Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD .VOOR NEDERLAND.
l
n?
,
i£fe5,"de vrijster, die hij liefheeft. DooreJcen schetst
«venzeer de gevoeligheid van Nelleken voor
Aard de smids Lammert."
Intusschen, ofschoon Wouter niets van haar
Wten wil, is Dooréken dol op Wouter, en weet
iem door een reeks liefdeblijken, zoo vele verras
singen, in .te pakken: Leg uw hand in de mijne!
Wij trouwen heel spoedig"."
Het stukjen is in Brederotrant, in
knoedel'. yaerzen, en met vlaamschen tongval, geschreven.
Het omt mij zeer geslaagd voor. De verschillende
' stemmingen Bjj Wouter zijn meesterlijk en treffend
geschetst. Maar ik geloof gaarne, dat een groot
succes alleen bij een uitmuntende uitvoering te
verkrijgen zal wezen.
/ Houffalize, 16 Aug. '88. ALB. TH.
HET OUDE PARIJS.
Bij Mame et fils te Tours is een prachtig geïl
lustreerd boek verschenen van den onvermoeiden
vorscher naar oude en curieuse dingen, Victor
Fournel, wien men reeds talrijke uitgaven in het
zelfde genre te danken heeft. Het boek heet Le
vieux Paris, fêtes, jeux et spectacles, het is royaal
uitgegeven, een prachtwerk en toch niet duur,
15 francs, fraai van druk en met 200 goede
reproductiën van gravures, prenten, teekeningen en
schetsen du temps versierd.
Als Arnolphe, de sombere, bijna tragische held
van' Molière's cole des femmes (1662) zijn naïve
pupil Agnès de les leest, en haar voorhoudt dat
zij tóch vooral den verliefden jongman Horace barsch
'moet afwezen, zegt hu ten slotte:
Je prétends que....
Voug lui fermiez au nez la porte honnêtement,
Et, lui jetant s'il heurte un grès par la fenêtre,
L'obligiez tout de bon a n'y plus reparaitre....
Menigeen zal hebben gevonden, dat Molière hier
wel wat overdreef, en in het bouffonne, eer dan in
het komische verviel. Iemand een steen op het
hoofd gooien, omdat hij aan de deur klopt, wie
zou er aan denken ?
Fournier doet zien, dat dit Arnolphe's een
voudigste gedachtengang moest zijn. In het oude
Parijs waren de woningen, vooral in ie afgelegen
wijken, en Arnolphe houdt zijn Agnès in een
huis in de voorstad verborgen, alle feitelijk
voorzien van voorraden steen en, bepaald met het
doel om het huis te verdedigen. Colletet, men
kent hem uit Boileau's satire, zegt in Le tracas
de Pnris (1665).
Les valets ainsi que les maitres
Jettent des grès par les fenêtres,
Et je prévois quelque malheur.
Het komische van Arnolphe zit dan meer in
het aanwenden van dit middel tegen iemand die
op heel iets anders dan vijandelijk inbreken be
lust was, in het onevenredige tusschen middel
en toestand; het is dus volstrekt geen overdreven
'boertigheid, maar werkelijke karaktercomedie.
Dergelijke bijzonderheden, waarvoor men be
halve de klassieke zedenschilders, Rabelais, Mo
lière, La Bruyère, Furetière, Scarron, talloozo
kleinere even interessante, maar minder bekende
bronnen heeft, behooren tot Fournel's studie; hij
kent Le vieux Paris door en door, en heeft de
lütérature oubliée van die dagen aan alle kanten
doorvorscht. Daarenboven heeft hij de eigenschap
der Fransche geleerden, eene helderheid en on
derhoudendheid van voordracht, die door deftiger
prinsen der wetenschap voor oppervlakkigheid
versleten wordt Le vieux Paris kan een
studieboek zijn, het doet zich voor als aangename lec
tuur. Het verwijst naar merkwaardige documenten,
geeft citaten uit tijdgenooten die zelfs dengenen
die eene studie van het tijdvak gemaakt hebben,
vaak nieuw zijn, maar alleen als noten die men
kan overslaan, en die hij voor den lezer resu
meert.
Het werk spreekt voornamelijk over de feeste
lijkheden en vertooningen van het oude Parijs,
voor zooverre zij op straat, op de kermis, afge
speeld werden. Maar Fournel houdt zich niet
streng binnen de grens; en soms gebeurt het
hem zelfs, de geschiedenis van een gebruik tot
in onzen tijd, althans tot het tweede keizerrijk,
af te werken.
Het is in de veertien hoofdstukken een onaf
zienbaar défilévan processiën, optochten, maske
rades, flaneerende burgers en edelen, dwaasheden
der mode en kluchten der fo«Ye,van marionnetten en
silhouetten, van kwakzalvers, koordedansers, buik
sprekers, waarzeggers, hardloopers, gedresseerde
honden en getemde leeuwen, monsters en mis
geboorten, reuzen en dwergen, inderdaad zooals
La Fontaine zegt, une ample comédie a cent
actes divers.
*
* *
De rij wordt geopend door de intochten der
.koningen. Sedert het begin der XlVe eeuw is het
traditie, dat bij de intreden van vorsten in do
hoofdstad optochten en pantomimes van burger
lijke gilden en lekenbroederschappen georganiseerd
worden, waarin het voorstellen van tooneelen uit
den bijbel op de wonderlijkste wijze werd
saamgestrengeld met profane uitvindingen. Toen op
30 Juni 1389, zoo bericht-Froissart in zijn kroniek,
de stoet van koningin Isabeau aan de
Porte-SairitDenis kwam, leidde hem de weg onder een kun
stig opgerichten sterrenhemel door, die bevolkt
was met fraai versierde kindereu, engelenkoren
zingend, moult doueement. In hot midden daar
van bevond zich, tusschen de wapens van
Frankrijk en Beieren, de moeder Gods met het
kind Jezus, dat met kinderspeelgoed v/erd bezig
gehouden en vroolijk lachte. Eenige schreden
verder verhief zich eene estrade, waarop Parijsche
burgers den grooten veldslag tusschen koning
Richard en Saladin met zijne Saracenen ver
toonden. Dan kwam men weer onder een hcmcl
door, rijk met sterren bezaaid, waarin men te
midden van engelen, God den Vader, den Zoon
en den Heiligen Geest zag. Op het oogenblik
toen de draagstoel der koningin onder het zcnith
der Driee'enheid doorging, zweefden twee engelen
naar beneden en legden eene gouden kroon op
het hoofd der koningin.
Door de met tapijten behangen Rue
Saint-Denis bereikte de stoet bij het gebouw het Chatelet
een nog zonderlinger schouwspel. Hier was een
geheel kasteel gebouwd, met torens en tinnen
door krijgslieden bewaakt. Daarvoor dartelden
in de tuin de vreedzame bewoners des velds; op
een prachtigen troon binnen in de poort zag men
Sint-Anna rusten. Plotseling kwam uit een
kreupelboschje een wit hert te voorschijn, door
een leeuw en een adelaar achtervolgd, stortte
voor den troon der heilige neder, om bescherming
smeekend. Twaalf jonkvrouwen, die in het groen
verborgen waren, traden nu met getrokken zwaard
de roofdieren tegemoet en redden het arme hert.
Weer bij een andere joyeuse entree kreeg
Isaboau de kroon ook van een bode des hemels, maar
ditmaal niet van een engel, maar van een koord
danser. Terwijl zij de brug over de Seine, rijk
met tapijten behangen, overtrok, trad een fantas
tisch gekleed man op haar toe, die regelrecht
van den toren van Notre-Dame kwam, haar een
kroon op het hoofd zette, eene buiging maakte,
en langs denzelfden weg weer terug ging. Daar
liet intusschen avond werd, nam hij op zijn terug
tocht een brandenden fakkel mede, en er waren
er onder het verzamelde volk, die meenden, dat
een werkelijke engel van den hemel was komen
nederdalen, om de koningin bij hare intrede in
Parijs te begroeten.
*
* *
Sedert Hendrik III werden deze vertooningen
bij de joyeuses entrees door triomf bogen en eere
poorten vervangen. De Middeleeuwsche panto
mimes bij. die gelegenheid houden dus ongeveer
op denzelfden tijd op, toen de rechtbank ook de
openbare vertooning van gesprokene mysteriën,
als strijdig met den eerbied voor het heilige, ver
bood (1548). Maar hiermede hielden de taWeaux
vivants_ in de straten der stad niet op. De tal
rijke gilden en broederschappen vieren nog lang
daarna hun feesten met pantomimes en maske
rades. Op 10 Mei 1591 beweegt zich door de
straten der stad een stoet. Walen, die Job's ge
duld yertoonen. Een troep halfnaakte, beschil
derde gezellen, door muziek begeleid, vergezel
len een man, die in den jarnmerlijksten toestand
is, en op een ezel zit. Aan zijn zijden loopen
een booze vrouw en de duivel, die hem bespotten
en uitjouwen. Job echter let niet op hen en
deelt aan de gapende, spottende menigte zijn
zegen uit, ~ met de staart van den ezel.
Men ziet dat het straat-mysterie eene maske
rade geworden was, evenals het gesproken mys
terie in eone farce was ontaard; het is te be
grijpen, dat de autoriteiten er een eind aan
maakten.
*
* *
Een groot aandeel in de feestelijkheden,
zoowel als in de oploopen en opstanden, had
de Universiteit.
Men kent Notre Dame de Paris; Victor Hugo
heeft in een schilderachtig beeld gebruik gemaakt
van het fraaiste dat de bronnen hem opleverden.
Voor het strenge leven binnen de muren der
school, stelden de jongelieden, en andere lieden,
want er waren veel oude studenten zich scha
deloos door een luidruchtig leven in de stad.
terwijl de Rue de Touarre, die langs de colleges
liep, als geheiligde grond door een stroobedekking
tegen het rammelen dor wielen en de zware
stappen beschut was, vulden de collegiens maar
al te vaak de straten der bourgeois met rumoer
en zelfs ruw geweld, terwijl wanneer het op het
uitmaken der geschillen aankwam, de Universiteit
zich gewoonlijk geen haarbreed van hare privile
giën en hare eigen jurisdictie ontnemen liet.
De Universiteit bezat op den linkeroever der
Seine, daar waar zich thans de Rue de
l'Universitébevindt, een stuk grond, de Pré-aux-Clercs
waar de academische jongelingschap gymnastiek
deed. Ijverig waakte zij over dit bezit, 'p Paschcn
trokken met don rector de overige academische
dignitarissen in plechtigen optocht naar den Pr
-auxClercs, om er de ongeschondenheid van te
constatecren en van hun eigendomsrecht te getuigen. Dat
recht toch was niet onbetwist. De monnikkcn
van de abdij van Samt-Germain maakten van tijd
tot tijd aanspraak op den grond, en deze aan
spraak maakte de hoofden der Cires academici
nog op 4 Juli 1548 zoo warm, dat zij de abdij
met geweld van wapenen aanvielen, hare bezit
tingen verwoestten en de monnikken formeel be
legerden, waarop de rechtbank zich in de zaak
mengden om de rechten der Universiteit uit
drukkelijk te constateeren. Nog in 103!) liet do
rector, toen hij bij zijn Paaschvisite eenige scha
pen vond, die het gras der Universiteit aten, een
der wollige boosdoeners opvangen en meevoeren.
Een andermaal trok hij zelf, ondersteund door
collega's _en leerlingen, het koren uit, dat een
overmoedig bourgeois zich verstout had, op
academischen grond to zaaien.
De rector der Universiteit, van la fillc ain'-e
des rois, zooals zij zich noemde, was de koning
van een staat iu den staat. Bij alle openbare
feestelijkheden had hij zijn rang in de eerste rij.
Bij zijn dood werd hem eer bewezen als een prins
van den bloede ; acht dagen lang bleef zijn lijk
op een praalbed ten toon gesteld; aan het eind
der 16de eeuw kostte zijne begrafenis 180.000
francs van onze geldswaarde.
Zonderling genoeg, duurde zijn ambtstijd slechts
drie maanden. Tot 1278 werd er zelfs om de
vier weken, later om de zon weken, een nieuwe j
rector gekozen, en met do verkiezing waren
allerlei feestelijkheden, vooral een plechtige optocht
door de straten, verbonden. De hoogeschool ver
blindde gaarne de oogen der burgers door hare
majesteit en liet geene gelegenheid voorbijgaan,
om de straten met hare pracht to vullen. Als de
rector zich maar even op straat vertoonde, werd
hij door een aanzienlijk gevolg begeleid.
Rabelais drijft ook hiermede al den spot
(Gnrgantua. hoofdstuk XVIII) als hij de Sorbonnc
haar oudste en ijdelste lid laat afvaardigen om,
door pedellen en professoren begeleid, van den
j reus de klokken van Notro-Dame to gaan terug
vragen, die deze gestolen had, om ze zijn ezel
om den hals te hangen.
* ... *
Tegen het einde der X Vilde eeuw, worden de
vestingwallen, waarmede Krans l de stad omge
ven had, door het dempen der grachten tot ver
hoogde straten gemaakt, die nu een kring om
de stad vormden en vanwaar men zoowel deze
als het omringende landschap kon beschouwen.
Later, in het begin der XVIIIde eeuw, werden
deze bolwerken met het niveau der stad gelijk
gemaakt, men plantte er drie tot vijfvoudige rijen
hoornen op, en tegen het midden dier eeuw wer
den de boulevards de lievelingswandeling van de
inwoners der stad en der voorsteden. Toen de
menschen er kwamen, kwam de handel er ook.
Fraaie gebouwen omzoomden weldra de boule
vards, het zijn de tegenwoordige boulevards
intérieurs, vooral het noordelijk deel der beroemde
rij van straten, en zij werden eene soort van
permanente jaarmarkt, waarheen de eeuwenoude
foires, de foire Saint-Laurent van eind Juni
tot eind September en de foire Saint-Oermain
van Februari tot April hare kramen en the
aters overbrachten.
De foires vervielen dus; vooral de Boulevard
du Temple profiteerde er bij. De kermistheaters
werden er vaste schouwburgen, en noemden zich
Ihéatre de la Gulle, Ambigu-comiq'te, Folies
dramutiqiies; sinds dien tijd bestaan reeds in het
historische Parijs de bonlevard-theaters, wier tra
ditie ongeveer dezelfde gebleven is. Daar zijn
de opéra-comique, de operette, de vaudeville ge
boren; zij leven er nog. lienéLesage, die van
Le diable boiteux, van Gü-Blas en 'J'urcaret, is
een der hoofdagenten in die richting geweest.
De théatres forains toch hadden een moeielijk
bestaan; de gunst der menigte haalde hun den
afgunst der deftige geprivilegieerde schouwburgen,
de Groote Opera, de Comédie Franchise op den
hals, die met processen en intriges, met konink
lijke bescherming en subsidies, de kleine schouw
burgen bestreden; uit welken strijd intusschen de
kleine schouwburgen met vallen en opstaan steeds
weer levend zijn te voorschijn getreden.
Een andere soort van theaters bad men op'den
Pont Neuf. De Pont-Neuf was eigenlijk de plaats
der kiezentrekkers en kwakzalvers, wier debiot
echter vooral afhing van de reclame die zij wis
ten te maken. Naast een gewoon
marktschreeuwer uit de stad zelve posteerde zich met veel
vertoon de Oostersche of Italiaansche doctor met
zijn panacees en ométnns; en overblufte met zijne
kleurige estrade het eenvoudig karretje van den
ander. Weldra kwam er een muzikant bij, ge
huurd om de aandacht te trekken; vervolgens een
geheel orkest, eindelijk een troep tooneelspclcrs,
die allerlei kluchten, grappige samenspraken, zelfs
balletten gaven. Op het spannend oogenblik
opende de echte of onechte Moor de wonderkast
met al de onfeilbare drankjes, pillen, zalven,
pommades en pleisters; ongedwongen mengde zich de
aanprijzing van giften en tegengiften in den los
sen drainatischon knoop; slangonboten werden
vertoond en genezen, brandwonden werden op het
tooneel toegebracht on geheeld. Hier trad in
1(542 Molière voor het publiek op, en de spotters
en jaloerschen hielden hem den naam van man
geur de vipères daarvan na.
Van dit alles vertelt Fournel; hij stelt ons ook
den grand Thomas voor, een der charlatans
wiens naam het minst in de litteratuur van zijn
tijd genoemd wordt. Thomas opereerde onder het
Regentschap en onder Lodewijk XV. Hij verkocht
voor 5 sous een universeele medicijn, trok
horoskopen en kiezen; schilders on beeldhouwers heb
ben hem voor de nakomelingschap behouden, en
deftigen verzen prijzen hem, als Des empiriques
du si!-cle Ie plus iUustre et Ie seul charitable." Hij
was namelijk uiterst royaal. In een krant van 30
November 1728 vindt men: De lange Thomas
heeft, uit vreugde over het herstel van zijn Ma
jesteit drie dagen lang op den Pout-Xeuf 'het pu
bliek gratis kiezen getrokken, en is daarna de
hospitalen en gasthuizen rondgegaan, om ook daar
gratis zijne diensten te verlecncn." Het volgende
jaar wilde hij de geboorte van den Dauphin vie
ren, door vijfduizend menschen gratis te
spijzigen. Het menu was opgemaakt en gedrukt, ossen,
schapen, ganzen waren aangekocht, toen de poli
tie de feestelijkheid verbood.
Een zijner opvolgers had deze reclame uitge
vonden: Messieurs, d'autres WUB arraclicnt les
dents, moi je lat cueille.'"
Mot al deze grootheden houdt Fourncl ons be
zig ; voor al wie belang stelt in het tegenwoordige
Parijs is Le vieux Paris een interessant en merk
waardig boek.
VARIA.
Binnenkort zal een nieuw werk verschijnen van
Jan Holland, getiteld: Een paar
liuiten-ModclMcnscJien.
De schrijver leidt het bij den boekhandel in
met deze aankondiging:
In twee novellen worden twee karakters ont
leed, die niet met de maatschappij en hare in
stellingen overweg kunnen, omdat ze beiden, hoe
wel van edelen aanleg, het ongeluk hebben
buiten-model" te zijn. De een doolt rond op het
gebied der philanthropie, de ander op dat van
pessimisme beiden druk bezochte
wandclplaatsen in onzen tijd. Of ze, bij slot van rekening,
allebei nog terechtkomen 't Och, een schrijver,
die grepen uit hot leven doet, moet genoeg
zelfbcheersdiing bezitten, om personen van edelen
aanleg, wicn bij een gelukkig einde had
toegewenscht, op te offeren aan het regieinent van den
gewonen wcdloop des levens, waarbij alle
"buitcnmodel'' mededingers onverbiddelijk van de baan
worden gewezen."
Den IGden van deze maand vierde het
Berlijusoh hoftheater het eeuwfeest van do eerste
opvoering van Shakospearc's Koopiuun vun Veneti
op dat tooneel.
Het drama, wel cens?het hooglied der vriendschap"
genoemd, wordt gerekend in 1594 ontstaan te zijn.
liet werd in Augustus van dat jaar op het too
neel te Newington als nouveautégegeven; in
1000 verscheen het in druk als: De merkwaar
dige geschiedenis van den koopman van Venetië,
met de allergrootste wreedheid van den jood
Shylock, die genoemden koopman een geheel pond
vleesch wilde uitsnijden. En het winnen van Portia
dooi- de keuze uit de drie kistjes." Een van de
uitgaven vermeldt ook, dat hot stuk
herbaaldelijk opgevoerd werd door don troep van den Lord
Kamerheer, dat was het gezelschap waartoe
Shakespeare behoorde.
In 1611 woonde landgraaf Philipp von
Butzbach te Halle reeds een vertooning van de
Duitsche komedie van den Jood van Venetië, naar
het Engelsen" bij, maar het is de vraag of dat
Shakespeare's stuk was. Te Weenen beproefde
men op het eind der 17de eeuw eene samen
smelting van Shakespeare's Jood met den Jood
van Malta van Marlowe. In 1777 werd te Ham
burg Shakespeare's stuk gegeven met zijn naam.
De eerste opvoering te Berlijn werd voorafge
gaan door een proloog in leelijke verzen van den
directeur Prof. Ramler, dienende om te doen uit
komen, dat er geene beleediging der Joden be
doeld was. Hij luidde ongeveer:
Nu 't verstandig Berlijn de geloofsgenooten des
wijzen
Mendelssohn's hooger te schatten begon en wij
bij die natie
(Wier profeten wij eeren, wier ernstige wetten
wij prijzen)
Mannen zien, zoo groot in wetenschappen en
kunsten,
Willen wij nu dat volk door spot bedroeven?
Den ouden,
Ongcrechtvaardigden haat nog voeden? Den
blos hun
Jagen op het gelaat, die vriendlijk gezind en
menscldievend
Jegens arme Christ'nen en Joden gelijk zich
betoonen?
Neen, dit willen wij niet. Wij schild'ren ook
schelmsche Christ'nen,
Schild'ren (met afschuw) vervolgende Christ'nen,
wij laken der kloosters
Dwang en wreedheid, die drukt op d'eigen ge
loofsgenooten.
Ons tooneel hier vertoont het belachelijke, toont
ook de ondeugd,
Van den ontaarden adel, van de tyrannen der aarde,
Hoont den slechten geneesheer, berispt den
omkoopbarcn rechter,
Straft den begecrigen dienaar van 't outer.
In Natlian de Wijze
Spelen de Christ'nen de mindere rol, in 't stuk
van deez' avond
Doen het de Joden. Nu, krabbe zich wie het
moog jeuken, zegt Hamlet.
En wij zeggen er bij: Hij, wiens huid heel is, die
laché!
liet publiek, dat geen slecht kunstrechter was,
floot den proloog hartelijk uit en juichte met
geestdrift het stuk toe.
Ken Jlubinstcin-anecdote. Bij een der laatste
concerten in St. James-IIall werd Rubinsteinjuist
op het oogenblik, dat hij de zaal betreden zou,
in de vestibule aangehouden door eene elegante
dame. O, meester Rubinstein, wat ben ik ge
lukkig, u juist te treffen. Denk u eens, ik kon
geen enkel plaatsbewijs meer machtig worden;
zoudt u er mij niet een kunnen bezorgen?" Me
vrouw," antwoordde de groote pianist, ik kan
slechts over n plaats beschikken, maar wanneer
gij daarmede genoegen wilt nemen, ben ik gaarne
bereid, u deze af te staan." Ik neem uw aan
bod dankbaar aan, meester, en waar is uw
plaats?"' Aan de piano, mevrouw."
Op de internationale kunsttentoonstelling te
Miinclicn is, zooals de Münchcner Neucstcn
Nachrichten" melden, reeds voor moer dan 000,000
Mark aan kunstwerken verkocht; de navraag is
nog voortdurend zoo groot en er wordt nog zoo
druk onderhandeld, dat men met vrij groote zeker
heid kan veronderstellen, dat deze som bij het einde
der tentoonstelling tot 1,000,000 Mark zal stijgen.
De Müiicbener en vreemde kunstenaars hebben
onveer voor evenveel verkocht; vooral de werken
van Ilollandsche, Belgische, Italiaansche en
ostenrijksclie meesters vonden veel aftrek; in de
laatste dagen echter ook die van Frausche.
liet internationale congres voor vacantiekoloniën
werddenl3<-len dezer door den predikant Bion uit
Ziirich. aldaar geopend. Tot presidenten der
afdeelingeu werden benoemd zes vertegenwoordigers
der aanwezige volken: Bion, Röstel uit Wecnen,
Steeg uit Bordeaux, De Christophoris uit Milaan,"
Macar uit Luik en Sturm uit I'esth. Van de
verschillende ingekomen telegrammen van sym
pathie werd er een voorgelezen, dat van keizerin
Friediïch. Professor Weisz uit Zürich doet
mcdedceling van de gewone toeneming in gewicht van
de koloniekindcrcn en tevens, dat uit de onder
zoekingen van dr. Stierlin gebleken is, dat er ook
verandering was waar to nemen in de samenstel
ling van het bloed.
Weisz raadt sterk aan, met wogen voort te gaan,
en wordt hierin ondersteund door dr. Unruh uit
Brcslan; deze laatste verklaart er zich tegen,
aan de kinderen ongekookte melk te verstrekken,
omdat deze tuberculose kan voortplanten. Dr.
Feith uit Frankfurt wijst er op, dat het noodig
en na een goede verpleging, een eerste vereischte
is, de kinderen op een vroolijke wijze bezig te
houden. Volgens hem is het zeer goed de kinde
ren brieven te laten schrijven en hen gezamen
lijk te laten zingen; do zedelijke resultaten der
koloniën kunnen zeer belangrijk zijn; zij werken
door de kinderen op de arme familiën in de steden
en werken daardoor ook mede om het sociale vraag
stuk nader bij zijne oplossing te brengen. Slechts
in zeer bijzondere gevallen en onder zeer bijzon
dere omstandigheden zou Feith voor gemengde
koloniën van jongens en meisjes zijn. Hektor
Reddereen uit Breinen trachtte propaganda to
maken voor liet denkbeeld om zomerverblijven iu
te richten, waar de kinderen van den kleinen
burger en ambtenaar der groote steden tegen een
matige, vooral niet te hooge, vergoeding, een ge
deelte hunner vacantics kunnen doorbrengen. Deze
koloniën moeten mede door vrouwen bestuurd
worden. De afgevaardigde Steeg uit Bordeaux
geeft een schildering van do vacantiekoloniën in
Frankrijk, waar deze in de meeste arrondissemen
ten bestaan. Vooral laat de gemeenteraad van
Parijs zich er veel aan gelegen liggen.
In het aan grafheuvels zoo rijke Kiiban-gebied.
is, naar de Allg. Zeituny meedeelt, in Mei van