De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 15 juli pagina 4

15 juli 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 577. h«id, een. toonbeeld van onbeholpen schrijverij, voor ieaaand, die geen heimwee gevoelt naar den pruiItöntijd, is het toch gemakkelijker zulk een groven oston te verteren, dan te genieten bij het quasi fljne en dichterlijke, dat de Heer de Vos ons voor zet fa^ HU had het wiet vergeten, Geef me nog n 'Alleen niet voor mij, enz. willen niet ontkennen dat J. C. de Vos nu verschenen bundel, in portefeuille had . houden, al zyn er hier en daar enkele bladzijden aan te wijzen, zooals in ,Stoute Vade~..," die" getuigen van opmerkingsgave en eenig plas tisch talent. Wij gelooyen echter dat de kracht van dézen schrijver meer ligt in het keuvelen over alledaagsche onderwerpen, dan in het ontleden van da menschelijke natuur en het scheppen van toestanden, waarin op de een of andere zij van het gemoedsleven een helder licht valt. De Heer ae Vos, 't is een eerbiedwekkende fout zoekt zijn doel te hoog. D. K. VALSCHE HANDSCHRIFTEN. Naar aanleiding van den dezer dagen versche nen roman van Alphonse Daudet, l'lmmortel, dien wfl ons voorbehouden binnen kort uitvoerig te bespreken, brengt Anatole France in den lemps het volgende incident in herinnering, dat onge veer twintig jaar geleden groot opzien baarde in de geleerde wereld en waarvan Daudet bij het schrijven van z\jn jongsten roman gebruik ge maakt heeft. Het bedrog, waarvan h\j zjjn Astier-Réhu het 'slachtoffer doet zijn, is werkelijk twintig jaar ge leden gepleegd aan een hoog bejaard, beroemd wiskundige. Het is, dunkt m\j, niet van belang ontbloot, de feiten nauwkeurig in het geheugen terug te roepen. Den Ssten Juli 1867, gaf de heer Michel Chas les, toen zesenzeventig jaar oud en sedert 1851 lid van het Instituut, aan de Academie van Weten schappen twee brieven van Rotrou aan den kar dinaal de Bichelieu ten geschenke, betreffende de stichting der Académie Frangaise. Deze brieven werden in het proces-verbaal ingelascht met de navolgende toevoeging: Dit is de juiste tekst, met al de slordigheid, die men in de vertrouwe lijke briefwisseling van dat tijdvak zoo dikwijls aantreft.'' Een dergelijke aanteekening, als ik het zoo mag noemen, heeft niet veel beteekenis. Want er bestaat geen enkele reden voor, dat zij, die omstreeks 1635 schreven, slordiger in hunne vertrouwelijke briefwisseling zouden zijn, dan hun voorvaderen of hun nakomelingen. Eigen lijk heeft hy, die deze aanteekening er aan toege voegd heeft, willen zeggen: Ziehier twee zon derlinge brieven. Ik zou nooit gedacht hebben, dat Eotrou er zulke geschreven had." Zijn denk beeld was verstandig: de gebeurtenissen zouden dit maar al te zeer bewijzen. Maar hij bedierf het door het in gekuischten stijl over te brengen en er den vorm van een algemeene opmerking aan te geven. Trouwens, van zoo heel groot belang is ?Het niet. Mijnheer Michel Chasles had ongeveer terzelf der tijd aan de Académie de Belgique twee brie ven, van Karel den Vijfde aan Rabelais, gegeven. Maar terstond werden deze door de Heeren Guchard en Rathery voor onecht verklaard. Het adres luidde: Maitre Rabelais" in plaats van Frère Rabelais" zooals men den schrijver be hoorde te noemen. Dat alleen deed hen veroordeelen. (Mijn Karel de vyjfdes, roept Astier-Réhu uit, mijn Karel de vijfdes, waarvan men nu de echtheid betwist!.. . Waarom? vraag ik u. Om een schrijffout, een tieuzeiing, maitre Rabelais in plaats van Frère Rabelais .... L'immot~tel blz. 78.) Een schrijffout, een beuzeling, zeide mijnheer Michel Chasles, en gaarne vertelde hij in vertrou wen aan zijn vrienden, dat de Rotrou's en de Karel de vijfdes slechts een klein-gedeelte van z\jn paleografischen schat uitmaakten. De handschriften, die ik bezit," voegde hij er met een kwalijk bedwongen ontroering aan toe, stellen mij in staat te bewijzen, dat de ontdekking van. de wetten van de zwaartekracht, tot nu toe aan Newton toegeschreven, in werkelijkheid te danken is aan Blaise Pascal." Op dit punt in de zitting van 8 Juli door den president der Académie ondervraagd, deponeerde de heer Michel Chasles aan het bureau verschei den brieven van Pascal aan den lerschen natuur kundige Robert Boyle, die in het proces-verbaal werden ingelascht. . In een volgende vergadering, den 22sten Juli gehouden, opperde een der leden van de Acad mie, de heer Duchamel, twijfel aan de echtheid van de documenten, door zijn geleerden collega overgelegd. Als antwoord vertoonde de Heer Chasles nieu we documenten en onder anderen brieven van Pascal aan den jongen Newton, scholier te Grantham," en een verhandeling van denzelfden New ton over verschillende wetenschappelijke onder werpen. Deze documenten werden in het proces verbaal ingelascht. Het was vreemd, dat Blaise Pascal een briefwisseling onderhield met een jon gen Engelschen scholier. En nog vreemder was het, dat Newton, op elfjarigen leeftijd, verhande lingen opstelde over de leer der oneindige kleine getallen en het evenwicht der vloeistoften, terwijl hij zich toen in werkelijkheid, op een wijze, die veel meer aan zijn leeftijd paste, met vliegers en molentjes bezighield. Maar toch werden deze documenten in het proces-verbaal ingelascht. Zeer zeker tot groot nadeel en tot groote verlegenheid van het Institut de France, want de biograaf van Newton, sir Bavid Brewster te Edinburg, noemde ze zonder aarzelen: lakenswaardige verzinselen". Als ant woord op de critiek van sir David Brewster, bracht Mijnheer Michel Chasles weer nieuwe brie ven van Newton ter tafel, die in het proces-ver baal werden opgenomen. Deze brieven bewezen duidelijk, dat de ontdekking van de wet der zwaartekracht aan Pascal te danken was. Maar de waarschijnlijkheid, dat Pascal de wetten der zwaartekracht zou ontdekt hebben, was zeer ge ring, omdat hij niet wist, of de aarde om de zon draaide. Maar toch werden deze brieven in het proces-verbaal ingelascht. De heer Thiers verdedigde de echtheid er van uit vaderlandsliefde. Maar den heer Prosper Faugère kostte het weinig moeite te botoogen dat dat alles het werk van een onwetend falsaris was, die bladzijden uit oude boeken overschreef. Mijnheer Chasles had slechts n manier van antwoorden, en deze, in zijn oogen uitstekend, was in werkelijkheid minder goed dan h^j dacht: hij vertoonde voortdurend nieuwe documenten. Hij zond aan de Académie van Florence een brief van Galilei, die allen twijfel verbannen moest; dit hoopte hij ten minste. Maar reeds aan het eerste woord zagen de Florentijnen, dat het be drog was. Avrés (ik zal hebben) was zonder h geschreven en dat was in strijd met het vaste gebruik van de zeventiende eeuw. Mijnheer Chas les zond toen een tweede exemplaar van denzelfden brief naar Florence en daarin was avrai met een h, havrai, geschreven. De Academie maakte de opmerking, dat de vorm havrai niet gebruikt werd ten tijde van Galilei en dat deze geen andere spelling kende dan haverei met zeven letters. Zoodra hem dat bericht was, zond Mijn heer Chasles naar de Florentijnsche Academie een derde exemplaar van den brief, waarin het woord haverei geschreven was zooals het behoorde. De Florentijnen weigerden de echtheid van dezen laatsten te toetsen. Sedert was het zeker, dat de door den heer Chasles vertoonde stukken vervalscht waren en dat een bedrieger den draak stak met de Academie van wetenschappen. Werkelijk was, acht jaar geleden, in 1861 een klein mager mannetje, die er erg slecht uitzag, verschenen in de vreedzame woning in de Passa ge Sainte-Marie waar mijnheer Chasles reeds sedert lange jaren zijn leven sleet in gezelschap van zijn boeken en had tegen den ouden ge leerde gezegd: Ik kom van Chateaudun.1' Mijnheer Chasles was afkomstig uit Chartres, en deze eerste woorden hadden hem gunstig voor den onbekende gestemd, gelijk hij later zelf' verklaarde. Wij kwamen uit dezelfde buurt," heeft hij gezegd: ik had vertrouwen in hem." Vrain Lucas liet hem een brief vau Molière zien en dichtte hem het volgende vertelseltje op. Deze brief, zeide hij hem, was afkomstig uit een ver zameling, door den graaf de Boisjourdain, die in 1791 het land verliet, bijeen gebracht. Onderweg naar Amerika, leed hij schipbreuk en kwam om het leven, zijn verzameling werd gered. Slechts een gedeelte was door het water beschadigd, maar kon toch nog verkocht worden. Mijnheer Chasles betaalde vijfhonderd francs voor den brief van Molière. Vrain Lucas en hij scheidden hoogst voldaan, beide overtuigd, dat zij goede zaken gedaan hadden. Dat de kleine man spoedig terug kwam, zal zeker niemand be twijfelen. Ditmaal bracht hij een brief van Racine en een van Rabelais mee a 200 franc per stuk. Daarna waren die van Pascal en die zoo beruchte van Karel den vijfde aan de beurt. Om kort te gaan, in zes jaar, van 1861 tot 1869, bracht deze Vrain Lucas meer dan 27.000 documenten van zijn maak sel naar de Passage Sainte-Marie en zette den goe den mijnheer Chasles daarvoor 140.000 franc af, zon der nog mee te tellen, wat hij van hem leende en als commissieloon bedong. Hij leverde de hand schriften bij honderdtallen. Er waren er in duplo, in triplo, quadruplo, want zelfs zijn kladjes gaf hij. Mijnheer Chasles nam alles aan. Vrain Lucas was niet een bekende dief, maar een eenvoudige falsaris. Hij kreeg smaak in deze quasi geleerde be driegerijen. Indien het aan hem, een arme on wetende, bedorven door de lectuur der leesbibli otheken van dat hij de lagere school verlaten had af, gegeven was, een wiskundige, dien geheel Eu ropa eerde, te misleiden, de beroemde, door Col bert gestichte Académie te foppen, en de geheele geleerde wereld in rep en roer te brengen, dan was dit voor hem geen verloren genoegen. Van af het zolderkamertje, waar hij woonde te mid den van geel geworden papieren, volgde hij met wellust den woordenstrijd, dien hij in het leven geroepen had. Hij was verre van gematigd; hij had zijn luimen; hij schepte er behagen in, zijn slachtoffer te onteeren; hij legde er zich op toe van den voortreffelijken grijsaard, die hem vol komen vertrouwde, den meest bedrogen en be spotten geleerde van de wereld te maken. Hij bracht het zoo ver, dat bij hem tegen grof geld een groote menigte stukken verkocht, soms met den ongerijmdsten inhoud. Er kwamen zooveel onmogelijkheden en bespottelijkheden voor in de papieren, die zich ophoopten in de vreedzame studeerkamer van de passage Sainte-Marie, dat mijnheer Chasles zich ondanks zijn vaste vertrou wen meer dan eens verontrust gevoelde. Maar aan niemand durfde hij zijn twijfel toe te ver trouwen, uit vrees den een of anderen liefheb ber op het spoor te brengen van de merkwaar dige verzameling Boisjourdain. Hij wilde niets van deze rijkdommen verliezen. Had Lucas hem niet gezegd, dat tienduizend stuk ken uit dit eerwaardig kabinet door Lodewijk den zestiende zelf bijeengebracht waren? De begeerte van mijnheer Chasles was er door verdubbeld. Het kostte Lucas groote moeite er aan te voldoen. Daar bij alleen voor al die be roemde dooden schreef, duurde het soms wel eens wat lang, eer hij bijv. een brief van Montesquieu of van Gassend! afleverde, dien hij de zwak heid gehad had, zich vooraf te doen betalen. Tof zijn verontschuldiging bracht hij dan in, dat de erfgenaam van de verzameling Bokjourdaiu niet dan noode van zijn handschriften scheidde. Dat denkbeeld kon mijnheer Chasles niet verdra gen. Op zekeren dag werd hij boos en noemde Lucas een schelm. Maar deze antwoordde hem kalm: Als gij niet over mij voldaan zijt, geef mij dan mijn stukken terug en ik zal u uwhonderdvijftig duizend francs teruggeven." Mijnheer Chasles vertelde dit later zelf, en in zijn oprechtheid voegde hij er aan toe: Dat bad de uitwerking, die hij er van verwachtte; voor geen geld ter wereld zou ik mijn stukken hebben willen afstaan." Op zekeren dag maakte zich een verschrikke lijke ongerustheid, een ondragelijke twijfel, van den geest van den heer Chasles meester. lig vreesde, dat drie duizend stukken uit de verza meling Boisjourdain hem zouden ontsnappen. Hij vroeg zich zelf af, hoe hij Vrain Lucas zou kun nen beletten ze naar het buitenland te verkoopen, en het denkbeeld kwam bij hem op een aan klacht bij het gerecht in te dienen. Vrain Lucas werd in hechtenis genomen, en de verzameling van den heer Chasles ter onderzoek in handen gesteld van de heeren Mabille en Bordier, be edigde deskundigen iu zake handschriften. Men vond onder dien stapel papieren, handschriften van Shakespeare, Cervantes, de heilige Theresia, Agnes Sorel, Duguesclin, Boccacio, Dan te, Cl mence Isaure, Sidonius Apollonarius, Apuleus, keizer Hadrianus, Anacreon enz; brieven van Jeanne d'Arc aan hare familie, van Laura aan Petrarca, van Attila aan een Gallisch veldoverste, van Ju das Iscarioth aan Maria Magdalena, van Herodes aan Lazarus, van Gremius Julius aan Jesus Chris tus, van Julius Caesar aan Vercingetorix, van Cleopatra aan Cato, van Alexander den Groote aan Aristoteles, van Alcibiades aan Pericles, van Arcesilaus aan Euripides, van Aeschylus aan Pythagoras. Deze brieven waren op papier en in het Fransch geschreven. Maar het papier was geel gemaakt en de stijl verouderd. Zoo schreef b. v. Maria Magdalena aan Laza rus: Mon tres améfrère, ce que me mandez de Petrus, l' apostre de notre doux Jésus, me fait espérer que bientöt Ie verrons ici." Vrain Lucas werd wegens oplichterij veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, vijfhonderd francs boete en in de kosten. Dit is het buitengewone voorval waarvan Al phonse Daudet eenige gedeelten voor zijn laatsten roman gebruikt heeft. Hij beeft daardoor de Aca démie Franijaise verantwoordelijk gesteld voor een vergissing waaraan zij volkomen onschuldig is." Tot zoover Anatole France. Eenigszins ter ver ontschuldiging van de lichtgeloovigbeid van den heer Chasles kan het volgende dienen: Vrain Lucas had hem die zonderlinge stukken niet ver kocht als oorspronkelijke handschriften van de personen, die geacht werden de pen te voeren. Neen, volgens hem waren het zeer oude vertalin gen, afkomstig uit de archieven van een of ander klooster uit de Middeleeuwen, die in oud Fransch den inhoud weergaven van documenten, welke in den loop der eeuwen verloren gegaan waren. Mijnheer Chasles was er echter niet veel minder trotsch op, dan wanneer hij de wastafeltjes van Sappho, de minne Drie ven van Cleopatra, een band schrift van Julius César of de particuliere cor respondentie van Jezus Christus met zijn discipe len bezeten bad. GEHEIMSCHRIFT. IV. (Slot.) De codes, die voor geheime correspondentiën worden gebruikt, zijn een soort van woordenboe ken, met bebulp waarvan men hetgeen men wil mededeelen in eene conventioneele taal overbrengt. Men heeft hierbij voornamelijk drie stelsels toe gepast: 1°dat, waarbij woorden of groepen van woorden worden overgebracht door groepen van cijfers; 2°dat waarbij de cijfergroepen in de dépêche door lettergroepen worden vervangen; 3°dat in plaats van de woorden in den oorspronkelijken tekst andere woorden worden gesteld. De negen cijfers en de nul kunnen op 999 ver schillende maniereu tot groepen van drie cijfers worden vereenigd, wanneer men de nul ook op de eerste plaats of de beide eerste plaatsen ge bruikt, bijv. 005, 057, 108 enz. Om volgens het eerste systeem een woordenboek samen te stellen, rangschikt men de 992 woorden, die men voor zijne correspondentie het meest denkt noodig te hebben, in alphabetische volgorde, en plaatste echter elk van deze een der 999 groepen van 3 cijfers. Natuurlijk zorgt men daarbij, dat de cijfergroepen in geheele willekeurige volgorde worden genomen. Naast de eens vastgestelde alphabetische woordenlijst kan men de 999 groepen van 3 cijfers op 999 X 998 X 997 X ... X 5 X 4 X 3 X 2 X l manieren rangschikken. Voor de praktijk kan men dit eene oneindige verscheidenheid noemen. Het tweede deel van het woordenboek, dat door den ontvanger moet worden geraadpleegd, bevat de cijfergroepen in do gewone volgorde, van 001 tot 999, en daarachter de correspondeerende woorden. Zulk een woordenboekje is in het gebruik zeer handig en tevens beknopt, daar het slechts 2 X 999 regels bevat. Indien er reden bestaat om te onderstellen, dat een atschrift van den code in de handen van onbevoegden is geraakt, kan men het geheim blijven bewaren, door met zijn gewonen corres pondent af te spreken, dat men do in de dépêche voorkomende groepen, als getallen beschouwd, elk met eenzelfde getal zal vermeerderen of vermin deren. Stel bijv. dat men wil schrijven of seinen: Papieren met laatsten trein verzonden en dat men in zijn code als correspondeerende cijfergroepen heeft gevonden 132 501 784 361 052 Men spreekt met zijn correspondent af, dat men elk van deze getallen zal aftrekken van 3G42, en van het verschil de laatste drie cijfers zal overseinen. De afzender verricht dan de volgende be werking : 3G42 3642 3642 3642 3642 182 501 784 361 052 510 141 "858" ~~281 ~59 en seint de bovenstaande groepen. De ontvanger moet, vóór hij zijn code ter hand neemt, de hem toegezonden getallen van 3 cijfers van het getal 3642 aftrekken en do laatste 3 cijfers opschrijven. Deze bewerking is de volgende: 3642 3642 3642 3642 3642 510 141 858 281 590 ~Ï32 "501 784 361 052 Het is duidelijk, dat in dergelijke aanwijzingen eene oneindige verscheidenheid kan worden ge bracht. In plaats van cijfergroepen kan men ook lettergroepen gebruiken. Hierbij kan de dictionnaire of code, zoo noodig, een veel grooter omvang ver krijgen, al beperkte men zich tot groepen van 3 letters. Immers met de 26 letters van het alpiiabet kan men, indien ook herhalingen van eene zelfde letter worden toegelaten (zooals aal, aba, aaa enz.) 17576 verschillende groepen van 3 let ters vormen. Het gebruik van letters heeft boven dat van cijfers nog voor, dat het bij het over brengen met den telegraaf minder tijd kost, om dat de seinteekens voor letters eenvoudiger zijn en minder manipulatiën eischen dan die voor cijfers. Het is duidelijk dat men ook voor deze soort van codes allerlei middelen kan toepassen om het geheim te verzekeren, al is het woorden boekje zelf in verkeerde handen gekomen. Men kan bijvoorbeld afspreken, dat men iedere letter in de dépêche, zooals die volgens den code had moeten luiden, vervangt door de in het alphabet daarop volgende, of wel, dat men in elke groep de volgorde der letters omkeert, enz. Ook hier is het aantal der mogelijke wijzigingen practisch onbeperkt. Een derde metbode bestaat in het vervangen van ieder woord door een ander op geheel wil lekeurige wijze gekozen. Natuurlijk is bierbij geen sprake van vertaling, waarbij dus werkwoorden door werkwoorden, zelfstandige naamwoorden door zelfstandige naamwoorden enz. worden overge bracht. Men is in de keuze der woorden, die de conventionneele taal" zullen vormen, slechts ge bonden door twee voorwaarden, wanneer mei, zich namelijk van den telegraaf bedien t. Vooreerst mag elk woord niet meer dan 10 letters tellen, anders wordt het voor twee woorden gerekend; in de tweede plaats moet het ontleend zijn aan de Duitsche, Engelsche, Spaansche, Portugeesche, Itallaansche, Fransche, Nederlandsche of Latijnsche taal. Overigens kan de samensteller van zulk een code aan zijne phantasie den vrijen teugel laten. Het is bijvoorbeeld zeer wel mogelijk dat men, de dépêche ontvangende Memnon dagwerk brancard aussicht lovely padrone", daaruit met behulp van zijn code leest: Heden werd ons een dochtertje geboren." Het gebruik van willekeurige, maar aan eene bepaalde taal ontleende woorden heeft nog dit voerdeel, dat fouten, bij de overbrenging door den telegraaf gemaakt, door den ontvanger met een weinig taalkennis gemakkelijk kunnen worden her steld. Was bijvoorbeeld de bovenstaande dépêche overgekomen onder den vorm Memnon dagwerk braucare ausbieht lovenij padrone" dan behoeft men geen held in de conjecturaal-critiek te zijn om haar te reconstitueeren. Maar wanneer men de dépêche had ontvangen in dezen vorm per aag gvs rba ghg kmo" en men bemerkte, dat zij geen zin gaf, zou liet zoo goed als onmogelijk zijn baar te herstellen, al wist men, dat in elke groep behalve de eerste slechts ne letterfout was gemaakt. Het ligt voor de hand, dat men bij elk der drie hier geschetste methoden eene belangrijke besparing van tijd en kosten kan verkrijgen, wan neer men, in plaats van ieder woord door eene groep van cijfers of letters of door een ander woord te vervangen, geheele volzinnen door eene enkele groep of een enkel woord aanduidt. Deze vereenvoudiging verdient vooral aanbeveling, wan neer, zooals bij handelstelegrammen veelal het geval is, dezelfde volzinnen dikwijls moeten wor den gebruikt. Zoo ontvangt bijvoorbeeld de ma kelaar in katoen uit Amerika het volgende bon dige telegram: argument. Met behulp van zijn code leest hij hieruit: Markt teruggaande door berichten omtrent groote ontvangsten." Een paar dagen later seint men hem: argosy. Hij leest: Markt rijzende door berichten omtrent schade aan den oogst." Den volgenden dag komt de opheldering: arctic. Hij verneemt daaruit: De oogst lijdt schade door te veel regen." De koopman in koffie heeft met zijn correspon dent weer een anderen code vastgesteld. Mogelijk begunstigt hij de letter p. Dan lezen wij, een onbescheiden blik in zijn code werpend.; partake. De daling der koffiemarkt is het ge volg van verkoopen >van baissiers." pastime. De daling der koffiemarkt is veroor zaakt door opruimingen van houders." pattern. De daling der koffiemarkt is veroor zaakt door oorlogsgeruchten uit Europa." Op dezelfde wijze leest de effectenmakelaar, die weer een anderen code heeft, uit het woord lyrical: de fondsenmarkt was gedrukt door vrees voor geldschaarschte", en uit liet woord li/bricate: De fondsenmarkt was gedrukt door werkstakingen op de Zuidelijke lijnen''. Het spreekt van zelf, dat wij deze voorbeelden niet aan bestaande codes hebben ontleend; zij dienen alleen om van de wijze van samenstelling van zulk een code een denkbeeld te geven. Het voordeel van de laatst beschreven methode, waarbij het aantal der conventioneele woorden zooveel mogelijk is beperkt, ligt uitsluitend in de besparing van tijd en geld. Wie inzage van de telegrammen kan nemen, zal met eenigo scherp zinnigheid en veel geduld langzamerhand den géiieelen code kunnen reconstrueeren, omdat de telegrammen over de katoenmarkt. de koffiemarkt on de fondsenmarkt dagelijks in de groote bladen voorkomen. De persoon voor wien de berichten bestemd zijn, zal, als bij een goed geheugen heeft, zijn code al minder en minder raadplegen, hetgeen voor hem natuurlijk een voordeel is. Zoodra het echter berichten geldt, bij welke eene groote verscheidenheid voorkomt, is de ont vanger volmaakt hulpeloos, wanneer hij zijn code niet bij zich heeft. Op 8 Januari 1872 kwam aan liet hoofdkwartier van den Koning van Pruisen een telegram aan, samengesteld met behulp van eene dictionnaire met groepen van drie letters. liet werd in handen gesteld van generaal Yon Werder, maar het duurde eenige uren eer bij het kon ontcijferen, daar de code geborgen was in een valies, dat zich in een rijtuig bij de ach terhoede van het leger bevond. Een dergelijk geval deed zich voor gedurende den laatsten Turksch-Russischen oorlog. Selim Pacba, die als politiek secretaris Mchemet-Ali ter zijde stond, had zich in September 1877 voor enkele dagen verwijderd, en bij vergissing zijn code medegeno men. De opperbevelhebber ontving gedurende dien tijd een groot aantal telegrammen, die voor hem een volkomen mysterie bleven. Had men voor eon tweede exemplaar van den code gezorgd, dan was alles in orde geweest. Terwijl de diplomatie, die hare woorden moet wikken en wegen, zich bij voorkeur zal bedienen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl