Historisch Archief 1877-1940
IV 582
DE AMSTERDAMMER
A". 1888
WEEKBLAD VOOR NEDERLANI
eder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HÖ*LKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 19 Augustus.
i Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr p. p. f 1.15,
! Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . , . 0.10.
i Advertenün van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
I N H O U »:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE
TON: Maestrina, (dejonge Onderwijzeres). II, naar
het (Fransch van D. Ciampoli. - KUNST EN
LETTEREN: De Eiffel-toren, ter loops gerijmd
naar het oorspronkelijke van Franjois Coppëe,
door Alb. Th. Frank Holl. Tola Dorian,
door Claudius Eenan over de Liefde.
Hongaarsche Lyriek, door Dr. H. G. Muller.
VARIA. SCHAAKSPEL. Koetsier Planteau,
Novellette van M. Brethous Lafargue. Gene
raal Eudes. Voor Dames, door E-e. AL
LERLEI. RECLAME. BEURSOVERZICHT.
ADVERTENTIEN.
Van verre en van nabij.
De koloniale politiek heeft voor Italiëtot
nu toe noch roem noch voordeel opgeleverd.
Millioenen zijn uitgegeven eii honderden
menschenlevens opgeofferd, om een^paar pun
ten aan de Westkust der Koode Zee te be
zetten, waar de vijandige houding van de
Abyssiniërs alle verkeer met het binnenland
onmogelijk maakt en waar dus van het
aanknoopen van handelsbetrekkingen geen sprake
kan zijn. De moeielijkheden, tusschen de
Italiaansche en de Fransche regeering over
de Massowah-quaestie gerezen, hebben den
Sultan en diens vazal, den Khedive, aanlei
ding gegeven om te protesteeren tegen de wil
lekeurige in bezitnemingvandiehavenplaats en
van eenige andere punten aan de kust.Inderdaad
is het goed recht der Italianen niet boven be
denking verheven. De besluiten der
Congoconferentie hebben de regelen vastgesteld
voor het in bezit nemen van Afrikaansch
grondgebied, voor zoover dit aan onbeschaaf
de volksstammen toebehoort, en zijn daarbij
stilzwijgend uitgegaan van de onderstelling,
dat zulk gebied ongeveer als onbeheerd
goed, als res nullius, kon worden beschouwd,
en dat men den zwarten broeders door
de annexatie, al of niet gepaard met den
invoer der traditionneele r's rum, rifles,
and religion! een ware weldaad bewees.
Maar zij hebben in elk geval voorge
schreven, dat de inbezitneming eene feite
lijke moest zijn, en dat het gezag werkelijk
moest worden uitgeoefend. Spottend vragen
nu de Fransche bladen, hoe net met dit ge
zag is gesteld, nu, nog geen jaar na de
nederlaag bij Saati, de Italiaansche troepen
wederom door de Abyssiniërs zijn in de pan
gehakt. Het uitoefenen van het gezag bestaat
in zulke gevallen niet alleen in het aanstellen
Feuilleton.
MAESTRINA:
(de Jonge Onderwijzeres),
naar het Italiaansch
2) VAN
D. ClaMPOLI.
Aan de deur van het gemeentehuis zag zij
een troep schuwe, havelooze kinderen, die haar
opwachtten, en nieuwsgierig achterna lie
pen zooals bij gelegenheid van een maskerade of
bij de verschijning van een kwakzalver.
CiccuNanno, die er trotsch op was het meisje te
mogen begeleiden, hield de brutaalste met een
schop of een slag op een afstand en dreigde
hen met zijn hond. Intusschen kwamen de
vrouwen met het spinrokken op zijde of
kinderen aan de borst voor de besmookte
deuren of de nauwe vensters en zagen half
medelijdend, half spottend haar na, alsof
ze zeggen wilden; »er is wat anders noodig
om ons bandeloos kroost te temmen dan dat
nietige schepsel." Uit het koffiehuis kwamen
vier of vijf idioten^ met hun pijp in den
mond en de handen in den zak, om ook ereis
naar het groote nieuws van den dag te zien.
Het meisje merkte die opschudding en voelde
zich ongelukkig en vernederd; zij had wel
onzichtbaar willen zijn om zich aan die onbe
scheiden blikken te kunnen onttrekken ; zij
verdubbelde haar schreden, hoewel zij voelde
dat haar krachten haar begaven; toch verloor
de straatjeugd haar niet uit het oog.
Toen zij in de herberg terug was, ging
ze rechtstreeks naar de kamer waarin zij
feslapen had, wierp zich neerslachtig op een
rukje en hoorde een tijd lang niet anders
dan het kloppen van haar hart en het
blaffen van den hond tegen de
nieuwsfierigen. Daarna sluimerde zij in, met het
oofd op het bed en tranen in de oogen; zij
scheen den doodslaap te slapen.
van beambten en het heffen van belastingen.
Italiëheeft eene eerste fout begaan, door
Egyptisch grondgebied te annexeereii zonder
de toestemming van de rechtmatige bezitters;
eene tweede, door zijn vijanden, de Abys
siniërs, veel te gering te schatten, en eene
derde door te verklaren, dat de
capitulatiën, welke de positie der vreemdelingen in
Turkije en Egypte regelen, waren opgeheven.
Het kan daarenboven niet rekenen op den
steun van zijne Engelsche vrienden, omdat
het blokkeeren der kust en het verbod van
invoer over Massowah naar Abyssiiiiërecht
streeks in strijd is met het traktaat, door den
Engelschen admiraal Hewett met den Ko
ning van Abyssiniëgesloten. Ongetwijfeld
zou de heer Crispi, en met hem de overgrqote
meerderheid van het Italiaansche volk, niets
liever doen, dan de onvruchtbare streek met
haar moorddadig klimaat prijs geven, wan
neer er slechts kans bestond, om dit met
goed fatsoen te doen. Die kans is echter door
de pas geleden bloedige nederlaag grootelijks
verminderd.
De Duitsche keizer heeft het door veld
maarschalk Moltke aangevraagde ontslag als
chef van den generalen staf aangenomen, en
graaf Waldersee tot ziju opvolger benoemd.
Graaf Moltke is ruim 87 jaar oud, en onder
gewone omstandigheden zou hij zeker reeds
lang den actieven dienst hebben verlaten.
Maar de beroemde strateeg is nog] in het
volle bezit van zijne werkkracht, en zijn naam
is met de wording en de grootheid van het
Duitsche rijk even onafscheidelijk verbonden
als die van vorst Bismarck, zoodat men alle
reden had om te onderstellen, dat hij in het
behoud van zijne gewichtige betrekking zou
worden gelaten, totdat de dood hem afriep.
Graaf Moltke is thans benoemd tot voorzitter
der commissie voor derijksverdediging, eene be
trekking, die vóór hem door keizer Friedrich als
kroonprins was beklee<l. Doch de bedoeld'-.
commissie geeft hare adviezen slechts, wanneeïr
die worden gevraagd. Feitelijk is dus den
beroemden veldmaarschalk te kennen gegeven,
dat men zijne diensten niet meer noodig had.
Bij de talrijke veranderingen, die sedert de
troonsbestijging van keizer Wilhelm II in het
personeel der hoogste militaire- enhofbcarnbten
hebben plaats gehad, ligt de onderstelling
voor de hand, dat de jonge keizer in den
hoogen leeftijd van zijn grootvaders raads
lieden eene belemmering ziet voor den goeden
gang van zaken. Wanneer zelfs mannen als
Moltke niet gespaard worden, mag men
yraen, hoe lang de rijkskanselicr nog in zijne
etrekkingen zal worden gehandhaafd. Die
vraag is des te meer gewettigd, omdat het
De herbergierster met opgestroopte mouwen
en een pan in de hand kwam even naar haar
zien, en merkende dat ze sluimerde, ging zij
medelijdend op haar teenen de kamer uit,
brommend over de slechte moeders, die haar
eigen bloed onbeschermd de wereld inzenden
en nam zich voor het zwakke meisje met een
stuk lamsvleesch en een glas ouden wijn te
versterken. Wanneer sommige leegloopers
van het dorp kwamen vragen, vanwaar het
meisje kwam, hoe oud ze was, hoe ze heette,
waar ze ging wonen en
»Wat gaat het jelui aan", antwoordde ze
dan, «bemoei je met je zusters, je vrouwen
en zeur me niet aan mijn hoofd of het zal
je slecht bekomen. Als je niets anders te doen
hebt, knoop je zelven dan maar op en laat
de ongelukkige met vrede."
De leegloopers gingen druipstaartend heen,
maar met haat in het hart tegen het meisje,
dat onbewust doorsluimerde.
Zij moest gedurende een heele week in de
herberg overnachten. Voortdurend ging zij
naar den syndicus, maar altijd kwam ze met
strakke lippen en gejaagde blikken terug.
Men was niet van haar gediend. De abt be
woog hemel en aarde om zijn nicht in de stad
voor het vak te laten opleiden, en daar viel
me nu op eens een vreemdelinge uit de lucht
om de plaats in te nemen, waarop hij voor
zijn nicht aanspraak maakte, en Don Ciccio
de apotheker was niet minder in de weer voor
zijn dochter. De syndicus, die gaarne zijn
hutten verhuurde, deelde hun gevoelen; Je
meisjes zouden tegen Augustus met een di
ploma terug komen, zoolang kon men dus de
vreemde onderwijzeres aanhouden en haar dan
den bons geven. Maar de beide heereu waren
moeielijk te overtuigen; was ze eenmaal aan
den gang, dan zou zij zich wel vast nestelen en
dan zou het voeten in de aarde hebben om
haar kwijt te raken; die sujetten hebben de
regeering altijd voor zich. Maar de syndicus,
die het er nu eenmaal op gezet had, was nog
koppiger dan de ezel van leechiamazzo, hij zei:
»zoo zal 't gebeuren", en zoo gebeurde het
ook. De hutten, door den storm onbewoon
baar gemaakt, werden met een beetje leem
van algemeene bekendheid is, dat graaf
Waldersee, ofschoon hij als militair uitmun
tend staat aangeschreven en voor opvolger
van den chef van den generalen staf sinds
lang was aangewezen, tot de antagonisten van
den heer Von Bismarck behoort. Zeker is
het, dat de benoemingen, welke keizer Wil
helm II in de laatste weken heeft
onderteekend, bezwaarlijk zijn overeen te brengen
met de piëteit voor de nagedachtenis van
keizer Wilhelm I, welke de tegenwoordige
monarch steeds voorstelt als het richtsnoer
zijner binuenlandsche en buitenlandsehe staat
kunde.
en wat kalk opgelapt, en een week later deed
het meisje haar intrede in haar woning en
in den sneeuwkelder; men kon aan het
schoolvertrek geen anderen naam geven, want
het was er zoo koud als in een ijskelder.
Het was Donderdag. Toen zij van de
herbergierster afscheid nam, vroeg zij terwijl
Ciccu-Nanno haar reistasch op de schouders
nam, hoeveel zij in haar schuld was. »Ik zal
die ellendige ezeldrijvers wel voor je laten
betalen, beste kind; ga jij maar opgeruimd
heen, en wanneer je gebrek aan brandhout
hebt, denk er dan om dat al deze takkebossen
tot je dienst zijn,''antwoordde de ruwe maar
goedhartige ziel; zij kuste de handen van het
meisje en met beschreide oogeh volgde zij
haar, zoolang zij haar op den weg zien kon,
in zich zelve brommend: »slechte moeders,
arm kind, je houdt het niet tot de lente uit."
De onderwijzeres bleef een poosje voor de
deur van haar woning staan. Zij zag een
kleine kamer gelijkvloers; aan den eenen
kant een haard, aan den anderen een soort
van bergplaats in den muur, verder een lad
der waar langs men naar de slaapkamer
moest klimmen. Ciccu-Nanno zette de reis
tasch neer en zag het meisje aan, _ dat van
teleurstelling niet naar binnen durfde gaan.
De muren pas gewit, gaven een lucht van
zich, die de ademhaling moeielijk maakte,
vier a vijf muizen vluchtten om zich in een
opening van .den muur te verbergen; door
het venster met slecht passende ruiten scheen
het koude licht va_n den regenachtigen. mor
gen. Eindelijk zei ze: »Het zal noodig zijn
om het vuur aan te maken, men zal hier wel
een geheel woud noodig hebben." Zij rilde
over al haar leden en na Ciccu-Nanno _weg
gezonden te hebben, klom zij door middel
van den ladder naar het slaapvertrek; het
was hier overal kaal wit, mer. n venster
dat op een woestenij uitzag, de grond met
kuilen en ondiepten, bar en nog eens bar.
Zij leunde met de ellebogen op het kozijn en
beet zich op de lippen. Ziedaar dan haar
leven, een eeuwigdurende elle_ude en lijden
om dat leven te rekken: haar jeugd, de leef
tijd der gouden droomen, der zorglooze
Voor enkele dagen was het een jaar gele
den, dat prins Ferdinand van Coburg de
regeering over het vorstendom Bulgarije aan
vaardde. Sedert is geen dag voorbijgegaan,
zonder dat de ongeluksprofeten hem een
spoedigen val voorspelden als smadelijk uiteinde
eener kortstondige heerlijkheid. Geene enkele
mogendheid heeft de wettigheid der
vorstenkcuze officieel erkend; Duitschland, Frank
rijk, de Porte en Rusland hebben zelfs offi
cieel verklaard, dat de regeering van den
Coburger onwettig was. Telkens opnieuw
dreigden tusschen den vorst en zijn
invloedrijken minister-president conflicten uit te bar
sten, die hoogst waarschijnlijk tot eene om
verwerping der bestaande toestanden zouden
hebben geleid. Onophoudelijk woelden en
werkten Russische intriganten, om de be
volking tegen den vorst in opstand te
brengen. En toch zi*\.*k """-"K'Sibg steeds,
en wel rustiger ?* \f--en, in zijne
hoofdstad: de (5,.^. "'ersliisiorie is
tot genoegen van alle:i3artijcn (van de
roovers niet het minst :?> aïgeloopen ; de spoor
weglijn, die ConstantïWürpei met Wecnen ver
bindt, en over de Bulgaursche hoofdstad
loopt, is op feestelijke wij/e geopend, en de
Porte maakt zich gereed om o schatting van
Oost-Roemeliëmet de meeste voldoening in
ontvangst te nemen, zonder te vragen, door
wiens tusschenkomst de betaling geschiedt.
Er zijn lieden, die iu dit geval spreken van
»nieer geluk dan wijsheid", en die het feit,
dat vorst Ferdinand zich heeft weten te hand
haven in weerwil van alle stormen, die over
zijn hoofd ziju hecngetrokken, slechts het
gevolg willen zien vun de verdeeldheid dor j
Europeesche groote mogendheden. Het komt
ons voor, dat men- hierdoor wel de hoofdoor
zaak aangeeft, maar tevens den Coburger
niet genoeg recht laat wedervaren. Inderdaad
heeft deze vorst onder zeer moeielijkc omstan
digheden eene plooibaarheid, eene wijze ge
matigdheid, maar tevens eene volharding aan
den dag gelegd, die men niet van hem had
verwacht.
Er schijnt thans weder sprake te zijn van
eene Europeesche conferentie tot oplossing
der Bulgaarsche quaestie. Aan den persoon
van den Coburger is den meesten mogend
heden weinig gelegen. Maar het is niet te
onderstellen, dat op die conferentie de
vereischte eenstemmigheid zal worden bereikt.
Rusland wil slechts een werktuig zijner re
geering op den Bulgaarschen troon zien; En
geland, Oostenrijk, Italiëen natuurlijk ook
de Porte willen dit verhinderen. De adviezen
van Duitschland en Frankrijk wegen vrij
wel tegen elkander op. Onder zulke omstan
digheden kan men veilig voorspellen, dat de
conferentie, jndien zij al bijeenkomt, volko
men zal mislukken, en dat de stuius guo in
Bulgarije zal worden gehandhaafd, zoolang
geen der belanghebbende groote mogendheden
beproeft, den Gordiaanschen knoop met het
zwaard door te hakken.
Had de Minister van Koloniën de Staats
courant niet gebruikt om zijn medegelopvigen
op te wekken den heer Pijnacker Hordijk, den
nieuw benoemden gouverneur-generaal van
Ned.-Iudië, in; den gebede te gedenken, deze
week zou geheel voorbijgegaan zijn zonder
eenige politieke gebeurtenis op te leveren.
Waarschijnlijk zouden de meeste Nederlanders
ook dit eene feit gaarne ontbeerd hebbeu, en
tot die meeste Nederlanders niecnen wij
velen te mogen rekenen, die zich onder de
geloovigen rangschikken. Over het algemeen
is _men te zeer overtuigd van de voortreffelijk
heid van Mr. Keuchenius als Minister van Ko
loniën, om het niet met spijt te erkennen dat der
gelijke politieke ketterijen van den Christen
staatsman, die in ons theologisch land zoo licht
kwaad bloed zetten, koren op den molen zijn
van bestrijders in wier oogen anti-clericalisme
de hoogste wijsheid is.
Mr. 'Keuchenius' schrijven aansporend tot
den strijd tegen hot Heidendom, en tot een
wedstrijd met het Mohamedanisme, kon moe
ielijk reden tot ergernis geven, omdat er wel
niemand zal worden aangetroffen, die het
voor de indische bevolking beter acht, dat
zij den Islam omhelst dan dat zij het
Christendom in den een of anderen 'vorm
aanneemt. Hier bleef de minister staatsman.
Bij de mededeeling in de Staatscourant werd
de staatsman Godsdienstleraar. Immers hij
ging ?,00 ver van zelfs den vorm aan te geven,
waarin z. i. de voorbede voor den niéuwen
gouverneur-generaal vervat behoorde te zijn.
Het formulier-gebed zou luiden: »dat de reis
van den G.-G. en zijn gezin voorspoedig, en
zijn bestuur door God gezegend, Indiëtot
heil, Nederland tot roem en den Koning der
koningen tot verheerlijking zij."
i vreugde ging langzaam, droevig,
smarte| lijk, in een doodsche eu wanhopige stilte
voor haar voorbij. Zij wendde haar gedachten
van de toekomst af, zij was er bang voor;
ouderdom, honger, het gasthuis in het voor
uitzicht.
Zij had geen bed, geen huisraad, geen
kooktoestellen .... Wat te doen ?
^Zij hoorde beneden stemmen en keek.
CiccuNaniio blies met alle kracht op een hoop
takkebossen aan den haard en twee vrouwen
hadden een paar bankjes neergezet alsook
een _stroomatras. Zij ging naar beneden.
»Zie," zei een der vrouwen, »dübankjes
geef ik u en Filomela geeft de matras. Ik
hoop, dat u het aannemen wil. We zijn arm
en kunnen niet meer missen."
»En,"_ voegde Ciccu-Nanno er bij, »de
herbergierster zal voor schoon linnengoed
zorgen." _ Intusschen waren er twee jon
getjes binnengekomen met eenige matten
stoeltjes, zetten ze neer en keken haar
met domme groote oogen aan. Daar kwam
een derde vrouw met een beddelaken en een
deken in een^ pak onder haar arm en een
lampje met olie gevuld en van katoen voor
zien in de hand. »Dat komt van de herber
gierster weet u, en ze heeft gezegd, dat ik uw
bed _ moest opmaken en dat ze later een pot
om in te koken en wat brandhout zal sturen."
Het meisje wilde weigeren; was 't dan al
zoo ver met haar gekomen, dat men haar uit
medelijden huisraad als een aalmoes schonk;
een gevoel van aangeboren hoogmoed joeg
het bloed in haar bleeke wangen, maar zij
sprak geen woord, ging op een der stoelen
zitten bij den haard, waar een vroolijk vuurtje
brandde en begon de kinderen, die zich achter
de _ rokken van moeder wilden verbergen, te
liefkoozen.
»We zullen ze bij u op school zenden,
Signoria, en verder moet u maar over ons be
schikken, niets zal ons voor u te veel zijn,"
en zonder tijd te verliezen brachten zij een
en ander langs den ladder naar boven.
CiccuNanno joeg den hond, die binnen wilde komen,
weg.Hoc vuurtje deed haar goed, zij dacht
er over na, hoe zij het kamertje zou
meubi