De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 9 september pagina 2

9 september 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hoogheid, in dat bewu?4in van kracht, dat aan zijn denken die onversaa"heid schenkt, waardoor de ware wijsgeer zich onderscheidt? Welnu, wij ni;gen "iet verzwijgen, dat wij een eogenblik getafeld hebben aan van Houtens kordaatheid. Wij vreesden het ergste, toen Mj zoo bescheiden begon: «Der freie, wissenschaftlicl" Denker gleicht einem Menschen, deiin pïchtlicher Stuude bei einem Lichte iin rejim sitzt. Das ia uachster Nahe Befindliche siaht er deutlich; dann noch die Uinrisse eiues Kreises von Gegenstanden, die vom Lichte gestreift werden; weiter aber umgiebt ihm ein etwas unheimliches Duukel!" Wij dachten bij ons zeken: dat is niet de taal - van iemand die zich sterk gevoelt, die zelf eenig licht zal ontsteken in de duisternis; dat zal een denker zijn, die voortdurend zijn vlammetje met zijn hand beschermt, bevreesd dat de buitenlucht het mocht uitblazen; een die, als men hem iets vraagt, heel zachtjes zal antwoorden, half fluiste rend, alsof hij zeggen wilde: denk aan mijn kaarsje .... Maar, eerlijk gezegd 't is ons bijzonder meegevallen. Van ongerustheid, twijfel en" weife ling geen spoor. Mr. v. Houten beweegt zich vrij, ongedwongen, en wel verre van bij zijn licht te zitten, loopt hij irn Ereien" er om heen, terwijl maar altijd door woorden van wijsheid van zijn gezegende lippen rollen. Men behoeft slechts weinige bladzijden van deze brochure gelezen te hebben, om de overtuiging te ontvangen, dat de denker zich niet meer laat beet nemen door priesters of profeten. Das CausalitatsGesetz is hem alles, alles niet figuurlijk, maar in den letterlijken zin; de pit van de kaars bij welke hij wandelt. Hij en de gansehe wetenschap pelijke wereld vóór en achter hem. Vroeger was dit anders. Doch de meuschheid is vooruitgegaan. Het gelooven en hopen werd door weten verTangen. Zoo heeft men, zegt Mr. v. Houten, vóór dezen den bijbel gehad en ook de Aristoteles-vereering, maar, tot troost voor hen die deze herinne ring vernederend mochten vinden, laat hij er op volgen: Mit vollen Handen sc/wpft die jetzige Moral aus dar reinen Quelte unseres ericeilerten Wissens der realen Welt. Ach, wij begrijpen mr. V. Houten's verrukking. Inderdaad het is een lust om te zien, hoe de jetzige" Moral met volle handen staat bij de in. het geheel niet troebele bron van onze steeds vermeer derende kennis der werkelijkheid. Reeds had de philosofic ous een dicust bewezen door ons te doen gevoelen dat de hoofdstelling van het Christendom: alle mensehcn zijn broeders, eigenlijk iu de leer der identiteit van het Ik en het Niet-ik ligt opge sloten, maar nu de moraal zoo maar met volle handen uit de bron der ervaring put, komt er nog geheel iets anders voor den dag. Een overzicht van al deze nieuwe schatten geeft mr. V. Houten ons ditmaal niet Voor 't oogenblik volstaat hij met op eue zaak te wijzen. Met Helleubach vindieeert hij het recht van zelfmoord als ecu »Urrecht" van den mensch. Bij do identiteit van het Ik en het Niet-ik zou men daar bezwaren tegen kunnen hebben, maar scrupulcuze lieden worden volgenderwijs toegesproken : De wereld is om er in te leven, doch het wordt iemand bijna te benauwd in een wereld, waarin men poging tot zelfmoord als krankzinnigheid be handelt, en uit vooroordeelen haar op allerlei wijs bemoeilijkt. Welzeker, Mr. v. Houten kan het zeer goed begrijpen, dat de zelfmoord in discrediet gekomen is. Immers, hij wordt ook wel gepleegd door lieden, die zich aan hun verplichtingen willen onttrekken. Aber daneben bleibt ein ganz freies, in gesundem Denken begrüudetcs Ablegen des Lebens .... en ook dat vindt geen bijval, ook dat is iu diserediet geraakt. Mr. v. Houten heeft over deze quaestie diep nagedacht, en waarschijnlijk bij meer dan n zij ner lezers de phantasie wakker geroepen. Wij althans zagen zulk een vrijen, gezonden denker aan den arbeid. Vrij on gezond maakte hij nog eens de rekening vroolijk Turksch wijsje te neuriën, als iemand die wel voldaan is over zijn avond, waarna hij zich te bed begaf en insliep. Maar Semallens kon den slaap niet vatten. Het brandend hoofd ongedurig heen en weer wentelend, ontwierp hij bij voorbaat een schets voor zijn eerstvolgenden roman. Paul lag den volgenden ochtend nog gerust op een oor, toen Semallens zijn kamer verliet. De laatste bleef in de stad dineeren, en de beide landgenooten ontmoetten elkander dien dag niet meer, maar toen Semallens tegen middernacht de flauw verlichte trap van het hotel opkwam, hoorde hij het portaal boven zich kraken, en verder stijgende, zag hij nog juist hoe Comberouge op de teen en de gang insloop, die naar de vertrekken der Marannes leiddeEr bleef dus geen twijfel meer over. »Een man meer of minder, wat doet het er toe!" aldus troostte zich de jonggezel. »Maar ze hebben er vaart achter gezet, dat moet ik zeggen. Op de boot moeten ze het zeker al met elkander geweten hebben. Welk een onbeschaamdheid! Zoo maar, onder de oogen van den man! Wat moet er van komen?" Goedhartig als hij in den grond was, had hij met de zaak te doen. Hij ging in een leuningstoel zitten, zich gereed houdende om bij het minste gerucht toe te schieten, ten einde zoo mogelijk bloedvergieten te voor komen, en om aanteekeningeii te maken volgens authentieke bronnen. Slaar toch, er zich mede bemoeien! Hoe dikwijls hoort men bij dergelijke gevallen niet van een kogel die een heel verkeerde richting neemt. De jonge man bleef nog maar steeds weg; het was immers moedwillig den dood trotseeren, en Semallens die zich hoe langer hoe zenuwachtiger maakte, kon zich nauw weer houden, luide te roepen: genoeg, houd op!" zooals men in den circus doet bij het zien van een gevaarlijken toer, die te ver gedreven wordt. Eindelijk, eindelijk hoorde hij denverleider de aangrenzende kamer binnensluipen, en kon hij zich zelf te slapen leggen, niet op. Voor en tegen, plaatste hij tegenover elkaar. En toen nam hij een weegschaaltje en legde het eene rechts en het andere links daarop, en hief de balans zoo tusschen vinger en duim op, om te zien naar welke zijde de evenaar zou overslaan. De man was volmaakt vrij en gezond" want zij a hand vertoonde niet het geringste spoor van eenige trilling, zelfs niet toen hij zag, dat het tegen veel zwaarder dan het voor woog en de zelfmoord dus duidelijk was aangewezen. Door zijn vrij en gezond denken werd hij dan ook behoed tegen overhaasting. Hij ging nog eens overleggen of hij niet iets in het voor- of nadeel van het leven had voorbij gezien, maar na alles in orde bevonden te hebben, stond hij op eii vormde het plan de deur uit te gaan, ten einde een paar zijner vrienden het op nieuw bevestigd resultaat van zijn denken mede te declcn. Het toeval wilde, dat op dat eigen oogenblik mr. v. Houten binnentrad, een der twee aan wie hij zijn hartsgeheim wenschte toe te vertrouwen. Verruimd van gemoed, nu hij voor goed een besluit had geuomen, ten opzichte van deze netelige quaes tie, welke hem zoo lang had gekweld, stak hij den wijsgeer, wel niet vroolijk, maar toch tevreden, de hand toe, en zei, gij komt alsof gij geroepen waart, ik wilde u juist gaan vertellen, dat ik liet met mij zelve eens ben geworden mijn leven ... af te leggen. Wat ge zegt! antwoordde mr. v. Houten, torwijl hij ging zitten, dat mag ik hoorcn, geluk vriendlief; flink zoo! Nietwaar? Zeker ! Gij zijt er, dunkt me juist de man naar om na kalm en rijp beraad, de groote rekening, die men het leven noemt, te quitceren. Datje veel meer verdriet dan pleizier hebt gehad, is je aan te zien en je zou ook wel een dwaas moeten zijn, om je verder met de voortzetting er van te belasten. Zoo heb ik er ook over gedacht; vrij en ge zond, laug en breed; ik zou niet weten waarom ik het niet zou doen. 't Is je recht. Mijn recht! 't is mijn plicht; niemand is me toch nader dan mijzelf, k heb kind noch kniai in de wereld. Een paar vrienden, maar die zullen zich wel weten te troosten. Denk je ook niet ? Mr. v. Houten knikte toestemmend. En als ze zich niet weten te troosten, wel nu, waarom zouden zij ook niet vrij en gezond deuken. Mr. v. Houten wuifde met zijn hand: dat is ons wel toevertrouwd. En hoc meer van die nobele zielen zichzelf naar de andere wereld helpen des te beter. Wat blief? Des te beter zeg ik, want de zelfmoord moet rehabilitirt" worden. Mr. v. H. stak hem de hand toe. Ge hebt gelijk, hij moet rehabilitirt worden. Griindlich! En gründlich rehabilitirt kan hij slechts worden, door personen die zelf geen rehabi litatie behoeven. Ge spreekt als een boek. Neem me niet kwalijk; zeg liever als een brochure . . . Das Ccimalitiits 'Gesetz. Mr. v. Houten glimlachte even, maar hervatte hoog ernstig: Hebt ge uw dokter al over uw voornemen gesproken ? Waartoe zou dat dienen? De man :ut stijf in zijn vooroordeelen, is iu zijn deuken alles behalve vrij en gezond. Het is waar, hij zou je in de war kunnen bren gen; maar die andere vriend, met wien ik de eer zal hebbeu bij de begrafenis te assistccreu Is evenmin als de dokter te vertrouwen. Och mijn waarde, daar zijn zoo weinig meuschcn, wezenlijk, in den grond vrij en kerngezond van denkeu, als wij beiden. En ge weet wel dat gij zelf geschreven hebt: Dat het schoonste plan lot zelfmoord gevaar loopt ook als men er met een vriend over spreekt Ik weet het, zuchtte v. Houten somber. Ze zou den in staat zijn dag en nacht een oogje in 't zeil te houden en je de gelegenheid te benemen. En toch dat is 't aardige van de zaai dat ik, hoe ik het ook aanleg, tot zelfmoord zal moerustig evenwel, maar gekweld door allerlei verschrikkelijke droombeelden. De werkelijk heid wreekte ditmaal tienvoudig op hem, wat hij zijn lezers en lezeressen had aangedaan! Des voormiddags van den volgenden dag zat Semallens het met diepe verontwaardiging aan te zien hoe de gravin opgeruimd, lachend hoewel er ietwat betrokken uitziende, en vol valsche teederheid op den arm van haar echtgenoot geleund, aan het déjeuner verscheen. Wat den graaf betreft, 't was of het er altijd zóó bij moest komen, ??het scheen hem leed te doen, Paul niet te ont moeten, wiens plaats onbezet bleef. »Een aardig mensch, die vriend van u," zeide hij tot Semallens- »Zeer onderhoudend en gezellig. Maar te vangen als een aal bij den staart. Wellicht heeft deze of gene schoone een urksche zeker hem het hart ont stolen." Bij dit gezegde, dat zoo na bij de waarheid kwam, kon Semallens zich niet weerhouden de gravin aan te zien met een blik, waarin al de verontwaardiging die zijn borst deed gloeien, besloten lag. Daarop, zich willende wapenen voor een toekomst, die hem in alle opzichten onheilzwanger d mik te, antwoordde hij op ijskouden toon: "Mijnheer, die jonge man is geen vriend van mij. Evenals gij heb ik hem voor liet eerst op het dek van de «Amazone" gezien. Hij heeft mij niet tot zijn vertrouwde uitver koren, iets waarop ik trouwens al bitter wei nig gesteld zou zijn, en ik ben dus ook niet op de hoogte van de fortuintjes die hij ge niet, hetzij bij Turksche of bij andere dames-" Om de lippen der gravin speelde een glim lach, waaruit een verfoeilijke dubbelzinnig heid sprak; dit ten minste maakte Semallens er uit op: een ander zou misschien geoordeeld hebben dat de jonge vrouw zich vroolijk maakte over zijn precktoon, en hem een akelig flauwen vent vond. Hoe het zij, de kloof tus schen hen beiden verwijdde zich hoe langer hoe meer. {Slot wlyt.) ten komen. Het onbevooroordeeld denken brengt me er van zelf, rechtstreeks, dadelijk. En weten mijn vrienden mij te dwarsboomen dan ... ge hebt het zoo treffend gezegd: Wer zweifeit ob er, wenn ergehenmöchte, auch gehen dürfe, ist um so sehr geneigt von einer sicli anbietenden Gelegenheit wegzuschlüpfen zu profitiren .... en gij zult het mij toestemmen, de gelegenheid om te profiteeren" biedt zich nog al eens aan! Zoo staat dan je zaak niet onvoordeelig, vriendlief. De vriend bedacht zich even. Neen, onvoordeelig niet, maar daar is toch nog iets dat me hoe zal ik 't zeggen? iets dat me een beetje kriebelig maakt.... En dat is? Als ik nu, na kalm overleg en rijp beraad, en na met u de quaestie besproken te hebbeu, zonder ontroering, hcuseh met ecu gelatenheid als waarmee men 's avonds na zich ontkleed te heb ben, de lamp uitblaast.. . zoo aan mijn naderend einde denk, gevoel ik een neiging er over te tobben, wat men na mijn verscheiden van mijn laatste daad zeggen zal.. . . Mr. v. H. blies glimlachend een rookwolk naar 't plafond. Ik ben niet ijdel, maar het is precies alsof ik er iets tegen heb, dat men na mijn dood me voor gek zal verslijten. Ge hebt terecht gezegd, dat men daar al heel licht toe komt, 't is ge bruikelijk. Zeker, maar ge moet dan ook niet vragen wie het zijn, die zoo iets te kennen geven .... Dezer dagen nog zei mij iemand: hetUrrecht van den zelfmoord is het "ürrecht van de wanhoop en den waanzin. Waarschijnlijk een pastoor . . . Neon. Nu dan een domme. . . Ook niet. ??Een rabbi misschien ? 't Doet er niet toe; 't was iemand wien ik te gaarne lijden mag om zijn naam in opspraak te willen brengen, door deze 'dwaasheid; maar hij be weerde, dat dit UiTficht nimmer in miscrcdiet ge komen was, wijl het nooit eenig crcdiet gehad heeft of hebben zal, daar de meusch den zelfmoord steeds^ zal houden voor een tegennatuurlijke daad, die hij allerminst met zijn vrij en gezond denken kan aan vaarden. Mr. v. Houten werd blijkbaar een weinig boos. Hij schudde driftig het hoofd. Welk een "gebrek aaii deuken, riep hij uit: dat is nog niet eens wetenschappelijke onzin... Daar zijn van die lilliputtrige hersenkasscu, die. . . . De wijsgeer werd gestoord en brak zijn volzin af. Het dienstmeisje trad binnen en vroeg of zij de quitantic maar voldoen zou . . . De aspirant-zelfmoordenaar knikte en nam een pakje aan. Hij opende het en lichtte uit het etui een blinkend voorwerp. Wat, is dat ? vroeg Mr. v. II. Och niets een pistool, dat ik gekocht heb. .. Je zult dus en Mr. v. Houten wees met zijn vinger naar zijn voorhoofd. Ja, ik geef aan dit vu urwapcn de voorkeur, 't is dunkt mij niet geheel onverschillig- op welke wijs mcu het leven aflegt, ik houd het er voor, dat de zelfmoord minder in discrediet zou zijn geko men, als men uict tot zulke uiifashionable cii onele gante middelen om hem te plegen de toevlucht had genomen. Een revolver met zes loopen, niet waar? Ja voorzichtig, hij is geladen en jij hebt nog geen plan. Neen, antwoordde mr. v.' Houten nadenkend. Maar wat niet is kan komen. Zeker. En daarom heb ik gedacht.... De man haalde een stukske papier uit zijn portefeuille en liet mr. v. Houten lezen: Mijn pistool vermaak ik tot aandenken aan den cenigcn vriend, die mij den weg heeft gewezen om uit dit labyrinth te geraken, aan mr. v. H. tot eeuwigen dank voor het presentexemplaar van Das Causalitiits-Gcsetz." Als uit bescheidenheid, om niet te zien welk een indruk dit legaat op den wijsgeer maakte, wendde zijn vriend zich om, en nam het wapen op, trok de haan over .... bezag het vau alle kanten, naar 't scheen om zich er van te vergewissen, dat het wel de eer zulk eener schenking waard was tot plotseling hij een hand op zijn schouder gevoelde en Mr. v. Houten hem bij zijn arm greep. Edoch, toen de vriend zijn oogeu ophief, zag hij, dat het niet meer dezelfde Mr. v. Houten was, die voor hem stond. Ontdaan, bleek, hijgend van aandoening trok Mr. v. II. hem tot zich, en riep, laat ik je aan mijn hart drukken. Zoo'n bewijs vau verccriug, zoo veel overeenstemming vau ziel en gedachte maakt mij kapot. Denker, blijf leven ! De vriend schrikte van die woorden. Nog met den revolver in de hand trad hij een pas achteruit. Ecu lichte, maar merkbare veront waardiging zette zijn neusvleugels in beweging1. Philosoof der Pliilosofen, zoo viel hij somber uit, wat heeft uw zinnen beroerd! Ik, die meende te kunnen vertrekken, omdat t/ij de wereld wel redden zoudt, zal hier gereed staande en vast besloten, nog tot twijfelen worden gebracht.... en dat door u! Welke grootsche gedachte aangaande de toekomst hebt gij niet bij mij gewekt! Beperking van geboorte en vermeerdering van zelfmoord, is er iets schooners denkbaar om een eind te maken aan de over bevolking, cu de som vau het leed te ver minderen, dat de arme mcnschheid lijdt? Gij gvootsche geest pakt den duivel,die hier den chaos sticht en onderhoudt, bij het hoofd en bij de voe ten, van voren en van achteren boet, wie be stond dat ooit voor U ': Vol van die zalige leer koop ik mijn revolver en nu ze geladen cu d« haau overgehaald is .... zijt gij de zwakkeliug die mij weerhoudt. Neen, viel Mr. v. Houten hem in de rede terwijl de tranen over zijn aangezicht biggelden en langs zijn baard dropen .... begrijp me niet verkeerd. De aandoeningen hebben mij te zeer overmeesterd. Blijf niet leven, maar sta mij toe met u te zamcn, als n van ziel en zin, te ster ven .... De naargeestige trek grifde zich nog dieper in het gelaat des gezonden denkers .... hij zuchtte lang en zwaar. Ja dat zou schoon zijn, inderdaad, heerlijk sphoon maar het kan niet, het is tegen hot s\ sfeem! 'Wat, welk systeem, riep mr. v. Houten met een emphase als ware elk systeem uit den booze en de ander vervolgde: Wenn zwei Personen, Liebende z. B., ihren Lebensüberdruss beweisen wollen, so sollten sic nicht zusammen in einem Augenblicke der Eiregung, soudern ieder für sicli, selbststaudig, und ohne jegliche moralisch bindende Vcrabredung ihren Tod herbeiführen," en wat mij betreft, ik vind dat zóó juist opgemerkt, dat i'k liever met eigen hand u, mijn besten vriend, een kogel door 't hoofd joeg, dan toe te staan, dat gij tittel of jota vcranderdet aan dit heerlijk voorschrift, dat m. i. ceii sieraad van de kritische wetgeving, eigenlijk wel het elfde der tien gebodcu" had kunnen wezen Op ditzelfde oogenblik knalde er een schot en viel een glasruit iu gruis. Iu zijn geestdriftig betoog had de vriend onwillekeurig den haan doen over gaan. Den revolver liet hij van schrik uit de hand glijden. In minder clan geen tijd zat, hij iu een hoek vau het vertrek op een stoel en stond mr. v. Houten buiten de kamer. En nog- steeg de rook kriukelend naar boven, toen gegil en gedmisch door de open deur binnendrongen, met do dienst maagd cu den politie-commissaris. Zoo, geheel onwaarschijnlijk, ja onmogelijk, ein digde dit visioen, dat wel niet anders dau een droom kan geweest zijn. Drooaien toch ziju bedrog. (Slot volgt.} BRIEVEN UIT GROOT MOCIIUM. Amice! Do Prinsessedag of liever dagen zijn voorbij. Ja, dat weet ik wol," zaljo misschien pruttelen, in de verwachting dat ik je een ellenlange beschrij ving zal leveren van prachtige" costurncs, sier lijke gondels, enz. enz. enz., als iemand dio zelf een lekker boontje verorberd heeft en dan een ander de beentjes toezendt om 't beessie in me kaar te zetten, als ie kan," en zich een begrip te vormen hoe 't er uitzag on wel had kunnea smaken. Neen amice, zoo'n liefdadigheidsegoïst is Dandoly niet! Ik zal trachten mijne indrukken uit te drukken zonder je te ergeren on misschien kan ik je nog wol eenige dingen vertellen waar de couranten je koud" van hebben gelaten, De commissie heelt alle eer van haar moeilijk werk gehad en aardig is het dat het ditmaal juist een burgcrcommissic was, die zoo'n hoog aristocratisch.cn optocht met zooveel smaak en opoffering van tijd on geld arrangeerde, daarom zeg ik en velen met mij zoo'n commissie moest permanent" verklaard worden voor alle oventueele verdere feesten. Oranje met oen klont'', Wilhelminabitter" en andore op do gelegenheid toepasselijke nectar had de gemoederen vcrvroolijkt en Oranjeklauten en Socialisten zoodanig verbroederd dat hun Leve Willcmien" en Leve vieuwcnhuis!" tot n rhapsodio inccnsmolt waarvan de disharmonie in de volte niet bemerkt werd. De gansche week al, had er zoo'n kermisachtig voorgevoel over de stad gehangen, dat alle hoofden op hol bracht; zelfs de klok van den munttoren was in de war en liet zijn wijzers wel twee dagen op kwart over tienen staan, om een paar dagen later den gegoelen dag hardnekkig vol te houden, dat hot juist zeven uur, min drie minuten was. 't Feest begon Donderdag met 'n soort kermesse d'été! voor de gemengde kunne der kostelooze en tnsschenscholen die den leeftijd van 10 jaar te boven waren; 'k denk dat dien morgen verschei dene jongere peuzols gowonscht zullen hebben om eensklaps oen goeden stap voort te kunnen treden op de nog af te leggen levensbaan, teneinde ook mee te kunnen doen in de pret achter 't Museum. De leerlingen der christelijke scholen waren ins gelijks gemvitoerd, maar daar de commissie er niet voor kon instaan dat in iedere pofferfjeskraam en in de caroussel minstens n bijbel voorhanden zou zijn, liet de ., gewet ensnauwheid" van gezaghebbenden niet toe den kindertjes zulk een zon dige" pret te gunnen on togen zo liever onder elkaar'' den volgenden dag naar 't Vosje, 'n soort van rcchtzinnigcn" speeltuin, onder begunstiging van een verkwikkende stortbui, alsof de hemel zelf van aandoening schreide over hun heilige onver-* draagzaamheid. Donderdagavond was er taptoe in het Park. Jonas en ik gingen er heen en dronken gretig de toucn in van Wedcmeijcrs concert; andere con sumptie was alleen verkrijgbaar wanneer je jo eerst half dood liet dringen om daarna onder den voet te raken, opdat eenige medelijdende zielen je misschien" naar binnen zouden dragen en eenige lafenis toedienen. Die speculatie bood ons geen kans genoeg, cu daarom dorstcden en hon gerden" wij recht feestelijk. Hoewel de taptoe uiterst behoedzaam geblazen werd 't was alleen maar de taptoe van 't con cert, vat je'? was de luclittrilling toch sterk genoeg om aan den overkant in het caiévan Van der Linden ccn deel van den vloer in te doen zakken, waardoor ccn paar hoeren cu dames ..naar den kelder gingen", 't liegende intusschon dat hot goot, maar dat verhinderde do lieve straatjeugd niet om iu de natte boomcn te klimmen en dan takkenschiuldend een regenbui van bladeren en droppels te doen nederkonicn op do hoofden dor verheugde omstanders, die ccn vuist in hun zak mochten zetten", want ze konden voor- noch achteruit door 't gedrang. Moe, hongerig, dorstig en nat in mijn hotel gekomen, wachtte me daar een schitterende ('male. Ken briefkaart meldde mij, met overmatig duide lijke letters, dat Tante biuntje do eenige gierige erftantc die ik rijk ben Vrijdag in de stad moest zijn, Eiaar den avond vrij had en dus op mij rekende voor don gomlcltocht. Ik sliep slecht dien nacht! Den volgenden morgen zocht ik haar op in haar IK>i:cl tante kon je immers, met haar rood Januari-nousje en bruin toertje. Tot mijn schrik ontdekte ik dat ze haar dame de compagnie" had meegebracht, een ouwelijke,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl