De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 9 september pagina 4

9 september 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 58 5 Eens mocht ik den Kennemer Minstreel" in zqn element zien, tusschen Brederode's bouwvallen. Onze krans, des winters avonds 's wekelijks zeer bescheiden der schoone letteren en uiterlijke welsprekendheid" zich wijdend, verteerde pot in Soemendaal. Wie stond daar plotseling voor ons? " Hofdijk. Wij verhaalden hem dat in 't plan van onzen tocht ook een bezoek aan de Ruïne van Brederode was opgenomen, en hij toonde zich da«lelijk gereed ons daarheen te begeleiden. Door geen fooieneischenden mentor geëscorteerd de toegang was te dier tijde nog vrij was Hofdijk ons toen een begeesterde", nauwkeurige, kundige gids. Bij den terugkeer spreidde hij een oogeublik zijn volle eigenaardigheid ten toon. 't Was bij het bekende meertje in de weide armpje, naar men zegt, van den Rijn dat zoo fraai afsteekt tegen 't vlak daarbij zich steil verheffend duin. Hofdijk hield vol verrukking zijn schreden in. «Mooi, goddelijk mooi", sprak hij, met zijn stok wijzend en ons aanziend. Ik zou 't toch nog mooier vinden als er koeien op liepen," waagde een onzer, die nu, geloof ik, juist niet bijzonder tot zijne vrienden behoorde, op te merken. Zoo, vindt jij dat, nou, ik gun jou die Jcoeien!" Alleen wie den pas overledene gekend heeft, begrijpt op welk een toon hij die woorden uitsprak. VINCENT LOOSJES. - De Beemster, 5 Sept. ]888. ? STENDHAL'S DAGBOEK. Onder dit opschrift bespreekt Felix Vogt Stendhal's (Henri Beyle) pas verschenen dagboek. 1) Men kent de beide literaire richtingen, waar het den schrijver van Le Rouge et Ie Noir betreft. De eene, met Sainte-Beuve aan het hoofd noemde hem een dilettant-romancier, die men in de ge schiedenis der letteren niet moet meetellen. De andere, met Paul Bourget, plaatste hem naast Balzac. Toen nu Beyle's Dagboek was verschenen, las Maxime Gaucher, een gezworen vijand van het naturalisme, er uit dat Stendhal een onoprecht mensch was geweest, onoprecht tegenover zich zelf en anderen; iemand die er altijd op zon, welk masker hij tegenover zijne omgeving tel kens weer zou voordoen. Maar de vrienden van Stendhal toonden er uit aan, o. a. hoe de auteur in zijn twist met zijn vader over het door dezen aan zijn zoon uit te keeren jaarlijksch inkomen gelijk had gehad, en dat Beyle, wel verre van een dilettant-romancier te zijn, er integendeel reeds als jongeling naar gestreefd had in het ryk der letteren een eervolle plaats te veroveren. En nu leest Felix Vogt het Dagboek", vergel\jkt de aanteekeningen met andere geschriften, voornamelijk een autobiographie van 1837 en schaart zich bij vriend en vijand, waar het geldt het bevestigen der waarheid dat Stendhal een vat vol tegenstrijdigheid is geweest, terwijl hij echter, het verwijt van ijdelheid als grondtrek van zijn karakter naar schrijvers oordeel meer verdiend acht dan dat van onoprechtheid. Inderdaad schijnt, blijkens het Dagboek, Beyle vooral tegenover de dames niet altijd even oprecht en vrij van ijdelheid geweest te zijn. Een paar i trekjes stellen dit in het licht waar hij aanteekent zijn verhouding tot Victorine en Mélanie Guilbert. Toch verlangde hij, die in de allereerste plaats de man was van fijne verstandelijke analyse, die nu en dan een echte reken-ziel bleek te zijn, dat andere menschen, met wie hij omging, iets meer zouden geven. In weerwil echter van zooveel afwijkingen, heeft een hoog en levendig gevoel voor het Ideale hein nooit verlaten. Er is een tijd geweest dat hij de koe niet onmiddellijk bij de horens pakte en de menschen beter achtte dan ze waren. Zoo teekent hij als jonge man aan in zijn Dagboek, na op naïeve wijze te hebben lucht gegeven aan zijn teleurstelling dat de vrouwen in plaats van fijngevoelige wezens a la Julie van Jean Jeacques slechts Parisiennes waren a la Dancourt: Bewaar uw opvattingen omtrent hetgeen Ideaal is en schoon voor uwe werken; in deze wereld is het Pacé(een rijke pronker uit de omgeving van Beyle) die het ideale Schoon vertegenwoordigt." En als hij eens een berekening maakte in zijn Dagboek, toen een rêve aux millions zijn hoofd vervulde, dat hij aan een eventueel op te richten Bank een jaarlijksch inkomen van 26000 francs zou verdienen, dan een vrouw zou huwen met , een inkomen van 19000 francs en vervolgens een positie aan het Gerechtshof zou trachten te ver overen, die hem 15000 frcs. zou opbrengen, schreef hij een volgend maal er dwars doorheen: Zeer juist als men voor 26000 20000 stelt. Het overige strijdt tegen mijn karakter en zou mij bijgevolg slechts ongelukkig maken." Het Dagboek, uit 37 deelen bestaande, gevonden in de Stadsbibliotheek te Grenoble, Beyle's ge boorteplaats, begint op 16 April 1801 (28 Germinal An IX) toen hij 18 jaar en eenige maanden oud was en is voortgezet tot op den tijd dat hij in 't openbaar als schrijver optrad. De deelen uit de jaren 1807 en 1808 zijn jammer genoeg ver loren geraakt. Overigens werpen Beyle's aanteekeningen in velerlei opzicht een nieuw licht, zoowel op zijn eigen lotswisselingen als op die der hoofdfiguren zijner romans. De uitgevers Stryenski en de Nion, hebben door ophelderende aanteekeningen en een naamregister de lectuur van het Dagboek vergemakkelijkt. 1) Journal de Stendhal (Henri Beyle), publi par C. Stryienski et Fr. de Nion, Paris, Charpentier 1888. DAS MODERNE HOLLAND. (Slot.') Waar Mej. Marie Mohr het huiselijk leven be handelt, toont zij vrij goed op do hoogte te zijn. Een hoofdstuk diene als bewijs: Op het huiselijk leven, zooals het zich in de beschaafde familiën in Holland heeft ontwikkeld, verdienen Göthe's woorden toegepast te worden : Der ist der Glücklichste, er sei Ein König oder ein Geringer, dem In seinem Hause WoU bereitet ist.". De Hollanders zijn, evenals de Engelschen, virtuosen van het huiselijk leven. Wie het voorrecht genoten heeft, het huiselijk leven eener beschaafde, intellectueel opwekkende, vriendelijke Hollandsche familie van nabij te leeren kennen, begrijpt, waarom het elders welig tierende koffiehuisleven in Holland slechts weinig kan opschieten. De opwekkende omgang der leden van het gezin onder elkander, (des te meer opwekkend, wanneer de kinderen volwassen zijn) een gezamenlijk ge lezen, degelijk boek, gezang en pianospel, waarbij het klassieke gewoonlijk de voorkeur heeft, ook wel philosophische of religieuse gesprekken, be zielen den in het gezin doorgebrachton avond, en doen man en zonen het berookte koffiehuislokaal niet begeoren, Veel draagt tot het behagelijk, gezellig karakter van het Hollandsen huis de netjes in elkaar, slui tende, bijna volmaakte organisatie van een Hol landsen huishouden bij. Het Hollandsche huishouden, zooals het wezen moet (er zijn natuurlijk daar, even goed als elders, slecbte huisvrouwen) en zoo als het, dank zij de genoemde vaste organisatie, in de meeste gevallen is, komt meer dan bij andere volken het ideaal van volmaaktheid nabij, waarin men van het mechanisme van hot huishou den zelf niets mag merken, en alle werk als van zelf schijnt te gebeuren. Veel draagt daartoe bij de volmaakte, voor een Duitsch oog bijna overdreven schijnende, zinde lijkheid en orde, en de traditie, de dienstbode zoo weinig mogelijk te beknorren, terecht te wijzen en aan te drijven, maar hun veeleer een grootere zelfstandigheid, en ook grootere verantwoor delijkheid te laten. De Iconen zijn daarbij over het geheel niet veel hooger dan de in Duitschland gebruikelijke. De huisvrouw echter vindt door de krachtige hulp van hare dienstboden tijd, om zon der hare plichten als huisvrouw te verzuimen, dame te zijn, te representeeren en te ontvangen. Daarmede staat ook de hoogere positie in ver band, welke de vrouw in Holland bekleedt, Eene Hollandsche vrouw van aanzienlijke, ja zelfs slechts redelijk goede familie komt bijna nooit in de keuken, kookt nooit zelf, ja eene echte Hollandsche keukenmeid veroorlooft zich van tijd tot tijd hare mevrouw uit de keuken als haar domein weg fe jagon, wanneer deze het in hot hoofd mocht krij gen, het gebied der keukenprinses" te betreden, om deze te controleeren of wellicht zolf een saus of een pudding te willen klaar maken. Ja menige dezer keukendespoten is op dat punt zoo lichtgeraakt, dat zij liever den dienst zou opzeggen, dan toe te geven dat mevrouw in potten en pannen kijkt. Koken is dus niet de zaak van de vrouw des huizes. Dat zij het niet behoeft te kennen en het huishouden daarbij toch uitstekend geordend kan zijn, moet weder worden toegeschreven aan de veel grootere betrouwbaarheid en zelfstandig heid der dienstboden. Ja, ik aarzel niet, op grond van langjarige ondervinding, te zeggen, dat de Hollandsche dienstbode in het algemeen op een hoogeren trap van ontwikkeling staat dan de Duitsche. Eerlijkheid en trouw zijn bij haar nog geen leerer Wahn" geworden; werkzaamheid, ijver en plichtbesef hebben haar nog niet geheel verlaten, gelijk ook ecu zekere eenvoud en naieviteit. Een Hollandsch dienstmeisje overtreft in helderheid en degelijkheid van kleeding over het algemeen al hare buitenlandscho collega's. Zij zal zich ook nooit kleeden als haar mevrouw, zooals dit in Duitschland en Frankrijk hoe langer hoe meer geschiedt. Een aangeboren gevoel van tact zegt naar, dat, wat voor hare mevrouw past, door haar niet kan worden gedragen. Reeds de uitdrukking Mevrouw" welke niet in hot Duitsch vertaald en alleen omschreven kan worden, duidt een zekeren rang aan, evenals in Duitschland de uitdrukking gnadigo Frau", alleen met dit on derscheid, dat de benaming mevrouw" niets met adel te maken heeft en geen bijsmaak van ancien régime heeft. Veeleer wordt hij aan de aanzien lijke burgervrouwen gegeven. Het democratische Duitsche woord Frau" dat zoowel voor de waschvrouw, als voor de gemalin van den bankier geldt, dekt dus volstrekt niet het begrip mevrouw", dat alleen aan de hoogere standen, of althans aan die welke er dienstboden op na houden, wordt gegeven. Naast dezen naam bestaat nog een tweede aan duiding van de getrouwde vrouw, dienend om een lagere positie in <le maatschappij aan te duideu. Het is Juffrouw", dat ook aan ongetrouwde dames van hoogeren stand wordt toegevoegd, maar tevens aan Je getrouwde vrouwen uit de arbeiders klasse, van de kleine winkeliers, enz. Do adel heeft weer andere titulaturen. Eene ongetrouwde barones of jonkvrouw wordt als freule" (zeker van FriUüein) of mejonkvrouwe" aangesproken; eene getrouwde dame van adel met vrouwe" (Frau), dat alweer voornamer is dan mevrouw. Haar broeders en echtgenooten worden jonkers" betiteld, inplaats van het een voudige mijnheer". Men ziet hoe scherp in Holland do standen van elkaar gescheiden en onderscheiden blijven. Van dit zonderlinge verschijnsel in een toch door en door democratisch land zal later nog meer sprake zijn. Tot de ontwikkelingvan het Hollandsche familieleven en zijn gezelligheid draagt natuurlijk veel bij, de overgeërfde welvaart der kringen, die den toon aangeven, on ronder dezen rijkdom zouden huishoudens, zooals men ze rtaar gewoon is, ook nauwelijks vol te houden zijn. De natio nale rijkdom, door den handel en het uitgebreide landbezit in do koloniën sedert eeuwen opgehoopt, is een noodzakelijke voorwaarde. Alles in een Hollandsch huishouden is tot op het geringste geordend en geregeld. Ieder dienstmeisje heeft haar bepaald werk, evenals er ook voor ieder be paald werk bepaald vaatwerk en gereedschappen zijn, die voor niets anders gebruikt worden. Ofschoon de Hollander, gelijk gezegd is, in 't algemeen een eenvoudigen, dikwijls zelfs nucliteren geest bezit, en daarom ook, wanneer hij zich weelde veroorlooft, dezen nog soliede en de gelijk neemt, is toch de schijnbaar eenvoudige huishouding, die slechts het noodzakelijke en nut tige veroorlooft, met een slechts klein budget voor vermakelijkheden, toch in waarheid veel kostbaarder dan elders menig weelderig optre dend huishouden. De reden daarvoor ligt niet al leen in het voor het toeerendeel duurder leven in Holland, maar ook in het gecompliceerde van de geheele levenswijze, dat zijn grond heeft in de ouderwetsche welgesteldheid. De inrichting van een eenvoudig Hollandsch huishouden is al toos nog van een omslachtigheid, waarvan men in andere landen, vooral in Duitschland, geen denkbeeld heeft. Er zijn duizenderlei dingen en dingetjes, die volstrekt onmisbaar schijnen te zijn, ofschoon men ze in Duitschland volkomen goed ontbeert. Er zijn honderd posten op de begroo ting die ergens anders niet voorkomen. Zoo is er een nieuwjaarsrekening voor den stalhouder; als er dochters thuis zijn, een voor den kapper; een voor den Franschen kok, die tegen ongehoorde prijzen op winteravonden zijne schotels buitenshuis gereed maakt, omdat voor zulke gevallen zelfs de uitstekendste keukenmeid niet voldoende is. Ook vindt men een nieuwjaars rekening van den bloemist, die bij alle mogelijke gelegenheden bloemen en planten ter versiering van tafel en salon aanvoert; een andere voor den dentist, die bij abonnement iedere maand de tan den der familie komt inspecteeren en in orde houden ; van den horlogemaker, die iedere week de pendules komt opwinden en schoonmaken ; van den bontwerker, die 's zomers het pelswerk laat halen on voor de motten bewaart. Zoo is er een post voor den behanger, die alle tapijten in het voorjaar moet opnemen, uitklop pen en bewaren, om ze in den herfst weer te leggen. In Holland toch zijn er geene onbedekte vloeren; overal, ook zelfs bij de minder rijken, zijn alle vloerun met meer of minder kostbare tapijten bedekt. Verder een rekening voor den tuinman, die ook bij abonnement een of tweemaal 's weeks den tuin moet verzorgen. Dan vaste collecten voor kerk en armen, waaraan men zich niet kan onttrekken, en nog vele andere kosten, die ook zonder dat men weelderig leeft, het huis houden kostbaar maken. Zoo moge nog opgemerkt worden, dat men zich ook op eene plaats in de kerk kan abonneeren! Amusementen buitenshuis, zooals het bezoek van schouwburgen, concerten, wordt door dorgelijken omslag en allerlei bijkomende uitgaven tot een voorrecht van de buitengewoon wolgostclden ge maakt. Geene huisvrouw in Holland echter zal, om zich zulk kunstgenot te kunnen verschaffen, iets van bet onmisbare comfort in huis opofferen. De schouwburg is dan ook nooit, zooals in Duitsch land, zulk oen schoon gemeenschappelijk eigendom van bijna alle standen der maatschappij geworden; het behoort daar niet tot die edele genoegens, welke langzamerheid eene werkelijke behoefte worden. Het tooneel is in Holland altoos een weeldcartikel gebleven, dat men missen kan, dat zich alleen de rijken kunnen veroorloven; de arme of minder welgestelde komt er bijna niet. Hoe anders in Duitschland, waar voor weinige groscben ook de werkman bij het stelsel van halve prijzen de oproeping van klassieke stukken kan bijwonen! De positie der Hollandsche vrouwen te huis, zoowel als in het land over 't algemeen, is een geheel andere dan die van de Duitsche huisvrouw. Eene Hollandscho huisvrouw houdt nooit op, dame te zijn; zij voert het toezicht over haar personeel zonder zelf aan de huiselijke werkzaamheden deel te nemen; zij kent dus niets van koken en bakken, daar deze vakken in haar programma van opvoeding niet voorkwamen. Maar ook in den middenstand en den gegoeden burgerstand, die slechts n dienstmeisje er op na houdt, komt het zelden voor, dat de huisvrouw kookt. Daar entegen is er een ander artikel van het huishou den, waaraan ook do Hollandsche dame, zelfs van hooger stand, deelneemt. Het is de behandeling van de wasch. Ook liet behandelen der wasch is in Holland geregeld zooals nergens anders, en vormt eon belangrijk bestanddeel in de techniek van het IloIIanclsche huishouden. De wasch wordt namelijk niet, zooals meestal in Duitschland, Frankrijk en andere landen, ge heel klaar, gemangeld en gestreken, thuis gebracht en aan de wasclivrouw por stuk betaald; maar men abonneert zich bij een zoogenaamden bleeker" buiten, die tegen een jaarlijksch bedrag van cenigo honderden guldens alle veertien dagen een reus achtige mand, met ontelbare stuks waschgoed ge vuld, mee naar het land neemt. Of wel de bleeker komt met zijn eigen goederenwagen al de waschmanden van zijn abonnés afhalen en levert ze veertien dagen later, helder gowasschen en op het land gebleekt, weer af en dat wel, of nat (dat is iets gocdkooper) of droog, maar noch gemangeld noch gestreken. (De f/roole en de kleine wasch, de eene driemaal 's jaars, de andere om de veertien dagen, wordt niet eens door do schrijfster genoemd.) De verdere behandeling der wasch nu is de taak der huisvrouw en van hare dienstboden, en hier aan nemen de meeste dames zelf deel. Ook als zij het eigenlijke werk aan haar tweede meisje of linnenmeid overlaten, stellen zij er toch eene eer in, het werk door en door te verstaan, het rekken", invochten" en na het mangelen zorgvuldig vouwen" der wasch, waarbij letter lijk vouwlje op vouwtje moet komen, in de puntjes te kennen. Nadat de wasch is gevouwen, wordt zij nog eens geperst, dat wil zeggen zij komt in een groote pers met geweldige schroeven. Nadat het eenige dagen aan den druk van die pers is blootgesteld geweest, wordt het goed er uitgehaald en dan als geheel klaar in de linnen kast gelegd. Op deze laatste is een Ilollandsche huisvrouw terecht grootsch; rij aan rij met nauw gezetheid gevouwen en op stapeltjes gelegd, blinkt u het sneeuwwitte linnen, door het persen spiegelglad geworden, tegemoet; daarenboven ver baast het ons nog door zijn verscheidenheid en overvloed. Dat vouwen en rekken is eigenlijk hot eenige huiselijk werk, dat de huisvrouw in vele gevallen zelf doet. Men kan zeggen dat, bijna even on misbaar als het in Duitschland tot de eigenschap pen eener goede huisvrouw behoort, te kunnen koken, een Hollandsche met de wasch moet weten om te gaan; terwijl voor haar de keuken bijzaak is. Over het algemeen laat de Iloliandsche zich veel meer bedienen dan de Duitsche en slaat j zelf bijna nooit de hand aan het werk, waar toe de zoo hoog ontwikkelde instelling der dienst boden, van welke ieder haar werk weet en ver staat, niet weinig bijdraagt, Over de dienstboden haar typisch karakter, haar graad van ontwikkeling en overige eigen schappen zal nog later gehandeld worden. Genoeg, dat de Hollandsche huisvrouw in de hoogere stan den en zelfs die in de middelklasse niet noodig heeft, zich om al die kleinigheden, alledaagschheden en stoffelijke eischen te bekommeren, die, terwijl zij den geest er aan gewennen om zich onaf gebroken er mede bezig te houden, dikwijls den zin voor het hoogere verstikken, zoodat de vrouw, die geen tijd heeft om aan iets anders dan aan haar huishouden te denken, ook spoedig lust en neiging daartoe verliest. Hierdoor ontwikkelt zich de kleingeestige lust in beuzelpraat en vitterij, die geheel in alledaagsche nesterijen opgaat en geen zin meer voor het groote of algemeene overhoudt. In deze vrijere positie der Holland sche vrouw is zeker ook wel de reden der hoogere ontwikkeling van het familieleven te zoeken, waar van ik reeds melding maakte. Man en vrouw en kinderen leven (ik spreek hier van die gezinnen, waar zich het familieleven in zijn schoonste ontwikkeling vertoont) niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk in de schoonste ge meenschap. De vrouw, die door hare gehoele opvoeding veel leest en gelezen heeft, musiceert, schildert, neemt deel aan al de gesprekken der mannen, op bescheiden toon, met verstandig begrip en beslist partij kiezend, en boeit dus den man, wiens zaken zij voor een deel verstaat, aan het huis. De man blijft in den regel (er zijn natuurlijk hier ook uitzonderingen) 's avonds bij vrouw en kinderen te huis; vaak komen er be vriende families 's avonds een bezoek brengen. In 't algemeen gaat de man nooit, of hoogst zelden zonder zijn vrouw uit. De soirees, kransjcs, avondjes zijn meest altijd gemengd; van haar kant neemt de vrouw ook geen uitnoodigingen aan, alleen een bezoek bij eene zeer intieme vriendin, waar zij alleen, zander haar man ge vraagd is. Ik ga niet uit zonder mijn man" of ik ga niet uit zonder mijn vrouw", luidt het gowoonlijk. Ook in gezelschap gaan meest beide seksen op de ongedwongensto wijze met elkander om. Het in vele landen gebruikelijke samenzitten der mannen en de afzondering der vrouwen komt in Holland zeer zelden voor, waardoor die een zijdige ontwikkeling van den mannelijkon en den vrouwolijken geest vermeden wordt, die bij de mannen licht leidt tot ruwheid van gemoed en eenzijdige verstandsvorming, bij de vrouwen tot gebeuzel en sentimentaliteit. Alleen in bet wederzijdsche doordringen van mannelijke en vrouwelijke opvattingen kan die veelzijdige ontwikkeling van geest en ziel bereikt worden, die den bloesem van hoogere beschaving doet rijpen. De vrouw in Holland staat maatschappelijk zeer zeker hooger dan hare Duitsche zusters en geniet daarom ook grootere achting. In hot karakter van de Hollanders ligt tegenover de vrouw iets van nature ridderlijk», eene vrouw kan zich bij hen veel veroorloven, omdat zij vrouw is, ofschoon ook dit zijn grenzen heeft. Vrouwelijke talonten worden, wel verre van wantrouwen en geringschat ting te ontmoeten, welwillend aangemoedigd. Het wordt in een vrouw hoog gewaardeerd, als zij op het gebied van geest of kunst iel s praesteeren kan. en eindelijk mengt zich nog de nati onale ijdelheid er in, en roemt gaarne, tegenover het buitenland, de superioriteit der Ilollandscho vrouw. In allen gevalle echter is het waar, dat de Hollanders het niet alleen dulden, maar zelfs het gaarne zien, dat de vrouwen zich op het gebied van kunst on wetenschap begeven, aan kunne politieke en wetenschappelijke gesprekken deel nemen, on zich met muziek of kunst of littera tuur bezig houden. De mannen zijn steeds bereid, de vrouwen te hulp te komen, en haar den weg gemakkelijk te maken; zoodat de vrouw iu Hol land zich eer eene positie daarin kan veroveren, eer dan hare Duitsche collega carrière maken en onder dichters en kunstenaars een eereplaats verkrijgen. Uit het bovengenoemde verklaart zich onder anderen het spoedig carrière maken der jeugdige schrijfster Wallis, der nog in de schoonste periode des levens zijnde, zeer begaafde schilderes Thérèse Schwartzc. Ofschoon zich dus de Ilollandsche ongestoord aan hoogere doeleinden wijden kan, is zij even wel gewoonlijk ook een goede huisvrouw boven dien ; hetgeen haar door de voorbeeldige inrich ting' van bet huishouden, met zijne vaste orga nisatie gemakkelijk gemaakt wordt. De gemiddelde beschaving der Hollandsche, niet gerekend die der uitstekende en produceerende, staat naar mijne meening in 't algemeen boven die der Duitschc vrouw. Ook daar waar zij niet zelf artistiek voortbrengt volgt zij met liefde en intelligentie het voortbrengen van anderen op dit gebied. Dansen en trouwen zijn niet het hoogste doel der jonge meisjes. In de moderne litteratuur zijn de volwassen vrouwen t'huis; de geheelo Europeosche belletric zij loeren van kindsbeen af vreemde talen. is haar vrij goed bekend. Volkomene onwetendheid op dit gebied zou ecnc dame in Holland in eone zeer onaangename po sitie brengen. VARIA. liet programma voor bet aanstaande tooneelseizoen in de Comédie Fraiu;aise is nog niet vast gesteld, en wel omdat aan bet menu de hoofd schotel ontbreekt. De heer Jules Claretie wacht no" de comcdie de moews die de letterkundige gebeurtenis van het jaar moet zijn, en die nog niet verschenen is. Er is sprake van geweest, dat Sardou hiervoor zorgen zou, eene rol voor Mllc Bartet, maar ardou is meer met Sarah Bernbardt ingenomen dan met deze dame, en heeft zijn belofte tot bet volgend jaar aangehouden. De namen die verder in aanmerking komen zijn: Alexandre Dmaas;?het stuk, dat Lij in be werking beeft, zal niet, gelijk men beweerd heeft, de journalisten tot onderwerp hebben, maar het is nog lang niet gereed. Voorts l'aiïlcron; deze had vóór La Souris, dat geen buitengewoon succes is, een andere comedie onder handen, maar men weet nog niet, wanneer hij die kan. afgewerkt hebben.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl