De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 29 juli pagina 6

29 juli 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No.579 Sakker roem na te jagen, dat ik er niet kon en wanneer ik zoo nacht aan lag, om nieuwe vonden en listen a, had ik wonderlijke invallen. Zoo ,'een, instrument waardoor ik 's nachts,. ? er geen wind was, een trompet op drie ^ «fctands kon hooren blazen, een paard op ? uur afstands hoorde hinniken of een hond _ i blaffen en waardoor ik op een uur afstands fmeosdiéo. kon hooren spreken. Deze kunst """ ik seer geheim en ik verwierf er groot aandoor, omdat het een ieder onmogelijk toeownn,... Ik kan het daarom niemand kwalijk imnen, wanneer luj niet .gelooft, wat ik hier neerschrijf, want zelfs zy wilden het niet gelooven, die het met eigen oogen zagen, toen ik het geaoemde instrument gebruikte en hun zei il e: Ik loor ruiters draven, want de paarden zijn besla'.* t.. Er naderen boeren, want de paarden hebeeu hoefijzers". Er naderen musketiers, ongezoo en zooveel, want ik hoor dit aan het hunner bandelieren". Op die ot » plaats ligt een dorp, ik hoor de hanen kraaien, Lijte Bonden blaffen. ..." (?r-Sha zou zeer zeker recht hebben, deze en 'JfBdfliêpassages te beschouwen als voortbrengselen een vernuftige fantasie, wanneer niet in de ~*-J ingen van dien tyd, hoofdstukken met de -volgende opschriften: Van w»cat -houden en luisteren", van de verspieat luisteraars'' en wel bepaald daar, waar 'is van de Belegering der stad en van de ngën van den v\jand," van de hardnek; der belegering" enz. Dat het intrument, l gebruikt werd om te. hooren, wat er in een streek *%WB?viel, niet nauwkeurig beschreven, maar slechts |"3tt' zooverre aangeduid is, dat het in het veld " T$fo een loedreigde stelling op een geschikte plaats , fa- den grond gezet en door een geleiding in ver.. band gebracht werd.met de plaats, waar de luiste"fï»»r Stond, kan daardoor verklaard worden, dat t y ftet een militair geheim was. Alexander von lËamboldt vertelt overigens ook, dat de Indianen, ,,door hun oor tegen den grond te drukken in - Staat zjjn de nadering hunner, vijanden, pp ver ren afstand te vernemen; en naar de reizigers in Afrika ons mededeelen, kennen de meeste negerstammen dit kunstje ook. Wat dus het denkbeeld, waarop de mikrophöon berust, betreft, de eer der uitvinding daarvan zal men aan de middeleeuwen moeten toekennen, en het is zelfs hoogst waarsch\jnlijk, dat Albertus Magnus, Bisschop van Re gensburg het het eerst in toepassing gebracht heeft. Lord Shaftedbury''s standbeeld, aldus meldt men uit Londen, loopt te bedelen om eene plaats. Toen onge veer driejaren geleden de edele Lord stierf, die zijn geheele leven op het gebied der philantropie werkzaam geweest was, besloten zijn vrienden en bewonder aars een standbeeld voor hem op te richten. Een aanzienlijke som werd daarvoor bijeengebracht en de beeldhouwer Böhme werd met het vervaardigen er van belast. Nu is het gereed; maar men weet niet, waar het te plaatsen. De beste en meest passende plaats scheen de Westminster-Abby, de Walhalla van hen, die zich door werken des vredes of in de literatuur een onsterflijken naam ver worven hebben.. Maar de deken en het kapittel weigeren het standbeeld een plaats te geven, omdat de commissie de 400 pond sterling niet betalen kan of' wil, die vereischt worden, om een plaatsje in het godshuis te verkrijgen. De heb zuchtige handelwijze van de voorgangers der zoo genaamde nationale kerk .wekt de algemeene verontwaardiging op. Dat de Franschen niet zeer sterk zijn op het punt van. geschiedenis en aardrijkskunde van aan grenzende landen, is genoegzaam bekend, en ten bewyze daarvan bestaat er een geheele reeks zeer vermakelijke geschiedenissen. Dat de Fransche journalisten dus van harte juichen, wanneer dit ook eens overkomt aan een hunner Duitsche col lega's, is zeer goed te begrijpen. B\j gelegenheid van het nationale feest deelt de correspondent van de Ktjlnisclie Zeitung aan dat blad de onthulling van het standbeeld van Etienne Marcel mede, die, zooals bekend is, den 31 Juli 1358 zijn poging, om den Franschen dauphin, later Koning Karel u, een vrijzinnige staatsregeling af te dwingen, met den dood bekocht. Genoemde correspondent, die de lezers van het blad ook over Marcel wilde inlichten en zijn kennis waarschijnlijk uit den Dictkmaire Vapereau" putte, maakt van Etienne Marcel een Fran schen veldmaarschalk, geboren in 1792 en over leden in 1880. Quandoquidem dormitat owws Homerus. Schaakspel. No. 135. Van A. P. SILVERA te Oracabessa, Jamaica. Eerste prjjs in het tornooi van Northern Figaro. ZWART. 8 INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Door Termos te Rotterdam juist opgelost no. 133 bis en ter. De laatste terarijn van inzending van oplossingen is Donderdagsmiddag. Door Mei" te Amsterdam no. 132 met ter en quater, als mede 133 met bis, ter en quater. Bij no. 133 ter staat de witten koning op h6. Bij no. 133 quater K. Stal moet op hG h 7 en g2 zwarte pions staan. Juist opgelost door Henri no. 133 met bis, ter en quater en no 134, door A. Bleijkmans Kzn. no 134 beiden te Amsterdam, door Flenügafed te Kaatsheuvel no 133 met bis n ter, idem G. W. te Gouda en D. D. te Rotterdam. A. P. te Arnhem no 133 en W. v. H. te Delft, door Termos te Rotterdam no 134, insgelijks W. B. te W. Juist opgelost no. 133 met bis en 133 ter door Henri, idem 133, quater en 134; door Flenügafed te Kaatsheuvel no. 133 met bis, door A. Bleijk mans Kzn. no. 134, idem door A. P. to Arnhem G. A. W. to Gouda en D. D. te Rotterdam en W. B. te W. Juist opgelost No. 134 Pospisil, No. 133ter, alsmede 133bis door W, v. H. te Delft, Wij hebben slechts weinig tijd ter beschikking, zoodat wij op de proef geon opmerkingen kunnen beantwoorden. g BRIEFWISSELING. a b o d e WIT. Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat. H. J. den H. Brief volgt. Door W, v. H. te (Wit" 10 en Zwart 4 stukken met K. c5). Delft is vroeger reeds als juist vermeld no. 131. OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 133 van H. J. den Hertog te Amsterdam. l c8 d7 b2 speelt 2 f4 c4 f onv. 3 d7 e6 of f2 f4 f mat l als boven b5 X c3 2 d7 X c6 f onv. 3 f4 d6 of föf mat l dito g6 e4 2 f4 _ f7 f d5 e5 3 f2 f4 t mat l dito g6 elders 2 f4 f5 fd5 c4 3 D. of R t ma<133 bis Frans Herben te Sittard. l e3 f4 e4 X d5 2 fl d3 f e6 d4 2 fl h3 f K onv. 2 fl X f4 f e4 X d5 2 f l d3 f e4 X d5 2 fl g2 f K onv. 2 pion d3 f mat d2 d4 onv. 2 c No. 3 c2 cl f mat 3 h.3 h7 of d3 f mat 3 c2 o4 f mat 3 c2 c4 enz. 3 D of Pd f mat X t mat. No. l Jan. l als boven e4 f5 l dito e6 X l dito e6 d4 l dito c5 c4 l dito anders No 133 ter van J. M. Vorster te Maarsen l Sch. ztg. 1888 pag. 25. No 133 quater van K. Stal te Göteborg Aret om tornooi 2de en 3de prijs ex aequo l e6 d4 f5 g7 2 g4 h4 onv. 3 gl h2 f mat l als boven f5 X ^ 2 d4 f3 f onv. 3 gl - h2 of d4 t mat l dito f5 d6 2 d4 cöonv. 3 gl d4 t mat Probleem tweezet van mevrouw T. B. Rowland te Dublin 3do prijs in het tornooi der DublinEvening Mail.. Wit K a6 D e7 R g3 Pd c5 pion d4 c3 en e4 c7. Zwart K c6 D do Pd e5 pions «4 en e6 (5 met K c6. Wit begint en geeft in twee zetten mat. OUD-AMSTEKDAMSCHE VERSCHEIDEN HEDEN. Eene getuigenis omtrent Amsterdams Vloei in den aanvang der zeventiende eeuw. Weinige jaren geleden werd door het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap alhier een gedicht uit gegeven van den predikant Laurentius, waarin deze ?voóf den in 1628 hoogbejaarden en ziekelijken stadstimmerman Hendrik Jacobsz. Staets een bervjmde kroniek gaf van hetgeen er in 's mans diensttijd dóór het stads-fabriek-ambt wij zou den zeggen door de afdeeling publieke werken was tot stand gebracht. Aangezien bedoelde stads timmerman het voorrecht had gehad de stad te zien aanwassen, deels ook onder zijne leiding, met grooter oppervlakte dan ooit te voren door een uitleg was binnen de muren getrokken, had hij den dominéheel wat te vertellen gehad en deze had het verhaal, dat het tijdsverloop tusschen 1594 en 1628 begreep, gegoten in een vorm, die men te dien tijde zelfs om der wille van den dominéniet zal hebben geprezen, wellicht ge duld, maar die thans ongenietbaar is en slechts belang inboezemt wegens de kostelijke gegevens, die in het onaangename omhulsel liggen besloten. Merkwaardig immers zijn deze gegevens, vooral omdat de oudere stedebeschrijvers, voor zoover zij in den tijd dier uitbreiding leefden, het niet der moeite waard hebben geacht lang bij de veran deringen, die zij beleefden, stil to staan, en voor zoover zij later schreven, niet de bronnon tor hunner beschikking hadden, om van hetgeen zij ons mededeelden, een afgerond geheel te rnakon. Met een gedicht als dat van Laurentius tot grond slag, stellen deze bronnen ons thans vrij wel in de gelegenheid tot een blik op een deel dor wordings geschiedenis onzer stad. Een uitgaaf met aantoekeningen was alzoo daarvoor aangewezen, en deze vond hare plaats in het verslag over het genoot schapsjaar 1886. Eene aanvulling op deze kroniek betreffende het jaar 1601 geven de volgende dichtregelen, uit iets betere pen dan die van Laurontius gevloeid. Zij getuigen tevens van den rochtmatigen trots van don Amsterdammer op den bloei en do wel vaart van zijne stad en hare burgerij. De Memorie'.' waarvan zij zijn afgeschreven is gedateerd van den laatsten December 1601 en berust in handschrift sedert korten tijd op het gemeente-archief. l Door Gfoodts beleyt en 't voorsichtich regeren Van de E, Hecren Burgemeester? en wijsen Kaedt Heeft men Amsterdam in 'tgebou sien floreren In 'tjaer zestien hondert en eeu, als bleeck in daet. B De amstoom zea voet helden in vallende staet Is min dan in vier dagen door practyck gerecht; D'oude muyren zyn affgebroocken, poorten geslecht, Men maeckter twee nieuwe hardtsteeueu sluyseu End' meer dan vyffhondert nieuwe steenen huysen. 10 Om noch plaets te winnen, maeckt men van 't Ywater landt, Een steenea juck is gestelt aen d'oude Cingelscant. Daer zyn gemaeckt twaelff boscruyts kelders overtogen Stadts wal en vesten ginek men stercken end hogen, Nieuwe straten zijn geroyt, veel dammen oock geleyt. 15 Men heeft er met elff heyen gelyck geheyt. Men maeckt een nieuw gasthuys om weldaet te bewijzen Daermen d'affgeslooffde man, en vrouwen aal spysen Een gyselcamer laser gemaeck dient hier gemelt, Oock plaets daerrnen stadts wapen en amunitij stelt 20 Bruggen, Lijnbaen en verwerijeu zij ader gemaeckt, Een nieuw tapesserypant isser oock geraeckt, Omtrent den Aemstel boutmen een nieuw glaesblaserije, Twee brouweryen werden nu geumdeert aent Ye. Havens en grachten zijn gediept, veel schepen gebout. 25 Oost Indy gaff peper, muscaten en Guinea 't gout. Van een dicht Cattegat werd gemaeckt open deurvaert. Antwerpen, Bos, Gent, Brugh 't heucht noch, dat ghy in fleur wacrt, Mars wreet van aert u verteert, en welvaert hier vermeert. Tuchthuys te vergrooten is hier oock geprepareert. 30 De Cruysioorn wert verhoocht met leydack en muyrwerck, Tot ciraet werter opgestelt toorn, doek en uyiwerck. Noch twee sluysen temaeckeu zijnde hecrenbedacht, D'een bij d'Heylige wech, d'ander aen de \Varinoesgracht Die costen van't nut gebou, salmen nyet beclagen: SöEen edefitij propijs mach veel costen dragen. Dees stadts ledich erven zijn Tertfocht eea groot getal 'T geit eompt te nut, eeu onnutte plaets nut werden sal. 'T arbeyts volck heeft men Saterdach gaen betalen Omtrent acht hondert persoonen geit quameu halen. 40 Nae 't gnlilen jaer is gevolcht desen gouden tijt Godt heeft oock 't laut, 't volck en dess stadt bevrijdt Door den Nassauschen strijdt van de Spacnsche jucken swaei' Door Godt zijn zegen is de stadt gebenedijdt. En bloeyt in voorspoet over 't wreed t verdnicken, swaer 45 Wiens Godt bouheer is, dien volgen veel gelucken naer. Bij veel wat reeds bekend is geven deze regelen ons toch aardige berichten b. v, over den aanleg van het thans weer gedempte Kattegat, over het voornemen om de sluis, later aan de Jan Rooden poort gelegd, te bouwen aan de Warmocsgracht, over den toen reeds voorbereiden bouw van het zoogenaamde Geheime Tuchthuis Eigenaardig is het, dat de dichter door den lezer verdacht kan worden van het vergrooten van deze instelling als een bewijs van de steeds groeiende welvaart aan te zien. Uit verscheiden regels blijkt: dat de dicliter een open oog had voor de ontwikkeling der nijverheid. Wat hij van scheepsbouw, brouwnering en glasblazerij zegt moge bekend zijn, onbekend ?was het tot dusverre wat er gedaan werd in dit jaar voor de tapijtnijvorheid te dezer stede door de oprichting van een pand, een halle, waar onge twijfeld ieder fabriekant en ieder koopman zijn waren zou kunnen te koop hangen. Het huis, dat do pensionaris Siila bewoond liad, werd er voor ingericht ea Goossen Siraay, dio het plan had ontworpen, om onze stad tot stapelplaats der tapijthandel te maken, werd de directie er van toe vertrouwd. Hoc lang deze inrichting stand hield weet men niet. JALOERSCII. Naar liet Fransch, van LÉON ALLAIIP. De Victoria vliegt in gestrekten draf langs den weg; liet raspaard, de nette koetsier, het schit terende tuig, maken een indruk van weelde van de goede soort. De jongo vrouw is in droomerige gedachten verzonken. In haar licht, zonnig toiletje, van ge borduurd doorschijnend tnlle doet zij deuken aan een waternimf, die in de mazen van een net ge vangen is. Naast haar is haar kleine Robert, een koket jongentje van vier jaar met lange krullen, even als een jong vroolijk vogeltje, voortdurend in be weging, en even druk als hij in zijn bewogingen is, even druk spreekt hij en valt hij zijn moeder lastig om van haar antwoord te krijgen. Gaat go nu morgen naar Parijs ? . . . . Zeg, mama, morgen ? . . . . Mama, mama, zeg ? . . . Verstrooid, maar zonder eenig ongeduld te toonen, antwoordt zij met eon liefkozing : Ja lieve, morgen." Maar zich zelve in de rede vallende: Neen, neen .... Ik weet het niet ze>' het vooral niet aan papa! . . , Het is een verrassing ....." Op nieuw liefkoost zij hem, en met een kus op zijn lief, tot haar opgeheven voorhoofdjo, drukt zij hem dit laatste nog eens op liet hart. De kleine ziet haar aan, is een seconde ernstig en spreekt niet meer over de zaak. Kinderen zijn soms eenige oogenblikken stil, gedurende welke zij de waarheid onzer woorden toetsen. * , * Terstond daarna was zij weer in hare droomerijen verzonken. Veertien dagen was hèt geleden: de aankomst op liet kasteel, do vreugde, gevoeld bij liet terugzien van de grasvelden, liet park, do struiken, die de waterpartijen omzoomen, stukjes natuur, die zij sedert langen tijd lief gehad heeft, die haar leven als kind, als jong meisje veraan genaamden en nu getuigen zijn van haar geluk als vrouw, van haar geluk als moeder. Ook de ! bezoeken, die zij, overal gevolgd door Robort, bracht aan den kippenren, de koestallen, de melkerij, zelfs aan de graanzolders. Toen ik klein was. . . . toen ik zoo was als jij nu. . . ." En haar jeugd was langs haar geestesoog voorbij, ge trokken opnieuw beginnende en herlevende in die van haar zoon. O, liet was bekoorlijk, geheel eon week lang; maar ach! hoe spoedig zijn zij verzwakt, die eer ste en zoete gevoelens bij de terugkeer naar bui ten ! Dan volgt do droefheid van alleen gelaten te zijn zonder echtgenoot van den morgen tot den avond, als een halvo-weduwe. Doze melancholie gaat gepaard met een zweem van onrust. Wat doet. hij den geheelen dag? Natuurlijk zijn zaken zijn bankiershuis, de conferenties . . . Maar de slechte voorbeelden, de verleiding . . . Moet men niet altijd beven, wanneer men denkt aan de wankelbare trouw der mannen? Zij bemint haar echtgenoot, weet dat zij door hem bemind wordt, en toch, sedert het denkbeeld bij haar is opgekomen, dat hij haar zou kunnen bedriegen zoo gemakkelijk, zonder dat zij er iets van wist veroorzaakt haar dat een kwel ling, een zenuwachtigen angst. Om zich hiervan te bevrijden, heeft zij besloten, dat zij den een of anderen dag, morgen, naar Parijs zal gaan om hem to verrassen. * * * De victoria is zooeven het stationsplein opge reden. Het paard, dat den kop heeft opgeheven, spitst de ooren bij het geluid van den stoom en het fluiten van de locomotief. De kleine Robert, overeind op een der banken schreeuwt en klapt in de handen, blijde zijn papa ontdekt te hebben, die hem uit een der raampjes toewuift. En daar is hij, papa, de eerste reiziger die uitstijgt. Een groote, forsch gebouwde man, met een open, glimlachend gelaat, omlijst door blonde bakkebaarden. Hij ziet er goedhartig uit. Snel klimt hij in het rijtuig, drukt de hand zijner vrouw, omhelst zijn zoon. Hij heeft het knaapjetusschen zijn knieën genomen; het is een bekoor lijke _ groep, dat drietal, dat de wagen wegvoert, het is als een visioen van een gelukkig leven, dat daar voorbijglijdt langs de rijpe korenakkers, de groene velden en weiden, die den weg omzoomen. Eerst allerlei vragen: Wat heeft hij vanmorgen gedaan? Waar heeft hij ontbeten? Waar is h\j vervolgens heengegaan?" Hij vertelt nauwkeurig, hoe hij zijn dag doorgebracht heeft, waar hij overal geweest is, welke conferenties hij gehad heeft en ziet daarbij de vraagster met een goedigen, liefderijken, maar toch iet of wat spottenden glim lach aan, want door al dio vragen raadt hij de verborgen jaloezie, die het niet waagt zich to uiten. Hij heeft haar hand in de zijne genomen ca drukt doze teedor. Het is toch prettig weer thuis te komen, weer bij elkaar te zijn. Wat duren zij lang, hè? die dagen, gedurende welke men elkaar niet ziet." Eenigszins aangedaan, antwoordt zij: O, ja, erg lang! ..." Maar op dat oogenblik doet het rijtuig een ekster opvliegen, en het gezicht van dien zwart en witten vogel, zijn wanluidend gekras brengen haar plotseling een op het land gebruikelijke spreekwijze te binnen: Een ekster, een slecht voorteeken!" * * * Des avonds, na afloop van het diner, is mijnheer, even als alle dagen op een bank in den tuin een sigaar gaan rooken. Het is een prachtige zomer avond, de lucht is zoel. Robert mag, eer hij naar bed gaat, nog een half uurtje buiten blijven, maar in plaats van te spelen, komt hij bij zijn vader en klimt op diens knieën. Zij babbelen te samen als twee mannen, als twee "goede kamaradon ; hun gesprek schijnt eenigszins vertrouwelijk, geheim zinnig te zijn en word nu on dan door een scha terlach afgebroken. Mama nadert; zij zwijgen. Zij geeft het sein om in huis te gaan en Robert om helst beide even innig. De echtgenoot is opgestaan, hij biedt haar zijn arm aan en beide wandelen met langzame schreden onder do dichte schaduwen van het geboomte op en neer. Een vrij langen tijd zegt geen hunner een woord en schijnen beide de zachte indrukken van den avond in zich op te nemen. Daarna richt mevrouw, zooals kort geleden ook, weer vragen tot hem, raaar nu is het niet meor: Wat hebt gij vandaag gedaan?" maar Wat zult gij morgen doen ?" Zeker, zij vergist zich niet, hij antwoordt eenigs zins aarzelend, in zijn woorden straalt een zekere verlegenheid door, die hem anders vreemd is. O! haar voorgevoel! Hare wenkbrauwen trekken ziek samen, haar besluit is genomen. Bepaald, ja, zij zal morgen naar Parijs gaan. Hij evenwel vraagt op zijn beurt; En gij, wat zult gij morgen doen ?" Is hot niet, alsof hij in haar ziel las ? Zij kan een flauw blgsje niet bedwingen. Wel niets .... Hetzelfde als vandaag .... als iederen anderen dag." Zij zwijgen, hun wandeling wordt bekort. De koele adem van wedorkeerigen twijfel is over hen heengegaan. * * Des morgens, in do kamer met gesloten zonneblinden en neergelaten gordijnen mooie gordij nen met blauwe ranken op een rose grond staat mijnlieer, die reeds op, reeds gekleed is, gereed om te vertrekken; op zijn tecnen nadert hij het bed, buigt zich voorover en drukt tot afscheid zacht jes een kus op het oor zijner nog sluimerende schoonc. Bijna onbewust, nog half slapende, mompelt zij: Vertrekt gij.... zoo vroeg al?" Ja. Een conferentie van morgen.... een dringende zaak .... Adieu, lieveling". Buiten is het helder licht, do vogels zingen al sedert gcruimen tijd, de zon is reeds ver boven den horizon. Op weg naar hot station! Met vlugge schreden gaat hij lieen. Hef, is zoo Leerlijk, een wandeling op den vroegen morgen, langs de groene akkers, de korenvelden, waarvan do aren, zwaar van den dauw. neerhangen. Uit volle borst haalt hij aderu, gelukkig te leven. Op zijn gelaat is geen droetheid, geen spijt te lezen, omdat hij het echtelijk nestje moest verlaten. Integendeel, van tijd tot tijd vertoont er zich een zegevierende glimlach op cn.ncuriot liij zacht jes : Een dringende zaak, dringend, zeer drin gend ..." Arm vrouwtje! In den coupéeerste klasse, waarin hij plaats neemt, is hij alleen. Hij maakt liet er zich zoo gemakkelijk mogelijk en steekt een sigaar aan Een uur heeit hij to sporen. Hij zou den tijd hebben om na te denken, om zijn geheime plan nen op te geven. Maar och, die mannen hebben geen hart! Zij zijn. zoo zwak tegenover schuldige verzoekingen! Bij zijn aankomst neemt hij terstond een rijtuig.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl