Historisch Archief 1877-1940
No. 580
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
?drongen op het uitgeven van eenige ?weinige
tonnen gouds, zonder welke de mülioenen, die
ieder jaar aan de verbetering der levende en
doode strijdkrachten besteed worden, volkomen
nutteloos weggeworpen zyn; wanneer men dui
zenden guldens heeft besteed tot het bouwen van
een huis, mag men toch niet uit zuinigheid de
paar honderd gulden terughouden, die het dak
kosten zou en aldus het huis onbewoonbaar doen
bleven? En wat de mogelijkheid der verdediging
betreft, deskundigen, wier namen in de brochure
te vinden zijn, hebben herhaaldelijk en overtuigend'
aangetoond dat zij mogelijk is, dat Amsterdam
onneembaar is, zoo de vijand geen bondgenoot in
de vesting heeft, in den vorm van lafhartigheid,
verraad of... gebrek. Terecht staat er op blz. 9:
Het einddoel voor den aanvaller is echter steeds
de inlijving van ons land, waardoor ons onafhan
kelijk volksbestaan wordt vernietigd. Zoolang
echter van de torens van Amsterdam
deHollandsche driekleur waait, zoolang bestaat Nederland
en is alles weder te herwinnen," en op bladzijde 12:
Van vreemden spoedig hulp te verwachten, waar
wij gezien hebben, hoe Denemarken, Turkije en
Bulgarije aan hun lot werden overgelaten, is
ongèrymd. Slechts als wrj larig genoeg ons zelven
verdedigd hebben, zullen politieke combinaties ons
hulp brengen, niet uit sympathie, maar uit eigen
belang."
Ziedaar een antwoord aan hen, diemeenendat
Nederland toch op den duur niet te redden zou
zijn, al verdedigde het zich nog zoo krachtig.
Zeker, Nederland is verloren, als het alles laat
aankomen op vreemde hulp, doch Griekenland,
dat van 1821?1827 alleen een wanhopenden strijd
heeft volgehouden tegen het overmachtige Turkije,
heeft toch aan de heldhaftige en langdurige ver
dediging van Missolonghi het ter hulp komen der
groote mogendheden en daaraan zijn volksbe
staan te danken.
Na aangetoond te hebben, dat Amsterdam kan
«n moet verdedigd worden -richt de lieer K. het
oog op de voedingsmiddelen, die bij een aanval
in de stad aanwezig zijn en komt dan tot de
conclusie, dat het er daarmede treurig uitziet"
Vooreerst is Amsterdam af te snijden van zijne
prises d'eau, daar zoowel Vogelenzang als
Nichtevecht buiten de Amsterdamsche linie liggen;
het stadswater is ondrinkbaar. Niet te spoedig
kan men dus pogingen in het werk stellen om
drinkbaar water binnen die linie te zoeken, bijv.
te Velzen of te Beverwijk. De gemeente Am
sterdam, die door den aanleg van eene tweede
waterleiding heeft getoond, een zoo open oog te
hebben ,voor de behoefte aan overvloedig water
in gewone tijdsomstandigheden, heeft de verplich
ting en het recht ten sterkste aan te dringen bij
de hooge regeering, dat maatregelen worden ge
nomen, opdat in oorlogstijd dat onschatbaar vocht
niet geheel ontbreekt, maar zjj het ook in een
zeer klein rantsoen, voorhanden blijft", zegt de
schrijver. Zal Amsterdam's regeering die ver
plichting gevoelen en van dat recht gebruik maken?
Wij willen het hopen.
Ook met het brood is het treurig gesteld, zoo
ons een oorlog mocht overvallen," zegt de heer
Klinkhamer, in minder dan twee maanden toch
zou de geheele voorraad uitgeput zijn." De juist
heid dezer bewering wordt op duidelijke wijze
aangetoond. Graanpakhuizen moeten er dus nood
zakelijk gebouwd worden. Zoogenaamde siZo's,
inrichtingen waarin het graan voor bederf behoed
wordt door het afsluiten der atmospherische lucht,
zijn daartoe eene eerste vereischte. Uitvoerig
gaat de schrijver na, hoe het begrip waarop deze
silo's berusten reeds bij de volken der oudheid
bekend was, hoe Chineezen, Egyptenaren, Romei
nen, hunne rijst of hun koren wisten te bewaren,
voorts hoe de geheele geschiedenis door de volken
steeds er op zijn uit geweest, zich door het opsparen
van deze zoo belangrijke voedingsstof voor hongers
nood vooral tijdens een beleg te vrijwaren en hoe
dit denkbeeld ook thans weder te voorschijn
treedt, getuige o.a. de inrichting van het Maison
Hanséatiqw de la Ville d'Anvers te Antwerpen,
en de silo te Budapest, het schoonste gebouw
van dien aard ter wereld, dat in 1883 is voltooid.
Wil men weten, wat een silo eigenlijk is, hoe
hij is ingericht, daartoe leze men de brochure
zelf. Zij is aangenaam en onderhoudend geschre
ven en niemand zal zich den tijd beklagen, dien
hij er aan besteed heeft.
In een aanhangsel, geschreven door de directeur
der stoom-meelfabriek de Weichsel," den heer
J. Reynvaan, rekent deze ons voor, dat het op
richten van de noodige graanpakhuizon te Amster
dam met een weinig goeden wil van stadswege,
zonder zware onkosten, is tot stand te brengen.
De Amsterdamsche handel zou er door gebaat
worden en zeker zou de stad op den duur voor
geene finantieële nadeelen behoeven te vreezen,
al levert zoodanige inrichting geene voordeelen
genoeg op, om particulieren tot het nemen van
bet initiatief over te halen.
Het groote belang, dat ieder Nederlander bij
deze quaestie heeft, heeft mij genoopt deze bro
chure in dit blad te bespreken, opdat zij daar
door in wijder kring bekend worde. Moge zij
spoedig in ieders handen zijn, of beter nog. moge
de schrijver weldra ondervinden datzijne waar
schuwende stem niet die eens roependen in de
woestijn is geweest. A. J. L. CBOISEI.
Schaakspel.
No. 136.
Van JAN DRINA te Hnevsine.
ZWART.
g
d e
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 10 en Zwart 9 stukken met K. c5).
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
No. 134 is juist opgelost door W. v. H. te Delft,
Henri en A. Blijbmans Kzn., beiden te Amsterdam.
Juist opgelost door C. T. van Ham no. 134 niet
bis en 135, door Henrie no 13-i en 18". beider.
te Amsterdam, door W, B. te W. en A. P. te
Arnhem, beiden no. 135, insgelijks G. A. W. te
Gouda en D. D. te Rotterdam.
Juist opgelost door Termos te Rotterdam pro
bleem Mevr. Rowland, waarin wit pion d4 moet
staan a4, door Mei" te Amsterdam no. 134 en
134 bis en 135 met probleem Rowland. Door W.
v. H. te Deltt no. 135, Silvera en 135 bis met
aanduiding der drukfout.
BRIEFWISSELING.
Henri. De driezet volgt in de volgende week.
Probleem 130 quater van J. Amygdalis. 111.
Londen News. Wit K d5 R cl en f3 pion e2 g5
en h2 (6 stuks. Zwart K e3 (l stuk. Wit begint
en geeft in drie zetten mat.
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No. 134
van J. Pospisil te Praag.
l c5 a4 d5 X e4 2 a3
l als boven, h4 h3 of g3
l h4 X f2 of g4
l f6 d4 2 a3
l f(5 of e? e5
l f4 X g2 ot d3
l a2 b3
c6 ca
1)5 b4
anders
e3 f e4 do 3 al b(J f mat
2 a3 do f onv. 3 e8 X föof a4 cöf mat
2 e8 X föt e7 X fö;? a4 - c3 t mat
f5 of a4 c3 j mat
3 a3 e.'! of a4 c3 f mat
3 d3 X d4 | mat
3 D of Pd f mat
?' a-" dG f a^ t mat
3 a3 a5 of e3 f mat
_ c5 f onv. 3 có
2 08 c7 f f nv'
2 a3 d3 t fö<
2 f2 _ f3! onv.
2 a4 _ c3 f onv'
2 a4 _ bG f K onv.
2 dito of böof e8 c7 -j- do X e4 3 a3
mat.
Onberispelijk en een eersten prijs ten volle waardig! Samenstelling en oplossing zijn ten hoogste
te roemen, niet het minst door de veelzijdige werking dor moeste stukken. Zeer verlijdelijk is. c5 X
d7, maar faalt door l f6 e5 ! Toelichting van het schaakraadscl van Ace Perdu te Madretto
132 ter. Op de plaats van wit (08) stond een R van zwart en de witte R was toen nog pion staande
op f7. Door gespeeld te hebben f7 X e8 en raadsheer te vragen is den stand ontstaan, die voorge
steld is. Nu wit dien zet terugtrekt, moet de witte raadsheer weggenomen, een zwarte raadsheer
weer o > e8 en een witte pion op f7 gezet worden, daarna speelt wit
l g7 _ g8 Pd e6 X f7; 2 hög5 j mat
l dito h8 X f7 2 h3 f4 t mat
l dito, f8 h6 2 f7 X e8 D f mat
l dito,, anders; 2 h3 g5 t mat
N.B. Op e8 mag niet anders dan een zwarte R staan, want elk ander stuk zou t kunnen geven.
EEN GEDIENSTIG GOD.
Chineesch sprookje.
Onder de personen, die op dit oogenblik te Parijs
opgang maken, behoort kolonel Tcheng-Ki-Tong,
een Chinees. Onlangs heeft hij in de Revue des
Deux-Mondes een aantal zeer interessante arti
kelen over China en Europeesche toestanden uit een
chineeschjoogpunt geschreven. Weinigeweken geleden
hield hij in de vorstelijke woning der millionnairs
Andréeene conférence over L'Amonr en CJiine,
die door de dames der grootste werclJ werd bij
gewoond; thans heeft een der bladen die het
meest voor hun copie kunnen uitgeven, een Chi
neesch sprookje, uit de collectie Liao-Tsaé, door
generaal Tscheng-Ki-Tong vertaald.
De Taoïsten in China nemen altoos de beeld
houwkunst ter hulp om hun goden af te beelden,
vooral de goden der onderwereld, aan welke men
allerafschuwlijkste gezichten geeft. Het doel
daarvan is, dat de onwetenden, op welke de
zuivere moraal geen invloed heeft, toch door de
vrees om in handen te vallen van die vreeselijke
gedrochten, op het rechte pad zullen blijven.
Gewoonlijk huren in het Hemelsche Rijk de ge
letterden eene kamer in een tempel, om er
in stilte en afzondering te kunnen studeeren.
Een jeugdig student, Tchou genoemd, had maar
een heel middelmatig verstand. Daarentegen was
hij zeer dapper en zeer vastberaden.
Eens toen hij met zijn kameraden aan de ge
meenschappelijke tafel zat, wilde hij zijn moed
toonen, en wedde, dat hij een der hellegoden zou
gaan halen en hem op de plaats van een gast,
die weggebleven was, zou neerzetten.
Dat gelukte hem. Na een korte afwezigheid
zag men hem met het monsterbeeld terugkeeren.
Ik heb uit uw naam dezen meester met zijn
langen baard uitgenoodigd," riep bij uit, de kamer
weer binnentredende.
Al de studenten stonden op, en ieder bracht
zijn glas aan de lippen van den monsterachtigen
God. Weldra echter deed het bijzijn van den
gast hen huiveren, en zij verzochten den
stoutmoedigen vriend, den vreeselijken dischgenoot weer
t'huis te brengen.
Toen hij den god weer op zijne gewone plaats
gezet had, zeide Tchou in het heengaan:
Wees zoo goed mij te vergeven, dat ik u
gederangeerd heb; maar daar mijn huis niet ver
hier van daan is, zoudt gij mij genoegen doen,
door mij van tijd tot tijd eens te komen opzoe
ken, dan kunnen we wat langer praten dan van
avond."
Den volgenden dag werd de feestmaaltijd.
waarom men gewed had, gegeven. Na stevig
gedineerd te hebben, kwam Tchou vrij laat thuis.
Op het oogenblik dat hij het licht zou uitdoen
om de noodzakelijke rust te gaan genieten, hoorde
hij aan. de deur kloppen. Hij deed open, en zag
op den drempel den god staan.
Ach. ik zal moeten sterven!" riep de stu
dent uit. Ik ben gisteren oneerbiedig tegen u
geweest, en gij komt zeker om mij te straffen."
Toen zag hij den god afschuwelijk grijnslachen
tusschen zijn grooten baard; toch was de glim
lach min of meer welwillend.
Vrees niets! Ge hebt mij gisteren zoo
vriendelijk uitgenoodigd, dat ik van avond, nu
ik vrij ben, mij haast om bij u te komen."
Ga toch zitten, mijnheer," zei Tchou, die
nu van vrees tot vreugde overging, en spoedig het een
en ander ging halen om flink te kunnen drinken.
Maak spoedig eenige lekkere schotels ge
reed," zeide hij tot zijne vrouw.
De vrouw, verschrikt, klemde zich aan de
kleedercii van haren man vast om dezen in zijn
kamor te houden en wilde hem niet naar den god
laten terugkeeren; zij vreesde eene wreede en
vreeselijke wraak van den bewoner der onderwe
reld.
De student stoorde zich niet aan de smeekbe
den, en ging mot zijn gast aan tafel.
Gedurende het souper vernam hij, dat de god
Louk heette, en dat hij een grondige kennis had
^fl'i al wat er in de vroegste tijden der oudheid
gebeurd is, zoowel als van do moderne letterkun
de. Dit belette hem niet, elk oogenblik groote
slokken uit do flesschcn te nemen ; iedere slok van
den inhoud van tien glazen.
Dit bezoek werd om de twee of drie dagen
regelmatig herhaald, en de wederzijdsche toege
negenheid nam steeds toe. Eens toonde Tchou,
door den drank opgewonden, aan den god een
zijner letterkundige opstellen; Louk vond het
beneden alle kritiek.
De student had niet zulk een goed hoofd als
de god. en sliep weldra zachtjes in.
Eensklaps deed hem een scherpe pijn in het
hoofd ontwaken, [lij zag toen Lonk aan den rand
van zijn bed zitten; deze had hem den schedel
in tweeën gespleten en betastte zijn hersens.
Ik heb u nooit kwaad gedaan." riep de
arme Tchou verschrikt uit. waarom vermoordt i
gij mij zoo V" [
Wees maar niet bang," antwoordde Louk j
glimlachend, ik ruil even uw hersens."'
Inderdaad had hij hem spoedig andere hersens |
ingezet; en sloot nu den schedel weer, waarna j
hij dezen met verbanden on zwachtels omwikkelde ;
om bcm weer te doen sluiten. ?
Zonderling genoeg, was er geen enkel spoor van j
bloed te zien, zoo handig en vaardig was de j
operatie verricht. [
Nadat liij mot zijn, chirurgisch werk klaar was, j
toonde Louk aan zijn beschermer diens vroegere
hersens.
Kijk eens," zeide hij, uw onbekwaamheid
kwam' daarvan, dat de poriën van uw hersens
verstopt waren; ik was toevallig in de gelegenheid
heden, onder de tienduizend mülioenen gevangenen
in de hel, er een te vinden met
alleruitmuntendste, allcrverstandigsle hersens; ik heb die hersens
meegenomen om zo in de plaats der uwo te stel
len ; maar ik moet mij nu haasten om deze in
het ledige hoofd van den ander te gaan zetten."
En hij verdween. Den volgenden dag zag Tchou
niets dan een dun streepje bloed op zijn voor
hoofd, maar de spleet was geheel gesloten, en
zijn verstand, zijn geheugen, zijn begrippen, alles
was wonderbaarlijk verscherpt.
Eenigen tijd later vond Louk zijn opstellen veel
beter; en voorspelde hem dat bij bij het eerste
vergelijkend examen den prijs winnen zou; het
geen inderdaad gebeurde.
Verscheidene kameraden van Tchou, die van
dit voorval hadden hooren spreken, wenschten
kennis te maken met den god: maar geen hunner
kon in zijn tegenwoordigheid kalm blijven, zoo
bang waren zij allen, zij klappertanddcn van angst.
Zij gaven dus alle verdere pogingen tot kennis
making met bet vreeswekkend wezen op.
Tchou daarentegen bleef niet alleen de vriend
schap aanhouden, maar koesterde innige dank
baarheid jegens zijn weldoener.
Hij maakte op zekeren da.g van een oogenblik
van buitengewoon goede Inim van den God ge
bruik, om hem te vragen, of hij ook het hoofd
geheel kon verwisselen. Zijn vrouw toch, hoewel
zeer welgevormd, was niet mooi van gezicht. Als
het niet al te veel misbruik maken van zijn goed
heid was, verzocht hij van den uitstekenden chi
rurg een kleine operatie met dat doel.
Louk glimlachte, stemde toe en vroeg eenige
dagen om zijn plan ten uitvoer te brengen.
Op zekeren avond dan kwam bij met een zak
in de hand, en zeide dat hij zijn belofte kwam
gestand doen.
Tchou zag toen in den zak een hoofd, geheel
met bloed bedekt.
Ga spoedig weer in uwe kamer en sluit goed
de deur, dat de hond ons niet bemerkt."
Men vond nu mevrouw Tchou rustig op een
oor liggen. Louk gaf zijn vriend het hoofd ia
handen en haalde uit zijne laars een dolk, die
met een enkelen streek het hoofd van de slaap
ster afhieuw. De snede was glad en zuiver, alsof
hij een meloen had opengesneden. Toen het oude
hoofd was weggenomen, nam Louk het nieuwe om
het in de plaats ervan te zetten, en gaf Tchou
streng bevel, het andere hoofd op eene veilige
plaats, tegen de pogingen der nieuwsgierigen be
schut, te begraven. Hij vertrok en liet den student
verrast en dankbaar achter.
Mevrouw Tchou voelde, toen zij wakker werd,
niets dan een weinig gekriebel in den hals; maar
zij vond veel bloed in haar bed. De kamenier
was zeer verschrikt, toen zij het bebloede hoofd
en het vreemde gezicht zag.
Tchou kon slechts met moeite de verbazing
zijner vrouw doen bedaren, te meer toen zij zich
voor den spiegel niet herkende. Haar geheele
gezicht was veranderd; haar schrik was echter
spoedig geweken, toen zij zag, hoe mooi zy ge
worden was.
Een der keizerlijke censoren, Ou genaamd, had
eene wonderbaar schoone dochter, negentien jaar
oud, die nog niet getrouwd was, daar zij reeds
twee bruigoms verloren had.
Eens, toen zij den tempel van den god had
bezocht, werd zij er door eenige bandieten beroofd
en vermoord.
De geheele familie weende over het verlies van
het bekoorlijke meisje en waakte den gansenen,
nacht bij het lijk.
Maar hoe groot waren den volgenden morgen
de algemeene schrik en afgrijzen, toen men zag,
dat het lijk geen hoofd meer bad. Er werden nu
twee aanklachten ingesteld, de eene wegens den
moord, de andere wegens diefstal van het hoofd.
Maar alle nasporingen bleven vruchteloos. Toen
dan ook het bericht, dat mevrouw Tchou een
nieuw hoofd had gekregen, ter konnisse van de
familie Ou was gebracht, werd er terstond iemand
heen gezonden om de vrouw te zien en de waar
heid te onderzoeken.
De heer Ou deed onmiddellijk Tchou arrestee
ren als moordenaar van de dochter en dief van
het verloren hoofd. Ondanks de uitleggingen die
Tchou hierover gaf, weigerde men hem aan te
hooren.
Niemand wilde gelooven wat hij van de tus»
schenkomst van den god vertelde. In aller oogen
was het bewijs van do misdaad onwederlegbaar;
de justitie, die tot zelfs het overtnïgingsstuk be
zat, kon niet meer twijfelen en gaf vonnis tegen
Tchou.
Deze had nu geen ander middel meer om uit
de verlegenheid te geraken, clan zijn god te bid
den, den toestand te ontwarren.
Dat is zoo erg inocieüjk niet," zcidodeze,
ik zal Ou de waarheid doen vertellen door zijne
dochter zelf,"
Inderdaad droomde de censor in den volgenden
nacht van zijne dochter, zij deelde hom den naam
van den moordenaar mede, en zeide hem, dat
Tchou onschuldig was aan de zaak.
Als zijn vrouw met mijn hoofd loopt," voeg
de zij er bij, is dat omdat de goden het aldus
gewild hebben."
Mevrouw Ou droomde hetzelfde; men gaf den
naam van de moordenaar bij de justitie aan, die
hem nu ook vond en hem volgens zijn verdienste
liet kastijden.
Ou verzocht nu aan Tchou. hem zijn vrouw
voortestellcn ; hij wilde deze als zijne eigen doch
ter erkennen ; daarenboven eischtc hij het andere
hoofd op, omdat bij het lichaam van freule Ou te
doen begraven.
Dertig jaren waren sedert dien tijd in
onvermengd geluk voorbijgegaan, toen Louk plotseling
aan Tchou mededeelde, dat hij binnen vijf dagen
sterven zou. Tcho.u vroeg uitstel, maar Lonk zei
de dat dit het noodlot was. dat door geen mid
del kon worden uitgesteld; dat leven en dood
voor den wijsgeer geen verschil maakten, en dat
men het eene niet boven het andere moest ver
kiezen.
De geleerde stierf inderdaad op den bepaalden
datum.
Den volgenden dag zat mevrouw Tchou te
wcenen, toen zij haren man zag binnenkomen en
hem hoorde zeggen:
,.llocwel ik als spook kom, kunt gij mij als
een lovende beschouwen. Ik dacht aan mijne
?weduwe en mijne voos, daarom ben
ikweergekomen."
Mevrouw Tchou vroeg nem, waarom hij niet
uit het graf kon opstaan,
Dat is niet de moeite waard; het is zoo
even goed. Daarenboven wil ik de bevelen der
Voorzienigheid niet ongehoorzaam zijn. Dank
zij de aanbeveling van mijn vriend Louk, bekleed
ik nu in de andere wereld een zeer winstgevend
ambt, dat van secretaris van den vorst der onder
wereld."
Maak ons gauw wat eten klaar, want ik
heb den god te eten gevraagd."'
Sedert dien tijd herhaalde hij zijn bezoeken
zeer dikwijls, gaf zijn gezin in allerlei zaken raad
en gaf zelfs aan zijn arme kindoren les, zoodat
zij niet eens merkten, dat zij geen vader meer
hadden.
Deze toestand duurde wel tien jaar lang. Op
zekeren avond zeide hij zijne vrouw droevig
vaarwel; hij was verplicht haar te verlaten om
ziqh te gaan vestigen op zijn nieuwen post als
god van den berg Tai-Oa. van waar hij niet
weer zou^kunnen terugkeeren. Hij beval zijn
zoon, zich goed te gedragen, opdat bij den eer
lijken naam der familie zou kunnen ophouden,
en beloofde over tien jaar eens te komen kijken.
Toen verdween hij.
Zijn zoon werd op vijf en hvintig-jarigen leef
tijd tot gouverneur benoemd, en door den keizer
gezonden om ofl'ers te gaan aanbieden aan de