Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR ^NEDERLAND.
mg toe dieper te 'zjin. tenminste voor zoover de
^herinnering en photographieën het een leek toe
staan vergelijkeningen te maken. Zeer schoon
komt de prachtige gedaante van St. Sistp naar
?voren. Om kort te gaan, de madonna di
Fer.rara schijnt mg, nu zy gerestaureerd is, niet zoo
- volmaakt, niet in alle onderdeelen zoo volkomen
?afgewerkt toe, als de Dresdensche; op zich zelve
echter bezit zjj hooge waarde, onverschillig welke
"betrekkelijke waarde aan haar moet worden toe
gekend, ten opzichte van de Dresdensche. In
ieder geval verdient de schildery het, dat zy door
een ieder die hier komt bezichtigd en door kenners
?onderzocht wordt.
Wereldtentoonstelling te Barcelona. Naar uit
Barcelona bericht wordt, heeft het bestuur der
^tentoonstelling, na gehouden beraad met de
bui-tenlandsche commissies, dat de Jury, die over drie
klassen van medailles en de eervolle vermelding"
te beschikken heelt, in de maand September haar
taak zal aanvaarden. Op de medailles, die voor
alle klassen van brons vervaardigd zijn, ziet men
op de eene zijde eene allegorische gedaante, op
de andere een inscriptie, door een lauwerkrans
omgeven; zjj kunnen aan een lint in de Spaansche
kleuren, rood en geel, gedragen worden. Het
onderscheid tusschen de verschillende klassen
bestaat daarin, dat zich op de medaille een kroon,
respectievelijk van goud, zilver, of brons bevindt.
Naar aanleiding van de vele officieele banketten
.geeft de Intermediaire des chereheurs de afleiding
van het woord toast" voor feestdronk. Aan het
hof van Koning Hendrik XIII van Engeland, was
het de gewoonte, dat men een beker vulde met
het water uit het bad der Koningin en daarin
?eene snede geroosterd brood, toast, dompelde.
De Koning dronk het eerst en liet daarna den
beker onder de edellieden "rondgaan; de laatste
?at de snede geroosterd brood op. Dit noemde
men een toast drinken.
De Fransche gezant werd eens toegelaten tot
de eer, dezen toast mee te drinken. Het lokte
hem weinig aan, en hij zeide tot den Koning:
Sire, ik laat aan uwe edellieden het vocht over;
en indien Uwe Majesteit het my toestaat, zal ik
den toast,zonder bad, voor mij behouden." De toast die
zich dien dag in de Koninklijke badkuip bevond, was
de schoone Anna Boleyn. Hendrik VIII vond het
antwoord zoo galant en geestig, dat hij den gezant
den volgenden dag de orde van den Kouseband
zond.
De 88-jarige geschiedschrijver George Sancroft
gleed, zooals uit New-York den 4 dezer gemeld
wordt, dezer dagen uit op de trap zijner in de bad
plaats Newport gelegen villa en viel van alle
trappen naar beneden. Zijn dokter hoopt, dat het
-zenuwtoeval, dat daarop volgde, geen verdere ge
volgen hebben zal. Bancroft werkt nog steeds
vlijtig aan het vervolg zijner Geschiedenis der
Vereenigde Staten.
De Saturday-Eevieio zal, naar de Poll Mail
Gazette meedeelt, binnenkort in andere handen
overgaan en tegelijk daarmede zal een geheele
verandering in de redactie van dit, sedert lange
.jaren bestaand tijdschrift plaats grijpen. De eens
zeer sterke oplage is tot 7 a 8000 verminderd.
Uit Brussel wordt gemeld: De verzameling van
het Oude Museum'' is gedurende de laatste dagen
met twee kostbare schilderijen uit de Hollandsche
-en Vlaamsche school der 17e eeuw verrijkt. Het
eene is een groot, uit het jaar 1637 afkomstig
stuk, waaraan twee meesters, Jordaens en van
Utrecht, beide kunstenaars uit de school van
Rubens, gewerkt hebben. Het stelt een prachtige
?culinaire groep voor, bestaande uit wild, vïsschen,
groente, vruchten enz., deze alle zijn geschilderd
tloor Van Utrecht en aan de linkerzijde heeft
Jordaens er drie levensgroote figuren benevens
een hond aan toegevoegd. In de trekken dezer
figuren herkent men terstond de lievelingsmorlellen
van Jordaens, vooral de mooie Katharina van Noort,
die hij even dikwijls schilderde, als Rubens ge
woon was de schoone Helene Fourment tot model
te nemen. Datzelfde gezicht vindt men terug
op Jordaens andere schilderijen: familietooneelen,
mythologische voorstellingen, concerten,
gastmalen enz. doch bij dit evenals bij de andere
figuren is de kleurenrijkdom niet zoo groot als
bij andere meesterwerken die zich in de verza
melingen bevinden. De schilderij werd voor 10000
francs door een zekeren mijnheer Cardon aan de
commissie verkocht.
Ook aan de tweede schilderij, waarvoor de com
missie aan den heer Gauchez 25000 francs
betaalde, is door twee meesters gewerkt on wel
door Ostade en Cornelis Decker. Zij stelt voor
het inwendige van do woning van een wever.
Vooral vallen bij dit stuk in het oog: de prach
tige werking van licht en schaduw, de eenvoudig
heid van opvatting en de poëtische wijze, waarop
het familietafereel is weergegeven. De hoofdrol
op deze schilderij speelt de wectstoel, waarop het
licht valt als een vergulde nevel; in het donkere
gedeelte der kamer rust do wever, met zijn pijpje
in den mond, van zijne vermoeienissen uit, ter
wijl naast hem zijn vrouw een kind zoogt. Deze
personen zijn door Ostade geschilderd, terwijl do
achtergrond met zijn zonnig licht het werk is van
Decker, een leerling van Ruysdacl, van wien vele
schilderijen in het Rijksmuseum, het Louvre, de
National Gallory en de l'inakothek te München
prijken. j
Een pendant van dit doorliet Brusselsche museum
aangekochte stuk, dat geen jaartal of
naamteekcning draagt, maakte vroeger deel uit van
de beroemde verzameling van den hertog van
Choiseul. Dit laatste, waarnaar Laesan een koper
gravure vervaardigden, droeg voluit den naam
van Ostade en hot jaartal 1650.
Hoewel de commissie van genoemd museum
met den aankoop dezer beide stukken een goe
den greep deed, schijnt zij in al hare aankoopcn
toch niet even gelukkig geweest te zijn. Ten
minste verscheidene schilderijen gedurende den
laatsten tijd voor dit museum en dat te .Antwer
pen aangekocht worden, door den directeur van
het Rijksmuseum te Amsterdam, don heer Bredius,
een der beste kunstkenners van Europa en een
autoriteit in alles wat Ilembrandt betreft, scherp
gekritiseerd. Zoo bestrjjdt höo. a. de echtheid
van een Rembrandt, dien het Brusselsche museum
voor 100000 francs kocht.
Uit Parijs meldt men: Sardou is door een redac
teur van den Gaulois geinterviewd over de
candidatuur van Zola voor de Academie. Hy maakt
zich daarover zeer vroolijk. Er zal nog geruime
tyd moeten verloopen, eer de Academie Zola zy'n
zondigen tegen het fatsoen en tegen de fransche
taal vergeeft. Ook over Daudet oordeelde Sardou
by' deze gelegenheid zeer ongustig. Werkelijk
aldus eindigde hij heeft Daudet maar eene
vijandin op de wereld, maar het is een verbitterde
vijandin; het is niet de Academie, maar de Fransche
spraakkunst.
Dezer dagen overleed op 73 jarigen leeftijd de
bekende Weener kluchtspeldichter Karl Elmar.
Ook buiten zijn vaderland werden sommige zijner
werken o. a. Dichter und Bauer bekend. Zijn
eigenlijke naam was Swiedall.
Contra Heine. Was dünket Euch um Heine?
Ein Bekenntniss von Xanthippus, (Leipzig, Fr.
Grunow) is de titel van een boekje of laten wij
liever zeggen een pamflet, waaruit men ziet, hoe
ver de antipathie iemand voeren kan. De schrij
ver (Franz Sandvosz), die zich onder dit pseu
doniem trachtte te verbergen, ontziet zich niet
Heine allerlei scheldnamen naar het hoofd te
werpen en noemt hem b.v. den voorvechter en
verspreider van alle mogelijke schaamte- en
teugelloosheid", een voorbeeld, een type van een
schoft'' die schaamteloos genoeg is zich daarop
te beroemen", een poetaster", een impotenten
ondichter", een moderne ontaarde jood", een
ware pest voor het edele, vrome jodendom", het
prototype van het moderne ontaarde jodendom".
Volgens den schrijver heeft zelden kolossaler
onwetendheid het gewaagd, mee te spreken over
wetenschappelijke zaken". Hij had nooit een
eigen bibliotheek, nooit het minste geleerd of
bestudeerd". Hij was weergaloos onwetend en
onbeschaafd". Bijna alles wat hij schreef, heeft
hij gestolen."
En een eind verder vraagt hij: Maar door
wien hebben die brave Duitschers (hij had gerust
ook vele andere volken kunnen noemen) zich dezea
oneerlijken, leugenachtigen, gemeenen grenzenloos
onwetenden, al het edele Duitsche bespottenden
Heine als een hunner klassieken laten opdringen?"
Doch genoeg aanhalingen. Hij die er lust in
heelt, leze het schotschrift zelf Wel zal het zeer
zeker zijn ergernis opwekken, maar toch ook dik
wijls zal het hem een glimlach op de lippen doen
komen, en dat is ook iets waard.
DE OPGRAVINGEN TE BUBASTIS.
De heer Edouard Naville, die sedert verscheiden
jaren door het Egypt Exploration Fund belast is mot
het doen van opgravingen in Egypte, heeft zich ge
durende deze en de vorige lente bezig gehouden met
de ruïnen van den grooten tempel van Bubastis
(tegenwoordig Teil Basta) niet ver van Kaïro, in
de Nijldelta, bloot te leggen. Dit werk heeft meer
dan beantwoord aan de verwachting; de juiste
plaats waar de tempel stond is gevonden, deze
zelf is ten deele blootgelegd en men heeft er.
eenige belangwekkende vondsten gedaan, waarvan
in den Times een beschrijving gegeven wordt.
In de eerste plaats ontdekte men de ruïnen van eene
groote zaal, waarvan de zoldering op pilaren rustte;
naar de bouworde te oordeelen schijnt deze onder
de XHde dynastie gebouwd te zijn; de muren
waren met een buitengewoon groot basrelief be
dekt, dat een godsdienstige plechtigheid voorstelde.
Dit bas-relief, dat men bijna geheel ongeschonden
teruggevonden heelt, bevat een groot aantal inscrip
ties in hieroglyphenschrift. Dank zij voortge
zette opgravingen, die onlangs plaats grepen, heeft
men achter deze en een naastgelegen zaal een
kapel ontdekt uit den tijd van Osorkon den Isten;
ook heeft men aan het oostelijke en westelijke
uiteinde van den tempel het bestaan ontdekt van
een sanctuarium en een kolonnade, die Nectanebo
de 1ste, uit de XXXste dynastie, heeft laten bou
wen. Zooals men ziet is de tempel van Bubastis
gedurende verschillende tijdperken van de Egyp
tische geschiedenis verbouwd en vergroot. Men
heeft er zelfs twee Griekscheinschrift.cn gevonden,
aan Ptolemeus V en Cléopatra I gewijd, waaruit
blijkt, dat de geschiedenis van dit belangrijke
bouwwerk tot de tweede eeuw voor onze jaartel
ling opklimt. De heer Naville stelt zich dan ook
voor, den tempel van Bubastis in zijn geheel bloot
te leggen, daar hij zich van deze onderneming,
die zeer veel tijd zal kosten, belangrijke
archaeologische resultaten voorstelt.
Een der eersten daarvan was, dat kon worden
vastgesteld, dat Bubastis in een ver verwijderd
tijdperk aan de Uyksos heeft toebehoord. Want
inderdaad heeft men in de nieuwe zaal van den
tempel twee zeer zeldzame standbeelden gevonden,
standbeelden van zwart graniet, die geheel beant
woorden aan het bijzondere type der Ilyksos,
ingevallen wangen en oen voornitstekonden mond
zooals wij dat kennen uit de Sphinxen van Tanis.
Het eene werd gevonden vlak in de nabijheid van
een architraaf, waarop do cartouche van Apepi was
aangebracht, on waarschijnlijk stelt liet dezen,
naar men weet oen koning der Ilyksos, voor.
Hot tweede is nog merkwaardiger, wan t daarop komt
do naam voor van een geheel onbekenden Pharao, die
behoord moot hebben hetzij tot do dynastie der
hcrderskoningcn, hetzij tot een der Egyptische
dynastieën, die regeerden, voordat deze hot huid
zijn binnengedrongen. De naam van dezen l'harao
is, volgens den heer Naville, Jau-Iïa of R a-Jan
en wat iets zeer vreemds is, men noemt hem,
aanbidder van zijn Ka", van zijn dubbel of van
zijn geest. En Reiyau is de naam. die, l
volgens do Arabische overlevering, do Egyp- l
tische l'harao ten tijde van Jozef droeg. Dat j
is een zonderlinge overeenkomst, maar hoogst- j
waarschijnlijk niets meer, want naar men weet t
bezit de Arabische overlevering wat de bijbelsehc j
geschiedenis betreft, volstrekt geen waarde. Maar i
ook Manetho maakt melding van een herderkoning,
Jaunas genaamd.
Verder heeft de hoor Naville te Bii'rastis nog eenige
minder belangrijke vondsten gedaan, o.a. van een
prachtig standbeeld van Ramses II.
De tempel van Bnbastis schijnt een waar museum
van bas-reliefs en monumenten geweest te zijn ;
er waren zooveel standbeelden, dat de koningen,
die dit gebouw vergrootten of verbouwden, daarbij
zelfs als bouwstof gebruik gemaakt hebben van
de beelden, die hun voorgangers lieten oprichten.
Overal vindt men in de muren reusachtige armen,
geheele hoofden, ledematen en rompen ingemet
seld, wel een treffend bewijs, dat de Pharaonen
er weinig op bedacht waren, de standbeelden hun
ner voorouders te eerbiedigen.
Omtrent den Mdhomet van Henri de Bornier,
die den volgenden winter in de Com
die-Frangaise zal worden opgevoerd, kunnen wij het vol
gende mededeelen:
De schrijver brengt de eerzuchtige jeugd van
Mohammed ten tooneele, doet ons zijn besluite
loosheid aanschouwen tegenover de woorden van
den monnik Georgios, zijn eersten moester, die
hem aanspoort zijn energiek karakter en zijn
vasten wil aan den dienst der Christelijke kerk
te wijden.
Maar het verschil in geloof, dat hij rondom zich '
aanschouwt, is oorzaak, dat hij zich aan de zede
lijke voogdijschap van zijn meester onttrekt en
besluit de apostel te worden van een nieuwen
godsdienst, die alle stammen onder n geloof
zal vereenigen.
Er komen talrijke personen in het stuk voor,
o. a. verscheidene vrouwen van den profeet: Aïcha;
Hassa; Kadissa; een Joodsche profetes Saphia;
Mahomed; Abdu Becker, zijn schoonvader;
Saftvan, zjjn leerling; Oman; Ali, krijgslieden en ten
slotte Gezed, de gulzigaard, bekend door zijn veel
omvattende maag.
De drie hoofdrollen zullen vertolkt worden door
den heer Mounet-Sully (Mahomet) en de dames
Dudlay en Bartet.
Eene algemeene vergadering van den
Nederlandschen Schaakbond zal op Zondag 26 Augustus
1888 des middags ten 12 ure in het Poolsche
koffiehuis, Beursplein te Rotterdam, plaats hebben.
Bij voldoende deelneming zal te Rotterdam ook
een schaakconcours, aanvangende Zondag 26 Au
gustus, dadelijk na afloop der vergadering gehou
den worden.
De deelnemers aan den wedstrijd, waartoe alleen
leden van den Bond worden toegelaten, moeten
zich franco opgeven vóór of op 15 Augustus aan
den heer C. Stams, secretaris-thesaurier der
afdeeling te Rotterdam.
Bij den uitgever Tj. van Holkema is verschenen
een afzonderlijke uitgave van Eduard Douwes
Dekker, door Dr. Swart Abrahamsz, welke studie
in de Gids zooveel opgang maakte.
Schaakspel.
No. 137.
Van A. F. MACKENZIE te Kingston, eerste prijs
in het tornooi van Northern Figaro.
ZWART.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist opgelost door H. J. den H. no 136 alsmede
no 130 quater Amydalis. Door A. Blijkmans Kzn.
no 136 Jan Drina beiden te Amsterdam. Termos
te Rotterdam 130 Amydalis. W. v. H. te Delft
136 Drina en quater, alsmede 135 bis Rowland,
insgelijks door G. A. W. te Gouda en D. D. te
Rotterdam en A. P. te Arnhem.
d e
WIT.
g
Wit speelt voor en geeft in twee zetten mat.
(Wit 11 en Zwart 9 stukken met K. d4).
OPLOSSING VAN SCHAALPROBLEEM No. 135
van A. P. Silvera.
No. 135 c4 _ b2 c5 X l>6
l als bov. c5 d4
l
l
c5 b4
e7 e6
l 1,5 _ b4
l a6 a5
No 134 bis van Jan Kotrc. l a5
2 e3 d5 f K. onv.
2 e3 _ c2 | d4 c5
2 b2 d3 t K. onv.
2 b3 dB f dito
2 e3 c4 onv.
2 e3 c2 onv.
a4 gS 1
l als boven go
l dito h5
h 7
g4
3 bl al of g,3 f2 f mat.
3 g3 f2 f m*t
3 b6 aG f mat
3 bG dG of e3 c4 f mat
3 g3 f2 f mat
3 g3 f2 f mat
2 a4 _ c.6 onv. 3 Pd. of D f mat
2 a4 eS onv. 3 D f mat
2 a4 X g4 t K h7 3 g4 g7 f mat
No. 137 bis. Motto Dorothy, uit het tornooi van den Yorkshire County dies club vau dit jaar.
Wit K b6 T c8 en D l R g3 en g4 Pd b3 Pion e3 7. Zwart K do R d3 Pions el e5 en d7.
(5 stuks. Wit begint en geeft in twee zetten mat.
DEBADMAN
door J. C. O.
Het badscizoen is begonnen. Drukke maanden,
Juli, Augustus en September voor de visschersin
onze badplaatsen. Zij loopen met, naast en achter
de ezels, zij visschen schelpen op voor de kinderen;
ze halen en brengen stoelen en sturen de niet
zeer sierlijke badkoetsjes in zee. De badman en
de badvrouw holpen de stedelingen bij 't baden.
De zee is kalm De zon schijnt door de dunne
wolkjes heen op dezen beerlijken Julidag Vol
majesteit ligt zij daar, do oneindige, do beweeg
lijke ... de schoone, terwijl zij haar eeuwig lied
zingt, 't Is, of zij u uitnoodigt om nader te treden,
zoo zacht kabbelend stuwt zij haar water voort
naar het strand; slechts enkele rimpels vertoonen
zich op hare oppervlakte, waarin zonneschijn en
wolkenschaduwon oen dartel spel spelen.
De badgasten zullen zich niet onbetuigd laten.
Eenige jonge mannen vol levenslust, willen hunne
krachten eens meten met die van liet water.
Den badman, als altijd getrouw op zijn post,
kan men missen. Men bedankt voor zijn hulp en
glimlacht bij 't hooren van zijne bezwaren. Be
vreesd '? Waarvoor'? Zij zullen hem stellig roepen
wanneer ze hem nooclig hebben. Dartele
levenslust is somtijds wreed kan op enkele
oogenbiikken niets voelen, dan het tintelende bloed in
(ie aderen, dan eene veerkracht, eene opgewekt
heid, die zich een uitweg banen wil.
Zie de zwemmers, ze baden, gaan de zee wat
verder in; ze trachten elkaar in te halen en
verliezen het strand meer en meer uit het oog.
Ze lachen, ze stoeien; de zee ruischt mede en
dempt elk geluid van vreugde . . . niet van
doodsariïst. Help! Ilc-lp! klinkt er eene stem
God, wat is hij ver ia zee! Hij kan goed zwem
men, waarom lieert hij niet terug'.-' De anderen
kijken allen even angstig: zij weren zich uit alle
macht, maar ze kan verraderlijk zijn do schoone;
zij wil behouden, wat zich aan haar heef: toever
trouwd en langzaam troont, trekt zij hen mede,
de wakkere, jonge mannen. Misschien geeft zij
hen weer aan het strand terug. . . Ja . . . later.
De badman ziet in een oogopslag het gevaar,
waarin allen verkceren. Hij stort zich in zee,
zwemt met veel moeite voort en bereikt hem, die
om hulp heeft geroepen, nog j'iist bij tijds. Ieder
een is doodstil. Men hoort het klagend ruischcn
van do zee, neen, men hoort niets, men kijkt,
men staart en tuurt in angstige spanning naar
de donkere gedaanten, die worstelen met eene
onzichtbare macht.
De badman bereikt het strand. Men helpt hem
zijn last opbeuren en weldra ligt de geredde,
doodsbleek, bewusteloos op den grond, maar . . .
hij leeft!
Een gemompel, een kreet, een zucht van ver
lichting gaat er op, van uit de menigte, die
zich langzamerhand op het strand verzameld heeft.
't Is. ot men nu pas wakker wordt en het gevaar
ziet. waarin nog zooveel anderen vcrkeeren.
De boot uit! Vooruit, maakt haar los! \Vaarzijn
de boeien? Is hier dan niets? Waar dan, waar?
Rijdt met een paard in zee en werpt hun lijnen
toe; voort, voort!
Wie zegt niets, maar zwemt en worstelt verder
en ontrukt een tweede slachtoffer aan de onver
biddelijke schoone? DE BAMIAN.
Hij keert terug en brengt den tweeden jongen
man buiten govaar. Hij zelf ziet doodsbleek en
siddert door de overgroote inspanning. Weer wil
hij te water. Ga niet1', zegt eene stoere
visschersvrouw, wie 't niet ontbreekt aan moed; ga niet,
ge zijt te vermoeid, ge kunt niet meer. ge moogt
niet meer!''
..Moeten zij dan omkomen, die arme inenschen?"
vraagt hij met eene pijnlijke trilling om de lippon
en op hetzelfde oogcnblik dragen de golven hem
voort; hij gaat zijne taak hervatten.
Alles is nu in beweging. Meer redders zijn
komen opdagen. Een boot wordt in zee gelaten,
doch slaat om. Enkele paarden klieven do gol
ven, hun berijders trachten den uitgeputten zwem
mers lijnen toe te werpen.
Men is wakker geworden, men helpt en redt . . .
De baddokter is op het strand verschenen en
mot behulp van anderen tracht hij den
bewusteJooze bij te brengen: deze opent do oogen en
ziet zijne bloedverwanten en vrienden zich om
hem verdringen. Geen woord wordt er gesproken,
doch ontroerd drukt men elkander de hand.
iedereen is gered. Al te dartele levenslust Leeft
heden geene slachtoffers gevraagd, inaar ze zwijgt
getroit'en stil, want er valt niets meer te roemen,
wanneer men zijne krachten met die van de zee
heeft willen meten: men voelt zich klein.
Iedereen is gered. Iedereen? De badman. waar
is de badman? Schrik en ontzetting bevangt u,
nu ge daar heel in do verte iets donkers ziet,
ists dat op een mensch gelijkt en dat door de .
golven wordt mede-gesleept. Go voeli hoc u 't hart
samenkrimpt van angst en van o zoo'u bitter
medelijden.