De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 22 juli pagina 2

22 juli 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?X' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.578 bleven en Het ceremonieel is ook in andere opzichten niet verschillend geweest van het geen- bij vorstelijke ontmoetingen regel is ge worden. Het is opmerkelijk, dat de KussiBche pers in dit bezoek eene toenadering blijft zien, welke van eene in Duitschland diep gevoelde behoefte getuigt, terwijl deDuitsche pers, de officieuse in de eerste plaats, de beteekenis der reis stelselmatig tracht te ver kleinen en er. niets dan een gewoon beleefd heidsbezoek in wil erkennen, eene Anirittsvisfte, zoo als het orgaan van den rijkskanselier zich uitdrukt. Niemand kan met zeker heid zeggen, of de beide potentaten onder vier oogen over. iets anders dan onverschillige onderwerpen zullen spreken, maar tot nu toe gelooft ook niemand, dat hunne conferentiën in den tegenwpprdigen toestand van Europa belangrijke ?wijzigingen zullen brengen. Doch bij de meesten berust dit geloof' alleen pp de overtuiging, dat het door de triple alliantie geschapen evenwicht, al moge het drukkende 1 Tasten' opleggen; niet gemakkelijk kaa-worden ?vervangen door eene betere groepeering der mogendheden, dat wil zeggen, door eene groe peering, die grooter kansen aanbiedt op het .behoud van den vrede. f ? * "-*..» De Tweede Kamer heeft zich deze week bezig gehouden met het wetsontwerp tot ver lenging van het bank-octrooi, en nam in vereenigde zitting met de Eerste Kamer kennis van het ontwerp tot regeling van het voogdijschap, voor het geval, dat Z_ M. mocht komen ,te overlijden vóór de mon-dig-verklaring van prinses Wilhelmina. De beraadslagingen over het bank-octrooi trokken alle aandacht, wijl hier een aange legenheid besproken werd, die voor de schat kist van veel belang is. Na afloop van de -algemeene beschouwingen, die betrekkelijk spoedig zijn geëindigd, heeft men met gropte ? meerderheid zich verklaard voor de verlenging van het octrooi met vijftien jaar. Een amen dement, om slechts voor tien jaar opnieuw de Bank in een bevoorrechte positie te laten, werd verworpen. Dat wij dit betreuren, spreekt van zelf. De schatkist zou meer kunnen ge nieten, dan dit nieuwe octrooi haar belooft, en de tijden zijn er niet naar om voordeelen voor het Rijk zich te laten ontnemen, die men rechtens voor de schatkist eischen kan. Het is te hopen, dat bij het vervolg van de be handeling van het ontwerp, nu de verlen gingstermijn van 15 jaar is goedgekeurd, althans naar hen geluisterd zal worden, die het ontwerp verbeteren willen met het oog op het algemeen belang. UIT DE RESIDENTIE. DES HAAG, 20 Juli '88. Uit deferentie voor het gezag dat eenmaal is, doen de Haagsche bladen gewoonlijk het zwijgen tot menige zaak van plaatselijk belang, die dooi de vroedschap der residentie met een blijkbaar gemis aan wijsheid, ja zelfs met een gebrek aan gezond verstand werd .bedisseld. Bij de verkie zingen voor den gemeenteraad laten z ij zich dap per hooren, niet ongelijk aan keffende hondjes, maar zijn die dagen waarin de partijdrift aan het woord is voorbij, dan wordt er geen critiek meer uitgeoefend op de handelingen der mannen aan wie de gemeentebelangen zijn. toevertrouwd. Dat schijnen zij die de tolken der openbare meeBing heeten te zijn, niet oirbaar te achten, alsof zij waar het gemeentezaken betreft, tot stelregel haddden gekozen het oude rijmpje: Wat de heeren wijzen Moeten de burgers prijzen. Maar daarom moet men elders niet meenen dat de Haagsche ingezetenen er ook zoo over denken. In de laatste veertien dagen vooral is in menige meer lof teezwaaide, dan waarschijnlijk aan de Spaansche superieuren van den kommandant aangenaam zou zijn geweest. En toen de rollen omkeerden, en Beleg vrager werd, was de kommandant op genade en ongenade overge leverd. Binnen korten tijd wist Beleg al wat er te vertellen viel over de Missie en het Presidio, over de bekeeringen der Indianen en de school van 't Presidio?ja zelfs vernam hij, hoe de kommandant zijn rechter oog had verloren! Op dit punt van 't gesprek haalde de heer Beleg allerlei snuisterijen, kleinig heden en prullen uit den zak, en dwong den kommandant, om ze van hem als geschenk aan te nemen. Men zegt verder, dat de kom?mandant, onder den boozen invloed van Beleg en van verschillende glazen aguardiente zijri decorum zoover vergat, dat hij hoogdravende Spaansche verzen begon op te zeggen, en met eene hooge, bevende stem allerlei ma drigalen en hcideiische chansonetten begon te zingen, allen van verliefden aard, en waarin het npodige voorkwam over »de kleine" die zijn »ziel" en »leven" was! Intusschen kunnen deze verhalen door een ernstig kroniekschrij ver slechts onder voorbehoud medegedeeld worden, daar hij ze slechts door losse geruch ten heeft vernomen. En zeker is dit een praatje, dat de kommandant met behulp van een zakdoek zou getracht hebben, zijn gast in de geheimenissen der sembi cucuwa in te wijden, en daarbij met zijne stramme ledema ten op tamelijk vlugge, maar hoogst onbeta melijke manier, door de kamer zou hebben gehuppeld! Hoe het zij, tegen middernacht ielp Beleg zijn gastheer in bod, en nam af scheid van 't Presidio, na vele wederzijdsche betuigingen van onvergankelijke vriendschap. En bij net aanbreken van den dag was het schip met zijn kapitein verdwenen. Het geroffel der trom, dat den morgen van het jaar 1780 begroette, deed den kom mandant ontwaken. De storm had uitge woed en voor een vroolijken zonneschijn kring lang niet malsch'geoordeeld o,ver de wijze waarop hier de gemeentezaken en dus de belangen der burgers worden behartigd. De grachten van onze polderstad hebben sinds vele jaren eene gevestigde en welverdiende repu tatie van. vervuiling. De "kleur van het drabbige vocht dat men uit gewoonte nog water noemt valt tusschen het vaalbruin en het dofzwart. Sommige gedeelten onzer binnen-stadskanalen zijn echter door een vlies overdekt dat eenigszins lichter van toon, zelfs eene neiging tot glanzigheid verraadt, en als de middagzon er op stooft blauw grijs kan worden genoemd. Waar echter eene gracht een hoek maakt, zooals bij de brug dio den Hoogen Wal mot de Anna-PauIowna-straat verbindt, vertoont zich in dien omdraai de opper vlakte als eene vuilzwartc brei, met allerlei niet te herkennen voorwerpen vermengd. Wie langs onze stilstaande wateren wandelt, zal dikwijls niet verwondering opmerken, dat hier oïdaar plotse ling beroering ontstaat, alsof van den bodem iets naar de oppervlakte werd gestooten. Een kleine kring nog zwarter dan het overige water, woelt en lost zich op. Dat was een bel van riooigas. die uit de onderlaag van de moddcrbrei opsteeg! Iedereen kan begrijpen dat zulke grachten ook een eigenaardig luchtje hebben, en dat hunne uitwaseming niet kan geacht worden der gezond heid bevorderlijk te zijn. Huizen aan onze open rioolen gelegen worden bij voorkeur niet betrok ken, terwijl gemeubileerde kamers met een grachtgeurtje in do nabijheid almede niet gewild zijn. Waardevermindering dus der panden, terwijl oud tijds de nabijheid van het bevaarbare water huis en.- erve in .prijs deed stijgen. Sinds vele jaren werd over dezen onfrisschen toestand geschreven en gewreven,-, 311 niet veel moeite en eindeloos gezeur ten. laatste een plan tot waterververscbing vastgesteld. En nu najaar en dag een kanaal met sluizen en stoompompwerktuigen gereed is om het rioolvocht van eeuwen in de zee te loozen, en menig eerzaam Hagenaar zich reeds vroolijk maakte met frissche en heldere grachten, vernam men bij wijze van donderslag te Keulen dat het nieuwe kanaal voorloopig ner gens toe dient, en de grachten der hofstad den gansenen zomer geene verandering ten goede zul len ondergaan. Belanghebbenden bij het zeeliad Seheveningen hadden zich bezorgd gemaakt dut men in liet buitenland wel eens kon uitstroo'en dat ten gevolge der uiOoozing van het Haagschc ververscbingskanaal een vieze lucht langs ons Noordzeestrand waaide en de zilte golven ver ontreinigd waren! Wel is de uitmonding van het kanaal ver voorbij den Scheveningsehen vuurtoren in de richting van Terheijde op nagenoeg een half uur afstands van het grootc badhuis gelegen, maar men kon nooit weten, wat men te Ostcucle en wie weet waar al niet, uit zucht om onze eerste badplaats te benadeelen wel zou gelieven te ver tellen! En op grond van deze veronderstelde dwaze bewering door de Scheveningsche belang hebbenden te berde gebracht, deelde de burge meester in raadsvergadering mede, dat hij zoo lang het badsaizoen duurde, geen toestemming zou geven tot bot openen der sluizen. En do raadsleden legden zich daarbij neer zonder boo of bah te zeggen. Nu vraagt men terecht: waarom zooveel geld verspild aan een kanaal dat nergens toe dient 'i Als het des zomers niet mag stroomen, wat heeft men er dan aan ? Juist voor de zomermaanden werd waterverversching verlangd; dos winters moge hot ook goed zijn. maar merkt men de riekende behoefde niet. En waarom werd dit alles niot overwogen voor dat de eerste spade in den grond werd gestoken ? Nu hebben we een duur kanaal gekregen, de verpestende rioolgeuren voorloopig behouden, en het vooruitzicht dat elk jaar het beste der seizoenen aan de hofstad stil staande wateren, met een luchtje er aan, zal brengen ! Er komen hier vier dagbladen uit, maar geen van deze heeft noodig geoordeeld deze treurige zaak te bespreken. En dan beweert men nog wel dat de couranten de burgers voorlichten in zaken die aan de orde van den dag zijn; dat zij het volksbelang dienen en dat van hunne plaats gemaakt. Onze held richtte zich in zijn bed op, en begon uit gewoonte zijn linkeroog te wrijven. Langzamerhand kwa men de herinneringen aan den afgeloopen nacht terug; hij stond op en ging naar liet venster. Er was geen schip meer in de baai te zien. Maar plotseling scheen hem iets in te vallen, en hij wreef zijn beide oogen. Hier mede niet tevreden, raadpleegde hij den me talen spiegel, die naast zijn craciiix hing. Waarlijk, er viel aan geen vergissing te den ken : in plaats van n enkel, had de kom mandant uu twee duidelijke oogen, het rechter even goed als liet linker, behalve dat hij met het eerste niet zien kou. Wat ook de ware oorzaak van deze ge heimzinnige transformatie mocht zijn ge weest in San Carlos bestond hieromtrent geen verschil van meening. Hier \vas een van die zeldzame wonderen geschied, die j voor eene katholieke gemeente getuigenis afleggen bij de heidenen. En dit kon door tusschenkomst van niemand anders dan van den gezegenden San Carlos zelven geschied zijn. Dat hun beminde kommandant, de we reldlijke verdediger vaii het ware geloof, door dit mirakel was begenadigd, kwam allen vol komen natuurlijk en gcp_:ist voor. De kom mandant zelf liet zich niet uit: liegen wilde hij niet, en de waarheid zeggen durfde hij niet. En, alles wel bedacht, als het goede volk van San Carlos werkelijk meende, dat hem een natuurlijk rechteroog was weerge geven, zou het dan verstandig en voorzichtig zijn, als hij ze uit den droom hielp? Voor het eerst in zijn leven begon de komman dant naar politieke consideraties te luisteren; voor de eerste maal troostte hij zich met den tekst, waarachter zich zoovele goedige maar gemakzuchtige Christenen verschuilen, en die ons waarschuwt om »geeii dezer kleinen te ergo nen." Ongelukkige Hcrmcnegildp Salvaticrra! Want langzamerhand verspreidde zich door de kleine kolonie een onheilspellend gefiuisgemeente in het bijzonder, en dat zij de open bare meening leiden! In het nummer van dit blad van den 24sten Juni schreef do heer Alb. Th. een artikel naar aanleiding van een bezoek dat hij den 5den Juni aau de tentoonstelling in de Koekamp alhier had gebracht. Do meeste uitstallingen van nieuwe kunst nijverheid waren destijds nog niet gereed, en wat do oude zou te zien geven was nog geheel achter planken en zeilen verscholen. Voor ieder die hier destijds kwam om wat te zien, was de zaak voor zeker eene teleurstelling. En nog vele dagen daarna bleef dit zoo. Het duurde nog meer dan vier weken alvorens de afdcoling oude kunstnij verheid ter bezichtiging gereed was. Dit is nu sedert een veertien dagen het geval en omstreeks denzelfden tijd zijn ook alle uitstallingen die tot do afdeoling nieuwe kunstnijverheid gerekend worden, gereed gekomen, Als thans de heer Alb. Th. nogmaals een kijkje kwam nemen, zou hij voorzeker niet onbevredigd heengaan, en ten slotto nog een woord van waar deering moeten uitspreken. De afdeeling oude kunshrijverhoL:! is inderdaad een bezoek overwaard. Niemand zal zich nu zijn twee kwartjes beklagen, want er is veel te zien en er is wat goeds te zien. Er is dan ook maar een roep over. In een reeks van vertrekken die allen den antieken stempel dragen, heeft de heer van der Keilen uit Rotterdam, met meestal gelukkigen greep ons in vroegere .tijden verplaatst. Zelfs de eenvoudigste bezoeker komt hier onder den indruk van lang vervlogen dagen. Het wel geordende antieke huisraad, de oude schilderijen, het ge spreide bed in de slaapkamer met de muiltjes der vrouw er voor en eenige kleedingstukken op een stoel en de uitzet- of kleedingkist ter zijde; in het cetzaaltje een heusche disch aangerecht, de kouken met oud kookgerei en de asch nog in het fornuis; een wachtkamer van soldeniers waar een paar soms op een trommel zitten kaart to spelen, en een 'drinckhuys of taveerne waar eene maagd een roemer wijns schenkt alles, behalve den inhoud van den roemer (Cliampayne-lwiul) herin nert aan vroeger tijd. De heer van der Keilen heef t inderdaad eer van zijn werk. In het laatst van Maart begonnen is het merkwaardig dat hij n betrekkelijk zoo kor ten tijd zooveel heeft kunnen regelenen tot stand brengen. En daarbij ondervond hij over het alge meen niet <le medewerking die tot het welslagen van zijn arbeid dikwijls noodig was. Ik wensch hierbij iets te zeggen over do worclingsgesclriedcnis der tentoonstelling. Dr. Mulder klaagde in zijne openingsrede over de weinige medewerking van personen van wie men beter had mogen verwachten. Niet ten onrechte. Vooral bij do samenstelling der afdeeling oude kunst nijverheid ondervond do commissie menige teleur stelling. Voorwerpen aan het rijk toebehoorend, treft men. op deze tentoonstelling dan ook niet aan. Over het algemeen ook weinig antieks dat in den Haag thuis behoort. Haagsche familiën die het een of ander antieke voorwerp hadden dat in de lijst van zijn tijd een plaatsje op do ten toonstelling verdiende, wilden dit, in de meeste gevallen, niet in bruikleen afstaan. Wat zijn cle redenen die de wording der ten toonstelling zoo bemoeiclijkten? Waarom bestond er bij velen van wie men anders had mogen ver wachten, voor deze zaak geen sympathie V Ik heb hooren beweren dat men voor eene tentoonstelling van kunstnijverheid den tijd nog niet rijp achtte. Over een jaav of wat wol, maar nu was het nog te vroeg. Eilieve, en Jhr. Victor do Steurs ging indertijd toch ook zwanger van het plan cener nationale kunstnijverhcidstentoonstelling. Do teekonacademie zou in beslag worden genomen en door eene brug over straat en. gracht met de Koekamp worden verbonden. Met een waarborg fonds was men onder de hand ook al bezig, maar dit wilde niet vlotten en toen liet men de zaak mismoedig varen. Dit is niet algemeen bekend maar wel is het algemeen bekend dat de man van Holland op zijn smalst", zich aan deze ten toonstelling al heel weinig heeft laten gelegen liggen. Op de vraag, hoe hij over het plan dacht, moet hij geantwoord hebben, dat hij het niet zou ter. Het rechteroog van den kommandant, schoon van mirakuleuzen oorsprong, scheen op alle aanschouwers een pijnlijken indruk te maken. Het had een kouden, harden, starenden en onbarmhartigen blik. Meer dan dit nog: het scheen de gave te bezitten om door alles heen te zien en de onvoltooide gedachten te raden van hen, die het aanzag. De soldaten van het garnizoen gehoorzaam den meer aan het oog, dan aan de stem van hunnen bevelhebber; zij beantwoordden zijn blik eii niet zijne vragen. De bedienden voelden zich benauwd door het altijd oplet tende, onvermoeide oog dat hen overal scheen te vervolgen. De kinderen van de Prcsidioschool verknoeiden al hun schriften onder dit beangstigend toezicht, en de arme Paquita, anders de beslc leerling, bracht niets te recht van haar dikwijls geprezen krulletters, als de kommandant naast haar stond. Binnen korten lijd hadden wantrouwen, vreesachtig heid en ongerustheid in geheel San Carlos de plaats ingenomen van kalmte en tevredenheid. Waar de commandant zijn rechteroog liet rusten, scheen tegelijk een. schaduw te vallen. Salvatierra -zelf kon zich niet geheel ont trekken aan den akeligen invloed van het geschenk, dat hem door het mirakel ten deel was gevallen. Onbekend met de uitwerking, die het op anderen had, zag hij in hun ge jaagd en onrustig gedrag slechts bewijzen voor allerlei zaken, die de booze Beleg hem in liet oor had gefluisterd. Zijn trouwste volgelingen begonnen in zijne tegenwoor digheid te blozen en te stamelen of' wartaal te spreken. Op zijn vriendelijkste vragen volgde een stroom van verrassende bekente nissen, onverwachte zelfbeschuldigingeu en onnoodige verontschuldigingen. Zelfs de kin deren, die hij het meest lief had, zelfs zijn geliefkoosde Paquita, schenen zich in zijn tegenwoordigheid van verborgen zonden be wust te zijn. In liet begin bleef de komman dant, niettegenstaande dit alles, vriendelijk, tegenwerken. Dit antwoord geeft te denken; maar van een referendaris voor kunst, had men toch iets anders moeten verwachten. Intusschen -?ondanks allo niet medewerking of erger de tentoonstelling is er gekomen en een bewijs te meer hoeveel goede wil en volhar ding ondanks teleurstelling en tegenspoed kunnen tot stand brengen. In de afdoeling Nieuwe Kunstnijverheid is voorzeker een en ander dat er niet thuis behoort, maar onder moor dan een rubriek is ook wel wat goeds te zien, en in het ruimschoots vertegenwoordigde meubolmakersvak is veel vooruitgang in smaak te bespeuren. Bij do afdeeling oude kunstnijverheid trof liet mij ook hoeveel boter antieke voorwerpen uit komen, als zo zooveel mogelijk in do lijst van hun tijd zijn geplaatst, en dus het vertrek waarin zij zich bevinden daarmede in overeenstemming is. Bij den bouw van het Rijksmuseum te Am sterdam zou men wel gedaan hebben daar ook aan te denken. Ten slotte spreek ik nog den wonsch uit dat spoedig een kleine gids of handleiding voor de bezoekers der afdeeling oude kunstnijverheid. worde samengesteld. Aan den catalogus heeft men niets. Wie dien koopt is bekocht. WlTENHAGE. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Nederlandsen Tooneel": Offer voor offer, Grand Théatre": Oi'plmts. Ik weet niet, of de auteur van bovengenoemd Tooneelspel" het Vori, waarmee zijn naam vercierd is, te danken heeft aan- zijn roem als dra maturg : mij dunkt de voortreffelijkheid van het" dezer dagen in den Fransche-Laauschouwburg vertoonde stuk zou de onderscheiding niet recht vaardigen : want die voortreffelijkheid is ver te> zoeken. De Koninklijke Vcreeniging" intusschen was volkomen verandwoord, met een werk van den epischen und dramatischen Dichter Ernst von Wildenbruch", den auteur van Sedan", Vionville", en den Mennonit", in studie te nemen. Het vermaak van den toeschouwer en de kasont vangsten daargelaten, doet een Direktie wél met een stuk van een man van naam te laten zien. Een denkend mensen moet niet altijd willen ge nieten. Kennisneming van verschijnsels, die niet zonder beteekenis zijn en tot eene orde behooren, waarin wij ons to bewegen hebben, is óók een waardig en aanbevelenswaardig bedrijf. Men behoeft niet stil te staan bij toevalligheden, onwaarschijnlijkheden, duitsch-filozotische sentimentaliteitcn en andere onderdoden, die het werk ontcieren, waar de charaktertcekening in hooge mate mislukt moet heeten. Ziet hier het geval. Er is een rijk, ouderloos zusterpaar: Hetlwig (Mevr. Frenkol), is wat ouder dan Christine (Mevr. Rössing), dochters van wijlen prof. Hoszlau. Er ia een Afrika-reisender"'. de titulaire jonge professor Wernshausen (Clous). Boide Dames ziju smoovlijk verliefd op dezen jongen man, van wien de jongste jufvrouw niet recht weet, of hij de bronnen van den Nijl is gaan opzoeken, en wicn de oudste, bij zijn vertrek, in een hoog gevoel van waardee ring voor groote intellckten, een riem onder het hart heeft gebonden, dat hem altijd, op zijne gevaarlijkste tochten, is blijven bezielen. Daar zijn mér tooneelschrijvers, die de naïeviteit hebben te fingceren, dat vele Dames op n en man verliefd zijn. De fiktio is tamelijk ongalant. Onze goede ~\Veriisltauscn is de meest charakterloze Professor", dien men zich denken kan. Of hij eenige bekwaamheid heeft, blijkt niet in hot stuk. Beurtelings verklaart hij zijn liefde aan de beide zusters. Het spel van Mev. Frenkel doet het pu bliek in de haar gewijde passie berusten; maar Mev. Rössing openbaart zich, in de rol van Chris tine, als een onbeduidend, wat wrevelig schepsel, van wie men niet begrijpt, dat zij, ondanks zichze\\-e,Wernshcmsen tot ontrouw brengt aan Jledwig. Daar is, in het stuk. een onmogelijke gentleman/1 met name Paul Ketieribery (Schulze), die de bizon hartelijk en welwillend als altijd. Langzamer hand echter werd zijn stem even hard en streng als zijn blik, en toen het jaar wederom ten einde spoedde, had zich de kommnndaut naar zijn oog. niet het oog naar den kom mandant geschikt. Het spreekt wel van zelf dat deze veran deringen niet aan het waakzame oog van de Paters ontsnapten. Zij, die het rechteroog van Salvatierra hadden toegeschreven aan wonderdadigeii invloed en aan de bijzondere genade van den gezegenden San Cailos, spraken nu openlijk van tooverij en van de listen van Beëlzebub, den Booze. Het zou met Ilermeiiegildo Salvatierra slecht zijn af geloopen, als hij geen kommandant geweest was, en te recht had moeten staan voor de plaatselijke overheid. Maar de eerwaarde Pater Manuel de Cortes had geen wereld lijke macht, en alle pogingen tot geestelijke tusschenkomst mislukten hem volkomen. Hij kwara verbluft en verlegen terug van zijn eerste onderhoud met den kommandant, die nu een boosaardig genot scheen te hebben in de noodlottige macht van zijn blik. De Pater raakte er zóó dooi' in de war, dat hij zich zelf telkens tegensprak, de zwakheid zijner eigen argumenten deed uitkomen en, naar het gerucht zegt, zich tot vrecselijke ketterijen liet verleiden. Wanneer de kommaudant onder de mis opstond en de dienst doende priester zijn kouden, doordringenden blik opving, liep 'de dienst geheel in de war. De heilige Kerk scheen haar macht geheel te hebben verloren en hiermede verdwenen goede orde en tucht uit San Carlos. _ Toen de lange, droge zomer zijn einde na derde, hadden de lage heuvelen, die de witte muren van liet Presidio omringen, langzamer hand den tint aangenomen van het Icêreu wambuis, dat de kommandant droeg-, en de natuur scheen zijn drogen, harden blik over te nemen. De aarde was dor eii dooi de droogte gespleten. Er scheen een vloek

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl