Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No.579
Sakker
roem na te jagen, dat ik er niet
kon en wanneer ik zoo nacht aan
lag, om nieuwe vonden en listen
a, had ik wonderlijke invallen. Zoo
,'een, instrument waardoor ik 's nachts,.
? er geen wind was, een trompet op drie
^ «fctands kon hooren blazen, een paard op
? uur afstands hoorde hinniken of een hond
_ i blaffen en waardoor ik op een uur afstands
fmeosdiéo. kon hooren spreken. Deze kunst
""" ik seer geheim en ik verwierf er groot
aandoor, omdat het een ieder onmogelijk
toeownn,... Ik kan het daarom niemand kwalijk
imnen, wanneer luj niet .gelooft, wat ik hier
neerschrijf, want zelfs zy wilden het niet gelooven,
die het met eigen oogen zagen, toen ik het
geaoemde instrument gebruikte en hun zei il e: Ik
loor ruiters draven, want de paarden zijn
besla'.* t.. Er naderen boeren, want de paarden
hebeeu hoefijzers". Er naderen musketiers,
ongezoo en zooveel, want ik hoor dit aan het
hunner bandelieren". Op die ot
» plaats ligt een dorp, ik hoor de hanen kraaien,
Lijte Bonden blaffen. ..."
(?r-Sha zou zeer zeker recht hebben, deze en
'JfBdfliêpassages te beschouwen als voortbrengselen
een vernuftige fantasie, wanneer niet in de
~*-J ingen van dien tyd, hoofdstukken
met de -volgende opschriften: Van
w»cat -houden en luisteren", van de
verspieat luisteraars'' en wel bepaald daar, waar
'is van de Belegering der stad en van de
ngën van den v\jand," van de
hardnek; der belegering" enz. Dat het intrument,
l gebruikt werd om te. hooren, wat er in een streek
*%WB?viel, niet nauwkeurig beschreven, maar slechts
|"3tt' zooverre aangeduid is, dat het in het veld
" T$fo een loedreigde stelling op een geschikte plaats
, fa- den grond gezet en door een geleiding in
ver.. band gebracht werd.met de plaats, waar de
luiste"fï»»r Stond, kan daardoor verklaard worden, dat
t y ftet een militair geheim was. Alexander von
lËamboldt vertelt overigens ook, dat de Indianen,
,,door hun oor tegen den grond te drukken in
- Staat zjjn de nadering hunner, vijanden, pp ver
ren afstand te vernemen; en naar de reizigers in
Afrika ons mededeelen, kennen de meeste
negerstammen dit kunstje ook. Wat dus het denkbeeld,
waarop de mikrophöon berust, betreft, de eer der
uitvinding daarvan zal men aan de middeleeuwen
moeten toekennen, en het is zelfs hoogst
waarsch\jnlijk, dat Albertus Magnus, Bisschop van Re
gensburg het het eerst in toepassing gebracht heeft.
Lord Shaftedbury''s standbeeld, aldus meldt men uit
Londen, loopt te bedelen om eene plaats. Toen onge
veer driejaren geleden de edele Lord stierf, die zijn
geheele leven op het gebied der philantropie werkzaam
geweest was, besloten zijn vrienden en bewonder
aars een standbeeld voor hem op te richten. Een
aanzienlijke som werd daarvoor bijeengebracht en
de beeldhouwer Böhme werd met het vervaardigen
er van belast. Nu is het gereed; maar men weet
niet, waar het te plaatsen. De beste en meest
passende plaats scheen de Westminster-Abby, de
Walhalla van hen, die zich door werken des vredes
of in de literatuur een onsterflijken naam ver
worven hebben.. Maar de deken en het kapittel
weigeren het standbeeld een plaats te geven,
omdat de commissie de 400 pond sterling niet
betalen kan of' wil, die vereischt worden, om een
plaatsje in het godshuis te verkrijgen. De heb
zuchtige handelwijze van de voorgangers der zoo
genaamde nationale kerk .wekt de algemeene
verontwaardiging op.
Dat de Franschen niet zeer sterk zijn op het
punt van. geschiedenis en aardrijkskunde van aan
grenzende landen, is genoegzaam bekend, en ten
bewyze daarvan bestaat er een geheele reeks zeer
vermakelijke geschiedenissen. Dat de Fransche
journalisten dus van harte juichen, wanneer dit
ook eens overkomt aan een hunner Duitsche col
lega's, is zeer goed te begrijpen.
B\j gelegenheid van het nationale feest deelt
de correspondent van de Ktjlnisclie Zeitung aan
dat blad de onthulling van het standbeeld van
Etienne Marcel mede, die, zooals bekend is, den
31 Juli 1358 zijn poging, om den Franschen
dauphin, later Koning Karel u, een vrijzinnige
staatsregeling af te dwingen, met den dood bekocht.
Genoemde correspondent, die de lezers van het
blad ook over Marcel wilde inlichten en zijn
kennis waarschijnlijk uit den Dictkmaire
Vapereau" putte, maakt van Etienne Marcel een Fran
schen veldmaarschalk, geboren in 1792 en over
leden in 1880.
Quandoquidem dormitat owws Homerus.
Schaakspel.
No. 135.
Van A. P. SILVERA te Oracabessa, Jamaica.
Eerste prjjs in het tornooi van Northern Figaro.
ZWART.
8
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Door Termos te Rotterdam juist opgelost no.
133 bis en ter. De laatste terarijn van inzending
van oplossingen is Donderdagsmiddag. Door Mei"
te Amsterdam no. 132 met ter en quater, als
mede 133 met bis, ter en quater. Bij no. 133 ter
staat de witten koning op h6. Bij no. 133 quater
K. Stal moet op hG h 7 en g2 zwarte pions staan.
Juist opgelost door Henri no. 133 met bis, ter
en quater en no 134, door A. Bleijkmans Kzn.
no 134 beiden te Amsterdam, door Flenügafed
te Kaatsheuvel no 133 met bis n ter, idem G.
W. te Gouda en D. D. te Rotterdam. A. P. te
Arnhem no 133 en W. v. H. te Delft, door Termos
te Rotterdam no 134, insgelijks W. B. te W.
Juist opgelost no. 133 met bis en 133 ter door
Henri, idem 133, quater en 134; door Flenügafed
te Kaatsheuvel no. 133 met bis, door A. Bleijk
mans Kzn. no. 134, idem door A. P. to Arnhem
G. A. W. to Gouda en D. D. te Rotterdam en
W. B. te W.
Juist opgelost No. 134 Pospisil, No. 133ter,
alsmede 133bis door W, v. H. te Delft,
Wij hebben slechts weinig tijd ter beschikking,
zoodat wij op de proef geon opmerkingen kunnen
beantwoorden.
g
BRIEFWISSELING.
a b o d e
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. H. J. den H. Brief volgt. Door W, v. H. te
(Wit" 10 en Zwart 4 stukken met K. c5). Delft is vroeger reeds als juist vermeld no. 131.
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 133
van H. J. den Hertog te Amsterdam.
l c8 d7 b2 speelt 2 f4 c4 f onv. 3 d7 e6 of f2 f4 f mat
l als boven b5 X c3 2 d7 X c6 f onv. 3 f4 d6 of föf mat
l dito g6 e4 2 f4 _ f7 f d5 e5 3 f2 f4 t mat
l dito g6 elders 2 f4 f5 fd5 c4 3 D. of R t
ma<133 bis Frans Herben te Sittard.
l e3 f4 e4 X d5 2 fl d3 f e6 d4
2 fl h3 f K onv.
2 fl X f4 f e4 X d5
2 f l d3 f e4 X d5
2 fl g2 f K onv.
2 pion d3 f mat
d2 d4 onv. 2 c
No.
3 c2 cl f mat
3 h.3 h7 of d3 f mat
3 c2 o4 f mat
3 c2 c4 enz.
3 D of Pd f mat
X
t mat. No. l Jan.
l als boven e4 f5
l dito e6 X
l dito e6 d4
l dito c5 c4
l dito anders
No 133 ter van J. M. Vorster te Maarsen l
Sch. ztg. 1888 pag. 25.
No 133 quater van K. Stal te Göteborg Aret om tornooi 2de en 3de prijs ex aequo
l e6 d4 f5 g7 2 g4 h4 onv. 3 gl h2 f mat
l als boven f5 X ^ 2 d4 f3 f onv. 3 gl - h2 of d4 t mat
l dito f5 d6 2 d4 cöonv. 3 gl d4 t mat
Probleem tweezet van mevrouw T. B. Rowland te Dublin 3do prijs in het tornooi der
DublinEvening Mail.. Wit K a6 D e7 R g3 Pd c5 pion d4 c3 en e4 c7. Zwart K c6 D do Pd e5 pions
«4 en e6 (5 met K c6. Wit begint en geeft in twee zetten mat.
OUD-AMSTEKDAMSCHE VERSCHEIDEN
HEDEN.
Eene getuigenis omtrent Amsterdams
Vloei in den aanvang der zeventiende
eeuw.
Weinige jaren geleden werd door het Koninklijk
Oudheidkundig Genootschap alhier een gedicht uit
gegeven van den predikant Laurentius, waarin deze
?voóf den in 1628 hoogbejaarden en ziekelijken
stadstimmerman Hendrik Jacobsz. Staets een
bervjmde kroniek gaf van hetgeen er in 's mans
diensttijd dóór het stads-fabriek-ambt wij zou
den zeggen door de afdeeling publieke werken
was tot stand gebracht. Aangezien bedoelde stads
timmerman het voorrecht had gehad de stad te
zien aanwassen, deels ook onder zijne leiding,
met grooter oppervlakte dan ooit te voren door
een uitleg was binnen de muren getrokken, had
hij den dominéheel wat te vertellen gehad en
deze had het verhaal, dat het tijdsverloop
tusschen 1594 en 1628 begreep, gegoten in een vorm,
die men te dien tijde zelfs om der wille van den
dominéniet zal hebben geprezen, wellicht ge
duld, maar die thans ongenietbaar is en slechts
belang inboezemt wegens de kostelijke gegevens,
die in het onaangename omhulsel liggen besloten.
Merkwaardig immers zijn deze gegevens, vooral
omdat de oudere stedebeschrijvers, voor zoover zij
in den tijd dier uitbreiding leefden, het niet der
moeite waard hebben geacht lang bij de veran
deringen, die zij beleefden, stil to staan, en voor
zoover zij later schreven, niet de bronnon tor
hunner beschikking hadden, om van hetgeen zij
ons mededeelden, een afgerond geheel te rnakon.
Met een gedicht als dat van Laurentius tot grond
slag, stellen deze bronnen ons thans vrij wel in de
gelegenheid tot een blik op een deel dor wordings
geschiedenis onzer stad. Een uitgaaf met
aantoekeningen was alzoo daarvoor aangewezen, en deze
vond hare plaats in het verslag over het genoot
schapsjaar 1886.
Eene aanvulling op deze kroniek betreffende
het jaar 1601 geven de volgende dichtregelen, uit
iets betere pen dan die van Laurontius gevloeid.
Zij getuigen tevens van den rochtmatigen trots
van don Amsterdammer op den bloei en do wel
vaart van zijne stad en hare burgerij.
De Memorie'.' waarvan zij zijn afgeschreven is
gedateerd van den laatsten December 1601 en
berust in handschrift sedert korten tijd op het
gemeente-archief.
l Door Gfoodts beleyt en 't voorsichtich regeren
Van de E, Hecren Burgemeester? en wijsen Kaedt
Heeft men Amsterdam in 'tgebou sien floreren
In 'tjaer zestien hondert en eeu, als bleeck in daet.
B De amstoom zea voet helden in vallende staet
Is min dan in vier dagen door practyck gerecht;
D'oude muyren zyn affgebroocken, poorten geslecht,
Men maeckter twee nieuwe hardtsteeueu sluyseu
End' meer dan vyffhondert nieuwe steenen huysen.
10 Om noch plaets te winnen, maeckt men van 't Ywater
landt,
Een steenea juck is gestelt aen d'oude Cingelscant.
Daer zyn gemaeckt twaelff boscruyts kelders overtogen
Stadts wal en vesten ginek men stercken end hogen,
Nieuwe straten zijn geroyt, veel dammen oock geleyt.
15 Men heeft er met elff heyen gelyck geheyt.
Men maeckt een nieuw gasthuys om weldaet te
bewijzen
Daermen d'affgeslooffde man, en vrouwen aal spysen
Een gyselcamer laser gemaeck dient hier gemelt,
Oock plaets daerrnen stadts wapen en amunitij stelt
20 Bruggen, Lijnbaen en verwerijeu zij ader gemaeckt,
Een nieuw tapesserypant isser oock geraeckt,
Omtrent den Aemstel boutmen een nieuw glaesblaserije,
Twee brouweryen werden nu geumdeert aent Ye.
Havens en grachten zijn gediept, veel schepen gebout.
25 Oost Indy gaff peper, muscaten en Guinea 't gout.
Van een dicht Cattegat werd gemaeckt open deurvaert.
Antwerpen, Bos, Gent, Brugh 't heucht noch, dat ghy
in fleur wacrt,
Mars wreet van aert u verteert, en welvaert hier
vermeert.
Tuchthuys te vergrooten is hier oock geprepareert.
30 De Cruysioorn wert verhoocht met leydack en
muyrwerck,
Tot ciraet werter opgestelt toorn, doek en uyiwerck.
Noch twee sluysen temaeckeu zijnde hecrenbedacht,
D'een bij d'Heylige wech, d'ander aen de
\Varinoesgracht
Die costen van't nut gebou, salmen nyet beclagen:
SöEen edefitij propijs mach veel costen dragen.
Dees stadts ledich erven zijn Tertfocht eea groot getal
'T geit eompt te nut, eeu onnutte plaets nut werden sal.
'T arbeyts volck heeft men Saterdach gaen betalen
Omtrent acht hondert persoonen geit quameu halen.
40 Nae 't gnlilen jaer is gevolcht desen gouden tijt
Godt heeft oock 't laut, 't volck en dess stadt bevrijdt
Door den Nassauschen strijdt van de Spacnsche jucken
swaei'
Door Godt zijn zegen is de stadt gebenedijdt.
En bloeyt in voorspoet over 't wreed t verdnicken, swaer
45 Wiens Godt bouheer is, dien volgen veel gelucken naer.
Bij veel wat reeds bekend is geven deze regelen
ons toch aardige berichten b. v, over den aanleg
van het thans weer gedempte Kattegat, over het
voornemen om de sluis, later aan de Jan Rooden
poort gelegd, te bouwen aan de Warmocsgracht,
over den toen reeds voorbereiden bouw van het
zoogenaamde Geheime Tuchthuis Eigenaardig is
het, dat de dichter door den lezer verdacht kan
worden van het vergrooten van deze instelling als
een bewijs van de steeds groeiende welvaart aan
te zien. Uit verscheiden regels blijkt: dat de
dicliter een open oog had voor de ontwikkeling der
nijverheid. Wat hij van scheepsbouw, brouwnering
en glasblazerij zegt moge bekend zijn, onbekend
?was het tot dusverre wat er gedaan werd in dit
jaar voor de tapijtnijvorheid te dezer stede door
de oprichting van een pand, een halle, waar onge
twijfeld ieder fabriekant en ieder koopman zijn
waren zou kunnen te koop hangen. Het huis, dat
do pensionaris Siila bewoond liad, werd er voor
ingericht ea Goossen Siraay, dio het plan had
ontworpen, om onze stad tot stapelplaats der
tapijthandel te maken, werd de directie er van toe
vertrouwd. Hoc lang deze inrichting stand hield
weet men niet.
JALOERSCII.
Naar liet Fransch, van LÉON ALLAIIP.
De Victoria vliegt in gestrekten draf langs den
weg; liet raspaard, de nette koetsier, het schit
terende tuig, maken een indruk van weelde van
de goede soort.
De jongo vrouw is in droomerige gedachten
verzonken. In haar licht, zonnig toiletje, van ge
borduurd doorschijnend tnlle doet zij deuken aan
een waternimf, die in de mazen van een net ge
vangen is.
Naast haar is haar kleine Robert, een koket
jongentje van vier jaar met lange krullen, even
als een jong vroolijk vogeltje, voortdurend in be
weging, en even druk als hij in zijn bewogingen
is, even druk spreekt hij en valt hij zijn moeder
lastig om van haar antwoord te krijgen.
Gaat go nu morgen naar Parijs ? . . . . Zeg,
mama, morgen ? . . . . Mama, mama, zeg ? . . .
Verstrooid, maar zonder eenig ongeduld te
toonen, antwoordt zij met eon liefkozing :
Ja lieve, morgen." Maar zich zelve in de
rede vallende: Neen, neen .... Ik weet het
niet ze>' het vooral niet aan papa! . . ,
Het is een verrassing ....."
Op nieuw liefkoost zij hem, en met een kus op
zijn lief, tot haar opgeheven voorhoofdjo, drukt
zij hem dit laatste nog eens op liet hart. De
kleine ziet haar aan, is een seconde ernstig en
spreekt niet meer over de zaak. Kinderen zijn
soms eenige oogenblikken stil, gedurende welke
zij de waarheid onzer woorden toetsen.
* , *
Terstond daarna was zij weer in hare
droomerijen verzonken. Veertien dagen was hèt geleden:
de aankomst op liet kasteel, do vreugde, gevoeld
bij liet terugzien van de grasvelden, liet park, do
struiken, die de waterpartijen omzoomen, stukjes
natuur, die zij sedert langen tijd lief gehad heeft,
die haar leven als kind, als jong meisje veraan
genaamden en nu getuigen zijn van haar geluk
als vrouw, van haar geluk als moeder. Ook de
! bezoeken, die zij, overal gevolgd door Robort,
bracht aan den kippenren, de koestallen, de
melkerij, zelfs aan de graanzolders. Toen ik klein
was. . . . toen ik zoo was als jij nu. . . ." En
haar jeugd was langs haar geestesoog voorbij, ge
trokken opnieuw beginnende en herlevende in die
van haar zoon.
O, liet was bekoorlijk, geheel eon week lang;
maar ach! hoe spoedig zijn zij verzwakt, die eer
ste en zoete gevoelens bij de terugkeer naar bui
ten ! Dan volgt do droefheid van alleen gelaten te zijn
zonder echtgenoot van den morgen tot den avond,
als een halvo-weduwe. Doze melancholie gaat
gepaard met een zweem van onrust. Wat doet.
hij den geheelen dag? Natuurlijk zijn zaken
zijn bankiershuis, de conferenties . . . Maar de
slechte voorbeelden, de verleiding . . . Moet men
niet altijd beven, wanneer men denkt aan de
wankelbare trouw der mannen?
Zij bemint haar echtgenoot, weet dat zij door
hem bemind wordt, en toch, sedert het denkbeeld
bij haar is opgekomen, dat hij haar zou kunnen
bedriegen zoo gemakkelijk, zonder dat zij er
iets van wist veroorzaakt haar dat een kwel
ling, een zenuwachtigen angst. Om zich hiervan
te bevrijden, heeft zij besloten, dat zij den een
of anderen dag, morgen, naar Parijs zal gaan om
hem to verrassen.
*
* *
De victoria is zooeven het stationsplein opge
reden. Het paard, dat den kop heeft opgeheven,
spitst de ooren bij het geluid van den stoom en
het fluiten van de locomotief.
De kleine Robert, overeind op een der banken
schreeuwt en klapt in de handen, blijde zijn papa
ontdekt te hebben, die hem uit een der raampjes
toewuift. En daar is hij, papa, de eerste reiziger
die uitstijgt. Een groote, forsch gebouwde man,
met een open, glimlachend gelaat, omlijst door
blonde bakkebaarden. Hij ziet er goedhartig uit.
Snel klimt hij in het rijtuig, drukt de hand zijner
vrouw, omhelst zijn zoon. Hij heeft het
knaapjetusschen zijn knieën genomen; het is een bekoor
lijke _ groep, dat drietal, dat de wagen wegvoert,
het is als een visioen van een gelukkig leven,
dat daar voorbijglijdt langs de rijpe korenakkers,
de groene velden en weiden, die den weg
omzoomen.
Eerst allerlei vragen: Wat heeft hij vanmorgen
gedaan? Waar heeft hij ontbeten? Waar is h\j
vervolgens heengegaan?" Hij vertelt nauwkeurig,
hoe hij zijn dag doorgebracht heeft, waar hij
overal geweest is, welke conferenties hij gehad
heeft en ziet daarbij de vraagster met een goedigen,
liefderijken, maar toch iet of wat spottenden glim
lach aan, want door al dio vragen raadt hij de
verborgen jaloezie, die het niet waagt zich to
uiten.
Hij heeft haar hand in de zijne genomen ca
drukt doze teedor.
Het is toch prettig weer thuis te komen, weer
bij elkaar te zijn. Wat duren zij lang, hè? die
dagen, gedurende welke men elkaar niet ziet."
Eenigszins aangedaan, antwoordt zij: O, ja,
erg lang! ..."
Maar op dat oogenblik doet het rijtuig een
ekster opvliegen, en het gezicht van dien zwart
en witten vogel, zijn wanluidend gekras brengen
haar plotseling een op het land gebruikelijke
spreekwijze te binnen: Een ekster, een slecht
voorteeken!"
* *
*
Des avonds, na afloop van het diner, is mijnheer,
even als alle dagen op een bank in den tuin een
sigaar gaan rooken. Het is een prachtige zomer
avond, de lucht is zoel. Robert mag, eer hij naar
bed gaat, nog een half uurtje buiten blijven, maar
in plaats van te spelen, komt hij bij zijn vader en
klimt op diens knieën. Zij babbelen te samen als
twee mannen, als twee "goede kamaradon ; hun
gesprek schijnt eenigszins vertrouwelijk, geheim
zinnig te zijn en word nu on dan door een scha
terlach afgebroken. Mama nadert; zij zwijgen. Zij
geeft het sein om in huis te gaan en Robert om
helst beide even innig.
De echtgenoot is opgestaan, hij biedt haar zijn
arm aan en beide wandelen met langzame
schreden onder do dichte schaduwen van het
geboomte op en neer. Een vrij langen tijd zegt
geen hunner een woord en schijnen beide de zachte
indrukken van den avond in zich op te nemen.
Daarna richt mevrouw, zooals kort geleden ook,
weer vragen tot hem, raaar nu is het niet meor:
Wat hebt gij vandaag gedaan?" maar Wat
zult gij morgen doen ?"
Zeker, zij vergist zich niet, hij antwoordt eenigs
zins aarzelend, in zijn woorden straalt een zekere
verlegenheid door, die hem anders vreemd is. O!
haar voorgevoel! Hare wenkbrauwen trekken ziek
samen, haar besluit is genomen. Bepaald, ja, zij
zal morgen naar Parijs gaan.
Hij evenwel vraagt op zijn beurt;
En gij, wat zult gij morgen doen ?"
Is hot niet, alsof hij in haar ziel las ? Zij kan
een flauw blgsje niet bedwingen.
Wel niets .... Hetzelfde als vandaag .... als
iederen anderen dag."
Zij zwijgen, hun wandeling wordt bekort. De
koele adem van wedorkeerigen twijfel is over hen
heengegaan.
* *
Des morgens, in do kamer met gesloten
zonneblinden en neergelaten gordijnen mooie gordij
nen met blauwe ranken op een rose grond staat
mijnlieer, die reeds op, reeds gekleed is, gereed
om te vertrekken; op zijn tecnen nadert hij het
bed, buigt zich voorover en drukt tot afscheid zacht
jes een kus op het oor zijner nog sluimerende
schoonc.
Bijna onbewust, nog half slapende, mompelt zij:
Vertrekt gij.... zoo vroeg al?"
Ja. Een conferentie van morgen.... een
dringende zaak .... Adieu, lieveling".
Buiten is het helder licht, do vogels zingen al
sedert gcruimen tijd, de zon is reeds ver boven
den horizon. Op weg naar hot station! Met
vlugge schreden gaat hij lieen. Hef, is zoo
Leerlijk, een wandeling op den vroegen morgen, langs
de groene akkers, de korenvelden, waarvan do
aren, zwaar van den dauw. neerhangen. Uit volle
borst haalt hij aderu, gelukkig te leven. Op zijn
gelaat is geen droetheid, geen spijt te lezen,
omdat hij het echtelijk nestje moest verlaten.
Integendeel, van tijd tot tijd vertoont er zich
een zegevierende glimlach op cn.ncuriot liij zacht
jes : Een dringende zaak, dringend, zeer drin
gend ..." Arm vrouwtje!
In den coupéeerste klasse, waarin hij plaats
neemt, is hij alleen. Hij maakt liet er zich zoo
gemakkelijk mogelijk en steekt een sigaar aan
Een uur heeit hij to sporen. Hij zou den tijd
hebben om na te denken, om zijn geheime plan
nen op te geven. Maar och, die mannen hebben
geen hart! Zij zijn. zoo zwak tegenover schuldige
verzoekingen!
Bij zijn aankomst neemt hij terstond een rijtuig.