Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hoogheid, in dat bewu?4in van kracht, dat aan zijn
denken die onversaa"heid schenkt, waardoor de
ware wijsgeer zich onderscheidt?
Welnu, wij ni;gen "iet verzwijgen, dat wij een
eogenblik getafeld hebben aan van Houtens
kordaatheid. Wij vreesden het ergste, toen
Mj zoo bescheiden begon: «Der freie,
wissenschaftlicl" Denker gleicht einem Menschen,
deiin pïchtlicher Stuude bei einem Lichte iin
rejim sitzt. Das ia uachster Nahe Befindliche
siaht er deutlich; dann noch die Uinrisse eiues
Kreises von Gegenstanden, die vom Lichte gestreift
werden; weiter aber umgiebt ihm ein etwas
unheimliches Duukel!"
Wij dachten bij ons zeken: dat is niet de taal
- van iemand die zich sterk gevoelt, die zelf eenig
licht zal ontsteken in de duisternis; dat zal een
denker zijn, die voortdurend zijn vlammetje met
zijn hand beschermt, bevreesd dat de buitenlucht
het mocht uitblazen; een die, als men hem iets
vraagt, heel zachtjes zal antwoorden, half fluiste
rend, alsof hij zeggen wilde: denk aan mijn
kaarsje .... Maar, eerlijk gezegd 't is ons bijzonder
meegevallen. Van ongerustheid, twijfel en" weife
ling geen spoor. Mr. v. Houten beweegt zich vrij,
ongedwongen, en wel verre van bij zijn licht te
zitten, loopt hij irn Ereien" er om heen, terwijl
maar altijd door woorden van wijsheid van zijn
gezegende lippen rollen.
Men behoeft slechts weinige bladzijden van deze
brochure gelezen te hebben, om de overtuiging te
ontvangen, dat de denker zich niet meer laat beet
nemen door priesters of profeten. Das
CausalitatsGesetz is hem alles, alles niet figuurlijk, maar
in den letterlijken zin; de pit van de kaars bij
welke hij wandelt. Hij en de gansehe wetenschap
pelijke wereld vóór en achter hem. Vroeger was
dit anders. Doch de meuschheid is vooruitgegaan.
Het gelooven en hopen werd door weten
verTangen. Zoo heeft men, zegt Mr. v. Houten, vóór
dezen den bijbel gehad en ook de
Aristoteles-vereering, maar, tot troost voor hen die deze herinne
ring vernederend mochten vinden, laat hij er op
volgen: Mit vollen Handen sc/wpft die jetzige
Moral aus dar reinen Quelte unseres ericeilerten Wissens
der realen Welt.
Ach, wij begrijpen mr. V. Houten's verrukking.
Inderdaad het is een lust om te zien, hoe de
jetzige" Moral met volle handen staat bij de in. het
geheel niet troebele bron van onze steeds vermeer
derende kennis der werkelijkheid. Reeds had de
philosofic ous een dicust bewezen door ons te doen
gevoelen dat de hoofdstelling van het Christendom:
alle mensehcn zijn broeders, eigenlijk iu de leer
der identiteit van het Ik en het Niet-ik ligt opge
sloten, maar nu de moraal zoo maar met volle
handen uit de bron der ervaring put, komt er nog
geheel iets anders voor den dag. Een overzicht
van al deze nieuwe schatten geeft mr. V. Houten
ons ditmaal niet Voor 't oogenblik volstaat hij
met op eue zaak te wijzen. Met Helleubach
vindieeert hij het recht van zelfmoord als ecu
»Urrecht" van den mensch. Bij do identiteit van het
Ik en het Niet-ik zou men daar bezwaren tegen
kunnen hebben, maar scrupulcuze lieden worden
volgenderwijs toegesproken :
De wereld is om er in te leven, doch het wordt
iemand bijna te benauwd in een wereld, waarin
men poging tot zelfmoord als krankzinnigheid be
handelt, en uit vooroordeelen haar op allerlei wijs
bemoeilijkt. Welzeker, Mr. v. Houten kan het
zeer goed begrijpen, dat de zelfmoord in discrediet
gekomen is. Immers, hij wordt ook wel gepleegd
door lieden, die zich aan hun verplichtingen willen
onttrekken. Aber daneben bleibt ein ganz freies,
in gesundem Denken begrüudetcs Ablegen des
Lebens .... en ook dat vindt geen bijval, ook dat
is iu diserediet geraakt.
Mr. v. Houten heeft over deze quaestie diep
nagedacht, en waarschijnlijk bij meer dan n zij
ner lezers de phantasie wakker geroepen. Wij
althans zagen zulk een vrijen, gezonden denker
aan den arbeid.
Vrij on gezond maakte hij nog eens de rekening
vroolijk Turksch wijsje te neuriën, als iemand
die wel voldaan is over zijn avond, waarna
hij zich te bed begaf en insliep. Maar
Semallens kon den slaap niet vatten. Het brandend
hoofd ongedurig heen en weer wentelend,
ontwierp hij bij voorbaat een schets voor zijn
eerstvolgenden roman.
Paul lag den volgenden ochtend nog gerust
op een oor, toen Semallens zijn kamer verliet.
De laatste bleef in de stad dineeren, en de
beide landgenooten ontmoetten elkander dien
dag niet meer, maar toen Semallens tegen
middernacht de flauw verlichte trap van het
hotel opkwam, hoorde hij het portaal boven
zich kraken, en verder stijgende, zag hij nog
juist hoe Comberouge op de teen en de gang
insloop, die naar de vertrekken der
Marannes
leiddeEr bleef dus geen twijfel meer over.
»Een man meer of minder, wat doet het er
toe!" aldus troostte zich de jonggezel. »Maar
ze hebben er vaart achter gezet, dat moet ik
zeggen. Op de boot moeten ze het zeker al
met elkander geweten hebben. Welk een
onbeschaamdheid! Zoo maar, onder de oogen
van den man! Wat moet er van komen?"
Goedhartig als hij in den grond was, had
hij met de zaak te doen. Hij ging in een
leuningstoel zitten, zich gereed houdende om
bij het minste gerucht toe te schieten, ten
einde zoo mogelijk bloedvergieten te voor
komen, en om aanteekeningeii te maken
volgens authentieke bronnen. Slaar toch, er
zich mede bemoeien! Hoe dikwijls hoort
men bij dergelijke gevallen niet van een kogel
die een heel verkeerde richting neemt.
De jonge man bleef nog maar steeds weg;
het was immers moedwillig den dood
trotseeren, en Semallens die zich hoe langer hoe
zenuwachtiger maakte, kon zich nauw weer
houden, luide te roepen: genoeg, houd op!"
zooals men in den circus doet bij het zien
van een gevaarlijken toer, die te ver gedreven
wordt. Eindelijk, eindelijk hoorde hij
denverleider de aangrenzende kamer binnensluipen,
en kon hij zich zelf te slapen leggen, niet
op. Voor en tegen, plaatste hij tegenover elkaar.
En toen nam hij een weegschaaltje en legde het
eene rechts en het andere links daarop, en hief de
balans zoo tusschen vinger en duim op, om te
zien naar welke zijde de evenaar zou overslaan.
De man was volmaakt vrij en gezond" want zij a
hand vertoonde niet het geringste spoor van eenige
trilling, zelfs niet toen hij zag, dat het tegen veel
zwaarder dan het voor woog en de zelfmoord dus
duidelijk was aangewezen. Door zijn vrij en gezond
denken werd hij dan ook behoed tegen
overhaasting. Hij ging nog eens overleggen of hij niet iets
in het voor- of nadeel van het leven had voorbij
gezien, maar na alles in orde bevonden te hebben,
stond hij op eii vormde het plan de deur uit te
gaan, ten einde een paar zijner vrienden het op nieuw
bevestigd resultaat van zijn denken mede te declcn.
Het toeval wilde, dat op dat eigen oogenblik
mr. v. Houten binnentrad, een der twee aan wie
hij zijn hartsgeheim wenschte toe te vertrouwen.
Verruimd van gemoed, nu hij voor goed een besluit
had geuomen, ten opzichte van deze netelige quaes
tie, welke hem zoo lang had gekweld, stak hij den
wijsgeer, wel niet vroolijk, maar toch tevreden, de
hand toe, en zei, gij komt alsof gij geroepen waart,
ik wilde u juist gaan vertellen, dat ik liet met mij
zelve eens ben geworden mijn leven ... af te leggen.
Wat ge zegt! antwoordde mr. v. Houten,
torwijl hij ging zitten, dat mag ik hoorcn, geluk
vriendlief; flink zoo!
Nietwaar?
Zeker ! Gij zijt er, dunkt me juist de man naar
om na kalm en rijp beraad, de groote rekening,
die men het leven noemt, te quitceren. Datje veel
meer verdriet dan pleizier hebt gehad, is je aan te
zien en je zou ook wel een dwaas moeten zijn, om
je verder met de voortzetting er van te belasten.
Zoo heb ik er ook over gedacht; vrij en ge
zond, laug en breed; ik zou niet weten waarom
ik het niet zou doen.
't Is je recht.
Mijn recht! 't is mijn plicht; niemand is
me toch nader dan mijzelf, k heb kind noch kniai
in de wereld. Een paar vrienden, maar die zullen
zich wel weten te troosten. Denk je ook niet ?
Mr. v. Houten knikte toestemmend.
En als ze zich niet weten te troosten, wel nu,
waarom zouden zij ook niet vrij en gezond deuken.
Mr. v. Houten wuifde met zijn hand: dat is
ons wel toevertrouwd. En hoc meer van die
nobele zielen zichzelf naar de andere wereld helpen
des te beter.
Wat blief?
Des te beter zeg ik, want de zelfmoord moet
rehabilitirt" worden.
Mr. v. H. stak hem de hand toe. Ge hebt gelijk,
hij moet rehabilitirt worden.
Griindlich! En gründlich rehabilitirt kan hij
slechts worden, door personen die zelf geen rehabi
litatie behoeven.
Ge spreekt als een boek.
Neem me niet kwalijk; zeg liever als een
brochure . . . Das Ccimalitiits 'Gesetz.
Mr. v. Houten glimlachte even, maar hervatte
hoog ernstig: Hebt ge uw dokter al over uw
voornemen gesproken ?
Waartoe zou dat dienen? De man :ut stijf
in zijn vooroordeelen, is iu zijn deuken alles
behalve vrij en gezond.
Het is waar, hij zou je in de war kunnen bren
gen; maar die andere vriend, met wien ik de
eer zal hebbeu bij de begrafenis te assistccreu
Is evenmin als de dokter te vertrouwen.
Och mijn waarde, daar zijn zoo weinig meuschcn,
wezenlijk, in den grond vrij en kerngezond van
denkeu, als wij beiden. En ge weet wel dat gij
zelf geschreven hebt: Dat het schoonste plan lot
zelfmoord gevaar loopt ook als men er met een
vriend over spreekt
Ik weet het, zuchtte v. Houten somber. Ze zou
den in staat zijn dag en nacht een oogje in 't zeil
te houden en je de gelegenheid te benemen.
En toch dat is 't aardige van de zaai dat
ik, hoe ik het ook aanleg, tot zelfmoord zal
moerustig evenwel, maar gekweld door allerlei
verschrikkelijke droombeelden. De werkelijk
heid wreekte ditmaal tienvoudig op hem, wat
hij zijn lezers en lezeressen had aangedaan!
Des voormiddags van den volgenden dag
zat Semallens het met diepe verontwaardiging
aan te zien hoe de gravin opgeruimd, lachend
hoewel er ietwat betrokken uitziende, en vol
valsche teederheid op den arm van haar
echtgenoot geleund, aan het déjeuner
verscheen. Wat den graaf betreft, 't was
of het er altijd zóó bij moest komen, ??het
scheen hem leed te doen, Paul niet te ont
moeten, wiens plaats onbezet bleef.
»Een aardig mensch, die vriend van u,"
zeide hij tot Semallens- »Zeer onderhoudend
en gezellig. Maar te vangen als een aal bij
den staart. Wellicht heeft deze of gene schoone
een urksche zeker hem het hart ont
stolen."
Bij dit gezegde, dat zoo na bij de waarheid
kwam, kon Semallens zich niet weerhouden
de gravin aan te zien met een blik, waarin
al de verontwaardiging die zijn borst deed
gloeien, besloten lag.
Daarop, zich willende wapenen voor een
toekomst, die hem in alle opzichten
onheilzwanger d mik te, antwoordde hij op ijskouden
toon:
"Mijnheer, die jonge man is geen vriend
van mij. Evenals gij heb ik hem voor liet
eerst op het dek van de «Amazone" gezien.
Hij heeft mij niet tot zijn vertrouwde uitver
koren, iets waarop ik trouwens al bitter wei
nig gesteld zou zijn, en ik ben dus ook niet
op de hoogte van de fortuintjes die hij ge
niet, hetzij bij Turksche of bij andere dames-"
Om de lippen der gravin speelde een glim
lach, waaruit een verfoeilijke dubbelzinnig
heid sprak; dit ten minste maakte Semallens
er uit op: een ander zou misschien geoordeeld
hebben dat de jonge vrouw zich vroolijk
maakte over zijn precktoon, en hem een akelig
flauwen vent vond. Hoe het zij, de kloof tus
schen hen beiden verwijdde zich hoe langer
hoe meer.
{Slot wlyt.)
ten komen. Het onbevooroordeeld denken brengt
me er van zelf, rechtstreeks, dadelijk. En weten
mijn vrienden mij te dwarsboomen dan ... ge hebt
het zoo treffend gezegd: Wer zweifeit ob er, wenn
ergehenmöchte, auch gehen dürfe, ist um so sehr
geneigt von einer sicli anbietenden Gelegenheit
wegzuschlüpfen zu profitiren .... en gij zult het
mij toestemmen, de gelegenheid om te
profiteeren" biedt zich nog al eens aan!
Zoo staat dan je zaak niet onvoordeelig, vriendlief.
De vriend bedacht zich even.
Neen, onvoordeelig niet, maar daar is toch
nog iets dat me hoe zal ik 't zeggen? iets
dat me een beetje kriebelig maakt....
En dat is?
Als ik nu, na kalm overleg en rijp beraad,
en na met u de quaestie besproken te hebbeu,
zonder ontroering, hcuseh met ecu gelatenheid als
waarmee men 's avonds na zich ontkleed te heb
ben, de lamp uitblaast.. . zoo aan mijn naderend
einde denk, gevoel ik een neiging er over te
tobben, wat men na mijn verscheiden van mijn
laatste daad zeggen zal.. . .
Mr. v. H. blies glimlachend een rookwolk naar 't
plafond.
Ik ben niet ijdel, maar het is precies alsof
ik er iets tegen heb, dat men na mijn dood me
voor gek zal verslijten. Ge hebt terecht gezegd,
dat men daar al heel licht toe komt, 't is ge
bruikelijk.
Zeker, maar ge moet dan ook niet vragen wie
het zijn, die zoo iets te kennen geven ....
Dezer dagen nog zei mij iemand: hetUrrecht
van den zelfmoord is het "ürrecht van de wanhoop
en den waanzin.
Waarschijnlijk een pastoor . . .
Neon.
Nu dan een domme. . .
Ook niet.
??Een rabbi misschien ?
't Doet er niet toe; 't was iemand wien ik te
gaarne lijden mag om zijn naam in opspraak te
willen brengen, door deze 'dwaasheid; maar hij be
weerde, dat dit UiTficht nimmer in miscrcdiet ge
komen was, wijl het nooit eenig crcdiet gehad
heeft of hebben zal, daar de meusch den zelfmoord
steeds^ zal houden voor een tegennatuurlijke daad,
die hij allerminst met zijn vrij en gezond denken
kan aan vaarden.
Mr. v. Houten werd blijkbaar een weinig boos.
Hij schudde driftig het hoofd. Welk een "gebrek
aaii deuken, riep hij uit: dat is nog niet eens
wetenschappelijke onzin... Daar zijn van die
lilliputtrige hersenkasscu, die. . . .
De wijsgeer werd gestoord en brak zijn volzin
af. Het dienstmeisje trad binnen en vroeg of zij
de quitantic maar voldoen zou . . .
De aspirant-zelfmoordenaar knikte en nam een
pakje aan. Hij opende het en lichtte uit het etui een
blinkend voorwerp.
Wat, is dat ? vroeg Mr. v. II.
Och niets een pistool, dat ik gekocht heb. ..
Je zult dus en Mr. v. Houten wees met
zijn vinger naar zijn voorhoofd.
Ja, ik geef aan dit vu urwapcn de voorkeur, 't is
dunkt mij niet geheel onverschillig- op welke wijs
mcu het leven aflegt, ik houd het er voor, dat
de zelfmoord minder in discrediet zou zijn geko
men, als men uict tot zulke uiifashionable cii onele
gante middelen om hem te plegen de toevlucht
had genomen.
Een revolver met zes loopen, niet waar?
Ja voorzichtig, hij is geladen en jij hebt
nog geen plan.
Neen, antwoordde mr. v.' Houten nadenkend.
Maar wat niet is kan komen.
Zeker.
En daarom heb ik gedacht.... De man haalde
een stukske papier uit zijn portefeuille en liet mr.
v. Houten lezen: Mijn pistool vermaak ik tot
aandenken aan den cenigcn vriend, die mij den
weg heeft gewezen om uit dit labyrinth te geraken,
aan mr. v. H. tot eeuwigen dank voor het
presentexemplaar van Das Causalitiits-Gcsetz."
Als uit bescheidenheid, om niet te zien welk
een indruk dit legaat op den wijsgeer maakte, wendde
zijn vriend zich om, en nam het wapen op, trok de haan
over .... bezag het vau alle kanten, naar 't scheen
om zich er van te vergewissen, dat het wel de eer
zulk eener schenking waard was tot plotseling
hij een hand op zijn schouder gevoelde en Mr. v.
Houten hem bij zijn arm greep. Edoch, toen de
vriend zijn oogeu ophief, zag hij, dat het niet
meer dezelfde Mr. v. Houten was, die voor hem
stond. Ontdaan, bleek, hijgend van aandoening trok
Mr. v. II. hem tot zich, en riep, laat ik je aan
mijn hart drukken. Zoo'n bewijs vau verccriug, zoo
veel overeenstemming vau ziel en gedachte maakt
mij kapot. Denker, blijf leven !
De vriend schrikte van die woorden.
Nog met den revolver in de hand trad hij een
pas achteruit. Ecu lichte, maar merkbare veront
waardiging zette zijn neusvleugels in beweging1.
Philosoof der Pliilosofen, zoo viel hij somber uit,
wat heeft uw zinnen beroerd! Ik, die meende te
kunnen vertrekken, omdat t/ij de wereld wel redden
zoudt, zal hier gereed staande en vast besloten, nog
tot twijfelen worden gebracht.... en dat door u! Welke
grootsche gedachte aangaande de toekomst hebt gij
niet bij mij gewekt! Beperking van geboorte en
vermeerdering van zelfmoord, is er iets schooners
denkbaar om een eind te maken aan de over
bevolking, cu de som vau het leed te ver
minderen, dat de arme mcnschheid lijdt? Gij
gvootsche geest pakt den duivel,die hier den chaos
sticht en onderhoudt, bij het hoofd en bij de voe
ten, van voren en van achteren boet, wie be
stond dat ooit voor U ': Vol van die zalige leer
koop ik mijn revolver en nu ze geladen cu d«
haau overgehaald is .... zijt gij de zwakkeliug
die mij weerhoudt.
Neen, viel Mr. v. Houten hem in de rede
terwijl de tranen over zijn aangezicht biggelden
en langs zijn baard dropen .... begrijp me niet
verkeerd. De aandoeningen hebben mij te zeer
overmeesterd. Blijf niet leven, maar sta mij toe
met u te zamcn, als n van ziel en zin, te ster
ven ....
De naargeestige trek grifde zich nog dieper in
het gelaat des gezonden denkers .... hij zuchtte
lang en zwaar. Ja dat zou schoon zijn, inderdaad,
heerlijk sphoon maar het kan niet, het is tegen
hot s\ sfeem!
'Wat, welk systeem, riep mr. v. Houten met een
emphase als ware elk systeem uit den booze en
de ander vervolgde: Wenn zwei Personen, Liebende
z. B., ihren Lebensüberdruss beweisen wollen, so
sollten sic nicht zusammen in einem Augenblicke
der Eiregung, soudern ieder für sicli, selbststaudig,
und ohne jegliche moralisch bindende Vcrabredung
ihren Tod herbeiführen," en wat mij betreft, ik
vind dat zóó juist opgemerkt, dat i'k liever met
eigen hand u, mijn besten vriend, een kogel door
't hoofd joeg, dan toe te staan, dat gij tittel of
jota vcranderdet aan dit heerlijk voorschrift, dat
m. i. ceii sieraad van de kritische wetgeving,
eigenlijk wel het elfde der tien gebodcu" had
kunnen wezen
Op ditzelfde oogenblik knalde er een schot en
viel een glasruit iu gruis. Iu zijn geestdriftig betoog
had de vriend onwillekeurig den haan doen over
gaan. Den revolver liet hij van schrik uit de
hand glijden. In minder clan geen tijd zat, hij iu
een hoek vau het vertrek op een stoel en stond
mr. v. Houten buiten de kamer. En nog- steeg de
rook kriukelend naar boven, toen gegil en gedmisch
door de open deur binnendrongen, met do dienst
maagd cu den politie-commissaris.
Zoo, geheel onwaarschijnlijk, ja onmogelijk, ein
digde dit visioen, dat wel niet anders dau een
droom kan geweest zijn. Drooaien toch ziju bedrog.
(Slot volgt.}
BRIEVEN UIT GROOT MOCIIUM.
Amice!
Do Prinsessedag of liever dagen zijn voorbij.
Ja, dat weet ik wol," zaljo misschien pruttelen, in
de verwachting dat ik je een ellenlange beschrij
ving zal leveren van prachtige" costurncs, sier
lijke gondels, enz. enz. enz., als iemand dio zelf
een lekker boontje verorberd heeft en dan een
ander de beentjes toezendt om 't beessie in me
kaar te zetten, als ie kan," en zich een begrip
te vormen hoe 't er uitzag on wel had kunnea
smaken.
Neen amice, zoo'n liefdadigheidsegoïst is
Dandoly niet!
Ik zal trachten mijne indrukken uit te drukken
zonder je te ergeren on misschien kan ik je nog
wol eenige dingen vertellen waar de couranten je
koud" van hebben gelaten,
De commissie heelt alle eer van haar moeilijk
werk gehad en aardig is het dat het ditmaal juist
een burgcrcommissic was, die zoo'n hoog
aristocratisch.cn optocht met zooveel smaak en opoffering
van tijd on geld arrangeerde, daarom zeg ik en
velen met mij zoo'n commissie moest permanent"
verklaard worden voor alle oventueele verdere
feesten.
Oranje met oen klont'', Wilhelminabitter" en
andore op do gelegenheid toepasselijke nectar had
de gemoederen vcrvroolijkt en Oranjeklauten en
Socialisten zoodanig verbroederd dat hun Leve
Willcmien" en Leve vieuwcnhuis!" tot n
rhapsodio inccnsmolt waarvan de disharmonie in
de volte niet bemerkt werd. De gansche week
al, had er zoo'n kermisachtig voorgevoel over de
stad gehangen, dat alle hoofden op hol bracht;
zelfs de klok van den munttoren was in de war
en liet zijn wijzers wel twee dagen op kwart over
tienen staan, om een paar dagen later den
gegoelen dag hardnekkig vol te houden, dat hot
juist zeven uur, min drie minuten was.
't Feest begon Donderdag met 'n soort kermesse
d'été! voor de gemengde kunne der kostelooze en
tnsschenscholen die den leeftijd van 10 jaar te
boven waren; 'k denk dat dien morgen verschei
dene jongere peuzols gowonscht zullen hebben om
eensklaps oen goeden stap voort te kunnen treden
op de nog af te leggen levensbaan, teneinde ook
mee te kunnen doen in de pret achter 't Museum.
De leerlingen der christelijke scholen waren ins
gelijks gemvitoerd, maar daar de commissie er
niet voor kon instaan dat in iedere pofferfjeskraam
en in de caroussel minstens n bijbel voorhanden
zou zijn, liet de ., gewet ensnauwheid" van
gezaghebbenden niet toe den kindertjes zulk een zon
dige" pret te gunnen on togen zo liever onder
elkaar'' den volgenden dag naar 't Vosje, 'n soort
van rcchtzinnigcn" speeltuin, onder begunstiging
van een verkwikkende stortbui, alsof de hemel zelf
van aandoening schreide over hun heilige onver-*
draagzaamheid.
Donderdagavond was er taptoe in het Park.
Jonas en ik gingen er heen en dronken gretig de
toucn in van Wedcmeijcrs concert; andere con
sumptie was alleen verkrijgbaar wanneer je jo
eerst half dood liet dringen om daarna onder den
voet te raken, opdat eenige medelijdende zielen
je misschien" naar binnen zouden dragen en
eenige lafenis toedienen. Die speculatie bood ons
geen kans genoeg, cu daarom dorstcden en hon
gerden" wij recht feestelijk.
Hoewel de taptoe uiterst behoedzaam geblazen
werd 't was alleen maar de taptoe van 't con
cert, vat je'? was de luclittrilling toch sterk
genoeg om aan den overkant in het caiévan
Van der Linden ccn deel van den vloer in te
doen zakken, waardoor ccn paar hoeren cu
dames ..naar den kelder gingen", 't liegende
intusschon dat hot goot, maar dat verhinderde
do lieve straatjeugd niet om iu de natte boomcn
te klimmen en dan takkenschiuldend een regenbui
van bladeren en droppels te doen nederkonicn op
do hoofden dor verheugde omstanders, die ccn
vuist in hun zak mochten zetten", want ze konden
voor- noch achteruit door 't gedrang.
Moe, hongerig, dorstig en nat in mijn hotel
gekomen, wachtte me daar een schitterende ('male.
Ken briefkaart meldde mij, met overmatig duide
lijke letters, dat Tante biuntje do eenige gierige
erftantc die ik rijk ben Vrijdag in de stad moest
zijn, Eiaar den avond vrij had en dus op mij rekende
voor don gomlcltocht. Ik sliep slecht dien nacht!
Den volgenden morgen zocht ik haar op in haar
IK>i:cl tante kon je immers, met haar rood
Januari-nousje en bruin toertje.
Tot mijn schrik ontdekte ik dat ze haar dame
de compagnie" had meegebracht, een ouwelijke,