbaal ingelascht met de
navolgende toevoeging: Dit is de juiste tekst,
met al de slordigheid, die men in de vertrouwe
lijke briefwisseling van dat tijdvak zoo dikwijls
aantreft.'' Een dergelijke aanteekening, als ik
het zoo mag noemen, heeft niet veel beteekenis.
Want er bestaat geen enkele reden voor, dat zij,
die omstreeks 1635 schreven, slordiger in hunne
vertrouwelijke briefwisseling zouden zijn, dan
hun voorvaderen of hun nakomelingen. Eigen
lijk heeft hy, die deze aanteekening er aan toege
voegd heeft, willen zeggen: Ziehier twee zon
derlinge brieven. Ik zou nooit gedacht hebben,
dat Eotrou er zulke geschreven had." Zijn denk
beeld was verstandig: de gebeurtenissen zouden
dit maar al te zeer bewijzen. Maar hij bedierf het
door het in gekuischten stijl over te brengen en
er den vorm van een algemeene opmerking aan
te geven. Trouwens, van zoo heel groot belang is
?Het niet.
Mijnheer Michel Chasles had ongeveer terzelf
der tijd aan de Académie de Belgique twee brie
ven, van Karel den Vijfde aan Rabelais, gegeven.
Maar terstond werden deze door de Heeren
Guchard en Rathery voor onecht verklaard. Het
adres luidde: Maitre Rabelais" in plaats van
Frère Rabelais" zooals men den schrijver be
hoorde te noemen.
Dat alleen deed hen veroordeelen. (Mijn Karel
de vyjfdes, roept Astier-Réhu uit, mijn Karel de
vijfdes, waarvan men nu de echtheid betwist!.. .
Waarom? vraag ik u. Om een schrijffout, een
tieuzeiing, maitre Rabelais in plaats van Frère
Rabelais .... L'immot~tel blz. 78.)
Een schrijffout, een beuzeling, zeide mijnheer
Michel Chasles, en gaarne vertelde hij in vertrou
wen aan zijn vrienden, dat de Rotrou's en de
Karel de vijfdes slechts een klein-gedeelte van
z\jn paleografischen schat uitmaakten.
De handschriften, die ik bezit," voegde hij er
met een kwalijk bedwongen ontroering aan toe,
stellen mij in staat te bewijzen, dat de ontdekking
van. de wetten van de zwaartekracht, tot nu toe
aan Newton toegeschreven, in werkelijkheid te
danken is aan Blaise Pascal."
Op dit punt in de zitting van 8 Juli door den
president der Académie ondervraagd, deponeerde
de heer Michel Chasles aan het bureau verschei
den brieven van Pascal aan den lerschen natuur
kundige Robert Boyle, die in het proces-verbaal
werden ingelascht.
. In een volgende vergadering, den 22sten Juli
gehouden, opperde een der leden van de Acad
mie, de heer Duchamel, twijfel aan de echtheid
van de documenten, door zijn geleerden collega
overgelegd.
Als antwoord vertoonde de Heer Chasles nieu
we documenten en onder anderen brieven van
Pascal aan den jongen Newton, scholier te
Grantham," en een verhandeling van denzelfden New
ton over verschillende wetenschappelijke onder
werpen. Deze documenten werden in het proces
verbaal ingelascht. Het was vreemd, dat Blaise
Pascal een briefwisseling onderhield met een jon
gen Engelschen scholier. En nog vreemder was
het, dat Newton, op elfjarigen leeftijd, verhande
lingen opstelde over de leer der oneindige kleine
getallen en het evenwicht der vloeistoften, terwijl
hij zich toen in werkelijkheid, op een wijze, die
veel meer aan zijn leeftijd paste, met vliegers en
molentjes bezighield.
Maar toch werden deze documenten in het
proces-verbaal ingelascht. Zeer zeker tot groot
nadeel en tot groote verlegenheid van het
Institut de France, want de biograaf van Newton, sir
Bavid Brewster te Edinburg, noemde ze zonder
aarzelen: lakenswaardige verzinselen". Als ant
woord op de critiek van sir David Brewster,
bracht Mijnheer Michel Chasles weer nieuwe brie
ven van Newton ter tafel, die in het proces-ver
baal werden opgenomen. Deze brieven bewezen
duidelijk, dat de ontdekking van de wet der
zwaartekracht aan Pascal te danken was. Maar
de waarschijnlijkheid, dat Pascal de wetten der
zwaartekracht zou ontdekt hebben, was zeer ge
ring, omdat hij niet wist, of de aarde om de zon
draaide. Maar toch werden deze brieven in het
proces-verbaal ingelascht.
De heer Thiers verdedigde de echtheid er van
uit vaderlandsliefde. Maar den heer Prosper
Faugère kostte het weinig moeite te botoogen dat
dat alles het werk van een onwetend falsaris was,
die bladzijden uit oude boeken overschreef.
Mijnheer Chasles had slechts n manier van
antwoorden, en deze, in zijn oogen uitstekend,
was in werkelijkheid minder goed dan h^j dacht:
hij vertoonde voortdurend nieuwe documenten.
Hij zond aan de Académie van Florence een brief
van Galilei, die allen twijfel verbannen moest;
dit hoopte hij ten minste. Maar reeds aan het
eerste woord zagen de Florentijnen, dat het be
drog was. Avrés (ik zal hebben) was zonder h
geschreven en dat was in strijd met het vaste
gebruik van de zeventiende eeuw. Mijnheer Chas
les zond toen een tweede exemplaar van
denzelfden brief naar Florence en daarin was avrai
met een h, havrai, geschreven. De Academie
maakte de opmerking, dat de vorm havrai niet
gebruikt werd ten tijde van Galilei en dat deze
geen andere spelling kende dan haverei met zeven
letters. Zoodra hem dat bericht was, zond Mijn
heer Chasles naar de Florentijnsche Academie
een derde exemplaar van den brief, waarin het
woord haverei geschreven was zooals het behoorde.
De Florentijnen weigerden de echtheid van dezen
laatsten te toetsen. Sedert was het zeker, dat de
door den heer Chasles vertoonde stukken
vervalscht waren en dat een bedrieger den draak
stak met de Academie van wetenschappen.
Werkelijk was, acht jaar geleden, in 1861 een
klein mager mannetje, die er erg slecht uitzag,
verschenen in de vreedzame woning in de Passa
ge Sainte-Marie waar mijnheer Chasles reeds
sedert lange jaren zijn leven sleet in gezelschap
van zijn boeken en had tegen den ouden ge
leerde gezegd:
Ik kom van Chateaudun.1'
Mijnheer Chasles was afkomstig uit Chartres,
en deze eerste woorden hadden hem gunstig
voor den onbekende gestemd, gelijk hij later zelf'
verklaarde. Wij kwamen uit dezelfde buurt,"
heeft hij gezegd: ik had vertrouwen in hem."
Vrain Lucas liet hem een brief vau Molière zien
en dichtte hem het volgende vertelseltje op. Deze
brief, zeide hij hem, was afkomstig uit een ver
zameling, door den graaf de Boisjourdain, die in
1791 het land verliet, bijeen gebracht. Onderweg
naar Amerika, leed hij schipbreuk en kwam om
het leven, zijn verzameling werd gered. Slechts
een gedeelte was door het water beschadigd,
maar kon toch nog verkocht worden.
Mijnheer Chasles betaalde vijfhonderd francs
voor den brief van Molière. Vrain Lucas en hij
scheidden hoogst voldaan, beide overtuigd, dat
zij goede zaken gedaan hadden. Dat de kleine
man spoedig terug kwam, zal zeker niemand be
twijfelen.
Ditmaal bracht hij een brief van Racine en
een van Rabelais mee a 200 franc per stuk. Daarna
waren die van Pascal en die zoo beruchte van
Karel den vijfde aan de beurt. Om kort te gaan,
in zes jaar, van 1861 tot 1869, bracht deze Vrain
Lucas meer dan 27.000 documenten van zijn maak
sel naar de Passage Sainte-Marie en zette den goe
den mijnheer Chasles daarvoor 140.000 franc af, zon
der nog mee te tellen, wat hij van hem leende
en als commissieloon bedong. Hij leverde de hand
schriften bij honderdtallen. Er waren er in duplo,
in triplo, quadruplo, want zelfs zijn kladjes gaf
hij. Mijnheer Chasles nam alles aan. Vrain Lucas
was niet een bekende dief, maar een eenvoudige
falsaris.
Hij kreeg smaak in deze quasi geleerde be
driegerijen. Indien het aan hem, een arme on
wetende, bedorven door de lectuur der leesbibli
otheken van dat hij de lagere school verlaten had
af, gegeven was, een wiskundige, dien geheel Eu
ropa eerde, te misleiden, de beroemde, door Col
bert gestichte Académie te foppen, en de geheele
geleerde wereld in rep en roer te brengen, dan
was dit voor hem geen verloren genoegen. Van
af het zolderkamertje, waar hij woonde te mid
den van geel geworden papieren, volgde hij met
wellust den woordenstrijd, dien hij in het leven
geroepen had. Hij was verre van gematigd; hij
had zijn luimen; hij schepte er behagen in, zijn
slachtoffer te onteeren; hij legde er zich op toe
van den voortreffelijken grijsaard, die hem vol
komen vertrouwde, den meest bedrogen en be
spotten geleerde van de wereld te maken. Hij
bracht het zoo ver, dat bij hem tegen grof geld
een groote menigte stukken verkocht, soms met
den ongerijmdsten inhoud. Er kwamen zooveel
onmogelijkheden en bespottelijkheden voor in de
papieren, die zich ophoopten in de vreedzame
studeerkamer van de passage Sainte-Marie, dat
mijnheer Chasles zich ondanks zijn vaste vertrou
wen meer dan eens verontrust gevoelde. Maar
aan niemand durfde hij zijn twijfel toe te ver
trouwen, uit vrees den een of anderen liefheb
ber op het spoor te brengen van de merkwaar
dige verzameling Boisjourdain.
Hij wilde niets van deze rijkdommen verliezen.
Had Lucas hem niet gezegd, dat tienduizend stuk
ken uit dit eerwaardig kabinet door Lodewijk den
zestiende zelf bijeengebracht waren?
De begeerte van mijnheer Chasles was er door
verdubbeld. Het kostte Lucas groote moeite er
aan te voldoen. Daar bij alleen voor al die be
roemde dooden schreef, duurde het soms wel eens
wat lang, eer hij bijv. een brief van Montesquieu
of van Gassend! afleverde, dien hij de zwak
heid gehad had, zich vooraf te doen betalen.
Tof zijn verontschuldiging bracht hij dan in,
dat de erfgenaam van de verzameling
Bokjourdaiu niet dan noode van zijn handschriften scheidde.
Dat denkbeeld kon mijnheer Chasles niet verdra
gen. Op zekeren dag werd hij boos en noemde
Lucas een schelm. Maar deze antwoordde hem
kalm:
Als gij niet over mij voldaan zijt, geef mij
dan mijn stukken terug en ik zal u
uwhonderdvijftig duizend francs teruggeven."
Mijnheer Chasles vertelde dit later zelf, en in
zijn oprechtheid voegde hij er aan toe: Dat bad
de uitwerking, die hij er van verwachtte; voor
geen geld ter wereld zou ik mijn stukken hebben
willen afstaan."
Op zekeren dag maakte zich een verschrikke
lijke ongerustheid, een ondragelijke twijfel, van
den geest van den heer Chasles meester. lig
vreesde, dat drie duizend stukken uit de verza
meling Boisjourdain hem zouden ontsnappen. Hij
vroeg zich zelf af, hoe hij Vrain Lucas zou kun
nen beletten ze naar het buitenland te
verkoopen, en het denkbeeld kwam bij hem op een aan
klacht bij het gerecht in te dienen. Vrain Lucas
werd in hechtenis genomen, en de verzameling
van den heer Chasles ter onderzoek in handen
gesteld van de heeren Mabille en Bordier, be
edigde deskundigen iu zake handschriften. Men
vond onder dien stapel papieren, handschriften
van Shakespeare, Cervantes, de heilige Theresia,
Agnes Sorel, Duguesclin, Boccacio, Dan te, Cl
mence Isaure, Sidonius Apollonarius, Apuleus,
keizer Hadrianus, Anacreon enz; brieven van Jeanne
d'Arc aan hare familie, van Laura aan Petrarca,
van Attila aan een Gallisch veldoverste, van Ju
das Iscarioth aan Maria Magdalena, van Herodes
aan Lazarus, van Gremius Julius aan Jesus Chris
tus, van Julius Caesar aan Vercingetorix, van
Cleopatra aan Cato, van Alexander den Groote
aan Aristoteles, van Alcibiades aan Pericles, van
Arcesilaus aan Euripides, van Aeschylus aan
Pythagoras. Deze brieven waren op papier en in
het Fransch geschreven. Maar het papier was
geel gemaakt en de stijl verouderd.
Zoo schreef b. v. Maria Magdalena aan Laza
rus: Mon tres améfrère, ce que me mandez de
Petrus, l' apostre de notre doux Jésus, me fait
espérer que bientöt Ie verrons ici."
Vrain Lucas werd wegens oplichterij veroordeeld
tot twee jaar gevangenisstraf, vijfhonderd francs
boete en in de kosten.
Dit is het buitengewone voorval waarvan Al
phonse Daudet eenige gedeelten voor zijn laatsten
roman gebruikt heeft. Hij beeft daardoor de Aca
démie Franijaise verantwoordelijk gesteld voor een
vergissing waaraan zij volkomen onschuldig is."
Tot zoover Anatole France. Eenigszins ter ver
ontschuldiging van de lichtgeloovigbeid van den
heer Chasles kan het volgende dienen: Vrain
Lucas had hem die zonderlinge stukken niet ver
kocht als oorspronkelijke handschriften van de
personen, die geacht werden de pen te voeren.
Neen, volgens hem waren het zeer oude vertalin
gen, afkomstig uit de archieven van een of ander
klooster uit de Middeleeuwen, die in oud Fransch
den inhoud weergaven van documenten, welke in
den loop der eeuwen verloren gegaan waren.
Mijnheer Chasles was er echter niet veel minder
trotsch op, dan wanneer hij de wastafeltjes van
Sappho, de minne Drie ven van Cleopatra, een band
schrift van Julius César of de particuliere cor
respondentie van Jezus Christus met zijn discipe
len bezeten bad.
GEHEIMSCHRIFT.
IV. (Slot.)
De codes, die voor geheime correspondentiën
worden gebruikt, zijn een soort van woordenboe
ken, met bebulp waarvan men hetgeen men wil
mededeelen in eene conventioneele taal overbrengt.
Men heeft hierbij voornamelijk drie stelsels toe
gepast: 1°dat, waarbij woorden of groepen van
woorden worden overgebracht door groepen van
cijfers; 2°dat waarbij de cijfergroepen in de
dépêche door lettergroepen worden vervangen;
3°dat in plaats van de woorden in den
oorspronkelijken tekst andere woorden worden gesteld.
De negen cijfers en de nul kunnen op 999 ver
schillende maniereu tot groepen van drie cijfers
worden vereenigd, wanneer men de nul ook op
de eerste plaats of de beide eerste plaatsen ge
bruikt, bijv. 005, 057, 108 enz. Om volgens het
eerste systeem een woordenboek samen te stellen,
rangschikt men de 992 woorden, die men voor
zijne correspondentie het meest denkt noodig te
hebben, in alphabetische volgorde, en plaatste
echter elk van deze een der 999 groepen van 3
cijfers. Natuurlijk zorgt men daarbij, dat de
cijfergroepen in geheele willekeurige volgorde
worden genomen. Naast de eens vastgestelde
alphabetische woordenlijst kan men de 999 groepen
van 3 cijfers op
999 X 998 X 997 X ... X 5 X 4 X 3 X 2 X l
manieren rangschikken. Voor de praktijk kan men
dit eene oneindige verscheidenheid noemen. Het
tweede deel van het woordenboek, dat door den
ontvanger moet worden geraadpleegd, bevat de
cijfergroepen in do gewone volgorde, van 001 tot
999, en daarachter de correspondeerende woorden.
Zulk een woordenboekje is in het gebruik zeer
handig en tevens beknopt, daar het slechts 2 X
999 regels bevat.
Indien er reden bestaat om te onderstellen,
dat een atschrift van den code in de handen van
onbevoegden is geraakt, kan men het geheim
blijven bewaren, door met zijn gewonen corres
pondent af te spreken, dat men do in de dépêche
voorkomende groepen, als getallen beschouwd, elk
met eenzelfde getal zal vermeerderen of vermin
deren. Stel bijv. dat men wil schrijven of seinen:
Papieren met laatsten trein verzonden
en dat men in zijn code als correspondeerende
cijfergroepen heeft gevonden
132 501 784 361 052
Men spreekt met zijn correspondent af, dat men
elk van deze getallen zal aftrekken van 3G42, en
van het verschil de laatste drie cijfers zal
overseinen. De afzender verricht dan de volgende be
werking :
3G42 3642 3642 3642 3642
182 501 784 361 052
510 141 "858" ~~281 ~59
en seint de bovenstaande groepen.
De ontvanger moet, vóór hij zijn code ter hand
neemt, de hem toegezonden getallen van 3 cijfers
van het getal 3642 aftrekken en do laatste 3
cijfers opschrijven. Deze bewerking is de volgende:
3642 3642 3642 3642 3642
510 141 858 281 590
~Ï32 "501 784 361 052
Het is duidelijk, dat in dergelijke aanwijzingen
eene oneindige verscheidenheid kan worden ge
bracht.
In plaats van cijfergroepen kan men ook
lettergroepen gebruiken. Hierbij kan de dictionnaire
of code, zoo noodig, een veel grooter omvang ver
krijgen, al beperkte men zich tot groepen van
3 letters. Immers met de 26 letters van het
alpiiabet kan men, indien ook herhalingen van eene
zelfde letter worden toegelaten (zooals aal, aba,
aaa enz.) 17576 verschillende groepen van 3 let
ters vormen. Het gebruik van letters heeft boven
dat van cijfers nog voor, dat het bij het over
brengen met den telegraaf minder tijd kost, om
dat de seinteekens voor letters eenvoudiger zijn
en minder manipulatiën eischen dan die voor
cijfers. Het is duidelijk dat men ook voor deze
soort van codes allerlei middelen kan toepassen
om het geheim te verzekeren, al is het woorden
boekje zelf in verkeerde handen gekomen. Men
kan bijvoorbeld afspreken, dat men iedere letter
in de dépêche, zooals die volgens den code had
moeten luiden, vervangt door de in het alphabet
daarop volgende, of wel, dat men in elke groep
de volgorde der letters omkeert, enz. Ook hier
is het aantal der mogelijke wijzigingen practisch
onbeperkt.
Een derde metbode bestaat in het vervangen
van ieder woord door een ander op geheel wil
lekeurige wijze gekozen. Natuurlijk is bierbij geen
sprake van vertaling, waarbij dus werkwoorden
door werkwoorden, zelfstandige naamwoorden door
zelfstandige naamwoorden enz. worden overge
bracht. Men is in de keuze der woorden, die de
conventionneele taal" zullen vormen, slechts ge
bonden door twee voorwaarden, wanneer mei, zich
namelijk van den telegraaf bedien t. Vooreerst mag
elk woord niet meer dan 10 letters tellen, anders
wordt het voor twee woorden gerekend; in de
tweede plaats moet het ontleend zijn aan de
Duitsche, Engelsche, Spaansche, Portugeesche,
Itallaansche, Fransche, Nederlandsche of
Latijnsche taal. Overigens kan de samensteller van zulk
een code aan zijne phantasie den vrijen teugel
laten. Het is bijvoorbeeld zeer wel mogelijk dat
men, de dépêche ontvangende Memnon dagwerk
brancard aussicht lovely padrone", daaruit met
behulp van zijn code leest: Heden werd ons een
dochtertje geboren."
Het gebruik van willekeurige, maar aan eene
bepaalde taal ontleende woorden heeft nog dit
voerdeel, dat fouten, bij de overbrenging door den
telegraaf gemaakt, door den ontvanger met een
weinig taalkennis gemakkelijk kunnen worden her
steld. Was bijvoorbeeld de bovenstaande dépêche
overgekomen onder den vorm Memnon dagwerk
braucare ausbieht lovenij padrone" dan behoeft
men geen held in de conjecturaal-critiek te zijn
om haar te reconstitueeren. Maar wanneer men
de dépêche had ontvangen in dezen vorm per
aag gvs rba ghg kmo" en men bemerkte, dat zij
geen zin gaf, zou liet zoo goed als onmogelijk
zijn baar te herstellen, al wist men, dat in elke
groep behalve de eerste slechts ne letterfout
was gemaakt.
Het ligt voor de hand, dat men bij elk der
drie hier geschetste methoden eene belangrijke
besparing van tijd en kosten kan verkrijgen, wan
neer men, in plaats van ieder woord door eene
groep van cijfers of letters of door een ander
woord te vervangen, geheele volzinnen door eene
enkele groep of een enkel woord aanduidt. Deze
vereenvoudiging verdient vooral aanbeveling, wan
neer, zooals bij handelstelegrammen veelal het
geval is, dezelfde volzinnen dikwijls moeten wor
den gebruikt. Zoo ontvangt bijvoorbeeld de ma
kelaar in katoen uit Amerika het volgende bon
dige telegram:
argument.
Met behulp van zijn code leest hij hieruit:
Markt teruggaande door berichten omtrent
groote ontvangsten."
Een paar dagen later seint men hem: argosy.
Hij leest: Markt rijzende door berichten omtrent
schade aan den oogst." Den volgenden dag komt
de opheldering: arctic. Hij verneemt daaruit:
De oogst lijdt schade door te veel regen."
De koopman in koffie heeft met zijn correspon
dent weer een anderen code vastgesteld. Mogelijk
begunstigt hij de letter p. Dan lezen wij, een
onbescheiden blik in zijn code werpend.;
partake. De daling der koffiemarkt is het ge
volg van verkoopen >van baissiers."
pastime. De daling der koffiemarkt is veroor
zaakt door opruimingen van houders."
pattern. De daling der koffiemarkt is veroor
zaakt door oorlogsgeruchten uit Europa."
Op dezelfde wijze leest de effectenmakelaar,
die weer een anderen code heeft, uit het woord
lyrical: de fondsenmarkt was gedrukt door vrees
voor geldschaarschte", en uit liet woord li/bricate:
De fondsenmarkt was gedrukt door werkstakingen
op de Zuidelijke lijnen''.
Het spreekt van zelf, dat wij deze voorbeelden
niet aan bestaande codes hebben ontleend; zij
dienen alleen om van de wijze van samenstelling
van zulk een code een denkbeeld te geven.
Het voordeel van de laatst beschreven methode,
waarbij het aantal der conventioneele woorden
zooveel mogelijk is beperkt, ligt uitsluitend in de
besparing van tijd en geld. Wie inzage van de
telegrammen kan nemen, zal met eenigo scherp
zinnigheid en veel geduld langzamerhand den
géiieelen code kunnen reconstrueeren, omdat de
telegrammen over de katoenmarkt. de koffiemarkt
on de fondsenmarkt dagelijks in de groote bladen
voorkomen. De persoon voor wien de berichten
bestemd zijn, zal, als bij een goed geheugen heeft,
zijn code al minder en minder raadplegen, hetgeen
voor hem natuurlijk een voordeel is.
Zoodra het echter berichten geldt, bij welke
eene groote verscheidenheid voorkomt, is de ont
vanger volmaakt hulpeloos, wanneer hij zijn code
niet bij zich heeft. Op 8 Januari 1872 kwam aan
liet hoofdkwartier van den Koning van Pruisen
een telegram aan, samengesteld met behulp van
eene dictionnaire met groepen van drie letters.
liet werd in handen gesteld van generaal Yon
Werder, maar het duurde eenige uren eer bij
het kon ontcijferen, daar de code geborgen was
in een valies, dat zich in een rijtuig bij de ach
terhoede van het leger bevond. Een dergelijk
geval deed zich voor gedurende den laatsten
Turksch-Russischen oorlog. Selim Pacba, die als
politiek secretaris Mchemet-Ali ter zijde stond,
had zich in September 1877 voor enkele dagen
verwijderd, en bij vergissing zijn code medegeno
men. De opperbevelhebber ontving gedurende
dien tijd een groot aantal telegrammen, die voor
hem een volkomen mysterie bleven. Had men
voor eon tweede exemplaar van den code gezorgd,
dan was alles in orde geweest.
Terwijl de diplomatie, die hare woorden moet
wikken en wegen, zich bij voorkeur zal bedienen