De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 16 september pagina 2

16 september 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.586 einde gebrachte tweede expeditie tegen Atjeh, toneer''en meer impopulair geworden, omdat men, hem aansprakelijk stelde voor al de ellende, welke de eindelooze Atjeh-oorlog na zich heeft gesleept. Te reeht of ten onrecht ? Het antwoord op deze vraag is moeielijk te geven. Van Swieten heeft op welsprekende en overtuigende wijze zijne stem verheven tegen de yeroveringspolitiek, die na de tweede expedi tie is toegepast, die zulke jammerlijke resul taten heeft opgeleverd, en van welke men, door schade en schande wijs geworden, thans eindelijk" is teruggekomen. Maar het is de vraag of' hij gelijk had, toen hij beweerde, dat de verovering van den kraton en de handhaving van deze door hem onneembaar gemaakte positie voldoende was om binnen betrekkelijk korten tijd de onderwerping Van gansch Atjeh te verzekeren. Hij kon zich voor deze bewering beroepen op menig antecedent in de geschiedenis onzer Indische bezittingen, maar hij heeft wellicht uit het oog verloren, dat onze positie in Atjeh door de internationale verhoudingen eenegeh«el exceptioneele was. Al zijn op dit punt de stemmen verdeeld, niemand zal ontkennen, dat de door Van Swieten aan het Vaderland bewezen diensten aanspraak hebben op de dankbare waardeering van tijdgenoot en na geslacht. D& gezondheid van Z. M. liet in den laatBten tijd zooveel te wenschen over, dat men yoor het ergste begon te vreezen. De Staats'cowant gaf geen inlichtingen, doch ondanks haar zwijgen, kwam men te weten, dat de ? toestand onrustbarend was. Vooral bleek dit uit de overhaaste samenroeping der Kamers om de voogdijwet in behandeling te nemen. De stukken werden den Kamerleden toege zonden met de bijvoeging spoed op het adres. De volksvertegenwoordiging heeft begrepen dat het wenschelijk was, het woord spoed ook bij de behandeling van het ontwerp in de Kamer gedachtig te zijn. De wet werd aan genomen na zeer korte beraadslaging met algemeene stemmen. Zoo zijn dus ten opzichte van troonsopvol ging, regentschap en voogdij alle regelingen getroffen, die in het belang des lands gevor derd worden en behoeft 'sKonings gezond heidstoestand geen bezorgdheid meer te baren om redenen van politieken aard. Gelukkig rijn' de laatste berichten van het Loo weder iets gunstiger. DE NIEUWSTE PHILOSOFIE. Das Causalitats-Gesetz in der Social Wissenschaft von Dr. Jur. S. van Houten. Harlem, H. J). Tjeenk Willink 1888. Leipzig, F. A. Brockhaus. II (Slot). "Wij loopen gevaar de opmerking te vernemen, dat wij onze bespreking van mr. v. Hs. CausalitatsGesetz te breed hebben opgezet. Wie dat echter meeneümocht, heeft ongetwijfeld de brochure niet gelezen. Immers juist die noot, over den zelf moord, is. wél beschouwd het eenige nieuwe, dat in dit ,£üchleiu" voorkomt, en de gedachte is ons niet vreemd, dat mr. v. Houten aan deze wereldhervormende doctrine een afzonderlijke plaats buiten ijn betoog heeft verleend, omdat hij zelf gevoelde, hoe zij zich door een ongewone frischlieid van het overige onderscheidde. Hier ligt o. i. tevens de reden waarom mr. v. Hou ten deze opmerkingen, versierd met den weidschen titel DM Ciivsalitatsgesetz in der Socia-l-Wissentcha.fi, in het Duitsch de wereld heeft ingezonden. Hij kende zijn laudgenooten te goed, om van hen veel belangstelling voor deze oude strijdvragen te mogen verwachten, en hij wist hoe de Nederlanders sedert langer dan vijf en twintig jaar reeds den Dageraad hebben kunnen genieten, waarin zij met even groote beslistheid uitspraken mochten verne men over alles wat op de oppervlakte der philosofisehe wateren drijft. het zoo laat was, niet de rust (1) zijner vrouw ontzien, en bescheidenlijk doorgaan zou, n deur verder. Helaas! Het scheen wel alsof zooveel bescheidenheid niet tot zijn goede ge woonten behoorde. Hij ging niet verder, maar bracht de hand aan den deurknop, en op het punt dien om te draaien, keek hij nog eens om naar zijn trouwen volgeling met een glim lach, die welsprekend genoeg te kennen gaf: »Neem mij niet kwalijk, maar ge begrijpt dat ik u nu moeilijk binnen kan vragen! De arme Semallens, geheel buiten zichzelven, en zich ingesloten ziende binnen een kring van onheilen, vreeselijker dan hij er ooit had gedroomd, zette nu alles op het spel om een laatst redmiddel te beproeven. Hij greep den graaf krampachtig bij den arm, en met zijn vinger voor de lippen tot stilte vermanende, fluisterde hij: »8tl luister, hoort gij niets?'1! Hoe Marannes ook luisterde, hij kon niet het geringste verdachte geluid vernemen. Maar zijn "landgenoot zag er zoo doodelijk ontsteld uit, dat de graaf instinctmatig zijn revolver greep en wapende, terwijl Semallens met een van angst dicht gesnoerde keel, het op een schreeuwen begon te zetten: »Help! Help! Houd den dief!" Dit was het redmiddel dat hij als uiterste toevlucht bedacht had. Men was nu gewaar schuwd, en verder moest ieder maar weten wat hem te doen stond. Op het geroep van Semallens weerklonk van uit de kamers een angstgegil dat, naar het geluid te oordeelen, geslaakt moest worden door iemand, die onder de dekens weggekrojpen was- Terzelfdertijd werd aan de overzijde van de gang een deur geopend, waaruit Paul de Comberouge te voorschijn k wam, _ behoorlijk gekleed en met een brandende pijp in de hand, »Wat drommel!" zeide de jonge man. »Als dat een grap moet beteekenen, vind ik ze erg flauw. Ge brengt mij mooi in ongelegenheid!" Lieve hemel, hoe is 't mogelijk, dat iemand zich zoo warm maakt voor waarheden waaraan geen redelijk mensch twijfelt; en met kinderachtige driestheid alle menschen voor dwazen en kwak zalvers uitkrijt, die over onnaspeurlijke dingen en onopgeloste, ja niet op te lossen, kwesties een weinig anders denken dan hij zelf! Das Causalitatsgesetz", het staat op den titel en in het boek ongeveer als- een axioma; als iets van de allerhoogste orde tegenover de leer der doeleinden, de teleologie: het allerlaagste en alleronziunigste wat de mensch heeft uitgevon den, om zich in deze uuheimisclie wereld een wei nig op ziju gemak te gevoelen. En zou nu de heer v. Houten, de philosoof, kunnen voorbijzien, dat das Causalitatsgesetz en de teleologie beide hypothesen ziju, de een van origine al even eerbied waardig als de auder? Twee onderstellingen, in den meuschelijken geest gerezen, met gelijke noodwcndigheid, en in zulk een innig verband, dat mcu onmogelijk kan uitmaken of de opeenvolging deiverschijnselen allereerst als middel en doel, dan wel als oorzaak en gevolg is gedacht; een open kwestie gelijk die andere meer bekende: wat voor af is gegaan: de kip of het ei. Nu kan men geen teleoloog zijn, wijl men den mensch te gering en de natuur te hoog acht, om deze niet genen gelijksoortige eigenschappen toe te schrijven. Maar heeft meii daarom reeht zoo laag op hen neer te zien, die in hun redeneering wel zulk een sprong meenen te mogen maken? Er bestaat toch waarlijk aanleiding genoeg in de stof felijke wereld om zicli den zamenliang dier verschijn selen als middel en doel te denken, of dringt zich niet zelfs aan de krachtigste geesten, die zich tegen de teleologie verzetten, somtijds die voorstel ling op? Ook Schopenhauer bleef niet geheel boven deze zwakheid verheven. Het is waar, Mr. van Houten staat, pal en hij steekt boven de menigte uit; hij is al die dwaas heid totaliter ontgroeid. Maar, als men hem aan ziet, vraagt men zich zelf toch af: is die lengte wel kracht? Schuilt er niet te veel jougeusachtigheid in de zeldzame verheuging des harten, waarmede hij al ziju kameraden in het denken over het hoofd kijkt! Mr. van Houten toch vergeet niet alleen dat ziju hooggerocmd Causalitatsgesetz slechts een hypothese is, waartoe hij slechts kan geraken door iets van zijn eigen denken bij de waarneming te voegen, want het Gcsetz zelf heeft hij nimmer onder de oogen gekregen maar bovendien ziet, hij voorbij dat, zelfs bij de meest uitgebreide waarneming waarop een philosoof kan bogen, zijn coustateeren van een Gesetz niet veel meer kan beteekenen, dan de een of andere conclusie die zich een garuaal ten opzichte van de Oceaan zou veroorloven te trekken. Treffend is hot dan ook den heer van Houten, den bescheiden man die hij bij zijn kaarsje zit, te hooren vcrzekcrcu, dat de Natuur vernuuftlos" is. Het kan best waar zijn, dat de natuur verstandeloos is. 7ooveel is zeker, indien zij Vernunft bezit, strookt dat niet precies met ons menschen-verstand. Maar is er al iets poverder denkbaar dan ons meuschenverstaud, dat in ziju allerhoogste voortreffelijkheid weinig beter weet te deuken dan Dr. Jnr. v. Houten, als hij ziju Causalitiits-Gesetz schrijft! Een Verstand, dat, zelfs wanneer het over eindige zaken philosofeert, zich aan alle kanten vast ./erkt, en alleen rust kan vinden, wijl zijn oppervlakkig heid te groot is, oiu zijn eigen armzaligheid te doorgronden. Dit is van alle meuscheiiverstand gezegd, en geldt dus ook van dat waarmede mr. V. Houten bedeeld is; en wel niet in de allerlaatste plaats. Ziet hem daar, als een echte Dou Quichot, optrekken tegen zijn windmolens! De ideologie en Das Ding au sich moeten de wereld uit.... Waarom ? Men raadt het iu geen tienen. Nu om ruimte te krijgen voor das Causalitiits-Gesetz in der Social-Wisseuschaft, l Alsof deze heiden die wetenschap ook maar in de verste verte in den weg stonden. Waarom zou iemand niet tege lijkertijd teleoloog of belijder van Dus Ding cm sich kunnen zijn, en onbeschroomd de wet van oorzaak en gevolg laten gelden in de zedelijke wereld? Dat de theologie, waar die met een bepaalde openbaring verschijnt, welke in strijd verkeert met dat Causalitnts-Gesetz, door mr. v. Houten ge schuwd wordt, is te begrijpen. Maar de teleologie heeft En bemerkende dat de beide anderen hem vol stomme verbazing stonden aan te staren, ging hij op neteligen toon voort: »Nu ja, de dief ben ik. Gaat maar eens mee, om te zien wat ik mij toeëigen." Hij ging voor hen uit de kamer binnen, waaruit hij zooeven gekomen was, en waar van het balkonvenster wijd open stond. «Ziet eens," zeide hij tot zijne beide reisgenooten," welk een tooverachti<? schouwspel. Onze hospes bewaart al die heerlijkheden voor hen, die er geld voor over hebben. Maar toevallig kwam ik tot de ontdekking dat deze kamer ledig stond, en dus ben ik er avond aan avond kosteloos van gaan profiteeren. Goed genomen heb ik mij dus aan diefstal schuldig gemaakt. Wat ik u bidden mag, verklapt mij niet, want de justitie laat hier niet met zi«h spelen, en ik zou er leelijk voor moeten bloeden." «Mijnheer!" aldus viel Semallens hem op hoogen toon in de rede «Wanneer gij mij deelgenoot had gemaakt van uw geheim, zoiult gij ons allen, en mij in het bijzonder, velerlei onaangenaamheid bespaard hebben T' Hij begaf zich naar zijn kamer zonder zich verder te verklaren, en vertrok den volgenden ochtend in de vroegte uit het logement. Comberouge, de graaf en de gravin hebben sedert, als welopgevoede lieden, wijselijk over het geheele geval het zwijgen bewaard, want ze zagen zeer wel in, welke meer of min aanfename rol de verbeelding van Semallens elk unner had doen spelen. Met het oog op het verleden, het heden en de toekomst, is het dan ook maar geraden, in het huis van een veroordeelde den strop; in het bijzijn van een bankier een «sluwe ver wijdering ;" en tegenover den echtgenoot eener mooie jonge vrouw zekere zaken onaanroerd te laten. toch geen anderen inhoud dan het geloof, dat wat hier valt waar te nemen tot een zeker doel leidt, een doel dat in geen eukel opzicht in strijd behoeft te verkeeren met de wet van oorzaak en gevolg. Das Ding an sich door de philosofen ge construeerd om zich uit moeielijkheden te redden, en door te kunnen praten, waar een gewoon mensch begint te zwijgen, en do teleologie, zoolang zij geen inhoud verkrijgt, waardoor zij theologie wordt en dus eindigt teleologie te zijn, acht ze als-een geringe vergoeding voor al het zware, vruchtelooze denkeu, waartoe zoovele geesten zich geroepen gevoelen, Gun den mensch bij het harde Causalitiits-Gesetz zijn kleine versnapering, die waar lijk ziju wetenschappelijke maag niet van streek zal brengen; maak u niet 'boos. Nu zou de Heer van Houten waarschijnlijk kalm gebleven zijn, ware het niet, dat hij voor i Das Ding un sich vreesde, als eene bedreiging voor de gebondenheid van den wil en de daarmede in verband staande theorie van het, strafrecht. Indien de ontkenning van den vrijen wil en de argumenten, die hiervoor pleiten, pas dezer dagen aan de orde waren gesteld, kon mr. van Houten niet ernstiger en wijdloopiger deze overbekende redeneeringen te boek gesteld hebben. Men moet zich hierover te meer verwonderen, wijl alweder het doel, dat de wijsgecrige Dr. Jur. ook met dat deel van zijn geschrift schijnt na te jagen, reeds sedert lang bereikt is. DieCriminal-praxis ist schon jetzt besser als die Theorie, Norm der Stra/beslimmung ist schon jetzt das Maass der Oefahrlicf/keit des Perbrechers." Men straft dus, overtuigd dat de straf naar de werking der causaalwct den boosdoener in het vervolg van herhalingen zijner misdrijven zal weerhouden. Men moge dit doen uit beweegredenen ontleend uitsluitend aan het be lang der maatschappij of mede aan dat van het individu, de crimiuaal-praxis blijft dezelfde. Toch acht mr. v. Houten de zaak niet veilig, wijl Schopenhauer door dat geheimzinnige Di/iy an sich gepoogd heeft het, gevoel van verantwoorde lijkheid en de gebondenheid van den wil met el kander te verzoenen. En de schrijver van das Cansitlitatsgesetz verkeert daarbij iu de mcening, dat Schopenhauer deze poging tot verzoening van het tegenstrijdige heeft beproefd, omdat hij zou gevreesd hebben door de zedelijke verantwoorde lijkheid op te heffen, aan liet strafrecht zijn grond slag te ontnemen en het janhagel uit den band te te doen springen. Wij kunnen ook in dit opzicht niet met mr. v. Houten medegaan. Het strafrecht is een zaak van gewicht en het gepeupel mag men niet uit het oog verliezen, maar Schopenhauer was een te diepzinnig denker om alleen ter wille van die beiden deze quacstie te behandelen. De vraag is van algcinceiieu aard. Ook al waren er geen strafrecht en geen Pöbel, ze zou gesteld wor den en de denkende geesten vermoeien. Ze heeft, dat reeds lang gedaan, en zal het, waarschijnlijk nog wel eenigc jaren of eeuwen doen. Het ver stand zegt, dat de wil gebonden is, het, gevoel weerspreekt dat telkenmale. Ziedaar het feit en wie geeft de oplossing? Tot nog toe bleef ze uit. Schopenhauer heeft haar niet gevonden, dat is waar; maar hij was toch helder genoeg om te begrij pen, dat hij er naar zoeken moest. Hij bleef on danks zijn onaannemelijke verklaring philosoof. En mr. V. Houten? Wij zouden niet durven be weren, dat hij zelfs heit bestaan van dien strijd gevoeld heeft. Es hiingt weder von Gottes Belieben noch von den freicn Willen anderer Menschen ab, ob die That diese Wirkung ausüben werde oder nicht. Aus diesem Bewusstsein entspringt die Besouncnheit, die vor jeder That augstliciïsovrohl die Gesiunungen als die Bcrechnungen priift. Der Mensch, der diese Verantwortlichheit, fiihlt, findet darin die kriiftigste Stiitze gegcn den Eiufluss schlechter Motive uud der Uebereilung." Goed; maar als de mensch nu toch zich door slechte motieven laat leiden, omdat hij niet anders kan, tengevolge van zijn gebonden wil hoe komt, hij dan aan de veraiiticoordelijkheid, aan het gevoel van schuld? //Es ist deun auch völlig unwahr, dass die An klagen des Gewisscns sich nur auf das moralische Element der Thateu bezieheu. lm Gegenthcil." Het, zij zoo (?) maar het geweten klaagt dan toch den onvrijen ineusch aan. tipt j t over domheden, mis rekeningen, verzuim enz. is, zoo beweert mr. V. Hou ten veel krachtiger dan hc-t eigenlijke zedelijk be rouw. Wc laten dit iu het midden, daar over dergelijke algemeenheden moeielijk te redenecren valt, maar gesteld dat deze soort van gewetenspijn" 't hevigst is, hoe te verklaren, dat er nog een audercgeweteuspijn wordt gevoeld, alleen van moreelen aard? In de nieuwste philosofic die trouwens aller minst met psychologie zich inlaat bestaat de mensch schier alleen als vcrstandswezen. Het ge voel zou er hoogst waarschijnlijk in het ccehcel niet zijn, als de l'fall'en, de kwakzalvers en dergelijken God niet hadden uitgevonden, mitdemauf der Hand liegenden Zwccke, selbst die Stelle bezahltcr Anwaltc eiimehmcn /u kimneii umi sich fürvcrmciutliche Beihilfe, urn der Holle zu enirinuen, von bciiiigstigten Gemiithern Gcbühren zahlcn zu lassen". En aangezien deze parasieten met heel die zijde der mcuschelijkc natuur, welke zij exploi teerden, ter helle worden gezonden, heeft de nieuw ste philosoh'e het veel gemakkelijker dan een nietingewijde zich zou kunnen voorstellen. Doel; verder dan mr. Y. Houten heeft wel niemand het gebracht in de kunst om het ingewikkelde te ver eenvoudigen. IIij raakt het niet aan; hij gaat het voorbij. ** * En toch deze philosoof is profeet en deze pro feet theoloog. De laatste bladzijde zou men in de f"r ij e gei'M'eule zonder bezwaar kunnen voorlezen. So auch wird bei fortschrcilendcr liildunu' m;r solelic .Kcligioii sich behaupten kónnen, der die volle Ancrkennung der Nothwendigkcit alles Gcschehendcn zu Grande liegt. Widireud die Wis senschaft durch ihre exactcn Analysen den abvi'ndbari'n Leiden gegcniïber zur höcfisten Kraft.sentwicklung aim-gt, kann die Mythologie, durch ihre poëtische Beleuchtung des Nothwcndigcu, den iiiiu-bwaii/bitren Leiden gcgeniiber die resignirtc Stimmung crzeugcn, die in schwcren Criseu dcii Lcbeusmuth crhiilt. Xicht aber in der Negation oder Eiuschra'nkuiig, sondcrn in der kunstvollen Idealisirung der Wirkungen des Causalitatsgesetzes suche sie ihre Kraft." Religion, poëtische Beleuchtung des Nothwendigen, resignirte Stimmung, Lebensmuth, Idealisi rung. O, dominé, wat klinkt dat schoon: Welk lied zal men er bij zingen? Wie man nach cigenem zeitweiligen Bedürfiiisse bald diosein bald jenem Buche oder Touwerke den Vorzug giebt, so würde auch bald diese bald jeue Weltpoesie den Geist am meistcn beschiiftigen und kriiftigon." Nietwaar, men moet maar denker wezen. * * * Mr. v. Houten is geeu philosoof. Scherpzinnig heid in het ontleden van meer eenvoudige denk beelden zal men hem niet ontzeggen, de groote problemen, waaraan de wijsseer zijn krachten meet, liggen boven zijn bereik. Dat hij niet de oplossing geeft van vraagstukken die tot dusverre duister bleven, zal men hem geenszins euvel kunnen duiden, maar zooveel driestheid en oppervlakkigheid als men in Das Citusalitatsgesetz ontmoet, treft men, zelden in philosofische geschriften aan. Helaas, dat deze verdienstelijke man zulk een weg inslaat! Waartoe is het uoodig- ? Als poli ticus en als denker is hij uit de sfeer geraakt waarin hij tehuis behoorde en, gelijk ecu door den storm verdwaalde duif, vliegt, hij her-en derwaarts, zonder de plek terug te kunnen vinden waar hij gewoon was te leven. In de Kamer een raadsel voor anderen, misschien ook voor zichzelven; buiten de Kamer, als man van studie, een vijand van zijn eigen, welverdiende reputatie. Iemand, het is duidelijk, die zijn doel heeft gemist. Wie brengt hem weer tot rust? De teleurstelling is wel wreed. Wie dacht vóór twintig jaar niet, dat, Mr. van Houten iu dezen tijd aan 'het hoofd zou staan van ecu leger van jongeren, dat Nederland een .«ociWe-politiek zou geven, althans daarvoor zou strijden, tot het ouder zijne leiding overwon. En de jongeren zien hem eenzaam, weifelend, onbeslist, vaak als ware hij van den grooten kamp, waartoe hij hen zou moeten oproepen, gauschelijk zich onbewust. Maar menigmaal is hij zelfs niet te vinden en te volgen; dan is de krijgsman op de jacht, de wijsgeer in tic wolken, gelijk een valk die naar don adelaar grijpt en nederdaalt met bloed bevlekte vleugelen. Das Causalitiitsgcsetz ! ! UIT DE RESIDENTIE. Den Haag, 11 Sept. 'SS. Sedert mijn laatste schrijven m dit Weekblad (20 Juli) had ik het genot eene andere lucht dan die der ILangsche rioolgrachten in te ademen en ruij in den aanblik van frisscher wateren te ver kwikken. Deze herinnering aan onzen vervuilden stcdelijken" toestand, komt mij onwillekeurig voor den geest, nu ik mijn pen weer opneem, en geen wonder, vaut het eerste echt IL'tagsche dat men onder de oogen en den neus krijgt als men de residentie weer betreedt, is de geur en kleur van den drabbigcn inhoud onzer grachten. Waarschijn lijk zou ik heden echter niet van den bekenden toestand hebben gesproken, waarin onze stad door de wijsheid van hare vroede bcstuursmaanen ver keert, indien mij geene bijzondere aanleiding was gegeven. Al is het, door mijne afwezigheid wat laat ??ik heb nog een cr.k'cl hartig woordje te zeggen aan het adres van sommige lieden, die blijkens hunne onbckookte uitvallen zich blijkbaar aan mijn vorig schrijven ergerden. Er is meermalen beweerd, dat de meeste men schen niet kunnen lezen, en ik meen er te mogen bijvoegen dat, waar dit met journalisten het geval is, ecu rijke doch weinig verkwikkelijke bron vau polemiek wordt geopend. Het is toch voor vele lieden vrij wat gemakkelijker uit misverstand aan 't redeneeren te paan, dan om met recht begrip van zaken iets goeds te zeggen, journalisten die onwillekeurig met, opzet verkeerd lezen, doen mij altijd denken aan strijdlustige volgelingen van Don Quixote. Met, hun pen tot rapier doen ze dapper ecu aanval, zonder behoorlijk te hebben nage dacht. Moet men van dergelijke aanvallen notitie nemen? Somtijds ja, maar alleen om den wille vau het lezend publiek, dat, nu en dan wel eens mag worden herinnerd aan de waarde der redeneeringcn van sommige bladen. Iu mijn vorig schrijven dan wees ik er op dat iu de laatste 11- dagen veel was gesproken over de houding van den gemeenteraad iu zake de kanaaltuiacstie, uu eindelijk liet watcrvervcrschiugskanaal gereed was, maar dat de Haagsehe bladen er het stilzwijgen toe deden. Het Vaderland heeft daarop in zijn eerstvolgend nummer aan zijne lezers medegedeeld dat ik thu/is gtwag maakte hoe door ecu besluit vau B. en W. de watcrvervcrschiiig iu dit zoinerseizoeu is uitgesteld," Verder verweet het blad mij dat ik ben: al bijzonder op de hoogte vau de Haag'schc bladen. Twee daarvan toch heb ben niet eens maar herhaaldelijk deze zaak bespro ken, toen het tijd was en niet zooals deze chrouiqueur een maand na dato." Dat is inderdaad bijzonder sterk. Een 1-1- dagen was het geleden dat, de vergadering van den ge meenteraad plaats had, en reeds een maand geleden hadden twee Haagsche bladen niet eens maar her haaldelijk da houding v/'n f/i.'u Ra c il ia die vergade ring (Kingeiiii:iieii, besproken! Maar ook na dat dit mogelijk was, heb ik in het Vadwlviidgeen artikel gevonden waarin de lamlendigc, stil/wijdende hou ding van den gemeenteraad na tic mededeeling des burgemeesters, werd op de kaak gesteld. Dat was de 'plicht geweest van elk bhid'dat als tolk der openbare meening optreedt. In menig land zouden de bladen alarm hebben gemaakt, wanneer liet plaatselijk bestuur en de vertegenwoordigers der burgerij in eene gewichtige zaak eene houding aan namen, waardoor j,nri<-i<tiini in. /./s/v/ ontstond, zooals hier het ijcval was. En de ..organen der openbare meeuinc;" /ouden niet gerust hebben, totdat kiezersvcr<;aderiinren of openbare bijeen komsten van burgers ;le zaak hadden in handen fjenomcn, en dientengevolge de noodige zedelijke pressie werd uitgeoefend op degenen die in het behartigen der huu toevertrouwde belangen waren tekort geschoten. Op die wijze zou de pers hare. roeping hebben vervuld. Het is nog niet zoo heel lang geleden dat hier

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl