De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 26 augustus pagina 4

26 augustus 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD .VOOR NEDERLAND. l n? , i£fe5,"de vrijster, die hij liefheeft. DooreJcen schetst «venzeer de gevoeligheid van Nelleken voor Aard de smids Lammert." Intusschen, ofschoon Wouter niets van haar Wten wil, is Dooréken dol op Wouter, en weet iem door een reeks liefdeblijken, zoo vele verras singen, in .te pakken: Leg uw hand in de mijne! Wij trouwen heel spoedig"." Het stukjen is in Brederotrant, in knoedel'. yaerzen, en met vlaamschen tongval, geschreven. Het omt mij zeer geslaagd voor. De verschillende ' stemmingen Bjj Wouter zijn meesterlijk en treffend geschetst. Maar ik geloof gaarne, dat een groot succes alleen bij een uitmuntende uitvoering te verkrijgen zal wezen. / Houffalize, 16 Aug. '88. ALB. TH. HET OUDE PARIJS. Bij Mame et fils te Tours is een prachtig geïl lustreerd boek verschenen van den onvermoeiden vorscher naar oude en curieuse dingen, Victor Fournel, wien men reeds talrijke uitgaven in het zelfde genre te danken heeft. Het boek heet Le vieux Paris, fêtes, jeux et spectacles, het is royaal uitgegeven, een prachtwerk en toch niet duur, 15 francs, fraai van druk en met 200 goede reproductiën van gravures, prenten, teekeningen en schetsen du temps versierd. Als Arnolphe, de sombere, bijna tragische held van' Molière's cole des femmes (1662) zijn naïve pupil Agnès de les leest, en haar voorhoudt dat zij tóch vooral den verliefden jongman Horace barsch 'moet afwezen, zegt hu ten slotte: Je prétends que.... Voug lui fermiez au nez la porte honnêtement, Et, lui jetant s'il heurte un grès par la fenêtre, L'obligiez tout de bon a n'y plus reparaitre.... Menigeen zal hebben gevonden, dat Molière hier wel wat overdreef, en in het bouffonne, eer dan in het komische verviel. Iemand een steen op het hoofd gooien, omdat hij aan de deur klopt, wie zou er aan denken ? Fournier doet zien, dat dit Arnolphe's een voudigste gedachtengang moest zijn. In het oude Parijs waren de woningen, vooral in ie afgelegen wijken, en Arnolphe houdt zijn Agnès in een huis in de voorstad verborgen, alle feitelijk voorzien van voorraden steen en, bepaald met het doel om het huis te verdedigen. Colletet, men kent hem uit Boileau's satire, zegt in Le tracas de Pnris (1665). Les valets ainsi que les maitres Jettent des grès par les fenêtres, Et je prévois quelque malheur. Het komische van Arnolphe zit dan meer in het aanwenden van dit middel tegen iemand die op heel iets anders dan vijandelijk inbreken be lust was, in het onevenredige tusschen middel en toestand; het is dus volstrekt geen overdreven 'boertigheid, maar werkelijke karaktercomedie. Dergelijke bijzonderheden, waarvoor men be halve de klassieke zedenschilders, Rabelais, Mo lière, La Bruyère, Furetière, Scarron, talloozo kleinere even interessante, maar minder bekende bronnen heeft, behooren tot Fournel's studie; hij kent Le vieux Paris door en door, en heeft de lütérature oubliée van die dagen aan alle kanten doorvorscht. Daarenboven heeft hij de eigenschap der Fransche geleerden, eene helderheid en on derhoudendheid van voordracht, die door deftiger prinsen der wetenschap voor oppervlakkigheid versleten wordt Le vieux Paris kan een studieboek zijn, het doet zich voor als aangename lec tuur. Het verwijst naar merkwaardige documenten, geeft citaten uit tijdgenooten die zelfs dengenen die eene studie van het tijdvak gemaakt hebben, vaak nieuw zijn, maar alleen als noten die men kan overslaan, en die hij voor den lezer resu meert. Het werk spreekt voornamelijk over de feeste lijkheden en vertooningen van het oude Parijs, voor zooverre zij op straat, op de kermis, afge speeld werden. Maar Fournel houdt zich niet streng binnen de grens; en soms gebeurt het hem zelfs, de geschiedenis van een gebruik tot in onzen tijd, althans tot het tweede keizerrijk, af te werken. Het is in de veertien hoofdstukken een onaf zienbaar défilévan processiën, optochten, maske rades, flaneerende burgers en edelen, dwaasheden der mode en kluchten der fo«Ye,van marionnetten en silhouetten, van kwakzalvers, koordedansers, buik sprekers, waarzeggers, hardloopers, gedresseerde honden en getemde leeuwen, monsters en mis geboorten, reuzen en dwergen, inderdaad zooals La Fontaine zegt, une ample comédie a cent actes divers. * * * De rij wordt geopend door de intochten der .koningen. Sedert het begin der XlVe eeuw is het traditie, dat bij de intreden van vorsten in do hoofdstad optochten en pantomimes van burger lijke gilden en lekenbroederschappen georganiseerd worden, waarin het voorstellen van tooneelen uit den bijbel op de wonderlijkste wijze werd saamgestrengeld met profane uitvindingen. Toen op 30 Juni 1389, zoo bericht-Froissart in zijn kroniek, de stoet van koningin Isabeau aan de Porte-SairitDenis kwam, leidde hem de weg onder een kun stig opgerichten sterrenhemel door, die bevolkt was met fraai versierde kindereu, engelenkoren zingend, moult doueement. In hot midden daar van bevond zich, tusschen de wapens van Frankrijk en Beieren, de moeder Gods met het kind Jezus, dat met kinderspeelgoed v/erd bezig gehouden en vroolijk lachte. Eenige schreden verder verhief zich eene estrade, waarop Parijsche burgers den grooten veldslag tusschen koning Richard en Saladin met zijne Saracenen ver toonden. Dan kwam men weer onder een hcmcl door, rijk met sterren bezaaid, waarin men te midden van engelen, God den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest zag. Op het oogenblik toen de draagstoel der koningin onder het zcnith der Driee'enheid doorging, zweefden twee engelen naar beneden en legden eene gouden kroon op het hoofd der koningin. Door de met tapijten behangen Rue Saint-Denis bereikte de stoet bij het gebouw het Chatelet een nog zonderlinger schouwspel. Hier was een geheel kasteel gebouwd, met torens en tinnen door krijgslieden bewaakt. Daarvoor dartelden in de tuin de vreedzame bewoners des velds; op een prachtigen troon binnen in de poort zag men Sint-Anna rusten. Plotseling kwam uit een kreupelboschje een wit hert te voorschijn, door een leeuw en een adelaar achtervolgd, stortte voor den troon der heilige neder, om bescherming smeekend. Twaalf jonkvrouwen, die in het groen verborgen waren, traden nu met getrokken zwaard de roofdieren tegemoet en redden het arme hert. Weer bij een andere joyeuse entree kreeg Isaboau de kroon ook van een bode des hemels, maar ditmaal niet van een engel, maar van een koord danser. Terwijl zij de brug over de Seine, rijk met tapijten behangen, overtrok, trad een fantas tisch gekleed man op haar toe, die regelrecht van den toren van Notre-Dame kwam, haar een kroon op het hoofd zette, eene buiging maakte, en langs denzelfden weg weer terug ging. Daar liet intusschen avond werd, nam hij op zijn terug tocht een brandenden fakkel mede, en er waren er onder het verzamelde volk, die meenden, dat een werkelijke engel van den hemel was komen nederdalen, om de koningin bij hare intrede in Parijs te begroeten. * * * Sedert Hendrik III werden deze vertooningen bij de joyeuses entrees door triomf bogen en eere poorten vervangen. De Middeleeuwsche panto mimes bij. die gelegenheid houden dus ongeveer op denzelfden tijd op, toen de rechtbank ook de openbare vertooning van gesprokene mysteriën, als strijdig met den eerbied voor het heilige, ver bood (1548). Maar hiermede hielden de taWeaux vivants_ in de straten der stad niet op. De tal rijke gilden en broederschappen vieren nog lang daarna hun feesten met pantomimes en maske rades. Op 10 Mei 1591 beweegt zich door de straten der stad een stoet. Walen, die Job's ge duld yertoonen. Een troep halfnaakte, beschil derde gezellen, door muziek begeleid, vergezel len een man, die in den jarnmerlijksten toestand is, en op een ezel zit. Aan zijn zijden loopen een booze vrouw en de duivel, die hem bespotten en uitjouwen. Job echter let niet op hen en deelt aan de gapende, spottende menigte zijn zegen uit, ~ met de staart van den ezel. Men ziet dat het straat-mysterie eene maske rade geworden was, evenals het gesproken mys terie in eone farce was ontaard; het is te be grijpen, dat de autoriteiten er een eind aan maakten. * * * Een groot aandeel in de feestelijkheden, zoowel als in de oploopen en opstanden, had de Universiteit. Men kent Notre Dame de Paris; Victor Hugo heeft in een schilderachtig beeld gebruik gemaakt van het fraaiste dat de bronnen hem opleverden. Voor het strenge leven binnen de muren der school, stelden de jongelieden, en andere lieden, want er waren veel oude studenten zich scha deloos door een luidruchtig leven in de stad. terwijl de Rue de Touarre, die langs de colleges liep, als geheiligde grond door een stroobedekking tegen het rammelen dor wielen en de zware stappen beschut was, vulden de collegiens maar al te vaak de straten der bourgeois met rumoer en zelfs ruw geweld, terwijl wanneer het op het uitmaken der geschillen aankwam, de Universiteit zich gewoonlijk geen haarbreed van hare privile giën en hare eigen jurisdictie ontnemen liet. De Universiteit bezat op den linkeroever der Seine, daar waar zich thans de Rue de l'Universitébevindt, een stuk grond, de Pré-aux-Clercs waar de academische jongelingschap gymnastiek deed. Ijverig waakte zij over dit bezit, 'p Paschcn trokken met don rector de overige academische dignitarissen in plechtigen optocht naar den Pr -auxClercs, om er de ongeschondenheid van te constatecren en van hun eigendomsrecht te getuigen. Dat recht toch was niet onbetwist. De monnikkcn van de abdij van Samt-Germain maakten van tijd tot tijd aanspraak op den grond, en deze aan spraak maakte de hoofden der Cires academici nog op 4 Juli 1548 zoo warm, dat zij de abdij met geweld van wapenen aanvielen, hare bezit tingen verwoestten en de monnikken formeel be legerden, waarop de rechtbank zich in de zaak mengden om de rechten der Universiteit uit drukkelijk te constateeren. Nog in 103!) liet do rector, toen hij bij zijn Paaschvisite eenige scha pen vond, die het gras der Universiteit aten, een der wollige boosdoeners opvangen en meevoeren. Een andermaal trok hij zelf, ondersteund door collega's _en leerlingen, het koren uit, dat een overmoedig bourgeois zich verstout had, op academischen grond to zaaien. De rector der Universiteit, van la fillc ain'-e des rois, zooals zij zich noemde, was de koning van een staat iu den staat. Bij alle openbare feestelijkheden had hij zijn rang in de eerste rij. Bij zijn dood werd hem eer bewezen als een prins van den bloede ; acht dagen lang bleef zijn lijk op een praalbed ten toon gesteld; aan het eind der 16de eeuw kostte zijne begrafenis 180.000 francs van onze geldswaarde. Zonderling genoeg, duurde zijn ambtstijd slechts drie maanden. Tot 1278 werd er zelfs om de vier weken, later om de zon weken, een nieuwe j rector gekozen, en met do verkiezing waren allerlei feestelijkheden, vooral een plechtige optocht door de straten, verbonden. De hoogeschool ver blindde gaarne de oogen der burgers door hare majesteit en liet geene gelegenheid voorbijgaan, om de straten met hare pracht to vullen. Als de rector zich maar even op straat vertoonde, werd hij door een aanzienlijk gevolg begeleid. Rabelais drijft ook hiermede al den spot (Gnrgantua. hoofdstuk XVIII) als hij de Sorbonnc haar oudste en ijdelste lid laat afvaardigen om, door pedellen en professoren begeleid, van den j reus de klokken van Notro-Dame to gaan terug vragen, die deze gestolen had, om ze zijn ezel om den hals te hangen. * ... * Tegen het einde der X Vilde eeuw, worden de vestingwallen, waarmede Krans l de stad omge ven had, door het dempen der grachten tot ver hoogde straten gemaakt, die nu een kring om de stad vormden en vanwaar men zoowel deze als het omringende landschap kon beschouwen. Later, in het begin der XVIIIde eeuw, werden deze bolwerken met het niveau der stad gelijk gemaakt, men plantte er drie tot vijfvoudige rijen hoornen op, en tegen het midden dier eeuw wer den de boulevards de lievelingswandeling van de inwoners der stad en der voorsteden. Toen de menschen er kwamen, kwam de handel er ook. Fraaie gebouwen omzoomden weldra de boule vards, het zijn de tegenwoordige boulevards intérieurs, vooral het noordelijk deel der beroemde rij van straten, en zij werden eene soort van permanente jaarmarkt, waarheen de eeuwenoude foires, de foire Saint-Laurent van eind Juni tot eind September en de foire Saint-Oermain van Februari tot April hare kramen en the aters overbrachten. De foires vervielen dus; vooral de Boulevard du Temple profiteerde er bij. De kermistheaters werden er vaste schouwburgen, en noemden zich Ihéatre de la Gulle, Ambigu-comiq'te, Folies dramutiqiies; sinds dien tijd bestaan reeds in het historische Parijs de bonlevard-theaters, wier tra ditie ongeveer dezelfde gebleven is. Daar zijn de opéra-comique, de operette, de vaudeville ge boren; zij leven er nog. lienéLesage, die van Le diable boiteux, van Gü-Blas en 'J'urcaret, is een der hoofdagenten in die richting geweest. De théatres forains toch hadden een moeielijk bestaan; de gunst der menigte haalde hun den afgunst der deftige geprivilegieerde schouwburgen, de Groote Opera, de Comédie Franchise op den hals, die met processen en intriges, met konink lijke bescherming en subsidies, de kleine schouw burgen bestreden; uit welken strijd intusschen de kleine schouwburgen met vallen en opstaan steeds weer levend zijn te voorschijn getreden. Een andere soort van theaters bad men op'den Pont Neuf. De Pont-Neuf was eigenlijk de plaats der kiezentrekkers en kwakzalvers, wier debiot echter vooral afhing van de reclame die zij wis ten te maken. Naast een gewoon marktschreeuwer uit de stad zelve posteerde zich met veel vertoon de Oostersche of Italiaansche doctor met zijn panacees en ométnns; en overblufte met zijne kleurige estrade het eenvoudig karretje van den ander. Weldra kwam er een muzikant bij, ge huurd om de aandacht te trekken; vervolgens een geheel orkest, eindelijk een troep tooneelspclcrs, die allerlei kluchten, grappige samenspraken, zelfs balletten gaven. Op het spannend oogenblik opende de echte of onechte Moor de wonderkast met al de onfeilbare drankjes, pillen, zalven, pommades en pleisters; ongedwongen mengde zich de aanprijzing van giften en tegengiften in den los sen drainatischon knoop; slangonboten werden vertoond en genezen, brandwonden werden op het tooneel toegebracht on geheeld. Hier trad in 1(542 Molière voor het publiek op, en de spotters en jaloerschen hielden hem den naam van man geur de vipères daarvan na. Van dit alles vertelt Fournel; hij stelt ons ook den grand Thomas voor, een der charlatans wiens naam het minst in de litteratuur van zijn tijd genoemd wordt. Thomas opereerde onder het Regentschap en onder Lodewijk XV. Hij verkocht voor 5 sous een universeele medicijn, trok horoskopen en kiezen; schilders on beeldhouwers heb ben hem voor de nakomelingschap behouden, en deftigen verzen prijzen hem, als Des empiriques du si!-cle Ie plus iUustre et Ie seul charitable." Hij was namelijk uiterst royaal. In een krant van 30 November 1728 vindt men: De lange Thomas heeft, uit vreugde over het herstel van zijn Ma jesteit drie dagen lang op den Pout-Xeuf 'het pu bliek gratis kiezen getrokken, en is daarna de hospitalen en gasthuizen rondgegaan, om ook daar gratis zijne diensten te verlecncn." Het volgende jaar wilde hij de geboorte van den Dauphin vie ren, door vijfduizend menschen gratis te spijzigen. Het menu was opgemaakt en gedrukt, ossen, schapen, ganzen waren aangekocht, toen de poli tie de feestelijkheid verbood. Een zijner opvolgers had deze reclame uitge vonden: Messieurs, d'autres WUB arraclicnt les dents, moi je lat cueille.'" Mot al deze grootheden houdt Fourncl ons be zig ; voor al wie belang stelt in het tegenwoordige Parijs is Le vieux Paris een interessant en merk waardig boek. VARIA. Binnenkort zal een nieuw werk verschijnen van Jan Holland, getiteld: Een paar liuiten-ModclMcnscJien. De schrijver leidt het bij den boekhandel in met deze aankondiging: In twee novellen worden twee karakters ont leed, die niet met de maatschappij en hare in stellingen overweg kunnen, omdat ze beiden, hoe wel van edelen aanleg, het ongeluk hebben buiten-model" te zijn. De een doolt rond op het gebied der philanthropie, de ander op dat van pessimisme beiden druk bezochte wandclplaatsen in onzen tijd. Of ze, bij slot van rekening, allebei nog terechtkomen 't Och, een schrijver, die grepen uit hot leven doet, moet genoeg zelfbcheersdiing bezitten, om personen van edelen aanleg, wicn bij een gelukkig einde had toegewenscht, op te offeren aan het regieinent van den gewonen wcdloop des levens, waarbij alle "buitcnmodel'' mededingers onverbiddelijk van de baan worden gewezen." Den IGden van deze maand vierde het Berlijusoh hoftheater het eeuwfeest van do eerste opvoering van Shakospearc's Koopiuun vun Veneti op dat tooneel. Het drama, wel cens?het hooglied der vriendschap" genoemd, wordt gerekend in 1594 ontstaan te zijn. liet werd in Augustus van dat jaar op het too neel te Newington als nouveautégegeven; in 1000 verscheen het in druk als: De merkwaar dige geschiedenis van den koopman van Venetië, met de allergrootste wreedheid van den jood Shylock, die genoemden koopman een geheel pond vleesch wilde uitsnijden. En het winnen van Portia dooi- de keuze uit de drie kistjes." Een van de uitgaven vermeldt ook, dat hot stuk herbaaldelijk opgevoerd werd door don troep van den Lord Kamerheer, dat was het gezelschap waartoe Shakespeare behoorde. In 1611 woonde landgraaf Philipp von Butzbach te Halle reeds een vertooning van de Duitsche komedie van den Jood van Venetië, naar het Engelsen" bij, maar het is de vraag of dat Shakespeare's stuk was. Te Weenen beproefde men op het eind der 17de eeuw eene samen smelting van Shakespeare's Jood met den Jood van Malta van Marlowe. In 1777 werd te Ham burg Shakespeare's stuk gegeven met zijn naam. De eerste opvoering te Berlijn werd voorafge gaan door een proloog in leelijke verzen van den directeur Prof. Ramler, dienende om te doen uit komen, dat er geene beleediging der Joden be doeld was. Hij luidde ongeveer: Nu 't verstandig Berlijn de geloofsgenooten des wijzen Mendelssohn's hooger te schatten begon en wij bij die natie (Wier profeten wij eeren, wier ernstige wetten wij prijzen) Mannen zien, zoo groot in wetenschappen en kunsten, Willen wij nu dat volk door spot bedroeven? Den ouden, Ongcrechtvaardigden haat nog voeden? Den blos hun Jagen op het gelaat, die vriendlijk gezind en menscldievend Jegens arme Christ'nen en Joden gelijk zich betoonen? Neen, dit willen wij niet. Wij schild'ren ook schelmsche Christ'nen, Schild'ren (met afschuw) vervolgende Christ'nen, wij laken der kloosters Dwang en wreedheid, die drukt op d'eigen ge loofsgenooten. Ons tooneel hier vertoont het belachelijke, toont ook de ondeugd, Van den ontaarden adel, van de tyrannen der aarde, Hoont den slechten geneesheer, berispt den omkoopbarcn rechter, Straft den begecrigen dienaar van 't outer. In Natlian de Wijze Spelen de Christ'nen de mindere rol, in 't stuk van deez' avond Doen het de Joden. Nu, krabbe zich wie het moog jeuken, zegt Hamlet. En wij zeggen er bij: Hij, wiens huid heel is, die laché! liet publiek, dat geen slecht kunstrechter was, floot den proloog hartelijk uit en juichte met geestdrift het stuk toe. Ken Jlubinstcin-anecdote. Bij een der laatste concerten in St. James-IIall werd Rubinsteinjuist op het oogenblik, dat hij de zaal betreden zou, in de vestibule aangehouden door eene elegante dame. O, meester Rubinstein, wat ben ik ge lukkig, u juist te treffen. Denk u eens, ik kon geen enkel plaatsbewijs meer machtig worden; zoudt u er mij niet een kunnen bezorgen?" Me vrouw," antwoordde de groote pianist, ik kan slechts over n plaats beschikken, maar wanneer gij daarmede genoegen wilt nemen, ben ik gaarne bereid, u deze af te staan." Ik neem uw aan bod dankbaar aan, meester, en waar is uw plaats?"' Aan de piano, mevrouw." Op de internationale kunsttentoonstelling te Miinclicn is, zooals de Münchcner Neucstcn Nachrichten" melden, reeds voor moer dan 000,000 Mark aan kunstwerken verkocht; de navraag is nog voortdurend zoo groot en er wordt nog zoo druk onderhandeld, dat men met vrij groote zeker heid kan veronderstellen, dat deze som bij het einde der tentoonstelling tot 1,000,000 Mark zal stijgen. De Müiicbener en vreemde kunstenaars hebben onveer voor evenveel verkocht; vooral de werken van Ilollandsche, Belgische, Italiaansche en ostenrijksclie meesters vonden veel aftrek; in de laatste dagen echter ook die van Frausche. liet internationale congres voor vacantiekoloniën werddenl3<-len dezer door den predikant Bion uit Ziirich. aldaar geopend. Tot presidenten der afdeelingeu werden benoemd zes vertegenwoordigers der aanwezige volken: Bion, Röstel uit Wecnen, Steeg uit Bordeaux, De Christophoris uit Milaan," Macar uit Luik en Sturm uit I'esth. Van de verschillende ingekomen telegrammen van sym pathie werd er een voorgelezen, dat van keizerin Friediïch. Professor Weisz uit Zürich doet mcdedceling van de gewone toeneming in gewicht van de koloniekindcrcn en tevens, dat uit de onder zoekingen van dr. Stierlin gebleken is, dat er ook verandering was waar to nemen in de samenstel ling van het bloed. Weisz raadt sterk aan, met wogen voort te gaan, en wordt hierin ondersteund door dr. Unruh uit Brcslan; deze laatste verklaart er zich tegen, aan de kinderen ongekookte melk te verstrekken, omdat deze tuberculose kan voortplanten. Dr. Feith uit Frankfurt wijst er op, dat het noodig en na een goede verpleging, een eerste vereischte is, de kinderen op een vroolijke wijze bezig te houden. Volgens hem is het zeer goed de kinde ren brieven te laten schrijven en hen gezamen lijk te laten zingen; do zedelijke resultaten der koloniën kunnen zeer belangrijk zijn; zij werken door de kinderen op de arme familiën in de steden en werken daardoor ook mede om het sociale vraag stuk nader bij zijne oplossing te brengen. Slechts in zeer bijzondere gevallen en onder zeer bijzon dere omstandigheden zou Feith voor gemengde koloniën van jongens en meisjes zijn. Hektor Reddereen uit Breinen trachtte propaganda to maken voor liet denkbeeld om zomerverblijven iu te richten, waar de kinderen van den kleinen burger en ambtenaar der groote steden tegen een matige, vooral niet te hooge, vergoeding, een ge deelte hunner vacantics kunnen doorbrengen. Deze koloniën moeten mede door vrouwen bestuurd worden. De afgevaardigde Steeg uit Bordeaux geeft een schildering van do vacantiekoloniën in Frankrijk, waar deze in de meeste arrondissemen ten bestaan. Vooral laat de gemeenteraad van Parijs zich er veel aan gelegen liggen. In het aan grafheuvels zoo rijke Kiiban-gebied. is, naar de Allg. Zeituny meedeelt, in Mei van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl