Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ooievaarachtige jongejuffrouw met zoo'n verkouden
uitzicht, dat ik ieder oogenblik vreesde dat ze
jne in mijn gezicht zou niezen. / Bovendien
hadden ze allebei zoo iets kleurigs en gtrikkerigs
over zich 'k kan zoo niet zeggen waar het ia
lag dat ik met medelijden voor me zelf over
dacht, welk droevig figuur ik zou maken tusschen
die twee palmpaschen in. Goddank! vond ik een
steun in Jonas die beloofde dat hij met me mee
zou gaan; 't was ook nog een geluk dat de nacht
zqn vale vlerken over onze wandeling uitstrekken
moest.
En ... We zijn gegaan al naar de"
gondeltocht 's avonds, hoor! direct naar 'thuis van den
burgemeester waar men een serenade zou
brengen aan den burgervader, die op de stoep
zou komen om te buigen en te bedanken, enfin l
zooals je dat wel eens van den koning op zijn
balkon hebt gezien. Daar in 't dichtst van 't ge
drang roept Jonas plotseling: .?Ik voel 'nhand
in m'n achterzak!" en den arm van zijn dame
loslatend, rukt hij mij bliksemsnel van de zijde
mijner tante weg, die gillend roept: O neef
neef!"
Upon my soul, amice, 'k deed nog moeite
ge, noeg om haar weer te bereiken, maar een dolle
troep, hossend en hi-ha! schreeuwend, scheidde
onverbidd'lijk haar en mij."
Ziedaar! onze meisjes zijn verzwolgen in den
menschenstroom", riep Jonas.
En mijn erfenis misschien meteen", antwoordde
ik somber, ik hield hem eigenlijk niet voor ge
heel onschuldig aan die zwelgpartij.
Van den gondeltocht hebben we niets gezien;
Tpe waren niet clairvoyant genoeg om door een
muur van 7 a 8 menschen dik heen te kijken,
maar uit het buitenste cordon kregen we telkens
telegraphische berichten, dat het allemachtig
mooi was, effetief netjes, net 'n vurige slang, een
oogenlust, enz. enz." Jonas schreef alles op in
zijn notitieboek voor zijn blad, vatje?
Dood vermoeid kwamen we eindelijk bij Kras
vaar we even zouden uitrusten vóór we naar
Tante's hotel gingen om te hooren of ze te
recht" was.
Een poosje hadden we gezeten toen Jonas eens
klaps uitriep: daar heb je ze".
Wie? Wel de dames met dien vriend van je,
dien ouden dikken hoe heet ie ook net een
rolpens op pootjes. Mulder geloof ik?
We wenkten Mulder die ons blijkbaar zocht en nu
met de palmpaschen als een bom tusschen twee
laadstokken op ons tafeltje toeschoof en zei: Ik
breng je je dames terug, ik had je hier in zien
gaan toen ik wegging en je tante, die ik van vroeger
nog kende, vond ik bij... och, mevrouw! dat
?vertelt u je neef misschien liever zelf hè?
Nadat er met Mannenmoed voor iedere dame
een stoel veroverd was en Mulder na verscheidene
bedankjes van onzen kanteneenige 'tis volstrekt
de moeite niet waard om van te spreken" van
zjjn kant, vertrokken was, barstte tante uit: O,
neef, wat 'n geschiedenis; ik schaam me dood en
de juffrouw ook."
Zeg ze kunnen hier niet boven aard blijven
Staan," fluisterde Jonas my oneerbiedig in.
Wat 'nSodom en Gomorrha," ging tante opgewonden
voort, 'k had wel gelezen in het predikblaadje
dat de christelijke jongelingen allen een verzoek
hadden onderteekend, opdat ze niet meer lastig
zouden gevallen worden door zedelooze vrouwen
die hun onschuld belaagden, als ze 's avonds
laat van hunne oefeningen terugkeerden, maar 'k
dacht toch niet dat de zonde hier zóó regeerde."
Ik begreep niets van tante's grimmig en
preekachtig vertoog vóór ik haar gansche wedervaren
gehoord had.
Na lang zoeken en dwalen, Tante was te zuinig
om een geleider te engageeren, waren de beide
dames in de Nes te land gekomen tot voor een
verlicht café. Waar de dames vorschend naar de
hoogte hadden gezien of ze dennaam,, Krasnapolsky"
ook konden vinden. Want ze waren doodmoe en
dachten;by Krasnapolky durven wij wel ingaan.?Daar
was een troepje zingend en hossend achter haar
gekomen, had haar op de wjjs van Dan heb ik
nog een ouwe tante" naar binnen gedrongen, en
vóór ze het wisten zaten ze op de eerste rij
stoelen in een café-chantant,
Goeie God neef," zei tante, die ik nog nooit
had hooren vloeken, ik ril er nog van, wat
'n onzedelijke boel! zoogenaamde dames maar let
terlijk half uitgekleed en beklieterd met witkalk
en menie, bah! je hoefde niets moer te vragen;
foei ik weet nog niet hoe ik er uit ben gekomen.
Goddank dat die meneer Mulder me herkende,
want aan de-deur wouen die flauwe apen ons er
niet uitlaten ook."
Die ouwe snoepert was er zeker ook bij on
geluk ingedrongen", brak Jonas haar relaas af,
dat schijnt nog een oolijke snijboon te zijn".
Tot mijn vreugde had tante precies'1 genoeg
van de feesten en is ze met haar satelliet den
volgenden morgen weer vertrokken.
Het vuurwerk waarmee de gondeltocht besloten
?werd, heb ik alleen in mijn verbeelding gezien
en ik heb het me natuurlijk heel schitterend ver
beeld, maar dat is in waarheid niet zoo geweest.
want hoewel 't heel uit Parijs is gekomen, wat
je ver haalt is altijd mooier on duurder is
't zoo goed als mislukt er zat te veel Fransche
wind eu te weinig kruit in. Onze
vuurwerkmakers zullen leven!
Do optocht van Zaterdag was zoo mooi als
je 't in de couranten beschreven hebt gevonden
zelfs de zon liet zich verlokken nog n dag te
blijven.
Een enkele van de deelnemers keek ver
legen glimlachend rond als overstelpt door zijn
nieuwbakken waardigheid, maar de meesten waren
uitstekend in hun rol en zagen de menigte zóó
uitdagend aan, als van een echten graaf of ridder
maar verlangd kon worden; Adolf van Nassau
alleen keek somber en melancholisch zwart van
onder zijn opgeslagen vizier alsof hij den dood
bij Heiligerlee reeds zag naderen.
Op een schip was v. Speyk geplaatst, aan den
eenen kant nog een onschuldig weeskind, als een
Amsterdamsen uithangbord met do stedelijke
kleuren prijkend, aan de andere zij reeds met de
doodsverachting op het gelaat, alsof hij zeggen
wou: een scheepsdek lang is mijn kortstondig
leven.
Ik stond ouder de onraiddelijke bescherming
van een vriendehjken politieman die zeer duidelijke
maar' spaarzame uitleggingen gal aan enkele
bevoorrechten van 't schoone geslacht. Wat
beduien die groenrokkies, meheer de agent ?" vroeg
een aardig dienstmeisje.
De agent, wiens historische kennis zich waar
schijnlijk niet tot groenrokkies" uitstrekte, zei
daarom dirëkt tot een jongen die doodstil stond:
Niet dringen daar", en bleef den onschuldige
strak aanstaren, tot de voor zijn prestige gevaar
lijke groenrokkies verdwenen waren; maar toen
de koets, waarin Willem V met zijn Willemijntje
en twee kinderen zaten, naderde, zei hij: Daar
heb je nou Prins Willem de Zwijger, die kan je
direk uit alles kenne."
Vóór ik eindig wil ik je nog een curieus staaltje
van slimheid vertellen n.l. dit:
In het cafévan het Panopticum kwam Zater
dagmorgen, om half een, een heer en een dame,
benevens twee kinderen, alle vier schrikkelijk
fijn" gekleed; zij namen plaats voor een der ra
men en mijnheer bestelde twee kop koffie,
De kotfio werd gebracht en de kinderen kregen
ieder n klontje. Nadat er bijna twee uur
verloopen was sinds het laatste slokje slurpend tus
schen een paar vleezige lippen verdween, kwam
de kellner met de complimenten van den
buflethouder zeggen: dat er erg veel liefhebbers
voor de ramen'' waren dus als mijnheer geen
plan had om nog iets gebruiken of hij dan zoo
goed wou zijn om. . . .
God beware me, als we toch net 'n glas melk
voor de kindertjes wouen bestellen" zei mevrouw
op een hoogen, ruzieachtigen toon.
Een half uur later kwam de kellner vragen of
meneer geroepen" had en meneer die zijn fat
soen op wou houden tegen zoo'n knech" vroeg
de spijskaart en bestelde na twintig minuten
overlegd te hebben met mama een kop
waterchocolaad 't was geen tijd meer om te lunzen".
Een half uur later werd dezelfde manoeuvre
door den Kellner herhaald en de bezoeker,
dio zich aan zijn plaats had gehecht als een
oester aan een pan, bestelde vier taartjes en
slechts drie kwartier daarna een gemarjoneerde
haring met 'n paar zuurtjes." De optocht
laat zich intusschen maar wachten en bij lange
tusschenpoozen bestelt mijnheer en mevrouw
beurtelings nog: een glas Beiersch, 'n broodje
met kaas, twee croquetjes, 'n bittertje en als
eindelijk nog een flescbjio bruis" genoten is,
alles is gelijkelijk opgedeeld, komt de optocht
God zegen me, wat 'n fijne optocht!" 't Laatst
genoten spuitwater heeft inmiddels zijn uitwer
king gehad op de maag van het jongste knaapje,
Groote God, pas op m'n zijen kleed", zegt
mevrouw, maar haar echtgenoot neemt handig
en snel 't jonge mensch tusschen zijn knieën
en terwijl hij diens hoofd steunt, roept hij hardop
om de aandacht der omstanders at te leiden:
Kijk daar loopt Bram ook, heelemaal in 't
harrenas. Mensch! wat transporteert io!
Nou, wat zal ie er an verdione l "zegt mevrouw
vragend. Niks, vrouw! maar ie heit toch de satis
factie dat ie den geheelen dag 'n fijn mensch is
geweest!" Toen mijnheer afrekende was hij
schuldig voor 2 koffie, l melk, l chocolaad, 4
taartjes, l haring met zuur, l Beiorsch, l broodje
met kaas, 2 croquetjes l bittertje en l spuitwater,
de somma van / 1.95 -f 5 cents fooi aan den
karzon" ? 2. Hij had waar" gehad voor zijn
geld, een groote ruit van 't Caféin beslag geno
men, had den optocht gezien en was niet be
schadigd in 't gedrang!
Ik eindig, amice, niet in de hoop, maar in do
verwachting, van de redactie weer op mijn
baatjo" te krijgen, omdat mijn brief te lang is ge
worden. Nu! ik zal beterschapbeloven en over
veertien dagen weer schrijven.
Intusschen blijf ik
t. t.
DANDOLY.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg: De schoone slaapster
in het boseh.
De groote schouwburg heeft zijn deuren weer
geopend en menig-een komt zich van do indrukken
der natuur verpoozen in de genietingen der kunst.
Van de kou daarbuiten komt men dit-raaal zijn
toevlucht nemen tot de hooge temperatuur der
Tooneelzaal. De inooye beelden van Bart van
Hove noodigen ons met vriendelijken ernst Octave
Feuillets Belle au bois dormant" to komen zien
en hooren, in de vertaling vau den Heer Clous.
Men kent Le roman d'un jeune homme pauvre",
te gelijk als roman en als tooneelstuk verschenen:
men heeft den tol zijner tranen aan die edele
kompozitie betaald; men weet, ten overvloede,
uit do vermaarde Ilistoire de Sibylle" en de
fraaye komedie Montjoye", dat de Heer Feuillet
geen kunstvoldoeningen zoekt van een lage natuur:
in tegendeel, dat hij tot de aristokratie onzer
letterkundigen behoort. Men zou ook allicht den
ken, dat deze romancier en tooneelschrijver met
do onderscheiden eischen van een leesboek en
een vertooning gemeenzaam is. Sedert do maand
Febr. 1805, toen de Schoone Slaapster" in de
Vnudei'ille gegeven werd, kan men echter weten, dat
de auteur, die nog wel in de Acmlémic fnuifuiae
den zetel van Scribe inneemt, weinig te vertrou
wen valt op het punt der entente de la scène.
Men kan het geen direktie euvel duiden, dat zij
een omvangrijk werk van een zoo geacht auteur
ten tooneele brengt; maar iets anders is het, of
men het werk zelf zal toejuichen.
Ziehier het onderworp, aau de stof van verschil
lende tooneelstukken verwant.
De ijzerfabrikant Morel verklaart zijn liefde
aan Slanche, de zuster van den jongen Markies
van Guy Chatel; de jonge Markies betoont zich
verliefd op Louise, de wat ruwe zuster van den
fabrikant. Aanvankelijk is men zich echter even
weinig als het publiek van die beide liefden bewust.
De Markies is door eeu trouw lozen rentmeester ge
ruïneerd. Morel wenscht, om den wille van Slanche,
den val der familie te voorkomen, en koopt hun
erfgoed voor 250.000 francs meer dan het waard
is. Dat geld is de dot van Slanche, als zij de
wijk neemt in een klooster.
De Markies heeft intusschen Morel uitgedaagd,
om dat deze zijne oogen naar Slanche had dur
ven opslaan (!); maar vernemende, dat Morel
hem zoo edelmoedig behandeld heeft, ziet hij van
het duel af. Hoèl, een oude strooper, vereerder
van de adelijke familie, wil Morel doodschieten,
om dat deze de familie uit het goed harer vade
ren gestooten (!) heeft, en de werklieden van
Morel willen den Markies vermoorden, om dat
hij hun meester uitgedaagd heeft.
manche heeft zich intusschen laten verbidden
om aan de liefde van Morel, die zich anders
tusschen de raderen van zijn fabriek worpen wil,
gehoor te geven, en Louise accepteert, ten slotte,
do hand van den Markies. Een nicht van hun,
vervuld van adeltrots, legt zich bij die huwelij
ken neer, et fout ent pour Ie mieux in de beste
der ijzerfabrieken.
Behoudends enkele uitzonderingen, zou het
niet onmogelijk zijn uit deze elementen een goede
dramatische kompozitie te vervaardigen: maar
't is niot gebeurd. Men krijgt onophoudelijk den
indruk, dat het tooneelstuk van een roman gemaakt
is; den indruk namelijk van een schilderstuk zonder
overgangstinten. Men laat, uit hoofde der nood
zakelijkheid van de bekorting, in zulk een too
neelstuk de overgangstinten wech. Niets wordt
voorbereid, niets ontwikkeld, en de belang
stelling bij den toeschouwer blijft uit.
't Is niet mogelijk zulk eon stuk met animo te
spelen. Morels zuster is het eenige charakter,
waaraan de auteur een weinig reliëf heeft trachten
te geven, 't Is onnoodig te zeggen, dat Mevrouw
Frenkel met dat weinigjen gewoekerd heeft. Mevr.
de Vries, die de overtollige rol der oude Gravin
vervulde, betoonde zich ma-ussadc; deze stemming
is niet redelijk te verklaren dan uit do kinder
lijke liaanwheid van het stuk. Haar uiterlijk on
dat van den Heer Spoor (Hoël, de strooper) was
niet zorg toegereed. Het samenspel was levendig,
en de maneschijnen en goed gekostumeerde
attroepementen in het stuk (dat in Bretagne speelt)
zullen mogelijk nog eenige koeren, gesteund door
den prtkkclendeii titel, deu schouwburg redelijk
doen bezetten. De vertaling verdient lof; maar
eenige tweede naamvallen dienden in de gesprek
ken geschrapt te worden.
Hinderlijk was het gedruisch achter het scherm
in de entr'actes; 't werd naanwelijks door de
grappig gekozen muziek verdoofd.
5 Sopt. A. TH.
KLAAS VOS.
Do wakkere tooucelspeler Klaas Vos bij oud
en juug sinds jaren bcniiud, vierde den ie Scpt.
zijn 10-jarig jubilaeum als acteur.
In 1814 te Maastricht in garnizoen, vormde hij
iiiet ceuige wapenbroeders liet, plan, tot
vcraangenaiiii".g v ;n het garnizoeiislcven, ecu
tooneelgezclschap op te richten.
Vos was de drijfkracht, de ziel van het gezel
schap ; maar dat het niet allen koks zijn, die
langu messen dragen, bleek ook hier. Immers hij
alleen heeft het, van allen, tot tooneelknustenaar,
in de volle beteckcuis van het woord, gebracht.
Hij had zijne ware roeping gevonden, werd op
het daartoe door hem gedaan verzoek" in 1S50
als sergeant gepasportecrd eu betrad van toen af
do planken. Zijn eerste engagement verhond hem
aan deu Stads-Sehonwbnr<r alhier, onder directie
van J. Eduard de Vries. Was hij als soldaat van
onder af begonnen, zoo ook hier. Vos moest me
dewerken in tooneel-, blij- en treurspel, in het
ballet en ... de koren! Geen wonder, dat hij, bij
zijn gelukkigen aanleg en zóó geoefend, een dege
lijk tüoneelkniistcmiar werd, voor wieu het vak
gccne geheimen heeft; die thans op cciie lange
reeks gelukkige crcatiën mag wijzen.
Een zeer talrijk publiek woonde de
fcestvoorstelling in den schouwburg ZVco/j'bij. Ileeds bij zijn
eerste optreden als ba/is J'enchawii, in het drama
van DesiréDeloroix ?/<///« of' de Vadertloek werden
hem van allo kanten kransen tocgereikt. Het pu
bliek gaf door een langdurig applaus te kennen,
dat het niet de/,e Imldu instemde.
Na het vierde bedrijf en ook in het laatste werd
het hnldebetoon nog overvloediger. Aan hartelijke
toespraken van de zijde van kunstbroeders, aan
verschillende schouwburgen hier ter stede verbon
den, ontbrak liet den jubilaris niet, die ten slotte
niet weinige woorden, geroerd door zoovele blijken
van \vaardeenug en genegenheid, zoowel zijn col
lega's, als het publiek voor zijn harte!ijken, bijval
dank zcide.
Daar waren bloem-, lauwerkransen en enkele meer
stoffelijke huldeblijken: van het AW. 1'oonet'l; van
Gebr. Van Lier en hun gezelschap; een krans in
het bijzonder van mevr. Albregt-Kngclman; van
de, RoUerdauise'ue Vereeniging onder directie van
A-Iexandcr Faasseu; van de directie van den Salon
des J'itriél'js eu van het gezelschap dat daar op
treedt.
\roor den jubilaris is die avond in den waren
zin des woord» een feestavond geweest, te meer
daar de warme bijval der aanwezigen en de stamp
volle zaal hem de verzekering moet hebben ge
schonken, dat het publiek zijne verdiensten als
tooucelspeler blijft waardeereu.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
De Ilollandsche opera omler directie van don
hoer de Groot, beeft op l September met de op
voering van Faust het speelseizoen 1888?81»
geopend. In de samenstelling van het gezelschap
zijn enkele wijzigingen aangebracht, die naar do
meening van het bestuur aau het succes der voor
stellingen, zullen ten goode komen, De beste
krachten blijven voor de Ilollandsche opera behou
den en wij willen hopen, dat het publiek gedu
rende bet thans aangevangen seizoen de dappere
artisten van den l'arkschouwburg bij herhaling zal
gaan hooren en de directie in hare moeilijke taak
zal steunen.
Het orkest bestaat thans uit de leden dor mili
taire kapel van Zaagmans; aan den heer Maurice
Hageman is de leiding van dit orkest opgedragen.
Er zal heel wat studie noodig wezen eer de"
instrumentalisten onderde directie van den nieuwen
chef d'orchestre voor hun taak volkomen
berekejul zijn. Bij de opvoering van Faust bleek het
op onderscheiden plaatsen, dat de aansluiting
tusschen orkest en zang nog niet voldoende ver
kregen was. tiet klaiikgehalte van het strijkkwar
tet alsmede do stemming eischen verbetering.
Aan den heer Maurice Hageman is een moei
lijke taak opgedragen, die in den eersten tijd
veel inspanning zal kosten. Uit de samenwerking
der verschillende krachten heeft de orkestdirec
teur een geheel te voorschijn te roepen, dat een
beslisten vorm toont en niet door de willekeur
van het een of auder lid van het gezelschap kan
verstoord worden.
De koren schenen ongeveer op dezelfde wijze
samengesteld als verleden jaar. In weerwil van
al den lof dien men hun heeft toegekend, blijve
toch do aandacht der dircctio er op gevestigd,
dat hun optreden nog veel aan zekerheid, losheid
en vooral van beschaving kan winnen. Vooral de
teere passages dienen met zorg beoefend te wor
den; waar hot op do ontwikkeling VB n. kracht
aankomt, behoeft men niet te vreezen, dat de
koristcn aan ijver te kort zullen komen.
De titelrol werd door den heer Pauwels ver
vuld. Zijn spel liet nog veel te wenschcn over;
hij bewoog zich onzeker op bet tooneel en wist
niet altijd recht zijne plaats in te nemen. De com
positie zijner rol is nog niet geheel naar den aard.
In sommige doelen bleven zijne fraaie
stommiddelen zelfs beneden do verwachting. Het lage regis
ter miste veelal den gewen seht en klank. Op goede
emissie van den toon en duidelijke articulatie, vooral
heeft deze artist zijne arndacht te vestigen. Me
vrouw Orelio*?van Zant behaalde als Margaretha
meer succes dan velen vermoed hadden.
De stom klonk helder en f'risch on bleek togen.
do zware eischen der rol opgewassen. Sommige
gedeelten werden met veel teoderheid, andere
met smaakvolle schakcering gezongen. In de ju
weelenaria was niet alles even glad, het spel
heeft ook nog meer zekerheid te verwerven, doch
met het gcheul kon men tevreden wezen en het
publiek was dan ook niet karig met zijn applaus.
Dat het optreden van den beer Orelio en zijn
fraai geschakeerde, zang in de rol van Valcntijn
mot veel toejuiching zonden beloond worden, sprak
wel van zelf. Ook aan dcri heer en mevrouw
Albers Mephisto en Siebel vielen herhaal
delijk bijvalsbetuigingen ten deel. Do heer Albers
zorgo intnsschen dat Mephisto nimmer tot een
koddigen" duivel worde verlaagd.
Do mise-en-scèno was voldoende. Met d>3 ver
lichting wilde het den eerston avond niet vlotten.
In de tuinscène bleek het onmogelijk de figuur
van Margaretha den noodigen glans te verleenen.
Mephisto en Faust hadden zich trouwens te vee!
op den voorgrond geplaatst. Bij de kerkscèno was
het tooneel te hel verlicht. De apotheose maakte
zeer goeden indruk.
H. C. P. D.
W. J. HOFDIJK.
Een herinnering uit den gymnasium-lijd.
Nog zie ik hem met den eigcnaardigen
vcereudcn gang, welke hem kenmerkte, de klasse binnen-,
het kleine podium, waar juist plaats was voor
tafel en stoel, opstappen. De wit-viltwi hoed werd
afgezet, de stok, tot uu toe onder den arm ge
dragen, neergelegd, de glacc-hamlschoer.en. alvo
rens n voor n opgeblazen, kregen een plaats
naast den rotting, de sigaar voelde zich nog dieper
in den mond gedraaid, en daar klonk 't, na ecu
driftig neus-snuivcn: haal papier!"
Gelukkige Van Helden, bode en Viockverkoopcr
tevens wat baatte ons tegenstribbelen, waa-r
Hofdijk u 't monopolie verleende. Al haclt ge u
ook nog zoo stellig voorgenomen, alleen bij eigen
boekhandelaar papier te koopcn, waart ge soms
tegen Ilofdijk's lesuur die belofte vergeten, eu
zouder geliniëcrdc vellen naar 't gymnasium ge
togen, ge moest er aan. Haal papier!"
\Vant zonder n komma zelfs te laten glippen,
zonder ooit in plaats van maar" doch" eu om
gekeerd te mogen stellen, diende de \i oordelijk
van-bniten-geleerde les op 't papier te wordea
gebracht.
Straks krasten dan ook onder ademlooze stilte
de pennen over 't blad, terwijl onze Leermeester
deed wat ziin hand vond om te doen."
Hofdijk was de eerste jaren streng, onheilspel
lend streng, maar streng als een goedige reus.
Hoe dikwijls wij 't moesten hooren, dat er niets
van ons terecht komen zou", dat, we een mooi
bakzoodje" of kroetcn" waren, weet ik niet; wel
hoe 't bij ons vast stond, dat hij 't zoo kwaad
niet meende.
Slechts zij, die onverholen toonden volstrekt
geen belangstelling te hebben voor 't geen hem
zoo na aan 't hart ging: geschiedenis en letteren
des vaderlands, hadden hot. danig bij hem verbrnid.
en hij minachtte hen volkomen.
Hij toch had ze lief, tot dwepens toe, zoowel
de helden onzer historie, als de mannen eu vrou
wen, vertolkers in 's Lands sprake van 't hoogste
en beste wat, leefde in hoofd en hart, en wanneer
hij van of over hen las, deed de gloed der voor
dracht vergeten, dat zij geenszins onberispelijk
heeten kon.
Naarmate wij onder werden, werd Hofdijk ook
familiaarder, vriendschappelijke!'. Van les
a/:er/ioori'it kwam langzamerhand steeds minder in. Wat
de litteratuur betreft, begon hij in de twee hoog
ste klassen, ons al voorlezend een bloemlezing te
geven van 't fraaiste, terwijl hij de geschiedenis
vaak illustreerde door plaatwerken uit zijn biblio
theek, gaarne daartoe afgestaan, mits want het
waren meest juist geen duodecimo's vfe eeu.
kruier naar zijn huis zonden om ze te halen.
Of Ilofdijk's methode van onderwijs, indien hier
van methode, gesproken kan worden, altijd de juiste
was, trek ik in twijfel, evenzeer of hij wel voor
onderwijzer in de wieg was gelegd; maar n ding
staat vast,: als samengegroeid met de vakkeu zijnet
liefde, wist hij te bezielen, wekte hij door zijn
gausclie persoonlijkheid in ons, wat heden ten dage
maar te zeer wordt gemist, eerbied en ontzag voor
't groote eu goede. Ik althans acht het eeu voor
recht, leerling vau Hofdijk te zijn geweest.