De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 5 augustus pagina 4

5 augustus 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

"Mtfi ggt van deze, zelfs onder broeders hoogst zelden ^Voorkomende overeenstemming, die zich zelfs tot hét dageüjksch leven uitstrekte, getuigenis af. Beide -broeders weken nooit van elkanders zijde. Zij be woonden hetzelfde huis te Auteuil, dat zij in dien chineèsch-japanschen stijl versierden, dien zij in hunne eerste romans gevierd en beschreven had< den. Dat huis was hun trots en hun kleinood ; zjj hadden juist de inrichting ervan met werkeIjjk kinderlijke vreugde ten einde gebracht, toen de dood den jongste, Edmond, van de z\jde zijns ?broeders wegrukte. Jules alleen mag er getuige van zyn, hoe de literatuur zich nu beweegt langs oanen, die zy haar afgebakend hadden, hoe men hunne eerst veremade werken gerechtigheid laat .wedervaren, en hoe zelfs de voor 21 jaar in het Thé&tre francais wreed vermoorde Henriette Maréchal" in het Odéon warm ontvangen werd. Maar al mist de overlevende Goncourt zijn broe-der, om aan den triomf deel te nemen, hij mag toch zijn vreugde met de prinses deelen. De matrone van nu is getrouw gebleven aan de vrienden en beschermelingen van de in hare schoonheid stralende nicht des keizers. Trouw tot aan de overzijde van het graf, want reeds sedert lang ook is zjj niet meer vertoornd op hen, die' haar beleedigd hebben en die zy dit bitter deed gevoelen. Onder deze behoorde Sainte-Beuve, die zich jarenlang in de hoogste gunst zijner beschermster mocht verheugen. In geestdrift ontvlamd voor het talent van den schrijver, sterk aangetrokken door de boeiende en diepzinnige redenaarsgave van den man, verzuimde zy geen gelegenheid, om hem hare gonst te bewijzen. Zij wendde haar invloed op haar keizeriijken neef aan en verschafte haren gunsteling vele goedbezoldigde betrekkingen en waardigheden. Zij overlaadde den senator-schrijver met kostbare geschenken en oplettendheden, die voor Sainte-Beuve te meer waarde hadden, omdat een .pijnlijke ziekte hem kwelde Wanneer hij lang van Saint-Gratien wegbleef, kwamen er dringende brieven vol teedere verwijten, die hem er aan herinnerden, hoe vurig er naar zijn komst ver langd werd. Maar de goede Prinses bewees hem ook van £yd tot tijd de eer in zijn kleine jonggezellenwoning te Montparnasse te verschijnen en aan zijn tafel het middagmaal te gebruiken. Sainte-Beuve stelde deze, zijn feestdagen" zooals hy ze noemde, op hoogen prijs. Hij doet alles wat hy' maar kan, om de prinses waardig te ontvangen. In een briefje meldt hij haar, dat de behanger, toen hij vernomen had, wie de ontvangst gold, zich buitengewoon gehaast heeft, zoodat op den vastgestelden tijd alles gereed zal zijn, om eene Keizerlijke Hoogheid op passende wijze te ontvangen." Goncourt, die een der gasten aan het diner is, deelt daarover in zijn Journal" het volgende mede: Sainte-Beuve heeft voor deze gelegenheid zijn salon nieuw laten decoreeren met een afschuweUjk geel damast ameublement." Dat was het standpunt van den geraffineerden rariteiten-lief hebber, van den verzamelaar, die zich een salon als een rariteiten-winkel en anders niet voorstelt, wien een solied burgerlijke inrichting een gruwel is. De criticus-senator geeft in een aan de Prinses gericht schrijven, op hoogdravende wijze zijn verrukking te kennen over don beerlijken avond." Goncourt echter schetst dat festijn als een over vloedig diner, dat een pastoor aan zijn bisschop geeft en verzekert, dat het er zeer koel en ver velend is toegegaan, de champagne kon uoch de tongen losmaken,nocheenvroolijkerstemminginhet leven roepen. Na het dessert ontwikkelde zich een levendig, maar meer leerrijk dan onderhoudend gesprek over ziekten, geneesmiddelen en operatiën de heer des huizes had er juist een ondergaan en de zaak was dus ten minste actueel. Toen brak een jaar voor Sainte-Beuve's dood de crisis aan. De criticus gaf zijn Maandagsartikelen" eerst in den Constitutionnel, daarna in den Monitew uit. Maar hij kon het zich niet verhelen, dat deze regeeringsbladen slechts een zeer, beperkten kring van lezers hadden, en dat zyne opstellen, die in de literaire wereld een zeer grooten opgang maakten, aan het groote publiek onbekend bleven, daar dit de genoemde couran ten niet las, omdat het zich meer aangetrokken gevoelde tot de oppositiebladen. » Aan de andere kant was het voor sommige dezer couranten een groote overwinning, wanneer zij de regeeringspers van Sainte-Bcuvo berooven en hem voor zich zelf in beslag nemen konden. Vooral voor den Temps zou dit een aanzienlijke aan winst zijn. Dit door Elzassische fabriekspatriciërs opgerichte blad was het orgaan van de minst republikeinsch-orleanistische oppositie geworden en de redactie was er zeer op gesteld de courant een academisch karakter te verleenen, waardoor de politieke beteekenis er van zeer verhoogd zou worden. Met een zekeren schrik vernam men aan het hof en in de ministeriën, dat een senator, een gunsteling der Tuilerieën, onderhandelingen aan geknoopt had met den uitgever van een oppositie blad en dat deze onderhandelingen tot het gewenschte resultaat geleid hadden. De Prinses was over dit verraad (want anders beschouwde zij deze handelwijze van Sainte-Beuve niet) geheel en al buiten zich zelve; men bad haar in de Tuilerieën en van uit de Tuilerieën met zeer zeker harde verwijtingen overladen, omdat zij haren vertroetelden litterairen lieveling niet voor zulk een schrede had kunnen behoeden. Als een stormwind kwam de Prinses het kleine huis in de Rue de Montparnasse binnenvallen, waar zij anders slechts met haar vriendelijksten glimlach en met de hartelijkste deelneming verschenen was. Sainte-Beuve zou ondervinden, wat het zeggen wil, een godin te beleedigen. Nog ziedende van toorn vertelt de Prinses aan de Goncourts het voorgevallene. Eene dame de la halle" had voorzeker niet meesterlijker kunnen schelden en razen dan. de nicht van een keizer, die een ouden, gebrekkigen, zwaar zieken schrijver, die zijn werk ook voor het groote publiek toegankelijk wilde maken, zijn zondenregister voorhield en zelfs uit zijn gebrek kigheid, zijn ziekte, wapens smeedde, om hem beleedigingen naar het hoofd te slingeren, die op het stoïcisme van den lijder afstieten. O, indien zij werkelijk gevoel heeft en dat is zeer zeker het geval, welke gewetensknagingen zal dan die anders zoo goede Prinses" gevoeld hebben, wanneer zij zich haar megaera-schtig optreden in bet geheugen terugriep en welk een verzachtende balsem zal wel die grootmoedig beschamende brief van den criticus voor haar geweest zijn, waarin h\j in de zelfde eerbiedige uitdrukkingen, die hij gewoon was te bezigen, te kennen geeft: dat hy het boek der langjarige vriendschap gesloten heeft een half uur voordat de Prinses bij hem verscheen, maar dat hij bg die bladzijde een leesteeken gelegd heeft, in de hoop dat het boek vroeger of later toch weer geopend zou worden. Maar de herinneringen aan Saint-Gratien wijzen ook vroolijker oogenblikken aan. Wat voor een grappenmaker" was bij voorbeeld de dichter, criticus, romanschrijver Théophile Gautier, die op den gemoedelijksten toon de meest gewaagde anecdoten ten beste gaf! Wanneer Théophile goed gemutst was en dat was zoowat altijd het geval dan had de rest van het gezelschap voor geen verdere opvroolijking te zorgen, zijn welbe spraaktheid was voldoende voor aller behoefte. En toch klonk het soms eenigszins somber, wan neer Thcophile weemoedig klaagde, dat hij hot ondanks zijne talenten tot volstrekt niets gebracht had, noch tot een geldman, noch tot senator, niet eens zelfs tot lid van de Académie Het laatste zal waarschijnlijk wel aan hem zelf gelegen heb ben, zooals blijkt uit de volgende anecdote, die de Goncourts vertellen. Onder de gasten van de goede Prinses" bevond zich ook de ernstige Silvestre de Sacy, een van die deftige Franschen, die rondloopen alsof zij drie stokken hebben in geslikt, even ernstig, pedant en keurig netjes als een dozijn professoren bij elkander. Een plaats in de Académie was vacant, en de prinses had propaganda gemaakt voor Theo. Wat doet echter de schalk? Hij schetst in aandoenlijke woorden en vol uitdrukking, hoe hij in zijn jeugd op een gevlekte vrouw verliefd geweest is, die op de kermissen als femme panthère vertoond werd, en daar de ernstige académicien een nog deftiger gezicht zet dan gewoonlijk, verklaarde Theo op overtuigende wijze,dat hij zeer veel van de gevlekte" gehouden had en dat zijne gevoelens door haar op recht beantwoord werden. De deftige Silvestre vertrok bij dit grappige verhaal geen spier van zijn gelaat, maar dacht, dat de held daarvan overal op zijn plaats zou zijn, behalve in de Académie. Zoo ging het vroolijk toe in het schaduwrijke park van Saint-Gratien, in den bloeitijd van het keizerrijk; de toppen der boomen ruischen ook nu nog in den wind, maar de koele herfst heer&cht daar, waar de zomer gouden vruchten deed rijpen. ERRATA. In het stuk Mtdtatuli in de Gids" in het nummer van 22 Juli komen onder meer de vol gende zirtstorende drukfouten voor: Regel 26 v.b. staat: zondig lees: onnoodig. 27 v. b. uitnemende innemende, Volgende kolom : Regel 27 v. b. staat: bekend te maliën, te bemoeien. 36 v. b. ook, eerst. 20 v. o. plant, floret. VARIA. ERNST AHLGREN. Gestorven 22 Juli 1888. De Scandinavische letterkunde heeft een zeer treurig verlies geleden door den dood van de rijk begaafde Ernst Ahlgren (Mevrouw Benedictson.) Zij was ongetwijfeld een der origineelste en beste auteurs van het jonge Zweden. Wat haar dood dubbel tragisch maakt is: dat zij, de hoogst ontwikkelde, beschaafde, werkzame vrouw den last des levens .... van zich boeit geworpen. Ieder dio haar uit hare werken kent, moot deze schrijfster, wier groote hart men als voelt klop pen in alles wat zij schreef, als mensch lief heb ben gekregen. Zij had een open oog voor het schoone en goede in het leven, maar het schijnt dat in den laatsten tijd de schaduwen meer en meer het licht verdonkerden zonder welks schijn sel het leven de moeite van hot leven niet loont. De betrekkelijk bekrompen omstandigheden waarin zij naar den geest in een provincie-stadje van Schonen leefde, waren in te groote tegen spraak met het verlangen naar het ideale leven, dat zij zich eens niet verwante zielen had ge droomd. Het zal wel niet te gewaagd zijn in de heldin van haren eersten roman, Pengar (Geld.), een stukje auio-biographie te zien, al is hier dan ook Wahrheit und Dichtung tot een schoon geheel versmolten. Behalve Geld dat vrij vertaald", in 't Hollandsch verschoen, zullen de Nederlanders binnen kort kennis kunnen maken met haar tweeden roman Fru Marianne", en eene bundel schetsen en novellen van hare hand. Die schetsen overtreffen naar de mcening van velen in Zweden bijna alles wat er op dat gebied in de laatste jaren verscheen. Ze zijn humoristisch en tegelijkertijd aangrijpend; alles getuigt van hare fijne, scherpe opmerkingsgave; men voelt dat zij leeft met ben wier leven zij vertelt, lijdt met hen wier lijden zij ons leert kennen. In verband met baren dood krijgt hare laatste novelle, onlangs in een Zweedsch weekblad ver schenen, dubbele beteekenis. Zij schildert daarin eene vrouw die door een kind, dat haar door eene zuster is achterna gezonden, om haar als 't ware te bewaken, verhinderd wordt, de hand aan zicb zelve te slaan. Nadat zij meer dan eens heeft getracht het kind tot teruggaan te bewegen, vraagt zij: Waarom volg je mij toch?" Moeder heeft het mij bevolen/'is het antwoord. Haar bleek gelaat teekende verbittering, maar tegelijkertijd verootmoediging. Zij werd dus be waakt als eene krankzinnige, en dat door wezens die niet konden begrijpen, dat hetgeen zij wilde doen, de vrucht was van een kalm, weloverwogen besluit! Die mormcldieren, die liet ellendige leven als een zwaren keten kunnen blijven voort slepen slepen slepen zonder ooit den lust te voelen zich het hoofd te verbrijzelen, en dan willen zij ook nog anderen in hunne vrijheid beperken. Hoe jammer dat er in werkelijkheid op het beslissende oogenblik geen kind zijn handje in de hare stak en haar van het donkere meer weg trok naar de vroolijke met beuken begroeide hoogten waarop het zonlicht speelde. Toen Ahlgren het provinciestadje waar zij tot daartoe had gewoond en een deel van hare voortreffelijke schetsen had geschreven, vaarwel zei, nam zij feitelijk afscheid van haar geluk. Zij leefde geruimen tijd in Kopenhagen waar zij zich in letterkundige kringen bewoog, van daar be zocht zij Stockholm, maakte ook hier kennis met allen die naam hebben gemaakt in de letteren of de kunst, maar vond toch niet de rust die zij zocht, van Stockholm begaf zij zich op reis naar Parijs, zij reisde het geluk achterna, het rijke, interessante leven, dat zoo leerrijk en bevruchtend voor hare talenten moest worden. In werkelijkheid voelde zij zich in de omgeving die zij had gezocht nog verlatener en meer een zaam dan thuis, waar man en kinderen haar wachtten. Nog eenmaal keerde zij tot hen terug, maar rust vond zij er niet. Nieuwe teleurstel lingen en verdriet van allerlei aard voedden de macht van het pessimisme, die reeds zoo langen tijd haren moed ondermijnde, en dat zij slechts gedeeltelijk door werken kon. bestrijden, totdat eindelijk het oogenblik kwam waarop zij deze verzoeking geen weerstand kon bieden, om den last van zich te werpen, die te zwaar bleek voor hare krachten. Y. BR. Oeb. geb. M. In de muzikale wereld in Italiëheerscht op dit oogenblik veel belangstelling over een quaestie van muzikaal eigendomsrecht. De uitgever Sonzogno, naar do oude Italiaansche wet omtrent letterkundig en artistiek eigendomsrecht hande lende, heeft goedkoope edities gegeven van de opera's van Rossini, Bellini, Donizetti, Meyerbeer, Cimarosa en anderen. De oude wet beperkte het eigendomsrecht tot een tijdvak van dertig jaren. De nieuwe wet echter geeft den componist of zijn rechtverkrijgenden gedurende tachtig jaren den eigendom. Nu komt de uitgever Ricordi, be werende dat een aantal der werken, in den laat sten tijd door Sonzogno uitgegeven, hem tocbehooren en stolt eene actie in wegens schending van eigendomsrecht. Beide uitgevers hebben zich de hulp van uitstekende advokaten verzekerd. Intusschen heeft Ricordi ook bet concurreeren i met Sonzogno niet opgegeven; hij geeft nog goedj kooper edities dan deze. Sonzogno gat' er voor 25 i centesimi, Ricordi voor 15; Sonzogno, die ook j eigenaar van den Secolo is, geeft nu muziek ii 5 i centesimi per deel, De Italianen hebben een spreek1 woord: Fra due litiganti il ter'zo go'le" ; de dc»dc, j die zich verheugt, en profiteert bij het twisten der twee anderen, is hier het muzikale publiek in Italië. Volgens don Londcnschen correspondent van de Irish 'Times betaalt de Times aan zijn correspon denten hot volgende honorarium: i De Blowitz, do Parijsche correspondent, ontvangt 80,000 fr. of 3200 pond 'sjaars; Lowe, te Berlijn, j 2500 pond; de correspondent te Weencn even veel ; die te Rome 2000 pond en vergoeding van huishuur; de heer Simpson, te St. Petersburg, evenveel. De kleine correspondenten ontvangen naar cvenredigheid van hetgeen zij zenden ccn veel booger salaris; zij telegrafeeron misschien geen tiental kolommen per jaar en ontvangen toch 1000 pond als scnor Diaz te Madrid, 500 als de neer Julius Lax te Brussel, 250 als de heer lleinrich te CHristiania. Deze laatste telegrafeerde of schreef in 1887 slechts vijftien maal. Het corrcspondentiehudget van den Times is, wat salarissen betreft, ruim 30,000 pond (750,000 francs) per jaar. Bij de opgravingen in het oude Kerson is, vol gens ecno depêche van professor Kondakoff, den archaooloog, tegenwoordig conservator van de oudheden van Kertsch in de keizerlijke J Icrmitage, ? eene zeer merkwaardige vondst gedaan. In een huis aan den oever der zee, dat geopend werd, had men plotseling het gezicht in ccn kunstenaarsj werkplaats, waar een gehoele voorraad torracotta j modellen gevonden werden, die overigens in Griej kenland en Italiëslechts verspreid voorkwamen. | Het meerendecl dor modellen, vijftig in getal, behoort tot bet beste tijdperk dor Gricksche kunst, tot de derde en vierde eeuw na Christus. Vooral tal! rijk zijn de modellen van groote medaillons met my' filologische groepen in den besten stijl, modellen van maskers, Pau's, Apollo's, eenBacchus en zew fraaie vrouwcnkoppen. Daartusschcn vond 711011 echter ook zeer ruw en grof werk. Vele modellen ovcrtroit'en in schoonheid de beste torracotta's van Kertsch en Taman, en leveren het bewijs, dat de terracotta's niet geheel gereed uit Griekenland daarheen gebracht zijn, maar daar vervaardigd, waarschijnlijk naar modellen, die uit de middel punten der Grieksche kunst afkomstig waren. Prof'. Kondakoff betreurt het zeer, dat de op gravingen in Kerson niet met de noodigo voor zichtigheid hebben plaats gehad, zoodat er veel van waarde voor de Grieksche kunst is verloren gegaan, verdwenen of mishandeld; de Russische arcbaeologie hoeft tot nog toe weinig nut eruit getrokken. In het klooster te Kerson liggen do oudheden op een hoop, geen ordenende hand en kundig oog voeren er het toezicht. Hij dringt aan op het oprichten van een museum te Kerson. Ontdekking van onbekende geschriften van Luther. De professor in de kerkgeschiedenis aan de Hooge School te Küningsbergen dr. Tschakort heeft on langs in do groote stedelijke bibliotheek aldaar een vondst van groote waarde gedaan. Do K ingbergscbe couranten deelon daaromtrent bet vol gende mede: De grondslag aan de bibliotheek is gelegd door de uitstekende verzameling boeken, die de van 1525 tot 1541 alhier in de Altstadt fungeerende predikant Johannes Poliander bij zijn dood aan de stad vermaakte. Hierbij bevinden zich onder andere werken ook twee handschriften van Poliander, in een waarvan professor Tschakert een aantal tot nu toe geheel onbekende en nog niet gedrukte prvdikaties en textuitleggingen van Luther gevonden heeft. Deze zijn vooral daarom van zoo groote waarde, omdat zij uit de jaren 1519 tot 1521, dus juist uit den tijd, waarin Luther het toppunt zijner hervormende werkzaamheid be reikt had, tusschen de verbranding van de pause lijke bul en zijn reis naar Worms, afkomstig zijn. De predikatiën zijn of te Wittenberg of in een dorp in de nabijheid daarvan gehouden en ver gunnen ons een duidelijken blik te slaan in den strijd, dien Luther toenmaals te voren had. Met de jeugd van Luther en Zwingli is men volkomen bekend, maar van die vah Calvijn ont braken tot nu toe alle gegevens. Wat zijn biografen tot nu toe, vreemd genoeg, allen verzuimd hebben, heeft eindelijk een zekere mijnheer Abel Lefranc ingehaald, door in Calvijn's geboortestad Noyon de archieven te doorsnuffelen. Al heeft hij niet zeer veel gevonden, toch laat zijn boek (?La jeunesse de Calvin/' Parijs 1888) over een menigte punten een nieuw licht vallen. Zoo is het niet waar. wat tot nog toe algemeen aangenomen werd, dat Calvijn in gebrek opgroeide; zijn vader, die uit een zee mansfamilie afstamde, was een welgesteld man, die zich te Noyon vestigde en daar huwde met een dochter van een der aanzienlijkste burgers; met de stedelijke geestelijkheid stond hij op den slechtst mogelijken voet; in 1528 werd hij geëx communiceerd en drie jaren later in ongewijde aarde begraven. Geen kerkelijke, maar financieele geschilpunten hadden hem in dezes strijd gewik keld. Maar de leer van Luther was, zooals Lefranc duidelijk aantoont, in 1528 toch al tot Noyon doorgedrongen, en Charles, de oudste broeder van Jean Calvin, liet zich, toen deze nauwelijks 17 jaar oud was, reeds sterk met luthersche kette rijen in. Hij werd daarom wegens ketterij aan geklaagd, stierf in 1537, zonder zich met de kerk verzoend te hebben en men stopte zijn lijk onder den ravensteen in den grond. Door ultramontaansche schrijvers is van den gchaten Geneefschen hervormer, na diens dood verteld, dat liij wegens een misdaad in zijn vaderstad met oen gloeiend ijzer op den schouder gebrandmerkt is; de kanunnik Mesmay van Noyon gaf toe, dat hiervan in de gerechtelijke akten niets vermeld is, maar wel had hij van oudere collega's gehoord, dat zich daaronder een blad wit papier bevonden bad, hetwelk deze geheimzinnige woorden bevatte : Condemnatio Joliawns Calvini". Do beschuldiging was daardoor natuurlijk niet bewezen, maar tot op den huidigen dag deed het den Calvinisten leed, haar niet naar het rijk der fabelen te kun nen verwijzen. Mijnheer Lofranc heeft de oorzaak van dit leelijke gerucht ontdekt. Calvijn was in 1534 voor de laatste maal naar zijn geboortestad teruggekeerd, om afstand te doen van zekere voorrechten, die hij tot nu toe steeds genoten had. Men vervolgde tuen reeds do ketters on Calvijn werd, omdat hij in de kerk door verdachte uitin gen een tumult veroorzaakt had, in de gevangenis gezet; dit is met oenige regels in bot pro toko] van het geestelijke kapittel vermeld. Hoe lang hij gevangen zat en hoc hij zijn vrijheid terug kreeg, blijft ook nu nog onopgehelderd, maar men weet nu, waaraan die condemnatio" moet toegeschre ven worden. De aanzienlijke inwoners van Noyon bleven aan de zaak van de hervorming nog lang trouw en bezochten onder voorwendsel van een bedevaart naar de ,Jnra, dikwijls hun landsman te Gciiève. totdat het fanatisme hun dit belette. Het boek van Lefranc maakt in Calvinistische kringen grooten opgang. W/iqner-i'oorsteUmtjen te Bayreutli, De direc tie dezer voorstellingen deelt het volgende mede: Voor de eerste voorstelling van Parsifal" op den 22en Juli kunnen geen plaatskaarten meer worden afgegeven. Voor die van den 23en zijn er nog cciiige beschikbaar, voor die van 25 Juli kan men nog boste plaatsen op de achterste rijen verkrijgen. Van 20 Juli at' zijn er nog plaatsen op alle rangen open." Sedert de inwijding van bet gebouw is de toeloop nimmer weer zoo groot geweest. Naast de toenemende aantrekkingskracht van Bayrcuth zelf, zullen zeker de dit jaar in Zuid-Duitschland gehouden tentoonstellingen van oude en nieuwe kunst mede oorzaak zijn van dit drukke bezoek. Militaire Zaken. BROODSGEBREK IN AMSTERDAM. Hoe ? Wat? broodsgcbrek te Amsterdam! hoe is dat mogelijk? thans is het brood " neen, lezer, wees gerust, er heerscht op het oogonblik geen hongersnood. Ijroodstjisbrek in Amsterdam is de titel van cenc brochure, van de hand van den heer Jacob F. Klinkhamcr, Architect-Ingenieur en de op de titel volgende regel: Onze laatste verschansing'' wijst erop, dat de heer Klinkhamer niet wil spreken over hedendaagsch broodsgebrek, maar over de mogelijkheid, dat bet te Amsterdam aan brood zou kunnen gaan ontbreken in tijd van oorlog. In de brochure wordt erop gewezen, dat boe sterk ook eene vesting is, hoe groot ook bet aantal harer verdedigers, zij in oorlogstijd onherroepelijk vallen moet, wanneer liet voedsel begint te ontbreken. Metz, Parijs en Plowna geven daarvan o. a. de sprekendste voorbeelden. Om dus het sterke, bijna onneembare Amsterdam te vrijwaren voor dit gevaar, eischt de schrijver, dat de staat of de stad bijtijds voorraadschuren zal doen aanleggen, waarin voor langen tijd eene groote hoeveelheid graan geborgen kan worden. Hoe nu? alweer nieuwe uitgaven om eene ver dediging te organiseoren, die toch onmogelijk is?'' roepen hier velen uit, die meenen zich echte kosmopolieten, vrij van oude vooroordcelen te toonen. als zij hunne minachting voor eigen land en onafhankelijk volksbestaan te kennen geven. Ja, mijne dapperen, nogmaals wordt er aange

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl