De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 22 juli pagina 4

22 juli 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

S-J?,^ j t* r. DE-AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 578. ~"<Ja,déXlXe Eeuw gemengd zijn, en dat, door zijn i --.kloekheid yan opvatting, natuurwaarheid, breede " .behandeling en* gamma van kleuren, bepaald tot de XVUe Eeuw schijnt te behooren, al heeft de ?'schilder verwen, gebruikt, welke zich beter heba gehoaden dan die van vele onzer, andere onde landschapschilders. " De- door een wit-en-zwart geteekend hondtjen Mngekefte .stier schynt zich met voornaamheid over deze bejegenii-g heen te zetten, al geeft zijn Ktaartbeweging te kennen, dat h\j het ongeduld allengskens voelt bovenkomen. De stier is ongeveer gepozeerd als die op het ? ifauritshwis; maar de talrijke en fijne schakeetingen in zyn siloët bewijzen, dat hier geen kopiist aan het werk is geweest; maar een zelf standig en zeer talentrijk kunstenaar. Meer opwekking dan in den stier van Den Haag toont de, kop van dezen. Wit, bruin en grijs zijn de kleuren van zijn vacht. De belichting, in zonderheid langs den onderkant van kop en hals, werkt mede. om het dier krachtig van den achtergrond te doen afkomen; terwyl de tonen van de lucht (hoewel niet minder dan het overige hier en daar hertoetst) u den indruk geven van de ruimte, die zich, in dezen zomer-namiddag, achter het ' beest uitstrekt. De grond, het weiland is meer ? pittoresk dan, in boerenzin, goed onderhouden. Uitvoerig en met veel charakter is de planten groei geschilderd. Het stuk is blijkbaar verdoekt; d. w. z. er is waarschijnlijk een nieuw doek en raamwerk ach ter de schilderij aangebracht. Men heeft de Madonnaos van Burgemeester Meyer van Dresden en Darmstadt pas goed kunnen vergelijken^ toen men ze samen ten-toon-gesteld »heeft; van niet minder belang zou het zijn dezen Jongen Stier" eens te plaatsen naast dien van Den Haag. Eerst dan zou men tot een voldoende vergelijking iunnen komen. De stukken van Potter, wier dierfiguren grooter zijn dan 8 of 10 centi meters, zijn niet zoo talrijk, dat men ze levendig genoeg voor den geest kan hebben om eene vergehjking met dit stuk in te stellen: en 't is toch duidelijk, dat bij te groot verschil van schaal de manier eens meesters zich zelden alom gelijk blijft: Thomas de Keyser niet te nagesproken. ? Hoe men, voor de schilderij van Odéon staande, zich vergenoegen kan met te zeggen: het is geen Potter", en er niet onmiddelijk op te laten volgen: welk een ontdekking, dat er, naast Potter, nog een hollandsch schilder geweest is, die wondervolle stieren kon schilderen", is mij onverklaarbaar. 16 Juli. ALB. Tn. ERNST VON WILDENBRUCH. I. ledere navolging is ten deele een blijk van zwakheid en onvermogen. Korter of langer tijd houdt zy zich staande en verdwijnt dan, omdat de levensvoorwaarde haar ontbreekt; een meiiBchenlevën duurt zij hoogstens, een toekomst heeft ajj niet. Gebrek aan scheppingsgave deed in Duitschland een navolging der oud-Duitsche meu belindustrie ontstaan. Vele jaren heeft zij gebloeid en zal zeker nog een reeks jaren bloeien; maar de meubelen zijn in strijd met het karakter der woningen en bovenal met het moderne karakter van den mensch. Om het sombere, waardoor zij zich kenmerken, eeuigsaias weg te nemen, werden in de woningen allerlei sieraden vooral?etablissements" aangebracht. Dit deed menig vertrek in een soort luxe-winkel of popperig schildersatelier ontaarden. Reeds doen zich de kenteekenen voor, dat deze navolging haar einde nabij is. De thans te Munchen gehouden lüjverheidstentoonstelling wijst aan dat de meubelmaakkunst haar ouden weg verlaat, en van de eene navolging in de andere overgaat, de oud-Duitsche stijl wordt verdrongen door den Rococo. Een zelfde verschijnsel openbaart zich in Duitsch land op het gebied der letteren. Het jonge Duitschland zoekt ijverig naar iets nieuws, naar nieuwe vormen, naar kunst als uiting van het veelbewogen heden. Velen zijn in hun streven reeds gelukkig geslaagd, maar het ideaal waar naar zij jagen heeft geen hunner bereikt. Hun -aller meester, de te Munchen vertoevende Noor, Henrik Ibsen, is hun voorbeeld : hij heeft de be grippen van het heden in nieuwen kunstvorm ver vat ; h\j is zeker van de toekomst omdat hij het beden begrijpt. De oudere richting, daarom volstrekt nog geen oude, heeft in haar navolging veel van die der oud-Duitsche meubelindustrie. Zij is meer of minder gelukkige namaak, waarin de etablissements" niet ontbreken. Als voorbeeld mag gel den : Oscar Blumenthal, in vele opzichten een ? Tapezirdramaturg." Op dramatisch gebied hebben zij de ernstige tooneeichrijvers, Shakespeare, Schiller en Kleist, vooral de eerste nagevolgd. Zij zijn echter, on danks het verdienstelijke van hun streven, aan de oppervlakte blijven hangen en in ieder hunner werken lag den kiem voor den dood. Nog bij hun leven ot dra na hun verscheiden zijn zij vergeten en hun werken laten geen spoor na. Schrijvers als Lindner, Kruse, Kichard Vos, Wilbrandt, Wildenbruch zyn nooit zich zelf geweest, hebben nooit ge luisterd aan het hart van hun tijd; zij hebben de klanken van Shakespeare en Schiller nagestameld, en in plaats van hun helden schimmen gegeven, onder oorverdoovend leven en wapen gekletter. In hun tooneelkennis toonen zij meerder en grooter bedrevenheid dan Shakespeare en Schiller beiden ; maar hun personen hebben geen ziel, geen karakter, het zijn in kostuum gestoken beweegbare poppen van papier, met een praatmachine, die begint te werken als de auteur het wil. Schiller met al de onbeholpenheid in den vorm, was de stem der natie, de stem van het toen malig heden, hij formuleerde de wenschen en idealen van het volk, de zucht naar vrijheid ca eenheid. Toen gevraagd werd: wat is het Duitsche vaderland? klonk zijn. stem door ia den wensch, dat het 't gansche Duitschland mocht zgn, als echo op zijn aanmaning: weest n en eenig, als een herinnering aan het spiegelbeeld uit "Wilhelm Teil, waarin de helden plechtig ver zekeren een eenig volk van broederen te ?willen zijn, in nood en dood. Die hoogere eenheid 'werd verkregen toen de oude rassenhaat, tusschen het Gallische on Germaansche feller dan ooit ont brandde. Het verhoogde nationale leven was on ontbeerlijk voor het ideaal, onbewust levende in het Duitsche volk, maar door Schiller zijn stamgenooten tot duidelijkheid gebracht en door hem voorgevoeld: want zegt Vondel dichters zijn niet deurgaens zulcke ongeluckige Waerzeggers, of men ziet zomtijts, oock buiten alle hope, gebeuren het geen zy een goede wyl te voren spelden." Schiller was daarenboven in menig opzicht de zuivere verpersoonlijking van een beminnelijkeri Duitschen karaktertrek, voornaraentlijk van het dweepende. Zijn doen .en handelen boezemden vertrouwen in, wat Göthe van hem zeggen deed: Und hinter ihm in wesenlosen Scheine Lag, was uns alle biindigt, das Gemeine. Schiller was en is, met al zijn gebreken, een in waarheid nationaal dichter, die in zijn tijd meester was van het heden en daarom van de toekomst. Want een groot dichter dicht niet voor de tijden, die komen zullen, slechts om hun herinnering naar den grooten dag van het ver leden terug te voeren, hij dicht nog veel minder voor het verleden, om de groote geesten weder te doen verrijzen. Hij zelf wekt groote geesten, omdat hij de daden der toekomst, d. w. z. de idealen van het heden bezingt. Zij ware tijd is juist: de toekomst, eenig en alleen de toekomst, de toekomst die alle groote dichterzielen in het heden voorgevoelen. Zooals Wildenbruch-zelf naar waarheid zeide, maar zoo slecht nakwam, toen hij in Der Karolinger een. zijner helden de woorden in de mond gaf: Die Zukunft ist des Mannes wahre Zei t. Slot volgt. J. H. RÖSSING. Schetsen en Novellen door Mario. Utrecht, J. L. Beijers. Toen Mario in 1875 hare kort daarop be kroonde novelle Lize" schreef, koos zij als motto ervoor Göthe's bekende: Grcift nur hinein ins volle Menschenleben ! ? und wo ihr 's packt, da ist 's interessant" Had zij die regels op het titelblad van haar voor eenige weken uitgekomen bundel geplaatst, zij zou daarmee in enkele woor den het richtsnoer hebben aangeduid, dat haar bij hare werkzaamheid op litterarisch gebied klaarblijkelijk steeds voor den geest zweeft. Een paar kleine novellen, een andere van eenigszins langeren adem, verder eenige schetsen en herinneringen, de laatste klaarblijkelijk met voorliefde op papier gebracht, vormen den inhoud van Mario's nieuwste pennevrucht; altemaal gre pen uit het leven, dikwijls interessant in hunne schijnbare nietigheid en die, hoe vaak ook ver teld, ons steeds op nieuw troffen en boeien, wan neer slechs, gelijk hier, de voorstelling ervan nieuw en artistiek is. Voorzeker, indien men zich, het hoofd vol van uit Duitschland geïmporteerde begrippen over schoon heidsleer, of wel, met een zwaarwichtigen Carrière of een nog philosophischer Vischer naast zich, aan de beoordeeling van dit -werkje zet, zal men op de compositie van deze of gene novelle al even goed aanmerkingen kunnen maken als, een paar jaar geleden, op Aleide" en op Levensstrijd". Roman of novelle? vroegen enkelen zich toen aarzelend af. Is ieder dezer beide verhalen voor een roman niet te schetsachtig behandeld; voor eene novelle daarentegen niet van al te grooten omvang ? Alsof van een afdoend antwoord op deze vraag de waarde dezer produkten afhing! En ook thans zal men met doctrinaire bevreemding kunnen opmerken, dat de bouw van eene enkele novelle wel wat vluchtig heeft plaats gehad, of dat er,wat meer voorkomt (o. a. in Kleine Hugo"de familie Dalhof),wel eens een steentje aan toegevoegd is, dat best gemist had kunnen worden. Toch zouden zulke opmerkingen o. i. slechts bewijzen, dat men nog niet volkomen heeft ingezien -wat de schrijfster wil. Niets ligt, dunkt ons, minder in hare bedoeling dan de angstvallige vervaar diging van een schema, van een ontwerp, een geraamte, om dat dan langzamerhand met vleesch te bekleeden en het tevens, wat dikwijls al zeer moeielijk blijkt te zijn, echt, onvervalscht le ven in te gieten. Met een. scherp oog een hel der verstand en een gevoelig hart begaafd, ziet zij om zich in de maatschappij; hier treft haar eene wanverhouding op sociaal gebied, daar eene roerende daad van toewijding en zelfopoffering, ginds wederom voelt zij zich aangetrokken tot een beminnelijk menschenkind, een levendige meisjesziel, van hooge idealen vervuld. En die wanverhouding, die daad, dat jonge meisje; zij geeft ze, nu eens met meer dan weder met min der geluk, doch juist zóó weder als zij ze met haar kunstenaarsoog heeft aanschouwd en in haar ontvankelijk gemoed heeft opgenomen, onbekom merd om eenige theorie van compositie, slechts tevreden, wanneer zij er in geslaagd is dat stuk leven op 't papier te werpen zooals 't zich aan haar voordeed, en wanneer haar dit gelukt is in sobere trekken, maar die der kunst waardig zijn. Een enkele blik in het boekje moge dienen tot staving van het beweerde. Zonder twijfel is Lize," door do schrijfster aan liet hoofd van do reeks geplaatst, het meest verdienstelijke stukje van den geheelen bundel. Het oude lied van liefde en leed, van scheiding en berusting wordt hier nogmaals aangeheven, maar mot zoo roe renden eenvoud, op zoo echt menschelijkon toon, dat het in de hoogste mate treft en aangrijpt. Het gesprek, waarin Lize aan den dokter mede deelt, dat zij bemint, is in zijn edele waarheid een meesterstuk van realistische kunst. Uitnemend gcstilisjord is ook het daarop vol gende In memoriam", geschreven ter herinne ring aan eene dierbare doode, een bloem, die bloeide in don stillen huiselijken kring, 't meest geliefd en op prijs gesteld door hen, die haar het beste kenden, een weldadige verschijning in het dagelijksch leven, eene heerlijke uitzondering op do gewone alledaagschheid." De liefderijke warmte, die uit deze schets straalt, en tal van fijne toetsen, in het meisjosbceld aangebracht, doen het als 't ware herleven; ook zelfs bij hen, die de gestorvene persoonlijk niet gekend hebben, weet Mario door haar diepgevoelde schildering eene innige belangstelling op te wekken. Doch eene bespreking van ieder der schetsen afzonderlijk zou ons te ver voeren. De herin nering aan Grootmama, het droevig einde van de liefste" des mineurs, Kleine Hugo" met zijne geestige beschrijving van het rondtrekkend paardenspelpersoneel, het oude huis met zijn verschillende, bewoners ; zij leveren alle het be wijs, dat Mario een merkwaardig talent van ver tellen bezit en dat zij de kunst verstaat om den diepen ernst, het kenmerk van de meeste harer producten, door menigen gelukkig aangebrachten trek van humor te verzachten. Bovendien wordt bij eene groote mate van ongedwongenheid en levendigheid, haar stijl steeds gedragen door eene zekere distinctie, die aangenaam aandoet, en die ons in e.en avondje bij de oude Heer" de ver zuchting van den heer van 's G ,dat men in vroeger dagen l'art de causer beter verstond dan thans" als uit de borst der schrijfster voort gekomen doet- schijnen. Haar die de kunst van causeeren op 't papier zoo meester is, moet het wel opvallen, dat zij in onze hedendaagsche ge sprekken zoo zelden meer is te bespeuren. De weldadige indruk, dien elk der schetsen maakt, wordt nog versterkt, wanneer men het werkje in zijn gehoel beschouwt. Zie hier, zoo zegt men onwillekeurig tot zich zelven, het werk van een lang niet alledaagschen geest, dat u nu eens een glimlach, dan weder een traan afdwingt, u tevens de nooit genoeg vernomen les voorhoudt dat eenvoud hot kenmerk van het ware is, en u metterdaad bewijst dat in een zuiver en gedistin geerd Hollandsch ook thans nog tal van menschelijke aandoeningen kunnen worden weergegeven. Daar het boekje bij den heer Beijers te Utrecht is uitgekomen, is eene aanbeveling van het uiterlijk or van overbodig. Slechts de correctie had hier en daar met eenige meerdere zorg kunnen ge schieden. Amersfoort, Juni 1888. W. N. COEKEX. EEN NOG ONUITGEGEVEN BRIEF VAN MULTATULI. (Overgenomen uit de Soeraliaia-Cowant.) WIESBAKEN, 5 April 1876. Waarde lieer B , ik kan het niet verant woorden uwen zoo hartelijken brief zonder weer klank te laten, schoon daartoe meer redenen we zen zouden dan gij gissen kunt. Eerstens ben ik onwel, niet ziek in den gewonen zin van 't woord, maar erger. Kon ziekte heeft haar gewoon beloop. Ze stijgt, bereikt haar toppunt, en daalt weer af. Meestal zelfs is ze niets dan 'n natuurlijke gezondheids maatregel, on zou dat misschien altijd wezen, als we haar in die weldadige functie niet stoorden door medicijnen. Mijn onwelzijn echter is, ook zonder medicijnen, van minder weidoenden aard. Ik ben treurig, zedelijk vermoeid en, naar don geest gesproken, invalide. Alle inspanning valt me zwaar, tot het schrijven van 'n eenvoudigen britf toe. Een _ tweede reden van de mogelijkheid dat ik U niot zou geantwoord hebben, ligt in de zeer smartelijke ervaring op dit punt. Meer dan eens is 't gebeurd, dat ik berouw moest voelen over de al te toeschietendc manier, waarop ik blijken van sympathie waardeerde. Maar ik zou onregt doen door allen over n kam te scheren, en ik stel me liever bloot aan déccptiën van den aard als ik reeds velen onderging, dan dat ik een welmcencnde zou afwijzen. Alzoo: Vriendelijk dank voor uw hartelijk schrij ven! Dat ge van Samarang zijt, 'n Insulinder, verhoogt in mijn oog de waarde uwer betuigingen niet weinig. Mijn hart klopt warm voor 't schoone land waar ik 't eigenlijk leven intrad, waar ik m'n ziel voelde geboren worden. Wat ik in Sopt. 1838 toen ik, 18 jaren oud zijnde, uit Holland vertrok, geleerd had of bijgewoond en ondervon den, beteekent niet veel! Eerst in Indiëont waakten m'n vermogens, m'n gedachten en m'n hart. Zal ik 't ooit weerzien? Zoo lang daar de rooversvlag waait, zeker niet! Nu is 't welzeker dat die vlag in betrekkelijk korten tijd zal worden^ neergehaald, maar wat kort is in de geschie denis, kan lang zijn in 't leven van 'n mensch, en ik ben al 5(> jaren oud. Maar gij zijt jong genoeg om de verandering to beleven. Toch vrees ik dat die verandering niet ten goede wezen zal! Indien men 't Hol landsch gezag verjaagt, vóór de stevige grond slagen van zclfregecring gelegd zijn (waartoe grooter eensgezindheid in de oppositie vereischt wordt, dan er tot nog toe bestaat!) dan zie ik met schrik don tijd te gemoet dat men den Hollandsclien tijd" betreuren zal. Anarchie, heer schappij van Amerikaanscho vrijbuiters, van Europeesch kanaille, zouden vreeselijko gevolgen hebben. Land en volk zijn te goed voor zoo'n proef. Insulinde is 'n prachtig paard waarop 'n dief zit. Dat men dien dief er afwerpt, is best. Maar men moet bot niet doen voor men 't beest aan den teugel heeft, daar 't anders do wildernis inloopt ^en, onbestuurd, van de rotsen te pletter valt. Nog eens : Insulinde is te goed om er een Zuid-Amcrikaansclie republiek van te maken en de Javaan verdient iets beters dan als 'n roodhuid uitgeroeid te worden door Europcesche be schaving en jenever. Het wachtwoord van ieder die 't wel meent met de^ toekomst van Land en Volk, is Holland er uit." O ja, maar eerst nheid onder 'n algemeen erkend hoofd". Als duizend perso nen ieder 'n anderen weg uittrekken, oefenen ze minder kracht uit, dan 't zwakste kind zou kunnen doen. En toch geschiedt dit in Indi sedert den Havelaar Ieder vloekt Holland, inaar niemand schijnt in te zien dat er, om iets degelijks te bereiken, eenheid en organisatie noodigis Do taal der Indische couranten is dreigend. Maar men geeft er in don Haag niets om. Men weet daar zeer goed, dat verdeeldheid geen kracht geeft, liet is juist ten gevolge der verdeeldheid van Inland«cho stammen en hoofden, dat het zwakke Holland zoo'n rol heeft kunnen spelen! En nu volgen de heel-of half-blankeu in Insulinde, die van Holland af willon, de inlandsclie hoofden na in onnoozelheid i Allerlei kleingeestige sympathietjes en antipathietjes staan 't bevorderen der hoofdzaak in den weg. Op die manier komt men niets verder. Ik geef U volkomen vrijheid deze denkbeelden te verspreiden, als ge weer op Java zult terug gekeerd zijn. Vriendelijk dank voor Uw portret. Maar ik, beste kerel..... ik bezit er geen! Tweemalen gaf ik toe in 'n begeerte die me vrij algemeen toescheen, en ik deed het a contre coeur, want ik heb groote. moeite om te poseren. Het maakt me zenuwachtig. Wel nu, de eerste keer, vele jaren geleden, zette ik de zaak door en .... tot heden toe heb ik den fotograaf en den lithograaf te Brussel (waar de zaak geschiedde) niet kun nen betalen! De geestdriit om m'n portret te bezitten, verflauwde oogenblikkelijk toen ik in 'n circulaire m'n lezers verzocht er f 10.?voor te betalen. Dit was 'n leerzame proef! En nu on langs getroostte ik mij, op zeer dringend verlangen van m'n uitgever, weer te poseren, wat me zeer veel moeite kostte. Ik doe 't voor geen 1000 gl. meer'. Welnu, ik verneem dat er van do naar aanleiding daarvan gemaakte lithografiën zeer weinig gevraagd worden. Van die fotografiën gaf me mijn uitgever een pakketje dat ik terstond heb weggedaan. Zulke dingen maken mij misselijk. Ik betwijfel zeer of ik er weer toe kom, zoo'n machine aan te kijken. Bovendien ik voel me treurig, en kan geen ander gelaat zetten dan 'n zoodanig waarmee men kinderen naar bed jaagt, wat toch eigenlijk m'n natuurlijke stemming niet ? is, want ik houd van vrolijkheid. Het spijt me genoeg dat ik zelf niet vrolijk wezen kan! Daartoe heb ik te veel geleden, en tot m'n spijt drukt in'n gelaat dit uit. Ditzelfde is dan ook de oorzaak van de staking der Wouter-geschiedenis. M'n ge moed is te diep gewond, dan dat ik iets liefelijks zou kunnen geven, wat ik toch altijd zoo gaarne gewild heb ! Sommigen meenen dat ik genoegen schep in vitten, razen en schelden. En 't is juist andersom. De bitterheid waartoe men mij aan houdend noodzaakt, doet me zeer ! M'n schrijverij naar tijdorde ? Zie hier: De Hacelaur is geschreven in 1859, najaar en winter. Hij verscheen in Febr. 1SGO. Daarop volgden (doch na vrij lange tussckcnruimte) de Minnebrieven. Wacht, ik zal er een lijstje van maken : Havelaar (Febr. 18GO). Minnebrieven. Over vrijen arbeid (ïlier worden do Ideën aan gekondigd). Bundel I en II Ideën. l'ruissen en Nederland. Bundel III en IV Ideën. Specialiteiten (bij Waltman te Delft; hiervan verschijnt eerdaags een 2e druk.) Nog eens Vrije Arbeid (bij W altman te Delft) Bundel V Ideën. Millioenen studiën (bij Waltman). Bundel VI Ideën. Bundel VII nog niet af, er verschonen slechts 13 vel. Bovendien bevat het bundeltje Verspreide stukken" diverse opstellen van verschillenden datum. De Bruid daar boven verscheen, meen ik in 18tJ2 of G3 doch werd geschreven in 1842 en 1843, gedeeltelijk te Natal gedeeltelijk te Padang. Ik moot eindigen, daar ik me niot wel gevoel. Wees zeer vriendelijk gegroet van. t. a. v. DOU\VES DEKKER. Ah ja, dit moet ik U nog doen opmerken. M'n opgaaf' is wat de Ideön aangaat in zoover onjuist, dat de noten bij herdruk 'n geheel anderen da tum hebben dan de bundels zelf bij de eerste verschijning. Zoo komen er bijv. in de nu weer gedrukte bundels III on IV, noten van dit jaar. Als ik geld had, en wél was, kocht ik al in'n ideën terug en werkte ze over. Maar bier is geen denken aan. Vorstenschool" staat in bundel IV, doch is ook afzonderlijk uitgegeven. MULTATULI IN DEN GIDS. (Ingezonden.) 11 riy pas de grand liomme pour son valet de chaiubre .. ." Wij zouden er bij kunnen voegen: et po'tir son médecin." Dit spreekwoord kwam mij te binnen, toen ik het stuk van Dr. Abrahanisz in het laatste Gidsniinimer las. Ook voor dozen doctor blijft er van Multatidi niet heel veel meer over dan een arme zenuwlijder, een halve of heele krankzinnige. Zenuwlijder, nu ja. De meeste groote geesten hielden er goddank eenigszins andere zenuwen op na dan die onzer bourgeois, dan die van Dr. Abrabamsz. Aan die belasting" hebben wij onze groote mannen te danken, die zijn voorge gaan iri het goedo en schoone. Waren Beethoven, Heine, Byron, Sbelley ge wone nuchtere menschen geweest zooals Droog stoppel zo wenscht, de wereld zou de heerlijke symphonieën on gedichten niet bezeten hebben. welke die grooten onder de grooten ons hebben geschonken. Had Multatuli wat langer en beter onderwijs kunnen genieten, onder strenge tucht, enz." wij zouden die sclioone Ideën niet bezeten hebben, geen Havelaar, geen Vorstenschool, geen Wou tertje, geen Millioenen Studiën. Dan ware liet zondig geweest dat Mr. Vosmaor zijn Zaayer schreef, Polak zijn uitnemende studio. Dan ware er geen man geweest die in het ongelukkigste tijdperk onzer volksontwikkeling het ideaal van waarheid, schoonheid, zedelijkheid, goed had hooggehouden met de aangrijpende taal van iemand die veel geleden heeft. Juist orndat Multatuli geen gewoon schoolondorwijs bad genoten, onder strenge tucht," juist omdat D. Dekker in zoo kooge mate autodidact was, hoeft hij zooveel jaren lang geboeid on mee gesleept met zijn geniale en oorspronkelijke ge dachten. Dit alles nu is den heer Abraliamsz on vele andere Kappellni een ware ergernis, liad die man in godsnaam maar fatsoenlijk gymnasiaal onderwijs genoten on fatsoenlijk gcstiufeerd, on behoorlijk zijn betrekking blijven waarnemen, er ware heel wat anders van hem terechtgekomen Ziodoplaai van den voorgaanden Spectator. Zei ook nie

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl