Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 582.
Uwe ploeg- en zaaimachines,
Op ,de hoogte van den tijd!
Ieder jager prijst uw honden,
Als tot elke sport bereid.
En uw park, uw broeikasplanten,
'n Duizendvoudig allerlei
Eén ding kon ik slechts niet vinden,
En dat was: uw boekerij.
. Men leze verder in deze verzameling de roe
rende verzen van Paul Guylai (geb. 1826).
SLECHTS NOG EENMAAL.
Slechts nog eenmaal wil ik u aanschouwen,
In den tuin daar, onder gene boomen,
Hooren uwer stemme zoeten klank,
Met u bloemen plukken van de perken,
Droomen, ach, den weeldedroom der jeugd!
of het lentelied van Koloman Lissnay (1823
1863).
LENTE.
'k Zie met de morgenkoelte
Een rozeblaadje zweven,
Dat met geheime teekens
De lente heeft beschreven.
Met zonnestralen heeft zij
De letters daar gegrut,
Het rossig licht der zonne
Was haar tot teekenschrift.
En met een morgendauwdrop
Gezegeld, naar 't behoort,
Zoo zweeft het rozeblaadje
Met duizend geuren voort.
Het is een minnebriefje
Der fladderende lent',
Dat ze over berg en dalen
Aan heel de wereld zendt.
De ruimte laat niet toe hier ter plaatse nog
veel meer mede te deelen, anders zouden wij
gaarne nog een en ander vertalen van JosefKiss
(geb. 1843), een der grootste van de tegenwoor
dige Magyaarsche dichters, of bij voorbeeld het
diepgevoelde gedicht Vaderlijke raad" van Emil
Abranyi (geb. 1851), of iets van de humoristische
poëzie van Andreas Szabo (geb. 1849), den mede
werker van Jokai.
Met een enkel woord wenschen wij echter nog
te wijzen op de kernachtige en schoone volkslie
deren, die als toegift achter dezen bundel zijn
opgenomen. Enkele er van zijn bijzonder karak
teristiek, zooals het volgende:
VOLKSLIED.
Zondags drink ik meestal wijn,
Maandag kan geen werkdag zijn,
Dinsdags leg ik mij dan neer
En verrijs des Woensdags weer,
Donderdags moet 'k krachten winnen,
En des Vrijdags mij bezinnen,
Tot ik Zaterdags weer vraag:
Ja, wat zal ik doen vandaag?
Tot zoover onze vertolkingen, die naar wij
hopen, hoe gebrekkig ook, voldoende zijn om de
kennismaking aan te bevelen met een zoo rijk
begaafd volk, welks literatuur in het westelijk
Europa zoo goed als niet gekend is. Als men nu,
behalve de lyrische voortbrengselen waarvan
Hack's bloemlezing zulk een rijken schat aan
biedt, nog in aanmerking neemt dat de
Hongaarsche natie bij uitnemendheid dramatisch is
en dat er, vooral in den laatsten tijd, vele dra
matische dichters zijn opgestaan die wel is waar
niet de hoogte bereikten van een Petöfi en een
Arany in hun genre, maar die toch getuigenis
afleggen van den vooruitgang en den bloei der
nationale letterkunde, dan zal men aan de studie
daarvan de plaats toekennen die haar binnen
den kring der fraaie letteren toekomt, en den
Duitschen uitgever dankbaar zijn omdat hij door
zulk een reeks van vloeiende vertalingen ons een
nieuwen schat voor hoofd en hart beide geschon
ken heeft.
Amsterdam,
Juni 1888.
(1) Men vergel, nog liet Handbuch der ungrischen
Poesie, van Franz Toldy, 2 dln. (1878), waarop ik
later hoop terng te komen, en een art. over het Magy
aarsche drama in het Magazin für die Literatur, u.
s. w. Ang. 1887. Pas verschenen is een biographie
yan Petöfi door A. Fischer, terwijl weldra zal ver
schijnen een Geschiedenis der Hongaarache Letter
kunde, door J. H. Schwicker (Leipzig, Friedrich.)
VARIA.
Verklaring ten gunste der gymnasia. Een
aantal professoren der Hoogeschool te
Heidelberg, hebben de volgende verklaring onderteekend
ten gunste van het onderwijs, dat aan de Duitsche
gymnasia gegeven wordt:
De voortdurende aanvallen, die sedert eenigen
tijd in Duitschland tegen het humanistische gym
nasium gericht worden en die vergezeld gaan van
een aansporing om dit geheel anders in te rich
ten, nopen de ondergeteekenden tot de volgende
verklaring: Wij beweren niet, dat de inrichting
der gymnasia bij ons te lande, die immers geens
zins overal dezelfde is, volmaakt is. Maar het
treurige tafereel, dat men tegenwoordig ophangt
van het onderwijs aan de humanistische gymna
sia, van de verstandsontwikkeling, het gemoeds
leven en den lichamelijken toestand hunner leer
lingen, is naar hetgeen wij daaromtrent kunnen
opmerken, geheel bezijden de waarheid, sterk in
tegenspraak met de ervaringen, die aangaande
de leerlingen dier inrichtingen aan de hooge- en
polytechnische scholen worden opgedaan en in
strijd met hetgeen zij later in de maatschappij
tot stand brengen. Wij gelooven, dat het Duit
sche volk alle reden heeft, dankbaar te zijn voor
dat, wat dooi- het gymnasium bereikt werd en
nog wordt, en wij betreuren het levendig, dat
het oude vaderlandsche gebrek, om alles wat
wij bezitten gering te achten, hier optreedt
tegenover inrichtingen, die ons in het buitenland
dikwijls benijd worden. Moge de regeling van het
onderwijs naar lichaam en geest aan onze gym
nasia, moge de behandeling der verschillende leer
vakken (ook op het gebied der klassieke talen)
nog veel verbetering noodig hebben, zoo is toch
onzerzijds de eisch gerechtvaardigd, dat in
grondtrekken het leerplan der humanistische gymnasia,
vooral wat betreft de Grieksche taal- eu letter
kunde, onveranderd moet blijven. Slechts veran
deringen, die op den bestaanden voet voortbouwen,
het bestaande niet afbreken, kunnen wij
wenschenswaardig achten voor een inrichting, waarop
voor een goed deel de bloei der Duitsche weten
schap berust. Heidelberg, Juli 1888. Geheimraad
dr. Otto Becker, prof. in de med.; geheimr. dr.
Immanuel Bekker, grof. in de rechten; geheimr.
dr. Robert Bunsen, prof. in de scheikunde;
hofraad dr. Erdmansdörffer, prof. in de geschiedenis;
geheimraad dr. Kuno Fischer, prof. in de
philosophie; geheimr. dr. Gegenbaur, prof. in de me
dicijnen ; geheimr. dr. Heinze, prof. in do rechten;
dr. Holsten, prof: in de theologie; A. v. Horn,
gep. generaal-majoor; geheimr. dr. Köningsberger,
prof. in de wiskunde; geheimr. prof. dr. Hermann
Kopp: geheim hofr. dr. Quincke, prof. in de natuur
kunde ; geheimr. dr. Hermann Schulze, prof. in
de rechten; dr. Hengel, prof. in de
landhuishoudkunde.
Clovis Hwgues, de dichter en afgevaardigde uit
Marseille, liet, naar uit Parijs gemeld wordt, dezer
dagen in de Opéra-Comique, voor de eerste en
eenige maal, een tooneels,;el in verzen, in vijf
bedrijven, opvoeren. Le Sommeil de Danton."
Zoo noemden Danton's tijdgenooten de wittebroods
weken van zijn tweede huwelijk, gedurende welke
hij zich te Arcis-sur-Aube terugtrok en
Robespierre toestond, alleen te heerschen. Clovis
Hugues heeft boven een wettige de voorkeur gege
ven aan een amourette-verbindtenis, waarvan de
heldin, half een dame van de wereld, half een
courtisane, door den haat van Robespierre ver
volgd en in de gevangenis geworpen wordt.
Danton tracht haar te redden en wordt in zijn po
gingen ondersteund door Fouquier-Tinville, den
bloedigen aangever, maar Lavaux verraadc hem.
Het voornaamste tooneel speelt tusschen Danton
en Robespierre en moet op de algemeene
repe' titie stormachtig toegejuicht zijn, terwijl het pu
bliek, dat bij de voorstelling tegenwoordig was,
en dat toch eveneens grootendeels uit genoodigde
j gasten en landslieden van den Provencaalschen
dichter bestond, er koel onder bleef, misschien
wel om zich op den eersten zomeravond van dit
jaar niet al te zeer te verhitten. Voor het overige
gevoelde men zich zoo zeer onder bekenden, dat
de toehoorders, in het bewustzijn, hun Clovis voor
hun voortdurend gegaap te moeten schadeloos
stellen, hem na het vallen van do gordijn op het
tooneel riepen. De Parijzenaars kunnen zoo iets
niet begrijpen, maar de Provencalen waren
ovcrgelukkig en zwoeren, dat men in Marseillo don
Slaap van Danton" geheel anders zou weten te
waardeeren.
Te St. Petersburg zal, naar wij uit Petersbur
ger bladen ontleonen, Angelo Neumann,
dedi-^cteur van den Duitschen schouwburg te Praag, ge
durende het volgende winterseizoen een reeks
opvoeringen van den Ring der Nibelungen"
geven.
Do dezer dagen te Heidelberg overleden ge
schiedkundige Georg Weber, beeft zich niet alleen
als geschiedvorscher, maar ook als geschiedschrijver
hoogst verdienstelijk gemaakt. Zijn grooto
Weltgeschichte für die gebildetcn Stande", in 15 deelen,
was wel is waar niet zoo algemeen verspreid als
die van Schlosser, maar zeer zeker was zij niet
minder beroemd. De 20 drukken van zijn: Lehrbuch
der Weltgeschichte" en van de Weltgeschichte
in bersichtlicher Darstellung" bewijzen welken
invloed hij op het onderwijs in de geschiedenis
uitoefende, Hij gaf dan ook zijn betrekking
bij het onderwijs op, om zich uitsluitend met
historische studiën bezig te houden. Den loden
Februari 1808 te Bergzabern geboren, (het was
hem vergund dit jaar, krachtig naar lichaam
en geest, zijn 80sten geboortedag te vieren)
ontving hij het voorbereidend onderwijs te Spiors
en studeerde vervolgens te Erlangen in de theo
logie en philogie. Te Iloidelberg wijdde hij zich
uitsluitend aan de studie der oude geschiedenis
en mocht hij zich daarbij verheugen in don voor
zijne ontwikkeling zoo vruchtbaren omgang met
zijne leermeesters K. Fr. Hermann en Sehlösser.
Een betrekking als gouverneur bij een
Engelsche familie bood hem de gelegenheid aan, ge
durende langeren tijd in Zwitserland, in Frank
rijk, en in Italiëte vertoeven (1833?'35).
In 1836 werd Weber rector van do Latijnscbc
school in zijn vaderstad, in 1839 leeraar aan de
Hoogere Burgerschool te Heidelberg. waarvan hij
in 1848 directeur werd. Dit bleef hij tot 1872.
Zijn eerste geschiedkundige werk was Der
Calvinismus in Verhaltuiss zum Staat" (lleidelberg
1830). Hierop volgde de Geschichtc der
englischen Rcformation (2 deelen 1845, 53) eu de
verhandeling over de prozawerken van Milton in
Raumer's historisches Taschenbuch." Vervolgens
nam de Weltgeschichte" jaren lang al zijn krach
ten in beslag. De eerste druk daarvan was in
1880 voltooid. De 2e druk, waarbij \Vcbcr de
medewerking van andere geleerden genoot, is nog
niet geheel verschenen. Te zamen met Holtzmann
schreef hij omstreeks 1865 de Gescliichte des
Volkes Israël en der Entstehung des
Christcntlmms". Zijn godsdienstig standpunt was dat van
een liberaal protestant. Aan zijn onderwijzer
Schlosser wijdde hij in 18G7 een afzonderlijk ge
denkschrift. Ook zijn eigen levensloop schilderde
hij (Mein Leben und IJildungsgang, 1883) Bij
gelegenheid van het 5(M)jarig jubibeum dor Ilooge
school te Heidelberg gaf hij zijn: Heidelberger
Erinnerungen" uit. Zijn helderheid van geest
verliet hem niet, dan kort voor zijn dood; nog
slechts enkele dagen geleden kwam van zijn hand
in de Münchcner Altgeincine Xeitung een artikel
voor gewijd aan do nagedachtenis van Wessenberg.
Hoc men van Gladxtone een romanschrijver ge
maakt heeft. Zooals bekend is, heeft eenigen tijd
geleden een Amerikaan, Ignatius Donnelly, de
reeds dikwijls weerlegde bewering, dat
Shakespeare's werken eigenlijk niet door Shakespeare
maar door den kanselier Bacon geschreven zijn,
nogmaals te berde gebracht, en wel op een wijze
die alle zucht tot spot buiten sloot en oprecht
medelijden met den armen man moest inboezemen.
Lange jaren heeft Ignatius Donnelly er namelijk
aan besteed, om alle letters en lettergrepen van
Shakespeare's werken te tellen; met deze ge
tallen heeft hij voortdurend rekenkunstige be
werkingen uitgevoerd en ten slotte het groote
kryptogram" ontdekt, hetwelk, ontcijferd, de
levensgeschiedenis van den kanselier Bacon ver
haalt en tevens de omstandigheden, die den kan
selier er toe gebracht hebben, het vaderschap
zijner onsterflijke werken aan den onbekenden
tooneelspeler Shakespeare af te staan. Mijnheer
Donnelly heeft, om deze ontdekking te bewijzen,
twee dikke boekdeelcn geschreven, en niet al
leen Engelsche, maar ook andere schrijvers heb
ben het werk van hun Amerikaanschen collega
uitvoerig besproken. Maar vooral in Engeland
dreigde deze nieuwste litteraire monomanie be
paald in een soort krankzinnigheid, die men den
naam Donnellisme" gaf, te ontaarden.
Het Cornhill Magazine" heeft nu het Donnel
lisme op geestige wijze geparodieerd. Het past
Donnelly's stelsel van onderzoek toe op Dickcns'
romans en bewijst, dat deze romans klaarblijkelijk
door niemand anders dan door Gladstone geschre
ven zijn.
Wie herinnert zich niet met genoegen de roem
rijke ontdekking, waardoor de groteske held
Pickwick zijn naam gegrondvest heeft? Pickwick
vindt op zekeren dag een steen, met het inschrift:
Sill Stumps. Door zijn weergalooze scherpzin
nigheid en door een wetenschappelijke kritiek,
die alle archeologen der wereld met nijd vervulde,
bewijst Pickwick, dat die schijnbaar zoo gewone
woorden een buitengewoon diepe, historische
beteekenis hebben. Nu bewijst Cornhill Magazine"
van zijn kant, dat in die woorden de sleutel van
het litteraire geheim verborgen is. Staat daar
niet, dat BUI" dat inschrift gemaakt heeft ? Maar
is Bill" niet een verkorting van Williara",
en is William" niet de voornaam van Gladstone?
Staat er niet, dat mijnheer Pickwick zeer blij
(glad) was over de ontdekking van den steen
(stone), en vormen die twee woorden te zamen
niet den gehoelen naam van den beroemden staats
man? Wanneer men nu deze vingerwijziging opvolgt,
wanneer men hier 15 woorden, daar 20 regels, ver
derop 10 bladzijden enz. weglaat, dan vindt men de
geheele biographio van Gladstono en ook een bio
graphie van Dickens, ja zelfs een geheele geschie
denis van Engeland van overoude tijden af' tot
koningin Victoria toe. Op deze wijze b.v krijgt
men de volgende belangwekkende biographische
bijzonderheden: Dickens had veel last van ergo
maagkramp, omdat hij do gewoonte had, veel
seltserwater te drinken" of Gladstone wist in zijn
openbaar leven op uitmuntende wijze de dichter
lijke gaven to verbergen, dio blijken uit zijn romans,
welke onder don naam van Dickens verschenen",
of Engeland kende bij de troonsbestijging van
koningin Victoria het electrisohe licht nog niet." i
Wordt daarmede niet alles bewezen ? j
En ondanks deze uitstekend geslaagde parodie
zal Ignatius Donnelly in Engeland en Amerika
j steeds nieuwe aanhangers vinden, ja zelfs zijn er
in andere landen geleerden, die naief genoeg zijn,
om het noodig to vinden, de beweringen van den
Amerikaan iu lange, hoogst geleerde artikelen te !
Ontdekking van tegels met spijkerscJtrift te
Tel-el-Amarna in Opper-Egypte, Naar
professor Savcc in de Cotdeinporary lieriew
schrijft, is dit jaar de groote gebeurtenis op
i archeologisch gebied de ontdekking van een
j groot aantal tegels -niet npijkerschrift to
Telol-Amarna, in Opper-Egypte. Tel-el-Amarna
ligt op do plaats, waar Amenophis IV, do
schisinatioke koning uit de achttiende dynastie, na
zijn breuk mot de priesters, zijn nieuwe hoofd
stad gebouwd bad. Deze stad bestond niet lang;
zij werd verlaten toen het Egyptische hof' tot het j
rechtzinnige geloof' terugkeerde eu viel al spoe- j
dig in puin. Onder deze bouwvallen nu hebben j
de feliah's een geheele bibliotheek teruggevon- j
don; zij bestond uit tegels, die van inschritteu |
in spijkerschrift en iu de Babylonische taal voor- j
zien waren.
Doze tegels zijn voor het grootste gedeelte, brie
ven en berichten over militaire zaken, die door l
de koningen van Palestina, Syrië, Mesopotamië'
l en Babyloniëaan Amenophis III eu IV gericht
zijn. Uit een aanteekening in het schrift der
Egyptische priesters aan een dezer documenten i
toegevoegd, blijkt dat zij met het overige deel i
der koninklijke archieven van Thebe naar do
nieuwe hoofdstad zijn overgebracht. j
Palestina was op dat tijdstip door Egyptische
troepen, in gemelde berichten matsurire genoemd,
bezet, en de gemachtigden van hot Egyptische
gouvernement bleven niet in gebreke, dit uitvoe
rige berichten van alles, wat om hen heen gebeurde,
te doen toekomen. Onder de steden van Palestina i
vanwaar deze berichten verzonden werden, noemen j
wij Byblos, Simyra, Akko of Acre, Megiddo en
Achkclon. Op een dezer tegels is er sprake van
oen verbond, aan het hoofd waarvan de koning
van Gath stond.
Vijf dezer brieven zijn afkomstig van
BurnaBuryas, van Babylonië, die omstreeks 1430 voor
Christus' geboorte leefde; hierdoor wordt dus ook
ten naaste bij het tijdstip van de regeering van
Amenophis IV vastgesteld Maar het grootste aan
tal dezer berichten heeft betrekking op do koningin
Tii zijn moeder, dio, naar het schijnt, een dochter
was van Dusratha, den vorst van Mitanni, op den
rechteroever van den Euphraat, Door deze
prinses is Amenophis IV waarschijnlijk tot den
zonnedienst, dien hij te vergeefs zijn onderdanen
trachtte op te dringen, bekeerd. Ten tijde der
18de dynastie oefenden de bewoners van Mitanni
(ook wol llaharina genoemd) de hegemonie over
geheel Syriëuit en eerst na de troonsbeklimining
der li)de dynastie werden zij door de Hittiten
verjaagd. Maar deze overweldigers uit het Noor
den bedreigden toen reeds hen, die zij ten slotte |
overwonnen, want in eon dier met spijkerschrift
bedekte tegels wordt dringend Egypte's hulp in
geroepen om hen terug te drijven. Op een
anderen tegel wordt melding gemaakt van een
targumanu of drogman, die te gelijk met hem ge
zonden werd, om den inhoud te vertalen; voor
zoover bekend, is dit de e erste maal, dat er mel
ding gemaakt wordt van een persoon, die een
maal zulk een groote rol in de Oostersche wereld
zou vervullen.
Deze onverwachte ontdekking van de zeer le
vendige betrekking, die er op politiek en litterair
gebied bestond tusschen de twee uitersten van
het Oosten, lang voor het tijdstip dat de
egyptologen voor den uittocht der Israëlieten he'bben
vastgesteld, brengt eene geheele ommekeer in de
leeringen der geschiedkundigen te weeg en werpt
veel omver van hetgeen tot nu als waar was aan
genomen, liet belangrijkste is misschien het feit,
dat de taal, waarin deze berichten geschreven
zijn en het schrift, waarvan men zich bediend
heeft, dat van Babyloniëis. Wel is waar schijnen
verschillende aanduidingen er op te wijzen, dat
zij, die deze berichten schreven, niet van Baby
lonische afkomst waren ; bij voorbeeld geven zij
den koning den titel van zonnegod, zooals de
Egyptische etikette dat meebracht, en duiden zij
den eersten persoon aan door het Phoemcische
woord anirfci, in plaats van zich van het
Assyrische woord anaku te bedienen.
Maar het Babylonische schrift is over 't algemeen
zeer nauwkeurig gespeld, en de schrijvers, die het op
de tegels gegrift hebben, toonen volkomen bekend
geweest te zijn met het alphabet van het spijker
schrift. Het is hoogst waarschijnlijk, dat
WestAziëuitstekende scholen bezat, waar de Babylo
nische letterkunde met zorg werd bestudeerd.
Hierin kan men voortaan een verklaring vinden
van de namen der Assyrische godheden, zooals
Nebo of Rimmon, dat men in het land van Kanaiin
vindt.
Maar het meest belangrijke punt van deze
archeologische ontdekking is misschien wol, dat
zij ons de zekerheid geeft, dat ten minste een
zeker aantal der in Kanaan bewaarde documenten
in spijkerschrift geschreven moeten geweest zijn
en niet op papyrus, maar op onvergankelijke tegels.
Men mag dus hopen, dat wanneer eens steden
als Tyrus en Kirjath-Sepher, de stad der boeken"
opgodolven zullen worden, men er dergelijke biblio
theken als te Ninive en Babyloniëzal vinden.
Wij weten nu zeker, niet alleen dat het volk van
Kanaan, voordat dit door de Israëlieten veroverd
werd, kon lezen en schrijven, maar ook dat het
op tegels schreef. De schrijvers" die in het
boek der Richteren, in het lied van Deborah,
genoemd worden, zijn dus een historische waar
heid geworden.
Ken onuitgegeven ^t?erk van Sfeycrlieer. Onder
dezen titel deelt een te Rome verschijnende cou
rant, 11 Diritto, hot volgende bericht mede, dat
baar uit München toegezonden is.
Ziet hier iets nieuws, dat zeker in geen der
biographiën van Mcyerbeer opgenomen is. Gij
weet ongetwijfeld dat Meyerbcer in 182') een com
positie, getiteld: liayerische ScliützcnmarscU, aan
Lodewijk I van Beieren gezonden bad; bot noodlot
wilde echter, dat deze compositie van den grooten
meester vergeten werd en dat men haar verloren
waande.
Maar nu, bij gelegenheid van het eeuwfeest van
koning Lodewijks geboorte, hoeft men er overal
naar. gezocht en deze onderzookingen zijn niet
vruchteloos gebleven; men hoeft den marsch in
de archieven van den koninklijken schouwburg
teruggevonden. De partituur is geschreven op
twee-en-zoventig velletjes gewoon papier, dio bij
elkaar ingebonden zijn; zij is geheel eigenhandig
door Meyerbeor geschreven en was vergezeld van
een zeer langen, aan den koning gerichtcn brief,
waarop Lodewijk I den 2i)sten Octobcr 1821) ant
woordde, om te bedanken.
Meyerbcer componeerde dezen marsch op een
gedicht, dat in 1814 door den zelfden Lodewijk l,
toen nog kroonprins, geschreven was.
Aan de zorgeloosheid van de commissie, belast
met hot toezicht op de verbouwing van do kathe
draal te Sevilla, is het te wijten, dat een der
pilaren, die de gewelven ondersteunen, bezweken
en daardoor een verschrikkelijke verwoesting aan
gericht is. Sedert 1882 was men bezig doze
prachtige kerk te restaureeron, en daar de mid
delen daarvoor aangewezen, zeer gering waren,
ging hot erg langzaam, wat ten gevolge had, dat
oen der pilaren van hot middenschip instortte.
Een gedeelte van oen der zijschepen word mee
gesleurd en daardoor werd groote schade aange
richt; hot in 151!) door Sancho Munoz gcsmcede
ijzeren hok, dat hot koor met de kunstig
gesnoden gothische koorstoelcu van het overige der
kerk scheidde, is geheel verbrijzeld, evenals na
tuurlijk ook die stoeien, het in 17G(J gebouwde
orgel on andere voorwerpen, der bij de gods
dienstoefening gebruikt weren De schade is niet
te herstellen en het is te hopen, dat een
ouderzoek do schuldigen voor den rechterstoel zal bren
gen, opdat de heerlijke kunstschatten, dio Spanje
tot nu toe voor de menschheid bewaard heeft,
niet op dezefde wijze door nalatigheid te gronde
gaan. De minister van onderwijs Canalejas is
terstond naar Sevilla vertrokken en leidt de werk
zaamheden aan den herbouw verbonden. Do
jonge minister is in genoemde stad geboren en
zijne bomoeingen worden door het stedelijk bestuur en
déburgerij met geestdrift ondersteund. Terwijl in
vroegere jaren de geestelijkheid die prachtige
gebouwen oprichtte, zijn bet nu de staat,
vereenigingen en de burgerij, die die gedenkteekenen weer
opbouwen," riep de minister zijn juichende toe
hoorders toe. Deze woorden zullen zeker uiet in
den geest vallen van den bisschop van Madrid,
Alcala Sancho, die nog onlangs in eon herder
lijk schrijven de Italiaanscho regeering aanklaag
de, omdat dezo de kunstschatten van Rome onder
hare bescherming genomen had. Castelar raadt
in den Globo zijn voormaligen vriend Crispi aan,
deze vrome uitingen niet to ernstig op te nemen,
want het zijn, volgens hem, slechts bisschoppe
lijke beminnolijkhcden, ad usnm Delpliini.
Naar wij aan de Tagl. liundschau ontleonen,
zijn de resultaten van eenige der waarnemingen,
die men gedaan heeft met den reuzeuteleseoop
van de Lick-sterrewacht in CaJiformëpubliek
gemaakt. Reeds herhaaldelijk werd de aandacht