De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 12 augustus pagina 5

12 augustus 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR ^NEDERLAND. mg toe dieper te 'zjin. tenminste voor zoover de ^herinnering en photographieën het een leek toe staan vergelijkeningen te maken. Zeer schoon komt de prachtige gedaante van St. Sistp naar ?voren. Om kort te gaan, de madonna di Fer.rara schijnt mg, nu zy gerestaureerd is, niet zoo - volmaakt, niet in alle onderdeelen zoo volkomen ?afgewerkt toe, als de Dresdensche; op zich zelve echter bezit zjj hooge waarde, onverschillig welke "betrekkelijke waarde aan haar moet worden toe gekend, ten opzichte van de Dresdensche. In ieder geval verdient de schildery het, dat zy door een ieder die hier komt bezichtigd en door kenners ?onderzocht wordt. Wereldtentoonstelling te Barcelona. Naar uit Barcelona bericht wordt, heeft het bestuur der ^tentoonstelling, na gehouden beraad met de bui-tenlandsche commissies, dat de Jury, die over drie klassen van medailles en de eervolle vermelding" te beschikken heelt, in de maand September haar taak zal aanvaarden. Op de medailles, die voor alle klassen van brons vervaardigd zijn, ziet men op de eene zijde eene allegorische gedaante, op de andere een inscriptie, door een lauwerkrans omgeven; zjj kunnen aan een lint in de Spaansche kleuren, rood en geel, gedragen worden. Het onderscheid tusschen de verschillende klassen bestaat daarin, dat zich op de medaille een kroon, respectievelijk van goud, zilver, of brons bevindt. Naar aanleiding van de vele officieele banketten .geeft de Intermediaire des chereheurs de afleiding van het woord toast" voor feestdronk. Aan het hof van Koning Hendrik XIII van Engeland, was het de gewoonte, dat men een beker vulde met het water uit het bad der Koningin en daarin ?eene snede geroosterd brood, toast, dompelde. De Koning dronk het eerst en liet daarna den beker onder de edellieden "rondgaan; de laatste ?at de snede geroosterd brood op. Dit noemde men een toast drinken. De Fransche gezant werd eens toegelaten tot de eer, dezen toast mee te drinken. Het lokte hem weinig aan, en hij zeide tot den Koning: Sire, ik laat aan uwe edellieden het vocht over; en indien Uwe Majesteit het my toestaat, zal ik den toast,zonder bad, voor mij behouden." De toast die zich dien dag in de Koninklijke badkuip bevond, was de schoone Anna Boleyn. Hendrik VIII vond het antwoord zoo galant en geestig, dat hij den gezant den volgenden dag de orde van den Kouseband zond. De 88-jarige geschiedschrijver George Sancroft gleed, zooals uit New-York den 4 dezer gemeld wordt, dezer dagen uit op de trap zijner in de bad plaats Newport gelegen villa en viel van alle trappen naar beneden. Zijn dokter hoopt, dat het -zenuwtoeval, dat daarop volgde, geen verdere ge volgen hebben zal. Bancroft werkt nog steeds vlijtig aan het vervolg zijner Geschiedenis der Vereenigde Staten. De Saturday-Eevieio zal, naar de Poll Mail Gazette meedeelt, binnenkort in andere handen overgaan en tegelijk daarmede zal een geheele verandering in de redactie van dit, sedert lange .jaren bestaand tijdschrift plaats grijpen. De eens zeer sterke oplage is tot 7 a 8000 verminderd. Uit Brussel wordt gemeld: De verzameling van het Oude Museum'' is gedurende de laatste dagen met twee kostbare schilderijen uit de Hollandsche -en Vlaamsche school der 17e eeuw verrijkt. Het eene is een groot, uit het jaar 1637 afkomstig stuk, waaraan twee meesters, Jordaens en van Utrecht, beide kunstenaars uit de school van Rubens, gewerkt hebben. Het stelt een prachtige ?culinaire groep voor, bestaande uit wild, vïsschen, groente, vruchten enz., deze alle zijn geschilderd tloor Van Utrecht en aan de linkerzijde heeft Jordaens er drie levensgroote figuren benevens een hond aan toegevoegd. In de trekken dezer figuren herkent men terstond de lievelingsmorlellen van Jordaens, vooral de mooie Katharina van Noort, die hij even dikwijls schilderde, als Rubens ge woon was de schoone Helene Fourment tot model te nemen. Datzelfde gezicht vindt men terug op Jordaens andere schilderijen: familietooneelen, mythologische voorstellingen, concerten, gastmalen enz. doch bij dit evenals bij de andere figuren is de kleurenrijkdom niet zoo groot als bij andere meesterwerken die zich in de verza melingen bevinden. De schilderij werd voor 10000 francs door een zekeren mijnheer Cardon aan de commissie verkocht. Ook aan de tweede schilderij, waarvoor de com missie aan den heer Gauchez 25000 francs betaalde, is door twee meesters gewerkt on wel door Ostade en Cornelis Decker. Zij stelt voor het inwendige van do woning van een wever. Vooral vallen bij dit stuk in het oog: de prach tige werking van licht en schaduw, de eenvoudig heid van opvatting en de poëtische wijze, waarop het familietafereel is weergegeven. De hoofdrol op deze schilderij speelt de wectstoel, waarop het licht valt als een vergulde nevel; in het donkere gedeelte der kamer rust do wever, met zijn pijpje in den mond, van zijne vermoeienissen uit, ter wijl naast hem zijn vrouw een kind zoogt. Deze personen zijn door Ostade geschilderd, terwijl do achtergrond met zijn zonnig licht het werk is van Decker, een leerling van Ruysdacl, van wien vele schilderijen in het Rijksmuseum, het Louvre, de National Gallory en de l'inakothek te München prijken. j Een pendant van dit doorliet Brusselsche museum aangekochte stuk, dat geen jaartal of naamteekcning draagt, maakte vroeger deel uit van de beroemde verzameling van den hertog van Choiseul. Dit laatste, waarnaar Laesan een koper gravure vervaardigden, droeg voluit den naam van Ostade en hot jaartal 1650. Hoewel de commissie van genoemd museum met den aankoop dezer beide stukken een goe den greep deed, schijnt zij in al hare aankoopcn toch niet even gelukkig geweest te zijn. Ten minste verscheidene schilderijen gedurende den laatsten tijd voor dit museum en dat te .Antwer pen aangekocht worden, door den directeur van het Rijksmuseum te Amsterdam, don heer Bredius, een der beste kunstkenners van Europa en een autoriteit in alles wat Ilembrandt betreft, scherp gekritiseerd. Zoo bestrjjdt höo. a. de echtheid van een Rembrandt, dien het Brusselsche museum voor 100000 francs kocht. Uit Parijs meldt men: Sardou is door een redac teur van den Gaulois geinterviewd over de candidatuur van Zola voor de Academie. Hy maakt zich daarover zeer vroolijk. Er zal nog geruime tyd moeten verloopen, eer de Academie Zola zy'n zondigen tegen het fatsoen en tegen de fransche taal vergeeft. Ook over Daudet oordeelde Sardou by' deze gelegenheid zeer ongustig. Werkelijk aldus eindigde hij heeft Daudet maar eene vijandin op de wereld, maar het is een verbitterde vijandin; het is niet de Academie, maar de Fransche spraakkunst. Dezer dagen overleed op 73 jarigen leeftijd de bekende Weener kluchtspeldichter Karl Elmar. Ook buiten zijn vaderland werden sommige zijner werken o. a. Dichter und Bauer bekend. Zijn eigenlijke naam was Swiedall. Contra Heine. Was dünket Euch um Heine? Ein Bekenntniss von Xanthippus, (Leipzig, Fr. Grunow) is de titel van een boekje of laten wij liever zeggen een pamflet, waaruit men ziet, hoe ver de antipathie iemand voeren kan. De schrij ver (Franz Sandvosz), die zich onder dit pseu doniem trachtte te verbergen, ontziet zich niet Heine allerlei scheldnamen naar het hoofd te werpen en noemt hem b.v. den voorvechter en verspreider van alle mogelijke schaamte- en teugelloosheid", een voorbeeld, een type van een schoft'' die schaamteloos genoeg is zich daarop te beroemen", een poetaster", een impotenten ondichter", een moderne ontaarde jood", een ware pest voor het edele, vrome jodendom", het prototype van het moderne ontaarde jodendom". Volgens den schrijver heeft zelden kolossaler onwetendheid het gewaagd, mee te spreken over wetenschappelijke zaken". Hij had nooit een eigen bibliotheek, nooit het minste geleerd of bestudeerd". Hij was weergaloos onwetend en onbeschaafd". Bijna alles wat hij schreef, heeft hij gestolen." En een eind verder vraagt hij: Maar door wien hebben die brave Duitschers (hij had gerust ook vele andere volken kunnen noemen) zich dezea oneerlijken, leugenachtigen, gemeenen grenzenloos onwetenden, al het edele Duitsche bespottenden Heine als een hunner klassieken laten opdringen?" Doch genoeg aanhalingen. Hij die er lust in heelt, leze het schotschrift zelf Wel zal het zeer zeker zijn ergernis opwekken, maar toch ook dik wijls zal het hem een glimlach op de lippen doen komen, en dat is ook iets waard. DE OPGRAVINGEN TE BUBASTIS. De heer Edouard Naville, die sedert verscheiden jaren door het Egypt Exploration Fund belast is mot het doen van opgravingen in Egypte, heeft zich ge durende deze en de vorige lente bezig gehouden met de ruïnen van den grooten tempel van Bubastis (tegenwoordig Teil Basta) niet ver van Kaïro, in de Nijldelta, bloot te leggen. Dit werk heeft meer dan beantwoord aan de verwachting; de juiste plaats waar de tempel stond is gevonden, deze zelf is ten deele blootgelegd en men heeft er. eenige belangwekkende vondsten gedaan, waarvan in den Times een beschrijving gegeven wordt. In de eerste plaats ontdekte men de ruïnen van eene groote zaal, waarvan de zoldering op pilaren rustte; naar de bouworde te oordeelen schijnt deze onder de XHde dynastie gebouwd te zijn; de muren waren met een buitengewoon groot basrelief be dekt, dat een godsdienstige plechtigheid voorstelde. Dit bas-relief, dat men bijna geheel ongeschonden teruggevonden heelt, bevat een groot aantal inscrip ties in hieroglyphenschrift. Dank zij voortge zette opgravingen, die onlangs plaats grepen, heeft men achter deze en een naastgelegen zaal een kapel ontdekt uit den tijd van Osorkon den Isten; ook heeft men aan het oostelijke en westelijke uiteinde van den tempel het bestaan ontdekt van een sanctuarium en een kolonnade, die Nectanebo de 1ste, uit de XXXste dynastie, heeft laten bou wen. Zooals men ziet is de tempel van Bubastis gedurende verschillende tijdperken van de Egyp tische geschiedenis verbouwd en vergroot. Men heeft er zelfs twee Griekscheinschrift.cn gevonden, aan Ptolemeus V en Cléopatra I gewijd, waaruit blijkt, dat de geschiedenis van dit belangrijke bouwwerk tot de tweede eeuw voor onze jaartel ling opklimt. De heer Naville stelt zich dan ook voor, den tempel van Bubastis in zijn geheel bloot te leggen, daar hij zich van deze onderneming, die zeer veel tijd zal kosten, belangrijke archaeologische resultaten voorstelt. Een der eersten daarvan was, dat kon worden vastgesteld, dat Bubastis in een ver verwijderd tijdperk aan de Uyksos heeft toebehoord. Want inderdaad heeft men in de nieuwe zaal van den tempel twee zeer zeldzame standbeelden gevonden, standbeelden van zwart graniet, die geheel beant woorden aan het bijzondere type der Ilyksos, ingevallen wangen en oen voornitstekonden mond zooals wij dat kennen uit de Sphinxen van Tanis. Het eene werd gevonden vlak in de nabijheid van een architraaf, waarop do cartouche van Apepi was aangebracht, on waarschijnlijk stelt liet dezen, naar men weet oen koning der Ilyksos, voor. Hot tweede is nog merkwaardiger, wan t daarop komt do naam voor van een geheel onbekenden Pharao, die behoord moot hebben hetzij tot do dynastie der hcrderskoningcn, hetzij tot een der Egyptische dynastieën, die regeerden, voordat deze hot huid zijn binnengedrongen. De naam van dezen l'harao is, volgens den heer Naville, Jau-Iïa of R a-Jan en wat iets zeer vreemds is, men noemt hem, aanbidder van zijn Ka", van zijn dubbel of van zijn geest. En Reiyau is de naam. die, l volgens do Arabische overlevering, do Egyp- l tische l'harao ten tijde van Jozef droeg. Dat j is een zonderlinge overeenkomst, maar hoogst- j waarschijnlijk niets meer, want naar men weet t bezit de Arabische overlevering wat de bijbelsehc j geschiedenis betreft, volstrekt geen waarde. Maar i ook Manetho maakt melding van een herderkoning, Jaunas genaamd. Verder heeft de hoor Naville te Bii'rastis nog eenige minder belangrijke vondsten gedaan, o.a. van een prachtig standbeeld van Ramses II. De tempel van Bnbastis schijnt een waar museum van bas-reliefs en monumenten geweest te zijn ; er waren zooveel standbeelden, dat de koningen, die dit gebouw vergrootten of verbouwden, daarbij zelfs als bouwstof gebruik gemaakt hebben van de beelden, die hun voorgangers lieten oprichten. Overal vindt men in de muren reusachtige armen, geheele hoofden, ledematen en rompen ingemet seld, wel een treffend bewijs, dat de Pharaonen er weinig op bedacht waren, de standbeelden hun ner voorouders te eerbiedigen. Omtrent den Mdhomet van Henri de Bornier, die den volgenden winter in de Com die-Frangaise zal worden opgevoerd, kunnen wij het vol gende mededeelen: De schrijver brengt de eerzuchtige jeugd van Mohammed ten tooneele, doet ons zijn besluite loosheid aanschouwen tegenover de woorden van den monnik Georgios, zijn eersten moester, die hem aanspoort zijn energiek karakter en zijn vasten wil aan den dienst der Christelijke kerk te wijden. Maar het verschil in geloof, dat hij rondom zich ' aanschouwt, is oorzaak, dat hij zich aan de zede lijke voogdijschap van zijn meester onttrekt en besluit de apostel te worden van een nieuwen godsdienst, die alle stammen onder n geloof zal vereenigen. Er komen talrijke personen in het stuk voor, o. a. verscheidene vrouwen van den profeet: Aïcha; Hassa; Kadissa; een Joodsche profetes Saphia; Mahomed; Abdu Becker, zijn schoonvader; Saftvan, zjjn leerling; Oman; Ali, krijgslieden en ten slotte Gezed, de gulzigaard, bekend door zijn veel omvattende maag. De drie hoofdrollen zullen vertolkt worden door den heer Mounet-Sully (Mahomet) en de dames Dudlay en Bartet. Eene algemeene vergadering van den Nederlandschen Schaakbond zal op Zondag 26 Augustus 1888 des middags ten 12 ure in het Poolsche koffiehuis, Beursplein te Rotterdam, plaats hebben. Bij voldoende deelneming zal te Rotterdam ook een schaakconcours, aanvangende Zondag 26 Au gustus, dadelijk na afloop der vergadering gehou den worden. De deelnemers aan den wedstrijd, waartoe alleen leden van den Bond worden toegelaten, moeten zich franco opgeven vóór of op 15 Augustus aan den heer C. Stams, secretaris-thesaurier der afdeeling te Rotterdam. Bij den uitgever Tj. van Holkema is verschenen een afzonderlijke uitgave van Eduard Douwes Dekker, door Dr. Swart Abrahamsz, welke studie in de Gids zooveel opgang maakte. Schaakspel. No. 137. Van A. F. MACKENZIE te Kingston, eerste prijs in het tornooi van Northern Figaro. ZWART. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juist opgelost door H. J. den H. no 136 alsmede no 130 quater Amydalis. Door A. Blijkmans Kzn. no 136 Jan Drina beiden te Amsterdam. Termos te Rotterdam 130 Amydalis. W. v. H. te Delft 136 Drina en quater, alsmede 135 bis Rowland, insgelijks door G. A. W. te Gouda en D. D. te Rotterdam en A. P. te Arnhem. d e WIT. g Wit speelt voor en geeft in twee zetten mat. (Wit 11 en Zwart 9 stukken met K. d4). OPLOSSING VAN SCHAALPROBLEEM No. 135 van A. P. Silvera. No. 135 c4 _ b2 c5 X l>6 l als bov. c5 d4 l l c5 b4 e7 e6 l 1,5 _ b4 l a6 a5 No 134 bis van Jan Kotrc. l a5 2 e3 d5 f K. onv. 2 e3 _ c2 | d4 c5 2 b2 d3 t K. onv. 2 b3 dB f dito 2 e3 c4 onv. 2 e3 c2 onv. a4 gS 1 l als boven go l dito h5 h 7 g4 3 bl al of g,3 f2 f mat. 3 g3 f2 f m*t 3 b6 aG f mat 3 bG dG of e3 c4 f mat 3 g3 f2 f mat 3 g3 f2 f mat 2 a4 _ c.6 onv. 3 Pd. of D f mat 2 a4 eS onv. 3 D f mat 2 a4 X g4 t K h7 3 g4 g7 f mat No. 137 bis. Motto Dorothy, uit het tornooi van den Yorkshire County dies club vau dit jaar. Wit K b6 T c8 en D l R g3 en g4 Pd b3 Pion e3 7. Zwart K do R d3 Pions el e5 en d7. (5 stuks. Wit begint en geeft in twee zetten mat. DEBADMAN door J. C. O. Het badscizoen is begonnen. Drukke maanden, Juli, Augustus en September voor de visschersin onze badplaatsen. Zij loopen met, naast en achter de ezels, zij visschen schelpen op voor de kinderen; ze halen en brengen stoelen en sturen de niet zeer sierlijke badkoetsjes in zee. De badman en de badvrouw holpen de stedelingen bij 't baden. De zee is kalm De zon schijnt door de dunne wolkjes heen op dezen beerlijken Julidag Vol majesteit ligt zij daar, do oneindige, do beweeg lijke ... de schoone, terwijl zij haar eeuwig lied zingt, 't Is, of zij u uitnoodigt om nader te treden, zoo zacht kabbelend stuwt zij haar water voort naar het strand; slechts enkele rimpels vertoonen zich op hare oppervlakte, waarin zonneschijn en wolkenschaduwon oen dartel spel spelen. De badgasten zullen zich niet onbetuigd laten. Eenige jonge mannen vol levenslust, willen hunne krachten eens meten met die van liet water. Den badman, als altijd getrouw op zijn post, kan men missen. Men bedankt voor zijn hulp en glimlacht bij 't hooren van zijne bezwaren. Be vreesd '? Waarvoor'? Zij zullen hem stellig roepen wanneer ze hem nooclig hebben. Dartele levenslust is somtijds wreed kan op enkele oogenbiikken niets voelen, dan het tintelende bloed in (ie aderen, dan eene veerkracht, eene opgewekt heid, die zich een uitweg banen wil. Zie de zwemmers, ze baden, gaan de zee wat verder in; ze trachten elkaar in te halen en verliezen het strand meer en meer uit het oog. Ze lachen, ze stoeien; de zee ruischt mede en dempt elk geluid van vreugde . . . niet van doodsariïst. Help! Ilc-lp! klinkt er eene stem God, wat is hij ver ia zee! Hij kan goed zwem men, waarom lieert hij niet terug'.-' De anderen kijken allen even angstig: zij weren zich uit alle macht, maar ze kan verraderlijk zijn do schoone; zij wil behouden, wat zich aan haar heef: toever trouwd en langzaam troont, trekt zij hen mede, de wakkere, jonge mannen. Misschien geeft zij hen weer aan het strand terug. . . Ja . . . later. De badman ziet in een oogopslag het gevaar, waarin allen verkceren. Hij stort zich in zee, zwemt met veel moeite voort en bereikt hem, die om hulp heeft geroepen, nog j'iist bij tijds. Ieder een is doodstil. Men hoort het klagend ruischcn van do zee, neen, men hoort niets, men kijkt, men staart en tuurt in angstige spanning naar de donkere gedaanten, die worstelen met eene onzichtbare macht. De badman bereikt het strand. Men helpt hem zijn last opbeuren en weldra ligt de geredde, doodsbleek, bewusteloos op den grond, maar . . . hij leeft! Een gemompel, een kreet, een zucht van ver lichting gaat er op, van uit de menigte, die zich langzamerhand op het strand verzameld heeft. 't Is. ot men nu pas wakker wordt en het gevaar ziet. waarin nog zooveel anderen vcrkeeren. De boot uit! Vooruit, maakt haar los! \Vaarzijn de boeien? Is hier dan niets? Waar dan, waar? Rijdt met een paard in zee en werpt hun lijnen toe; voort, voort! Wie zegt niets, maar zwemt en worstelt verder en ontrukt een tweede slachtoffer aan de onver biddelijke schoone? DE BAMIAN. Hij keert terug en brengt den tweeden jongen man buiten govaar. Hij zelf ziet doodsbleek en siddert door de overgroote inspanning. Weer wil hij te water. Ga niet1', zegt eene stoere visschersvrouw, wie 't niet ontbreekt aan moed; ga niet, ge zijt te vermoeid, ge kunt niet meer. ge moogt niet meer!'' ..Moeten zij dan omkomen, die arme inenschen?" vraagt hij met eene pijnlijke trilling om de lippon en op hetzelfde oogcnblik dragen de golven hem voort; hij gaat zijne taak hervatten. Alles is nu in beweging. Meer redders zijn komen opdagen. Een boot wordt in zee gelaten, doch slaat om. Enkele paarden klieven do gol ven, hun berijders trachten den uitgeputten zwem mers lijnen toe te werpen. Men is wakker geworden, men helpt en redt . . . De baddokter is op het strand verschenen en mot behulp van anderen tracht hij den bewusteJooze bij te brengen: deze opent do oogen en ziet zijne bloedverwanten en vrienden zich om hem verdringen. Geen woord wordt er gesproken, doch ontroerd drukt men elkander de hand. iedereen is gered. Al te dartele levenslust Leeft heden geene slachtoffers gevraagd, inaar ze zwijgt getroit'en stil, want er valt niets meer te roemen, wanneer men zijne krachten met die van de zee heeft willen meten: men voelt zich klein. Iedereen is gered. Iedereen? De badman. waar is de badman? Schrik en ontzetting bevangt u, nu ge daar heel in do verte iets donkers ziet, ists dat op een mensch gelijkt en dat door de . golven wordt mede-gesleept. Go voeli hoc u 't hart samenkrimpt van angst en van o zoo'u bitter medelijden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl