Historisch Archief 1877-1940
?X'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.578
bleven en Het ceremonieel is ook in andere
opzichten niet verschillend geweest van het
geen- bij vorstelijke ontmoetingen regel is ge
worden. Het is opmerkelijk, dat de
KussiBche pers in dit bezoek eene toenadering blijft
zien, welke van eene in Duitschland diep
gevoelde behoefte getuigt, terwijl deDuitsche
pers, de officieuse in de eerste plaats, de
beteekenis der reis stelselmatig tracht te ver
kleinen en er. niets dan een gewoon beleefd
heidsbezoek in wil erkennen, eene
Anirittsvisfte, zoo als het orgaan van den
rijkskanselier zich uitdrukt. Niemand kan met zeker
heid zeggen, of de beide potentaten onder
vier oogen over. iets anders dan onverschillige
onderwerpen zullen spreken, maar tot nu toe
gelooft ook niemand, dat hunne conferentiën
in den tegenwpprdigen toestand van Europa
belangrijke ?wijzigingen zullen brengen. Doch
bij de meesten berust dit geloof' alleen pp de
overtuiging, dat het door de triple alliantie
geschapen evenwicht, al moge het drukkende
1 Tasten' opleggen; niet gemakkelijk kaa-worden
?vervangen door eene betere groepeering der
mogendheden, dat wil zeggen, door eene groe
peering, die grooter kansen aanbiedt op het
.behoud van den vrede.
f ? *
"-*..»
De Tweede Kamer heeft zich deze week
bezig gehouden met het wetsontwerp tot ver
lenging van het bank-octrooi, en nam in
vereenigde zitting met de Eerste Kamer kennis
van het ontwerp tot regeling van het
voogdijschap, voor het geval, dat Z_ M. mocht komen
,te overlijden vóór de mon-dig-verklaring van
prinses Wilhelmina.
De beraadslagingen over het bank-octrooi
trokken alle aandacht, wijl hier een aange
legenheid besproken werd, die voor de schat
kist van veel belang is. Na afloop van de
-algemeene beschouwingen, die betrekkelijk
spoedig zijn geëindigd, heeft men met gropte
? meerderheid zich verklaard voor de verlenging
van het octrooi met vijftien jaar. Een amen
dement, om slechts voor tien jaar opnieuw de
Bank in een bevoorrechte positie te laten,
werd verworpen. Dat wij dit betreuren, spreekt
van zelf. De schatkist zou meer kunnen ge
nieten, dan dit nieuwe octrooi haar belooft,
en de tijden zijn er niet naar om voordeelen
voor het Rijk zich te laten ontnemen, die men
rechtens voor de schatkist eischen kan. Het
is te hopen, dat bij het vervolg van de be
handeling van het ontwerp, nu de verlen
gingstermijn van 15 jaar is goedgekeurd,
althans naar hen geluisterd zal worden, die
het ontwerp verbeteren willen met het oog
op het algemeen belang.
UIT DE RESIDENTIE.
DES HAAG, 20 Juli '88.
Uit deferentie voor het gezag dat eenmaal is,
doen de Haagsche bladen gewoonlijk het zwijgen
tot menige zaak van plaatselijk belang, die dooi
de vroedschap der residentie met een blijkbaar
gemis aan wijsheid, ja zelfs met een gebrek aan
gezond verstand werd .bedisseld. Bij de verkie
zingen voor den gemeenteraad laten z ij zich dap
per hooren, niet ongelijk aan keffende hondjes,
maar zijn die dagen waarin de partijdrift aan
het woord is voorbij, dan wordt er geen critiek
meer uitgeoefend op de handelingen der mannen
aan wie de gemeentebelangen zijn. toevertrouwd.
Dat schijnen zij die de tolken der openbare
meeBing heeten te zijn, niet oirbaar te achten, alsof
zij waar het gemeentezaken betreft, tot stelregel
haddden gekozen het oude rijmpje:
Wat de heeren wijzen
Moeten de burgers prijzen.
Maar daarom moet men elders niet meenen dat
de Haagsche ingezetenen er ook zoo over denken.
In de laatste veertien dagen vooral is in menige
meer lof teezwaaide, dan waarschijnlijk aan de
Spaansche superieuren van den kommandant
aangenaam zou zijn geweest. En toen de rollen
omkeerden, en Beleg vrager werd, was de
kommandant op genade en ongenade overge
leverd. Binnen korten tijd wist Beleg al wat
er te vertellen viel over de Missie en het
Presidio, over de bekeeringen der Indianen
en de school van 't Presidio?ja zelfs vernam
hij, hoe de kommandant zijn rechter oog had
verloren! Op dit punt van 't gesprek haalde
de heer Beleg allerlei snuisterijen, kleinig
heden en prullen uit den zak, en dwong den
kommandant, om ze van hem als geschenk
aan te nemen. Men zegt verder, dat de
kom?mandant, onder den boozen invloed van Beleg
en van verschillende glazen aguardiente zijri
decorum zoover vergat, dat hij hoogdravende
Spaansche verzen begon op te zeggen, en
met eene hooge, bevende stem allerlei ma
drigalen en hcideiische chansonetten begon
te zingen, allen van verliefden aard, en waarin
het npodige voorkwam over »de kleine" die
zijn »ziel" en »leven" was! Intusschen kunnen
deze verhalen door een ernstig kroniekschrij
ver slechts onder voorbehoud medegedeeld
worden, daar hij ze slechts door losse geruch
ten heeft vernomen. En zeker is dit een
praatje, dat de kommandant met behulp van
een zakdoek zou getracht hebben, zijn gast
in de geheimenissen der sembi cucuwa in te
wijden, en daarbij met zijne stramme ledema
ten op tamelijk vlugge, maar hoogst onbeta
melijke manier, door de kamer zou hebben
gehuppeld! Hoe het zij, tegen middernacht
ielp Beleg zijn gastheer in bod, en nam af
scheid van 't Presidio, na vele wederzijdsche
betuigingen van onvergankelijke vriendschap.
En bij net aanbreken van den dag was het
schip met zijn kapitein verdwenen.
Het geroffel der trom, dat den morgen
van het jaar 1780 begroette, deed den kom
mandant ontwaken. De storm had uitge
woed en voor een vroolijken zonneschijn
kring lang niet malsch'geoordeeld o,ver de wijze
waarop hier de gemeentezaken en dus de
belangen der burgers worden behartigd.
De grachten van onze polderstad hebben sinds
vele jaren eene gevestigde en welverdiende repu
tatie van. vervuiling. De "kleur van het drabbige
vocht dat men uit gewoonte nog water noemt
valt tusschen het vaalbruin en het dofzwart.
Sommige gedeelten onzer binnen-stadskanalen zijn
echter door een vlies overdekt dat eenigszins
lichter van toon, zelfs eene neiging tot glanzigheid
verraadt, en als de middagzon er op stooft blauw
grijs kan worden genoemd. Waar echter eene
gracht een hoek maakt, zooals bij de brug dio
den Hoogen Wal mot de Anna-PauIowna-straat
verbindt, vertoont zich in dien omdraai de opper
vlakte als eene vuilzwartc brei, met allerlei niet
te herkennen voorwerpen vermengd. Wie langs
onze stilstaande wateren wandelt, zal dikwijls niet
verwondering opmerken, dat hier oïdaar plotse
ling beroering ontstaat, alsof van den bodem iets
naar de oppervlakte werd gestooten. Een kleine
kring nog zwarter dan het overige water, woelt
en lost zich op. Dat was een bel van riooigas. die
uit de onderlaag van de moddcrbrei opsteeg!
Iedereen kan begrijpen dat zulke grachten ook
een eigenaardig luchtje hebben, en dat hunne
uitwaseming niet kan geacht worden der gezond
heid bevorderlijk te zijn. Huizen aan onze open
rioolen gelegen worden bij voorkeur niet betrok
ken, terwijl gemeubileerde kamers met een
grachtgeurtje in do nabijheid almede niet gewild zijn.
Waardevermindering dus der panden, terwijl oud
tijds de nabijheid van het bevaarbare water huis
en.- erve in .prijs deed stijgen.
Sinds vele jaren werd over dezen onfrisschen
toestand geschreven en gewreven,-, 311 niet veel
moeite en eindeloos gezeur ten. laatste een plan
tot waterververscbing vastgesteld. En nu najaar
en dag een kanaal met sluizen en
stoompompwerktuigen gereed is om het rioolvocht van eeuwen
in de zee te loozen, en menig eerzaam Hagenaar
zich reeds vroolijk maakte met frissche en heldere
grachten, vernam men bij wijze van donderslag
te Keulen dat het nieuwe kanaal voorloopig ner
gens toe dient, en de grachten der hofstad den
gansenen zomer geene verandering ten goede zul
len ondergaan. Belanghebbenden bij het zeeliad
Seheveningen hadden zich bezorgd gemaakt dut
men in liet buitenland wel eens kon uitstroo'en
dat ten gevolge der uiOoozing van het Haagschc
ververscbingskanaal een vieze lucht langs ons
Noordzeestrand waaide en de zilte golven ver
ontreinigd waren! Wel is de uitmonding van het
kanaal ver voorbij den Scheveningsehen vuurtoren
in de richting van Terheijde op nagenoeg een
half uur afstands van het grootc badhuis gelegen,
maar men kon nooit weten, wat men te Ostcucle
en wie weet waar al niet, uit zucht om onze eerste
badplaats te benadeelen wel zou gelieven te ver
tellen! En op grond van deze veronderstelde
dwaze bewering door de Scheveningsche belang
hebbenden te berde gebracht, deelde de burge
meester in raadsvergadering mede, dat hij zoo
lang het badsaizoen duurde, geen toestemming
zou geven tot bot openen der sluizen. En do
raadsleden legden zich daarbij neer zonder boo
of bah te zeggen.
Nu vraagt men terecht: waarom zooveel geld
verspild aan een kanaal dat nergens toe dient 'i
Als het des zomers niet mag stroomen, wat heeft
men er dan aan ? Juist voor de zomermaanden
werd waterverversching verlangd; dos winters
moge hot ook goed zijn. maar merkt men de
riekende behoefde niet. En waarom werd dit
alles niot overwogen voor dat de eerste spade in
den grond werd gestoken ? Nu hebben we een
duur kanaal gekregen, de verpestende rioolgeuren
voorloopig behouden, en het vooruitzicht dat elk
jaar het beste der seizoenen aan de hofstad stil
staande wateren, met een luchtje er aan, zal
brengen !
Er komen hier vier dagbladen uit, maar geen
van deze heeft noodig geoordeeld deze treurige
zaak te bespreken. En dan beweert men nog
wel dat de couranten de burgers voorlichten in
zaken die aan de orde van den dag zijn; dat
zij het volksbelang dienen en dat van hunne
plaats gemaakt. Onze held richtte zich in
zijn bed op, en begon uit gewoonte zijn
linkeroog te wrijven. Langzamerhand kwa
men de herinneringen aan den afgeloopen
nacht terug; hij stond op en ging naar liet
venster. Er was geen schip meer in de baai
te zien. Maar plotseling scheen hem iets in
te vallen, en hij wreef zijn beide oogen. Hier
mede niet tevreden, raadpleegde hij den me
talen spiegel, die naast zijn craciiix hing.
Waarlijk, er viel aan geen vergissing te den
ken : in plaats van n enkel, had de kom
mandant uu twee duidelijke oogen, het rechter
even goed als liet linker, behalve dat hij met
het eerste niet zien kou.
Wat ook de ware oorzaak van deze ge
heimzinnige transformatie mocht zijn ge
weest in San Carlos bestond hieromtrent
geen verschil van meening. Hier \vas een
van die zeldzame wonderen geschied, die j
voor eene katholieke gemeente getuigenis
afleggen bij de heidenen. En dit kon door
tusschenkomst van niemand anders dan van
den gezegenden San Carlos zelven geschied
zijn. Dat hun beminde kommandant, de we
reldlijke verdediger vaii het ware geloof, door
dit mirakel was begenadigd, kwam allen vol
komen natuurlijk en gcp_:ist voor. De kom
mandant zelf liet zich niet uit: liegen wilde
hij niet, en de waarheid zeggen durfde hij
niet. En, alles wel bedacht, als het goede
volk van San Carlos werkelijk meende, dat
hem een natuurlijk rechteroog was weerge
geven, zou het dan verstandig en voorzichtig
zijn, als hij ze uit den droom hielp? Voor
het eerst in zijn leven begon de komman
dant naar politieke consideraties te luisteren;
voor de eerste maal troostte hij zich met den
tekst, waarachter zich zoovele goedige maar
gemakzuchtige Christenen verschuilen, en die
ons waarschuwt om »geeii dezer kleinen te ergo
nen." Ongelukkige Hcrmcnegildp Salvaticrra!
Want langzamerhand verspreidde zich door
de kleine kolonie een onheilspellend
gefiuisgemeente in het bijzonder, en dat zij de open
bare meening leiden!
In het nummer van dit blad van den 24sten
Juni schreef do heer Alb. Th. een artikel naar
aanleiding van een bezoek dat hij den 5den Juni
aau de tentoonstelling in de Koekamp alhier had
gebracht. Do meeste uitstallingen van nieuwe kunst
nijverheid waren destijds nog niet gereed, en wat
do oude zou te zien geven was nog geheel achter
planken en zeilen verscholen. Voor ieder die hier
destijds kwam om wat te zien, was de zaak voor
zeker eene teleurstelling. En nog vele dagen
daarna bleef dit zoo. Het duurde nog meer dan
vier weken alvorens de afdcoling oude kunstnij
verheid ter bezichtiging gereed was. Dit is nu
sedert een veertien dagen het geval en omstreeks
denzelfden tijd zijn ook alle uitstallingen die tot
do afdeoling nieuwe kunstnijverheid gerekend
worden, gereed gekomen,
Als thans de heer Alb. Th. nogmaals een kijkje
kwam nemen, zou hij voorzeker niet onbevredigd
heengaan, en ten slotto nog een woord van waar
deering moeten uitspreken. De afdeeling oude
kunshrijverhoL:! is inderdaad een bezoek overwaard.
Niemand zal zich nu zijn twee kwartjes beklagen,
want er is veel te zien en er is wat goeds te
zien. Er is dan ook maar een roep over.
In een reeks van vertrekken die allen den
antieken stempel dragen, heeft de heer van der
Keilen uit Rotterdam, met meestal gelukkigen
greep ons in vroegere .tijden verplaatst. Zelfs de
eenvoudigste bezoeker komt hier onder den indruk
van lang vervlogen dagen. Het wel geordende
antieke huisraad, de oude schilderijen, het ge
spreide bed in de slaapkamer met de muiltjes
der vrouw er voor en eenige kleedingstukken op
een stoel en de uitzet- of kleedingkist ter zijde;
in het cetzaaltje een heusche disch aangerecht, de
kouken met oud kookgerei en de asch nog in het
fornuis; een wachtkamer van soldeniers waar een
paar soms op een trommel zitten kaart to spelen,
en een 'drinckhuys of taveerne waar eene maagd
een roemer wijns schenkt alles, behalve den
inhoud van den roemer (Cliampayne-lwiul) herin
nert aan vroeger tijd.
De heer van der Keilen heef t inderdaad eer van
zijn werk. In het laatst van Maart begonnen is
het merkwaardig dat hij n betrekkelijk zoo kor
ten tijd zooveel heeft kunnen regelenen tot stand
brengen. En daarbij ondervond hij over het alge
meen niet <le medewerking die tot het welslagen
van zijn arbeid dikwijls noodig was.
Ik wensch hierbij iets te zeggen over do
worclingsgesclriedcnis der tentoonstelling. Dr. Mulder
klaagde in zijne openingsrede over de weinige
medewerking van personen van wie men beter
had mogen verwachten. Niet ten onrechte. Vooral
bij do samenstelling der afdeeling oude kunst
nijverheid ondervond do commissie menige teleur
stelling. Voorwerpen aan het rijk toebehoorend,
treft men. op deze tentoonstelling dan ook niet
aan. Over het algemeen ook weinig antieks dat
in den Haag thuis behoort. Haagsche familiën die
het een of ander antieke voorwerp hadden dat
in de lijst van zijn tijd een plaatsje op do ten
toonstelling verdiende, wilden dit, in de meeste
gevallen, niet in bruikleen afstaan.
Wat zijn cle redenen die de wording der ten
toonstelling zoo bemoeiclijkten? Waarom bestond
er bij velen van wie men anders had mogen ver
wachten, voor deze zaak geen sympathie V Ik heb
hooren beweren dat men voor eene tentoonstelling
van kunstnijverheid den tijd nog niet rijp achtte.
Over een jaav of wat wol, maar nu was het nog
te vroeg. Eilieve, en Jhr. Victor do Steurs ging
indertijd toch ook zwanger van het plan cener
nationale kunstnijverhcidstentoonstelling. Do
teekonacademie zou in beslag worden genomen en
door eene brug over straat en. gracht met de
Koekamp worden verbonden. Met een waarborg
fonds was men onder de hand ook al bezig, maar
dit wilde niet vlotten en toen liet men de zaak
mismoedig varen. Dit is niet algemeen bekend
maar wel is het algemeen bekend dat de man
van Holland op zijn smalst", zich aan deze ten
toonstelling al heel weinig heeft laten gelegen
liggen. Op de vraag, hoe hij over het plan dacht,
moet hij geantwoord hebben, dat hij het niet zou
ter. Het rechteroog van den kommandant,
schoon van mirakuleuzen oorsprong, scheen
op alle aanschouwers een pijnlijken indruk
te maken. Het had een kouden, harden,
starenden en onbarmhartigen blik. Meer
dan dit nog: het scheen de gave te bezitten
om door alles heen te zien en de onvoltooide
gedachten te raden van hen, die het aanzag.
De soldaten van het garnizoen gehoorzaam
den meer aan het oog, dan aan de stem van
hunnen bevelhebber; zij beantwoordden zijn
blik eii niet zijne vragen. De bedienden
voelden zich benauwd door het altijd oplet
tende, onvermoeide oog dat hen overal scheen
te vervolgen. De kinderen van de
Prcsidioschool verknoeiden al hun schriften onder
dit beangstigend toezicht, en de arme
Paquita, anders de beslc leerling, bracht niets te
recht van haar dikwijls geprezen krulletters,
als de kommandant naast haar stond. Binnen
korten lijd hadden wantrouwen, vreesachtig
heid en ongerustheid in geheel San Carlos de
plaats ingenomen van kalmte en tevredenheid.
Waar de commandant zijn rechteroog liet
rusten, scheen tegelijk een. schaduw te vallen.
Salvatierra -zelf kon zich niet geheel ont
trekken aan den akeligen invloed van het
geschenk, dat hem door het mirakel ten deel
was gevallen. Onbekend met de uitwerking,
die het op anderen had, zag hij in hun ge
jaagd en onrustig gedrag slechts bewijzen
voor allerlei zaken, die de booze Beleg hem
in liet oor had gefluisterd. Zijn trouwste
volgelingen begonnen in zijne tegenwoor
digheid te blozen en te stamelen of' wartaal
te spreken. Op zijn vriendelijkste vragen
volgde een stroom van verrassende bekente
nissen, onverwachte zelfbeschuldigingeu en
onnoodige verontschuldigingen. Zelfs de kin
deren, die hij het meest lief had, zelfs zijn
geliefkoosde Paquita, schenen zich in zijn
tegenwoordigheid van verborgen zonden be
wust te zijn. In liet begin bleef de komman
dant, niettegenstaande dit alles, vriendelijk,
tegenwerken. Dit antwoord geeft te denken; maar
van een referendaris voor kunst, had men toch
iets anders moeten verwachten.
Intusschen -?ondanks allo niet medewerking
of erger de tentoonstelling is er gekomen en
een bewijs te meer hoeveel goede wil en volhar
ding ondanks teleurstelling en tegenspoed
kunnen tot stand brengen. In de afdoeling Nieuwe
Kunstnijverheid is voorzeker een en ander dat er
niet thuis behoort, maar onder moor dan een
rubriek is ook wel wat goeds te zien, en in het
ruimschoots vertegenwoordigde meubolmakersvak
is veel vooruitgang in smaak te bespeuren.
Bij do afdeeling oude kunstnijverheid trof liet
mij ook hoeveel boter antieke voorwerpen uit
komen, als zo zooveel mogelijk in do lijst van
hun tijd zijn geplaatst, en dus het vertrek waarin
zij zich bevinden daarmede in overeenstemming
is. Bij den bouw van het Rijksmuseum te Am
sterdam zou men wel gedaan hebben daar ook
aan te denken.
Ten slotte spreek ik nog den wonsch uit dat
spoedig een kleine gids of handleiding voor de
bezoekers der afdeeling oude kunstnijverheid.
worde samengesteld. Aan den catalogus heeft
men niets. Wie dien koopt is bekocht.
WlTENHAGE.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Nederlandsen Tooneel": Offer voor offer,
Grand Théatre": Oi'plmts.
Ik weet niet, of de auteur van bovengenoemd
Tooneelspel" het Vori, waarmee zijn naam
vercierd is, te danken heeft aan- zijn roem als dra
maturg : mij dunkt de voortreffelijkheid van het"
dezer dagen in den Fransche-Laauschouwburg
vertoonde stuk zou de onderscheiding niet recht
vaardigen : want die voortreffelijkheid is ver te>
zoeken. De Koninklijke Vcreeniging" intusschen
was volkomen verandwoord, met een werk van den
epischen und dramatischen Dichter Ernst von
Wildenbruch", den auteur van Sedan",
Vionville", en den Mennonit", in studie te nemen.
Het vermaak van den toeschouwer en de kasont
vangsten daargelaten, doet een Direktie wél met
een stuk van een man van naam te laten zien.
Een denkend mensen moet niet altijd willen ge
nieten. Kennisneming van verschijnsels, die niet
zonder beteekenis zijn en tot eene orde behooren,
waarin wij ons to bewegen hebben, is óók een
waardig en aanbevelenswaardig bedrijf.
Men behoeft niet stil te staan bij toevalligheden,
onwaarschijnlijkheden, duitsch-filozotische
sentimentaliteitcn en andere onderdoden, die het werk
ontcieren, waar de charaktertcekening in hooge
mate mislukt moet heeten. Ziet hier het geval.
Er is een rijk, ouderloos zusterpaar: Hetlwig
(Mevr. Frenkol), is wat ouder dan Christine (Mevr.
Rössing), dochters van wijlen prof. Hoszlau. Er ia
een Afrika-reisender"'. de titulaire jonge professor
Wernshausen (Clous). Boide Dames ziju smoovlijk
verliefd op dezen jongen man, van wien de jongste
jufvrouw niet recht weet, of hij de bronnen van
den Nijl is gaan opzoeken, en wicn de oudste,
bij zijn vertrek, in een hoog gevoel van waardee
ring voor groote intellckten, een riem onder het
hart heeft gebonden, dat hem altijd, op zijne
gevaarlijkste tochten, is blijven bezielen. Daar
zijn mér tooneelschrijvers, die de naïeviteit
hebben te fingceren, dat vele Dames op n en man
verliefd zijn. De fiktio is tamelijk ongalant. Onze
goede ~\Veriisltauscn is de meest charakterloze
Professor", dien men zich denken kan. Of hij
eenige bekwaamheid heeft, blijkt niet in hot stuk.
Beurtelings verklaart hij zijn liefde aan de beide
zusters. Het spel van Mev. Frenkel doet het pu
bliek in de haar gewijde passie berusten; maar
Mev. Rössing openbaart zich, in de rol van Chris
tine, als een onbeduidend, wat wrevelig schepsel,
van wie men niet begrijpt, dat zij, ondanks
zichze\\-e,Wernshcmsen tot ontrouw brengt aan Jledwig.
Daar is, in het stuk. een onmogelijke gentleman/1
met name Paul Ketieribery (Schulze), die de
bizon
hartelijk en welwillend als altijd. Langzamer
hand echter werd zijn stem even hard en
streng als zijn blik, en toen het jaar wederom
ten einde spoedde, had zich de kommnndaut
naar zijn oog. niet het oog naar den kom
mandant geschikt.
Het spreekt wel van zelf dat deze veran
deringen niet aan het waakzame oog van de
Paters ontsnapten. Zij, die het rechteroog
van Salvatierra hadden toegeschreven aan
wonderdadigeii invloed en aan de bijzondere
genade van den gezegenden San Cailos,
spraken nu openlijk van tooverij en van de
listen van Beëlzebub, den Booze. Het zou
met Ilermeiiegildo Salvatierra slecht zijn af
geloopen, als hij geen kommandant geweest
was, en te recht had moeten staan voor de
plaatselijke overheid. Maar de eerwaarde
Pater Manuel de Cortes had geen wereld
lijke macht, en alle pogingen tot geestelijke
tusschenkomst mislukten hem volkomen. Hij
kwara verbluft en verlegen terug van zijn
eerste onderhoud met den kommandant, die
nu een boosaardig genot scheen te hebben
in de noodlottige macht van zijn blik. De
Pater raakte er zóó dooi' in de war, dat hij
zich zelf telkens tegensprak, de zwakheid
zijner eigen argumenten deed uitkomen en,
naar het gerucht zegt, zich tot vrecselijke
ketterijen liet verleiden. Wanneer de
kommaudant onder de mis opstond en de dienst
doende priester zijn kouden, doordringenden
blik opving, liep 'de dienst geheel in de war.
De heilige Kerk scheen haar macht geheel
te hebben verloren en hiermede verdwenen
goede orde en tucht uit San Carlos. _
Toen de lange, droge zomer zijn einde na
derde, hadden de lage heuvelen, die de witte
muren van liet Presidio omringen, langzamer
hand den tint aangenomen van het
Icêreu wambuis, dat de kommandant droeg-,
en de natuur scheen zijn drogen, harden blik
over te nemen. De aarde was dor eii dooi
de droogte gespleten. Er scheen een vloek