De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 9 september pagina 3

9 september 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ooievaarachtige jongejuffrouw met zoo'n verkouden uitzicht, dat ik ieder oogenblik vreesde dat ze jne in mijn gezicht zou niezen. / Bovendien hadden ze allebei zoo iets kleurigs en gtrikkerigs over zich 'k kan zoo niet zeggen waar het ia lag dat ik met medelijden voor me zelf over dacht, welk droevig figuur ik zou maken tusschen die twee palmpaschen in. Goddank! vond ik een steun in Jonas die beloofde dat hij met me mee zou gaan; 't was ook nog een geluk dat de nacht zqn vale vlerken over onze wandeling uitstrekken moest. En ... We zijn gegaan al naar de" gondeltocht 's avonds, hoor! direct naar 'thuis van den burgemeester waar men een serenade zou brengen aan den burgervader, die op de stoep zou komen om te buigen en te bedanken, enfin l zooals je dat wel eens van den koning op zijn balkon hebt gezien. Daar in 't dichtst van 't ge drang roept Jonas plotseling: .?Ik voel 'nhand in m'n achterzak!" en den arm van zijn dame loslatend, rukt hij mij bliksemsnel van de zijde mijner tante weg, die gillend roept: O neef neef!" Upon my soul, amice, 'k deed nog moeite ge, noeg om haar weer te bereiken, maar een dolle troep, hossend en hi-ha! schreeuwend, scheidde onverbidd'lijk haar en mij." Ziedaar! onze meisjes zijn verzwolgen in den menschenstroom", riep Jonas. En mijn erfenis misschien meteen", antwoordde ik somber, ik hield hem eigenlijk niet voor ge heel onschuldig aan die zwelgpartij. Van den gondeltocht hebben we niets gezien; Tpe waren niet clairvoyant genoeg om door een muur van 7 a 8 menschen dik heen te kijken, maar uit het buitenste cordon kregen we telkens telegraphische berichten, dat het allemachtig mooi was, effetief netjes, net 'n vurige slang, een oogenlust, enz. enz." Jonas schreef alles op in zijn notitieboek voor zijn blad, vatje? Dood vermoeid kwamen we eindelijk bij Kras vaar we even zouden uitrusten vóór we naar Tante's hotel gingen om te hooren of ze te recht" was. Een poosje hadden we gezeten toen Jonas eens klaps uitriep: daar heb je ze". Wie? Wel de dames met dien vriend van je, dien ouden dikken hoe heet ie ook net een rolpens op pootjes. Mulder geloof ik? We wenkten Mulder die ons blijkbaar zocht en nu met de palmpaschen als een bom tusschen twee laadstokken op ons tafeltje toeschoof en zei: Ik breng je je dames terug, ik had je hier in zien gaan toen ik wegging en je tante, die ik van vroeger nog kende, vond ik bij... och, mevrouw! dat ?vertelt u je neef misschien liever zelf hè? Nadat er met Mannenmoed voor iedere dame een stoel veroverd was en Mulder na verscheidene bedankjes van onzen kanteneenige 'tis volstrekt de moeite niet waard om van te spreken" van zjjn kant, vertrokken was, barstte tante uit: O, neef, wat 'n geschiedenis; ik schaam me dood en de juffrouw ook." Zeg ze kunnen hier niet boven aard blijven Staan," fluisterde Jonas my oneerbiedig in. Wat 'nSodom en Gomorrha," ging tante opgewonden voort, 'k had wel gelezen in het predikblaadje dat de christelijke jongelingen allen een verzoek hadden onderteekend, opdat ze niet meer lastig zouden gevallen worden door zedelooze vrouwen die hun onschuld belaagden, als ze 's avonds laat van hunne oefeningen terugkeerden, maar 'k dacht toch niet dat de zonde hier zóó regeerde." Ik begreep niets van tante's grimmig en preekachtig vertoog vóór ik haar gansche wedervaren gehoord had. Na lang zoeken en dwalen, Tante was te zuinig om een geleider te engageeren, waren de beide dames in de Nes te land gekomen tot voor een verlicht café. Waar de dames vorschend naar de hoogte hadden gezien of ze dennaam,, Krasnapolsky" ook konden vinden. Want ze waren doodmoe en dachten;by Krasnapolky durven wij wel ingaan.?Daar was een troepje zingend en hossend achter haar gekomen, had haar op de wjjs van Dan heb ik nog een ouwe tante" naar binnen gedrongen, en vóór ze het wisten zaten ze op de eerste rij stoelen in een café-chantant, Goeie God neef," zei tante, die ik nog nooit had hooren vloeken, ik ril er nog van, wat 'n onzedelijke boel! zoogenaamde dames maar let terlijk half uitgekleed en beklieterd met witkalk en menie, bah! je hoefde niets moer te vragen; foei ik weet nog niet hoe ik er uit ben gekomen. Goddank dat die meneer Mulder me herkende, want aan de-deur wouen die flauwe apen ons er niet uitlaten ook." Die ouwe snoepert was er zeker ook bij on geluk ingedrongen", brak Jonas haar relaas af, dat schijnt nog een oolijke snijboon te zijn". Tot mijn vreugde had tante precies'1 genoeg van de feesten en is ze met haar satelliet den volgenden morgen weer vertrokken. Het vuurwerk waarmee de gondeltocht besloten ?werd, heb ik alleen in mijn verbeelding gezien en ik heb het me natuurlijk heel schitterend ver beeld, maar dat is in waarheid niet zoo geweest. want hoewel 't heel uit Parijs is gekomen, wat je ver haalt is altijd mooier on duurder is 't zoo goed als mislukt er zat te veel Fransche wind eu te weinig kruit in. Onze vuurwerkmakers zullen leven! Do optocht van Zaterdag was zoo mooi als je 't in de couranten beschreven hebt gevonden zelfs de zon liet zich verlokken nog n dag te blijven. Een enkele van de deelnemers keek ver legen glimlachend rond als overstelpt door zijn nieuwbakken waardigheid, maar de meesten waren uitstekend in hun rol en zagen de menigte zóó uitdagend aan, als van een echten graaf of ridder maar verlangd kon worden; Adolf van Nassau alleen keek somber en melancholisch zwart van onder zijn opgeslagen vizier alsof hij den dood bij Heiligerlee reeds zag naderen. Op een schip was v. Speyk geplaatst, aan den eenen kant nog een onschuldig weeskind, als een Amsterdamsen uithangbord met do stedelijke kleuren prijkend, aan de andere zij reeds met de doodsverachting op het gelaat, alsof hij zeggen wou: een scheepsdek lang is mijn kortstondig leven. Ik stond ouder de onraiddelijke bescherming van een vriendehjken politieman die zeer duidelijke maar' spaarzame uitleggingen gal aan enkele bevoorrechten van 't schoone geslacht. Wat beduien die groenrokkies, meheer de agent ?" vroeg een aardig dienstmeisje. De agent, wiens historische kennis zich waar schijnlijk niet tot groenrokkies" uitstrekte, zei daarom dirëkt tot een jongen die doodstil stond: Niet dringen daar", en bleef den onschuldige strak aanstaren, tot de voor zijn prestige gevaar lijke groenrokkies verdwenen waren; maar toen de koets, waarin Willem V met zijn Willemijntje en twee kinderen zaten, naderde, zei hij: Daar heb je nou Prins Willem de Zwijger, die kan je direk uit alles kenne." Vóór ik eindig wil ik je nog een curieus staaltje van slimheid vertellen n.l. dit: In het cafévan het Panopticum kwam Zater dagmorgen, om half een, een heer en een dame, benevens twee kinderen, alle vier schrikkelijk fijn" gekleed; zij namen plaats voor een der ra men en mijnheer bestelde twee kop koffie, De kotfio werd gebracht en de kinderen kregen ieder n klontje. Nadat er bijna twee uur verloopen was sinds het laatste slokje slurpend tus schen een paar vleezige lippen verdween, kwam de kellner met de complimenten van den buflethouder zeggen: dat er erg veel liefhebbers voor de ramen'' waren dus als mijnheer geen plan had om nog iets gebruiken of hij dan zoo goed wou zijn om. . . . God beware me, als we toch net 'n glas melk voor de kindertjes wouen bestellen" zei mevrouw op een hoogen, ruzieachtigen toon. Een half uur later kwam de kellner vragen of meneer geroepen" had en meneer die zijn fat soen op wou houden tegen zoo'n knech" vroeg de spijskaart en bestelde na twintig minuten overlegd te hebben met mama een kop waterchocolaad 't was geen tijd meer om te lunzen". Een half uur later werd dezelfde manoeuvre door den Kellner herhaald en de bezoeker, dio zich aan zijn plaats had gehecht als een oester aan een pan, bestelde vier taartjes en slechts drie kwartier daarna een gemarjoneerde haring met 'n paar zuurtjes." De optocht laat zich intusschen maar wachten en bij lange tusschenpoozen bestelt mijnheer en mevrouw beurtelings nog: een glas Beiersch, 'n broodje met kaas, twee croquetjes, 'n bittertje en als eindelijk nog een flescbjio bruis" genoten is, alles is gelijkelijk opgedeeld, komt de optocht God zegen me, wat 'n fijne optocht!" 't Laatst genoten spuitwater heeft inmiddels zijn uitwer king gehad op de maag van het jongste knaapje, Groote God, pas op m'n zijen kleed", zegt mevrouw, maar haar echtgenoot neemt handig en snel 't jonge mensch tusschen zijn knieën en terwijl hij diens hoofd steunt, roept hij hardop om de aandacht der omstanders at te leiden: Kijk daar loopt Bram ook, heelemaal in 't harrenas. Mensch! wat transporteert io! Nou, wat zal ie er an verdione l "zegt mevrouw vragend. Niks, vrouw! maar ie heit toch de satis factie dat ie den geheelen dag 'n fijn mensch is geweest!" Toen mijnheer afrekende was hij schuldig voor 2 koffie, l melk, l chocolaad, 4 taartjes, l haring met zuur, l Beiorsch, l broodje met kaas, 2 croquetjes l bittertje en l spuitwater, de somma van / 1.95 -f 5 cents fooi aan den karzon" ? 2. Hij had waar" gehad voor zijn geld, een groote ruit van 't Caféin beslag geno men, had den optocht gezien en was niet be schadigd in 't gedrang! Ik eindig, amice, niet in de hoop, maar in do verwachting, van de redactie weer op mijn baatjo" te krijgen, omdat mijn brief te lang is ge worden. Nu! ik zal beterschapbeloven en over veertien dagen weer schrijven. Intusschen blijf ik t. t. DANDOLY. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: De schoone slaapster in het boseh. De groote schouwburg heeft zijn deuren weer geopend en menig-een komt zich van do indrukken der natuur verpoozen in de genietingen der kunst. Van de kou daarbuiten komt men dit-raaal zijn toevlucht nemen tot de hooge temperatuur der Tooneelzaal. De inooye beelden van Bart van Hove noodigen ons met vriendelijken ernst Octave Feuillets Belle au bois dormant" to komen zien en hooren, in de vertaling vau den Heer Clous. Men kent Le roman d'un jeune homme pauvre", te gelijk als roman en als tooneelstuk verschenen: men heeft den tol zijner tranen aan die edele kompozitie betaald; men weet, ten overvloede, uit do vermaarde Ilistoire de Sibylle" en de fraaye komedie Montjoye", dat de Heer Feuillet geen kunstvoldoeningen zoekt van een lage natuur: in tegendeel, dat hij tot de aristokratie onzer letterkundigen behoort. Men zou ook allicht den ken, dat deze romancier en tooneelschrijver met do onderscheiden eischen van een leesboek en een vertooning gemeenzaam is. Sedert do maand Febr. 1805, toen de Schoone Slaapster" in de Vnudei'ille gegeven werd, kan men echter weten, dat de auteur, die nog wel in de Acmlémic fnuifuiae den zetel van Scribe inneemt, weinig te vertrou wen valt op het punt der entente de la scène. Men kan het geen direktie euvel duiden, dat zij een omvangrijk werk van een zoo geacht auteur ten tooneele brengt; maar iets anders is het, of men het werk zelf zal toejuichen. Ziehier het onderworp, aau de stof van verschil lende tooneelstukken verwant. De ijzerfabrikant Morel verklaart zijn liefde aan Slanche, de zuster van den jongen Markies van Guy Chatel; de jonge Markies betoont zich verliefd op Louise, de wat ruwe zuster van den fabrikant. Aanvankelijk is men zich echter even weinig als het publiek van die beide liefden bewust. De Markies is door eeu trouw lozen rentmeester ge ruïneerd. Morel wenscht, om den wille van Slanche, den val der familie te voorkomen, en koopt hun erfgoed voor 250.000 francs meer dan het waard is. Dat geld is de dot van Slanche, als zij de wijk neemt in een klooster. De Markies heeft intusschen Morel uitgedaagd, om dat deze zijne oogen naar Slanche had dur ven opslaan (!); maar vernemende, dat Morel hem zoo edelmoedig behandeld heeft, ziet hij van het duel af. Hoèl, een oude strooper, vereerder van de adelijke familie, wil Morel doodschieten, om dat deze de familie uit het goed harer vade ren gestooten (!) heeft, en de werklieden van Morel willen den Markies vermoorden, om dat hij hun meester uitgedaagd heeft. manche heeft zich intusschen laten verbidden om aan de liefde van Morel, die zich anders tusschen de raderen van zijn fabriek worpen wil, gehoor te geven, en Louise accepteert, ten slotte, do hand van den Markies. Een nicht van hun, vervuld van adeltrots, legt zich bij die huwelij ken neer, et fout ent pour Ie mieux in de beste der ijzerfabrieken. Behoudends enkele uitzonderingen, zou het niet onmogelijk zijn uit deze elementen een goede dramatische kompozitie te vervaardigen: maar 't is niot gebeurd. Men krijgt onophoudelijk den indruk, dat het tooneelstuk van een roman gemaakt is; den indruk namelijk van een schilderstuk zonder overgangstinten. Men laat, uit hoofde der nood zakelijkheid van de bekorting, in zulk een too neelstuk de overgangstinten wech. Niets wordt voorbereid, niets ontwikkeld, en de belang stelling bij den toeschouwer blijft uit. 't Is niet mogelijk zulk eon stuk met animo te spelen. Morels zuster is het eenige charakter, waaraan de auteur een weinig reliëf heeft trachten te geven, 't Is onnoodig te zeggen, dat Mevrouw Frenkel met dat weinigjen gewoekerd heeft. Mevr. de Vries, die de overtollige rol der oude Gravin vervulde, betoonde zich ma-ussadc; deze stemming is niet redelijk te verklaren dan uit do kinder lijke liaanwheid van het stuk. Haar uiterlijk on dat van den Heer Spoor (Hoël, de strooper) was niet zorg toegereed. Het samenspel was levendig, en de maneschijnen en goed gekostumeerde attroepementen in het stuk (dat in Bretagne speelt) zullen mogelijk nog eenige koeren, gesteund door den prtkkclendeii titel, deu schouwburg redelijk doen bezetten. De vertaling verdient lof; maar eenige tweede naamvallen dienden in de gesprek ken geschrapt te worden. Hinderlijk was het gedruisch achter het scherm in de entr'actes; 't werd naanwelijks door de grappig gekozen muziek verdoofd. 5 Sopt. A. TH. KLAAS VOS. Do wakkere tooucelspeler Klaas Vos bij oud en juug sinds jaren bcniiud, vierde den ie Scpt. zijn 10-jarig jubilaeum als acteur. In 1814 te Maastricht in garnizoen, vormde hij iiiet ceuige wapenbroeders liet, plan, tot vcraangenaiiii".g v ;n het garnizoeiislcven, ecu tooneelgezclschap op te richten. Vos was de drijfkracht, de ziel van het gezel schap ; maar dat het niet allen koks zijn, die langu messen dragen, bleek ook hier. Immers hij alleen heeft het, van allen, tot tooneelknustenaar, in de volle beteckcuis van het woord, gebracht. Hij had zijne ware roeping gevonden, werd op het daartoe door hem gedaan verzoek" in 1S50 als sergeant gepasportecrd eu betrad van toen af do planken. Zijn eerste engagement verhond hem aan deu Stads-Sehonwbnr<r alhier, onder directie van J. Eduard de Vries. Was hij als soldaat van onder af begonnen, zoo ook hier. Vos moest me dewerken in tooneel-, blij- en treurspel, in het ballet en ... de koren! Geen wonder, dat hij, bij zijn gelukkigen aanleg en zóó geoefend, een dege lijk tüoneelkniistcmiar werd, voor wieu het vak gccne geheimen heeft; die thans op cciie lange reeks gelukkige crcatiën mag wijzen. Een zeer talrijk publiek woonde de fcestvoorstelling in den schouwburg ZVco/j'bij. Ileeds bij zijn eerste optreden als ba/is J'enchawii, in het drama van DesiréDeloroix ?/<///« of' de Vadertloek werden hem van allo kanten kransen tocgereikt. Het pu bliek gaf door een langdurig applaus te kennen, dat het niet de/,e Imldu instemde. Na het vierde bedrijf en ook in het laatste werd het hnldebetoon nog overvloediger. Aan hartelijke toespraken van de zijde van kunstbroeders, aan verschillende schouwburgen hier ter stede verbon den, ontbrak liet den jubilaris niet, die ten slotte niet weinige woorden, geroerd door zoovele blijken van \vaardeenug en genegenheid, zoowel zijn col lega's, als het publiek voor zijn harte!ijken, bijval dank zcide. Daar waren bloem-, lauwerkransen en enkele meer stoffelijke huldeblijken: van het AW. 1'oonet'l; van Gebr. Van Lier en hun gezelschap; een krans in het bijzonder van mevr. Albregt-Kngclman; van de, RoUerdauise'ue Vereeniging onder directie van A-Iexandcr Faasseu; van de directie van den Salon des J'itriél'js eu van het gezelschap dat daar op treedt. \roor den jubilaris is die avond in den waren zin des woord» een feestavond geweest, te meer daar de warme bijval der aanwezigen en de stamp volle zaal hem de verzekering moet hebben ge schonken, dat het publiek zijne verdiensten als tooucelspeler blijft waardeereu. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De Ilollandsche opera omler directie van don hoer de Groot, beeft op l September met de op voering van Faust het speelseizoen 1888?81» geopend. In de samenstelling van het gezelschap zijn enkele wijzigingen aangebracht, die naar do meening van het bestuur aau het succes der voor stellingen, zullen ten goode komen, De beste krachten blijven voor de Ilollandsche opera behou den en wij willen hopen, dat het publiek gedu rende bet thans aangevangen seizoen de dappere artisten van den l'arkschouwburg bij herhaling zal gaan hooren en de directie in hare moeilijke taak zal steunen. Het orkest bestaat thans uit de leden dor mili taire kapel van Zaagmans; aan den heer Maurice Hageman is de leiding van dit orkest opgedragen. Er zal heel wat studie noodig wezen eer de" instrumentalisten onderde directie van den nieuwen chef d'orchestre voor hun taak volkomen berekejul zijn. Bij de opvoering van Faust bleek het op onderscheiden plaatsen, dat de aansluiting tusschen orkest en zang nog niet voldoende ver kregen was. tiet klaiikgehalte van het strijkkwar tet alsmede do stemming eischen verbetering. Aan den heer Maurice Hageman is een moei lijke taak opgedragen, die in den eersten tijd veel inspanning zal kosten. Uit de samenwerking der verschillende krachten heeft de orkestdirec teur een geheel te voorschijn te roepen, dat een beslisten vorm toont en niet door de willekeur van het een of auder lid van het gezelschap kan verstoord worden. De koren schenen ongeveer op dezelfde wijze samengesteld als verleden jaar. In weerwil van al den lof dien men hun heeft toegekend, blijve toch do aandacht der dircctio er op gevestigd, dat hun optreden nog veel aan zekerheid, losheid en vooral van beschaving kan winnen. Vooral de teere passages dienen met zorg beoefend te wor den; waar hot op do ontwikkeling VB n. kracht aankomt, behoeft men niet te vreezen, dat de koristcn aan ijver te kort zullen komen. De titelrol werd door den heer Pauwels ver vuld. Zijn spel liet nog veel te wenschcn over; hij bewoog zich onzeker op bet tooneel en wist niet altijd recht zijne plaats in te nemen. De com positie zijner rol is nog niet geheel naar den aard. In sommige doelen bleven zijne fraaie stommiddelen zelfs beneden do verwachting. Het lage regis ter miste veelal den gewen seht en klank. Op goede emissie van den toon en duidelijke articulatie, vooral heeft deze artist zijne arndacht te vestigen. Me vrouw Orelio*?van Zant behaalde als Margaretha meer succes dan velen vermoed hadden. De stom klonk helder en f'risch on bleek togen. do zware eischen der rol opgewassen. Sommige gedeelten werden met veel teoderheid, andere met smaakvolle schakcering gezongen. In de ju weelenaria was niet alles even glad, het spel heeft ook nog meer zekerheid te verwerven, doch met het gcheul kon men tevreden wezen en het publiek was dan ook niet karig met zijn applaus. Dat het optreden van den beer Orelio en zijn fraai geschakeerde, zang in de rol van Valcntijn mot veel toejuiching zonden beloond worden, sprak wel van zelf. Ook aan dcri heer en mevrouw Albers Mephisto en Siebel vielen herhaal delijk bijvalsbetuigingen ten deel. Do heer Albers zorgo intnsschen dat Mephisto nimmer tot een koddigen" duivel worde verlaagd. Do mise-en-scèno was voldoende. Met d>3 ver lichting wilde het den eerston avond niet vlotten. In de tuinscène bleek het onmogelijk de figuur van Margaretha den noodigen glans te verleenen. Mephisto en Faust hadden zich trouwens te vee! op den voorgrond geplaatst. Bij de kerkscèno was het tooneel te hel verlicht. De apotheose maakte zeer goeden indruk. H. C. P. D. W. J. HOFDIJK. Een herinnering uit den gymnasium-lijd. Nog zie ik hem met den eigcnaardigen vcereudcn gang, welke hem kenmerkte, de klasse binnen-, het kleine podium, waar juist plaats was voor tafel en stoel, opstappen. De wit-viltwi hoed werd afgezet, de stok, tot uu toe onder den arm ge dragen, neergelegd, de glacc-hamlschoer.en. alvo rens n voor n opgeblazen, kregen een plaats naast den rotting, de sigaar voelde zich nog dieper in den mond gedraaid, en daar klonk 't, na ecu driftig neus-snuivcn: haal papier!" Gelukkige Van Helden, bode en Viockverkoopcr tevens wat baatte ons tegenstribbelen, waa-r Hofdijk u 't monopolie verleende. Al haclt ge u ook nog zoo stellig voorgenomen, alleen bij eigen boekhandelaar papier te koopcn, waart ge soms tegen Ilofdijk's lesuur die belofte vergeten, eu zouder geliniëcrdc vellen naar 't gymnasium ge togen, ge moest er aan. Haal papier!" \Vant zonder n komma zelfs te laten glippen, zonder ooit in plaats van maar" doch" eu om gekeerd te mogen stellen, diende de \i oordelijk van-bniten-geleerde les op 't papier te wordea gebracht. Straks krasten dan ook onder ademlooze stilte de pennen over 't blad, terwijl onze Leermeester deed wat ziin hand vond om te doen." Hofdijk was de eerste jaren streng, onheilspel lend streng, maar streng als een goedige reus. Hoe dikwijls wij 't moesten hooren, dat er niets van ons terecht komen zou", dat, we een mooi bakzoodje" of kroetcn" waren, weet ik niet; wel hoe 't bij ons vast stond, dat hij 't zoo kwaad niet meende. Slechts zij, die onverholen toonden volstrekt geen belangstelling te hebben voor 't geen hem zoo na aan 't hart ging: geschiedenis en letteren des vaderlands, hadden hot. danig bij hem verbrnid. en hij minachtte hen volkomen. Hij toch had ze lief, tot dwepens toe, zoowel de helden onzer historie, als de mannen eu vrou wen, vertolkers in 's Lands sprake van 't hoogste en beste wat, leefde in hoofd en hart, en wanneer hij van of over hen las, deed de gloed der voor dracht vergeten, dat zij geenszins onberispelijk heeten kon. Naarmate wij onder werden, werd Hofdijk ook familiaarder, vriendschappelijke!'. Van les a/:er/ioori'it kwam langzamerhand steeds minder in. Wat de litteratuur betreft, begon hij in de twee hoog ste klassen, ons al voorlezend een bloemlezing te geven van 't fraaiste, terwijl hij de geschiedenis vaak illustreerde door plaatwerken uit zijn biblio theek, gaarne daartoe afgestaan, mits want het waren meest juist geen duodecimo's vfe eeu. kruier naar zijn huis zonden om ze te halen. Of Ilofdijk's methode van onderwijs, indien hier van methode, gesproken kan worden, altijd de juiste was, trek ik in twijfel, evenzeer of hij wel voor onderwijzer in de wieg was gelegd; maar n ding staat vast,: als samengegroeid met de vakkeu zijnet liefde, wist hij te bezielen, wekte hij door zijn gausclie persoonlijkheid in ons, wat heden ten dage maar te zeer wordt gemist, eerbied en ontzag voor 't groote eu goede. Ik althans acht het eeu voor recht, leerling vau Hofdijk te zijn geweest.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl