Historisch Archief 1877-1940
"Mtfi
ggt van deze, zelfs onder broeders hoogst zelden
^Voorkomende overeenstemming, die zich zelfs tot
hét dageüjksch leven uitstrekte, getuigenis af. Beide
-broeders weken nooit van elkanders zijde. Zij be
woonden hetzelfde huis te Auteuil, dat zij in dien
chineèsch-japanschen stijl versierden, dien zij in
hunne eerste romans gevierd en beschreven
had< den. Dat huis was hun trots en hun kleinood ;
zjj hadden juist de inrichting ervan met
werkeIjjk kinderlijke vreugde ten einde gebracht, toen
de dood den jongste, Edmond, van de z\jde zijns
?broeders wegrukte. Jules alleen mag er getuige
van zyn, hoe de literatuur zich nu beweegt langs
oanen, die zy haar afgebakend hadden, hoe men
hunne eerst veremade werken gerechtigheid laat
.wedervaren, en hoe zelfs de voor 21 jaar in het
Thé&tre francais wreed vermoorde Henriette
Maréchal" in het Odéon warm ontvangen werd.
Maar al mist de overlevende Goncourt zijn
broe-der, om aan den triomf deel te nemen, hij mag
toch zijn vreugde met de prinses deelen. De
matrone van nu is getrouw gebleven aan
de vrienden en beschermelingen van de in hare
schoonheid stralende nicht des keizers. Trouw
tot aan de overzijde van het graf, want reeds
sedert lang ook is zjj niet meer vertoornd op hen,
die' haar beleedigd hebben en die zy dit bitter
deed gevoelen.
Onder deze behoorde Sainte-Beuve, die zich
jarenlang in de hoogste gunst zijner beschermster
mocht verheugen. In geestdrift ontvlamd voor het
talent van den schrijver, sterk aangetrokken door
de boeiende en diepzinnige redenaarsgave van den
man, verzuimde zy geen gelegenheid, om hem hare
gonst te bewijzen. Zij wendde haar invloed op
haar keizeriijken neef aan en verschafte haren
gunsteling vele goedbezoldigde betrekkingen en
waardigheden. Zij overlaadde den senator-schrijver
met kostbare geschenken en oplettendheden, die
voor Sainte-Beuve te meer waarde hadden, omdat
een .pijnlijke ziekte hem kwelde Wanneer hij lang
van Saint-Gratien wegbleef, kwamen er dringende
brieven vol teedere verwijten, die hem er aan
herinnerden, hoe vurig er naar zijn komst ver
langd werd. Maar de goede Prinses bewees hem
ook van £yd tot tijd de eer in zijn kleine
jonggezellenwoning te Montparnasse te verschijnen en
aan zijn tafel het middagmaal te gebruiken.
Sainte-Beuve stelde deze, zijn feestdagen" zooals
hy ze noemde, op hoogen prijs. Hij doet alles
wat hy' maar kan, om de prinses waardig te
ontvangen. In een briefje meldt hij haar, dat de
behanger, toen hij vernomen had, wie de ontvangst
gold, zich buitengewoon gehaast heeft, zoodat op
den vastgestelden tijd alles gereed zal zijn, om
eene Keizerlijke Hoogheid op passende wijze te
ontvangen."
Goncourt, die een der gasten aan het diner is,
deelt daarover in zijn Journal" het volgende
mede: Sainte-Beuve heeft voor deze gelegenheid
zijn salon nieuw laten decoreeren met een
afschuweUjk geel damast ameublement." Dat was het
standpunt van den geraffineerden rariteiten-lief
hebber, van den verzamelaar, die zich een salon
als een rariteiten-winkel en anders niet voorstelt,
wien een solied burgerlijke inrichting een gruwel is.
De criticus-senator geeft in een aan de Prinses
gericht schrijven, op hoogdravende wijze zijn
verrukking te kennen over don beerlijken avond."
Goncourt echter schetst dat festijn als een over
vloedig diner, dat een pastoor aan zijn bisschop
geeft en verzekert, dat het er zeer koel en ver
velend is toegegaan, de champagne kon uoch de
tongen losmaken,nocheenvroolijkerstemminginhet
leven roepen. Na het dessert ontwikkelde zich een
levendig, maar meer leerrijk dan onderhoudend
gesprek over ziekten, geneesmiddelen en operatiën
de heer des huizes had er juist een ondergaan
en de zaak was dus ten minste actueel.
Toen brak een jaar voor Sainte-Beuve's dood
de crisis aan. De criticus gaf zijn
Maandagsartikelen" eerst in den Constitutionnel, daarna
in den Monitew uit. Maar hij kon het zich niet
verhelen, dat deze regeeringsbladen slechts een
zeer, beperkten kring van lezers hadden, en dat
zyne opstellen, die in de literaire wereld een
zeer grooten opgang maakten, aan het groote publiek
onbekend bleven, daar dit de genoemde couran
ten niet las, omdat het zich meer aangetrokken
gevoelde tot de oppositiebladen.
» Aan de andere kant was het voor sommige dezer
couranten een groote overwinning, wanneer zij
de regeeringspers van Sainte-Bcuvo berooven en
hem voor zich zelf in beslag nemen konden.
Vooral voor den Temps zou dit een aanzienlijke aan
winst zijn. Dit door Elzassische fabriekspatriciërs
opgerichte blad was het orgaan van de minst
republikeinsch-orleanistische oppositie geworden
en de redactie was er zeer op gesteld de courant
een academisch karakter te verleenen, waardoor
de politieke beteekenis er van zeer verhoogd zou
worden. Met een zekeren schrik vernam men aan
het hof en in de ministeriën, dat een senator, een
gunsteling der Tuilerieën, onderhandelingen aan
geknoopt had met den uitgever van een oppositie
blad en dat deze onderhandelingen tot het
gewenschte resultaat geleid hadden. De Prinses was
over dit verraad (want anders beschouwde zij
deze handelwijze van Sainte-Beuve niet) geheel
en al buiten zich zelve; men bad haar in de
Tuilerieën en van uit de Tuilerieën met zeer
zeker harde verwijtingen overladen, omdat zij
haren vertroetelden litterairen lieveling niet voor
zulk een schrede had kunnen behoeden. Als een
stormwind kwam de Prinses het kleine huis in de
Rue de Montparnasse binnenvallen, waar zij
anders slechts met haar vriendelijksten glimlach
en met de hartelijkste deelneming verschenen was.
Sainte-Beuve zou ondervinden, wat het zeggen
wil, een godin te beleedigen. Nog ziedende van
toorn vertelt de Prinses aan de Goncourts het
voorgevallene.
Eene dame de la halle" had voorzeker niet
meesterlijker kunnen schelden en razen dan. de
nicht van een keizer, die een ouden, gebrekkigen,
zwaar zieken schrijver, die zijn werk ook voor het
groote publiek toegankelijk wilde maken, zijn
zondenregister voorhield en zelfs uit zijn gebrek
kigheid, zijn ziekte, wapens smeedde, om hem
beleedigingen naar het hoofd te slingeren, die op
het stoïcisme van den lijder afstieten. O, indien
zij werkelijk gevoel heeft en dat is zeer zeker het
geval, welke gewetensknagingen zal dan die anders
zoo goede Prinses" gevoeld hebben, wanneer zij
zich haar megaera-schtig optreden in bet geheugen
terugriep en welk een verzachtende balsem zal
wel die grootmoedig beschamende brief van den
criticus voor haar geweest zijn, waarin h\j in de
zelfde eerbiedige uitdrukkingen, die hij gewoon
was te bezigen, te kennen geeft: dat hy het boek
der langjarige vriendschap gesloten heeft een half
uur voordat de Prinses bij hem verscheen, maar dat
hij bg die bladzijde een leesteeken gelegd heeft,
in de hoop dat het boek vroeger of later toch
weer geopend zou worden.
Maar de herinneringen aan Saint-Gratien wijzen
ook vroolijker oogenblikken aan. Wat voor een
grappenmaker" was bij voorbeeld de dichter,
criticus, romanschrijver Théophile Gautier, die
op den gemoedelijksten toon de meest gewaagde
anecdoten ten beste gaf! Wanneer Théophile goed
gemutst was en dat was zoowat altijd het
geval dan had de rest van het gezelschap voor
geen verdere opvroolijking te zorgen, zijn welbe
spraaktheid was voldoende voor aller behoefte.
En toch klonk het soms eenigszins somber, wan
neer Thcophile weemoedig klaagde, dat hij hot
ondanks zijne talenten tot volstrekt niets gebracht
had, noch tot een geldman, noch tot senator, niet
eens zelfs tot lid van de Académie Het laatste
zal waarschijnlijk wel aan hem zelf gelegen heb
ben, zooals blijkt uit de volgende anecdote, die de
Goncourts vertellen. Onder de gasten van de goede
Prinses" bevond zich ook de ernstige Silvestre
de Sacy, een van die deftige Franschen, die
rondloopen alsof zij drie stokken hebben in
geslikt, even ernstig, pedant en keurig netjes als
een dozijn professoren bij elkander.
Een plaats in de Académie was vacant, en de
prinses had propaganda gemaakt voor Theo. Wat
doet echter de schalk? Hij schetst in aandoenlijke
woorden en vol uitdrukking, hoe hij in zijn jeugd
op een gevlekte vrouw verliefd geweest is, die op
de kermissen als femme panthère vertoond werd,
en daar de ernstige académicien een nog deftiger
gezicht zet dan gewoonlijk, verklaarde Theo op
overtuigende wijze,dat hij zeer veel van de gevlekte"
gehouden had en dat zijne gevoelens door haar op
recht beantwoord werden. De deftige Silvestre
vertrok bij dit grappige verhaal geen spier van
zijn gelaat, maar dacht, dat de held daarvan
overal op zijn plaats zou zijn, behalve in de
Académie.
Zoo ging het vroolijk toe in het schaduwrijke
park van Saint-Gratien, in den bloeitijd van het
keizerrijk; de toppen der boomen ruischen ook
nu nog in den wind, maar de koele herfst heer&cht
daar, waar de zomer gouden vruchten deed rijpen.
ERRATA.
In het stuk Mtdtatuli in de Gids" in het
nummer van 22 Juli komen onder meer de vol
gende zirtstorende drukfouten voor:
Regel 26 v.b. staat: zondig lees: onnoodig.
27 v. b. uitnemende innemende,
Volgende kolom :
Regel 27 v. b. staat: bekend te maliën, te bemoeien.
36 v. b. ook, eerst.
20 v. o. plant, floret.
VARIA.
ERNST AHLGREN.
Gestorven 22 Juli 1888.
De Scandinavische letterkunde heeft een zeer
treurig verlies geleden door den dood van de rijk
begaafde Ernst Ahlgren (Mevrouw Benedictson.)
Zij was ongetwijfeld een der origineelste en beste
auteurs van het jonge Zweden. Wat haar dood
dubbel tragisch maakt is: dat zij, de hoogst
ontwikkelde, beschaafde, werkzame vrouw den last
des levens .... van zich boeit geworpen.
Ieder dio haar uit hare werken kent, moot deze
schrijfster, wier groote hart men als voelt klop
pen in alles wat zij schreef, als mensch lief heb
ben gekregen. Zij had een open oog voor het
schoone en goede in het leven, maar het schijnt
dat in den laatsten tijd de schaduwen meer en
meer het licht verdonkerden zonder welks schijn
sel het leven de moeite van hot leven niet loont.
De betrekkelijk bekrompen omstandigheden waarin
zij naar den geest in een provincie-stadje
van Schonen leefde, waren in te groote tegen
spraak met het verlangen naar het ideale leven,
dat zij zich eens niet verwante zielen had ge
droomd.
Het zal wel niet te gewaagd zijn in de heldin
van haren eersten roman, Pengar (Geld.), een
stukje auio-biographie te zien, al is hier dan ook
Wahrheit und Dichtung tot een schoon geheel
versmolten.
Behalve Geld dat vrij vertaald", in 't Hollandsch
verschoen, zullen de Nederlanders binnen kort
kennis kunnen maken met haar tweeden roman
Fru Marianne", en eene bundel schetsen en
novellen van hare hand.
Die schetsen overtreffen naar de mcening van
velen in Zweden bijna alles wat er op dat gebied
in de laatste jaren verscheen. Ze zijn humoristisch
en tegelijkertijd aangrijpend; alles getuigt van
hare fijne, scherpe opmerkingsgave; men voelt
dat zij leeft met ben wier leven zij vertelt, lijdt
met hen wier lijden zij ons leert kennen.
In verband met baren dood krijgt hare laatste
novelle, onlangs in een Zweedsch weekblad ver
schenen, dubbele beteekenis. Zij schildert daarin
eene vrouw die door een kind, dat haar door eene
zuster is achterna gezonden, om haar als 't ware
te bewaken, verhinderd wordt, de hand aan zicb
zelve te slaan.
Nadat zij meer dan eens heeft getracht het
kind tot teruggaan te bewegen, vraagt zij:
Waarom volg je mij toch?"
Moeder heeft het mij bevolen/'is het antwoord.
Haar bleek gelaat teekende verbittering, maar
tegelijkertijd verootmoediging. Zij werd dus be
waakt als eene krankzinnige, en dat door wezens
die niet konden begrijpen, dat hetgeen zij wilde
doen, de vrucht was van een kalm, weloverwogen
besluit! Die mormcldieren, die liet ellendige
leven als een zwaren keten kunnen blijven voort
slepen slepen slepen zonder ooit den
lust te voelen zich het hoofd te verbrijzelen, en
dan willen zij ook nog anderen in hunne vrijheid
beperken.
Hoe jammer dat er in werkelijkheid op het
beslissende oogenblik geen kind zijn handje in
de hare stak en haar van het donkere meer weg
trok naar de vroolijke met beuken begroeide
hoogten waarop het zonlicht speelde.
Toen Ahlgren het provinciestadje waar zij
tot daartoe had gewoond en een deel van hare
voortreffelijke schetsen had geschreven, vaarwel
zei, nam zij feitelijk afscheid van haar geluk. Zij
leefde geruimen tijd in Kopenhagen waar zij zich
in letterkundige kringen bewoog, van daar be
zocht zij Stockholm, maakte ook hier kennis met
allen die naam hebben gemaakt in de letteren
of de kunst, maar vond toch niet de rust die zij
zocht, van Stockholm begaf zij zich op reis naar
Parijs, zij reisde het geluk achterna, het rijke,
interessante leven, dat zoo leerrijk en bevruchtend
voor hare talenten moest worden.
In werkelijkheid voelde zij zich in de omgeving
die zij had gezocht nog verlatener en meer een
zaam dan thuis, waar man en kinderen haar
wachtten. Nog eenmaal keerde zij tot hen terug,
maar rust vond zij er niet. Nieuwe teleurstel
lingen en verdriet van allerlei aard voedden de
macht van het pessimisme, die reeds zoo langen
tijd haren moed ondermijnde, en dat zij slechts
gedeeltelijk door werken kon. bestrijden, totdat
eindelijk het oogenblik kwam waarop zij deze
verzoeking geen weerstand kon bieden, om den
last van zich te werpen, die te zwaar bleek voor
hare krachten.
Y. BR. Oeb. geb. M.
In de muzikale wereld in Italiëheerscht op
dit oogenblik veel belangstelling over een quaestie
van muzikaal eigendomsrecht. De uitgever
Sonzogno, naar do oude Italiaansche wet omtrent
letterkundig en artistiek eigendomsrecht hande
lende, heeft goedkoope edities gegeven van de
opera's van Rossini, Bellini, Donizetti, Meyerbeer,
Cimarosa en anderen. De oude wet beperkte het
eigendomsrecht tot een tijdvak van dertig jaren.
De nieuwe wet echter geeft den componist of
zijn rechtverkrijgenden gedurende tachtig jaren
den eigendom. Nu komt de uitgever Ricordi, be
werende dat een aantal der werken, in den laat
sten tijd door Sonzogno uitgegeven, hem
tocbehooren en stolt eene actie in wegens schending
van eigendomsrecht. Beide uitgevers hebben zich
de hulp van uitstekende advokaten verzekerd.
Intusschen heeft Ricordi ook bet concurreeren
i met Sonzogno niet opgegeven; hij geeft nog
goedj kooper edities dan deze. Sonzogno gat' er voor 25
i centesimi, Ricordi voor 15; Sonzogno, die ook
j eigenaar van den Secolo is, geeft nu muziek ii 5
i centesimi per deel, De Italianen hebben een
spreek1 woord: Fra due litiganti il ter'zo go'le" ; de dc»dc,
j die zich verheugt, en profiteert bij het twisten
der twee anderen, is hier het muzikale publiek
in Italië.
Volgens don Londcnschen correspondent van de
Irish 'Times betaalt de Times aan zijn correspon
denten hot volgende honorarium:
i De Blowitz, do Parijsche correspondent, ontvangt
80,000 fr. of 3200 pond 'sjaars; Lowe, te Berlijn,
j 2500 pond; de correspondent te Weencn even
veel ; die te Rome 2000 pond en vergoeding van
huishuur; de heer Simpson, te St. Petersburg,
evenveel.
De kleine correspondenten ontvangen naar
cvenredigheid van hetgeen zij zenden ccn veel booger
salaris; zij telegrafeeron misschien geen tiental
kolommen per jaar en ontvangen toch 1000 pond
als scnor Diaz te Madrid, 500 als de neer Julius
Lax te Brussel, 250 als de heer lleinrich te
CHristiania. Deze laatste telegrafeerde of schreef in
1887 slechts vijftien maal. Het
corrcspondentiehudget van den Times is, wat salarissen betreft,
ruim 30,000 pond (750,000 francs) per jaar.
Bij de opgravingen in het oude Kerson is, vol
gens ecno depêche van professor Kondakoff, den
archaooloog, tegenwoordig conservator van de
oudheden van Kertsch in de keizerlijke J Icrmitage,
? eene zeer merkwaardige vondst gedaan. In een
huis aan den oever der zee, dat geopend werd,
had men plotseling het gezicht in ccn
kunstenaarsj werkplaats, waar een gehoele voorraad torracotta
j modellen gevonden werden, die overigens in
Griej kenland en Italiëslechts verspreid voorkwamen.
| Het meerendecl dor modellen, vijftig in getal,
behoort tot bet beste tijdperk dor Gricksche kunst,
tot de derde en vierde eeuw na Christus. Vooral
tal! rijk zijn de modellen van groote medaillons met
my' filologische groepen in den besten stijl, modellen van
maskers, Pau's, Apollo's, eenBacchus en zew fraaie
vrouwcnkoppen. Daartusschcn vond 711011 echter
ook zeer ruw en grof werk. Vele modellen
ovcrtroit'en in schoonheid de beste torracotta's van
Kertsch en Taman, en leveren het bewijs, dat de
terracotta's niet geheel gereed uit Griekenland
daarheen gebracht zijn, maar daar vervaardigd,
waarschijnlijk naar modellen, die uit de middel
punten der Grieksche kunst afkomstig waren.
Prof'. Kondakoff betreurt het zeer, dat de op
gravingen in Kerson niet met de noodigo voor
zichtigheid hebben plaats gehad, zoodat er veel
van waarde voor de Grieksche kunst is verloren
gegaan, verdwenen of mishandeld; de Russische
arcbaeologie hoeft tot nog toe weinig nut eruit
getrokken. In het klooster te Kerson liggen do
oudheden op een hoop, geen ordenende hand en
kundig oog voeren er het toezicht. Hij dringt aan
op het oprichten van een museum te Kerson.
Ontdekking van onbekende geschriften van Luther.
De professor in de kerkgeschiedenis aan de Hooge
School te Küningsbergen dr. Tschakort heeft on
langs in do groote stedelijke bibliotheek aldaar
een vondst van groote waarde gedaan. Do K
ingbergscbe couranten deelon daaromtrent bet vol
gende mede: De grondslag aan de bibliotheek
is gelegd door de uitstekende verzameling boeken,
die de van 1525 tot 1541 alhier in de Altstadt
fungeerende predikant Johannes Poliander bij zijn
dood aan de stad vermaakte. Hierbij bevinden
zich onder andere werken ook twee handschriften
van Poliander, in een waarvan professor Tschakert
een aantal tot nu toe geheel onbekende en nog
niet gedrukte prvdikaties en textuitleggingen van
Luther gevonden heeft. Deze zijn vooral daarom
van zoo groote waarde, omdat zij uit de jaren
1519 tot 1521, dus juist uit den tijd, waarin Luther
het toppunt zijner hervormende werkzaamheid be
reikt had, tusschen de verbranding van de pause
lijke bul en zijn reis naar Worms, afkomstig zijn.
De predikatiën zijn of te Wittenberg of in een
dorp in de nabijheid daarvan gehouden en ver
gunnen ons een duidelijken blik te slaan in den
strijd, dien Luther toenmaals te voren had.
Met de jeugd van Luther en Zwingli is men
volkomen bekend, maar van die vah Calvijn ont
braken tot nu toe alle gegevens. Wat zijn biografen
tot nu toe, vreemd genoeg, allen verzuimd hebben,
heeft eindelijk een zekere mijnheer Abel Lefranc
ingehaald, door in Calvijn's geboortestad Noyon
de archieven te doorsnuffelen. Al heeft hij niet
zeer veel gevonden, toch laat zijn boek (?La jeunesse
de Calvin/' Parijs 1888) over een menigte punten
een nieuw licht vallen. Zoo is het niet waar. wat
tot nog toe algemeen aangenomen werd, dat Calvijn
in gebrek opgroeide; zijn vader, die uit een zee
mansfamilie afstamde, was een welgesteld man,
die zich te Noyon vestigde en daar huwde met
een dochter van een der aanzienlijkste burgers;
met de stedelijke geestelijkheid stond hij op den
slechtst mogelijken voet; in 1528 werd hij geëx
communiceerd en drie jaren later in ongewijde
aarde begraven. Geen kerkelijke, maar financieele
geschilpunten hadden hem in dezes strijd gewik
keld. Maar de leer van Luther was, zooals Lefranc
duidelijk aantoont, in 1528 toch al tot Noyon
doorgedrongen, en Charles, de oudste broeder van
Jean Calvin, liet zich, toen deze nauwelijks 17
jaar oud was, reeds sterk met luthersche kette
rijen in. Hij werd daarom wegens ketterij aan
geklaagd, stierf in 1537, zonder zich met de
kerk verzoend te hebben en men stopte zijn
lijk onder den ravensteen in den grond. Door
ultramontaansche schrijvers is van den gchaten
Geneefschen hervormer, na diens dood verteld,
dat liij wegens een misdaad in zijn vaderstad met
oen gloeiend ijzer op den schouder gebrandmerkt
is; de kanunnik Mesmay van Noyon gaf toe, dat
hiervan in de gerechtelijke akten niets vermeld
is, maar wel had hij van oudere collega's gehoord,
dat zich daaronder een blad wit papier bevonden
bad, hetwelk deze geheimzinnige woorden bevatte :
Condemnatio Joliawns Calvini". Do beschuldiging
was daardoor natuurlijk niet bewezen, maar tot
op den huidigen dag deed het den Calvinisten
leed, haar niet naar het rijk der fabelen te kun
nen verwijzen. Mijnheer Lofranc heeft de oorzaak
van dit leelijke gerucht ontdekt. Calvijn was in
1534 voor de laatste maal naar zijn geboortestad
teruggekeerd, om afstand te doen van zekere
voorrechten, die hij tot nu toe steeds genoten had.
Men vervolgde tuen reeds do ketters on Calvijn
werd, omdat hij in de kerk door verdachte uitin
gen een tumult veroorzaakt had, in de gevangenis
gezet; dit is met oenige regels in bot pro toko]
van het geestelijke kapittel vermeld. Hoe lang hij
gevangen zat en hoc hij zijn vrijheid terug kreeg,
blijft ook nu nog onopgehelderd, maar men weet
nu, waaraan die condemnatio" moet toegeschre
ven worden. De aanzienlijke inwoners van Noyon
bleven aan de zaak van de hervorming nog lang
trouw en bezochten onder voorwendsel van een
bedevaart naar de ,Jnra, dikwijls hun landsman te
Gciiève. totdat het fanatisme hun dit belette.
Het boek van Lefranc maakt in Calvinistische
kringen grooten opgang.
W/iqner-i'oorsteUmtjen te Bayreutli, De direc
tie dezer voorstellingen deelt het volgende mede:
Voor de eerste voorstelling van Parsifal" op
den 22en Juli kunnen geen plaatskaarten meer
worden afgegeven. Voor die van den 23en zijn
er nog cciiige beschikbaar, voor die van 25 Juli
kan men nog boste plaatsen op de achterste rijen
verkrijgen. Van 20 Juli at' zijn er nog plaatsen
op alle rangen open." Sedert de inwijding van
bet gebouw is de toeloop nimmer weer zoo groot
geweest. Naast de toenemende aantrekkingskracht
van Bayrcuth zelf, zullen zeker de dit jaar in
Zuid-Duitschland gehouden tentoonstellingen van
oude en nieuwe kunst mede oorzaak zijn van dit
drukke bezoek.
Militaire Zaken.
BROODSGEBREK IN AMSTERDAM.
Hoe ? Wat? broodsgcbrek te Amsterdam! hoe
is dat mogelijk? thans is het brood " neen,
lezer, wees gerust, er heerscht op het oogonblik
geen hongersnood.
Ijroodstjisbrek in Amsterdam is de titel van
cenc brochure, van de hand van den heer Jacob
F. Klinkhamcr, Architect-Ingenieur en de op de
titel volgende regel: Onze laatste verschansing''
wijst erop, dat de heer Klinkhamer niet wil
spreken over hedendaagsch broodsgebrek, maar
over de mogelijkheid, dat bet te Amsterdam aan
brood zou kunnen gaan ontbreken in tijd van
oorlog. In de brochure wordt erop gewezen,
dat boe sterk ook eene vesting is, hoe groot ook
bet aantal harer verdedigers, zij in oorlogstijd
onherroepelijk vallen moet, wanneer liet voedsel
begint te ontbreken. Metz, Parijs en Plowna
geven daarvan o. a. de sprekendste voorbeelden.
Om dus het sterke, bijna onneembare Amsterdam
te vrijwaren voor dit gevaar, eischt de schrijver,
dat de staat of de stad bijtijds voorraadschuren
zal doen aanleggen, waarin voor langen tijd eene
groote hoeveelheid graan geborgen kan worden.
Hoe nu? alweer nieuwe uitgaven om eene ver
dediging te organiseoren, die toch onmogelijk is?''
roepen hier velen uit, die meenen zich echte
kosmopolieten, vrij van oude vooroordcelen te
toonen. als zij hunne minachting voor eigen land
en onafhankelijk volksbestaan te kennen geven.
Ja, mijne dapperen, nogmaals wordt er
aange