De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 16 september pagina 3

16 september 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 586 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 bij zekere gelegenheid ook een dronk werd ingesteld op de pers. De hoofdredacteur van het Vaderland gaf toen als zijne meening te kennen, dat men over het algemeen te veel invloed aan de pers toeschreef. Ik dacht toen: ja man, ge hebt wel gelijk, ten. minste wat zekere Waden betreft. Maar aan wien de fout? Het Haagsche blad is op politiek gebied altijd " eene teleurstelling geweest voor de liberale partij, en reeds in het eerste jaar van zijn bestaan ontving het, dea zeer kenschetsenden bijnaam van de Inodort. Ik herinnerde mij ook dat toen net Nieuws ?Ban, den Dag nog geen advertentieblad was geworden en aan zijn program getrouw eiken dag met een hoofdartikel uitkwam, eens als raadsel werd op gegeven: wat is het onderscheid tnsscheu het N, v. d. D. en het Vaderland? En het antwoord luidde: liet eeiie schrijft hoofdartikelen in den vorm van praatjes en het andere praatjes in den vorm van hoofdartikelen. Sedert dien tijd moge het wat beter geworden zijn, ook en vooral omdat de hoofdarti kelen in beide bladen; meest door afwezigheid schitteren de invloed van het Vaderland op po litiek gebied is voorzeker niet grooter geworden. En zijn invloed in gemeentezaken is al heet luttel. Wel roert het zich dapper tegen het Dagblad bij gelegenheid van verkiezingen, maar dan is het ge woonlijk te weinig zakelijk en te veel persoonlijk, aooals ik reeds in mijn vorigen opmerkte. Dat heeft slechts ten gevolge dat het onnoodig erger nis opwekt. Maar is eene verkiezing voor den Raad weer achter den rug, dan wordt het blad ook in gemeenteraadszakeu zoo tam mogelijk, en is zelfs van oordeel, zooals uit het entrefilet aan mij gericht blijkt, dat het niet meer te pas korat een besluit van den gemeenteraad of eene stilzwijgende be rusting der raadsleden in een besluit van het dagelijksch bestuur, te beoordeelen. Dan heet het dat men spreken moet als het tijd ia", en niet lang na dato", dat wil logisch zeggen: toeu het besluit nog niet gevallen wes, en er dus geen be sluit te beoordeelen viel. Wat er vroeger over de kanaalquaestie, ook ia het Vaderland, was geschreven, kon in dit geval niet in aanmerking komen. Ik vestigde de aandacht op de houding van den gemeenteraad, toen de voorzitter zijn. zonderlinge mededeeling deed en op de teleurstelling der llaagsehe ingezetenen, toen de organen der pers daar het zwijgen toe deden. Naar aanleiding daarvan gaf ik eene beschrij ving van den toestand. Alles, dus niet //lang na dato", maar heel actueel, zelfs nog op dit oogenblik. Het Dagblad is het officieel orgaan der ge meente, betaalt voor diea titel jaarlijks eene aan zienlijke som in de gemeentekas, en plaatst zelfs de adverteutiën van de gemeente gratis. Van eeu blad dat zich zoo groote offers getroost, om toch maar bet officieele orgaan der residentie te mogen heeten,- kan men geene critiek verwachten, die uit den aard der zaak niet anders dan zeer onaangenaam zou zijn voor alle gemeenteraadsleden. Want allen hebben in dit geval schuld. Niemand heeft gespro ken na de dwaze mededeeling des burgemeesters; niemand vroeg eenige inlichtingen en het blijkt nu ten slotte dat het hoofd der gemeente het zelfs niet noodig had geoordeeld, advies van deskundi gen in te winnen. Zulke behartiging van de zaken eeuer groote gemeente door een gansch college is onverantwoordelijk. Volgens wijlen onzen geestigen J. van Lennep bestonden onze oud-Hollandsche colleges uit drie soorten van personen: de allen, de mallen en de niemendallen. De allen deden het werk; de mallen gaven gekke adviezen; de nie mendallen zaten er voor spek en boonen bij en hielden zich stil, omdat zij toch niet in staat wa ren, voor de hun toevertrouwde belangen een woordje te spreken. De niemendallen stemden wel mee, maar telden niet mee. Als van Lennep nog leefde, zou hij waarschijnlijk verklaren dat al tijd met het oog op de bewuste quaestie er tegenwoordig volstrekt geen A.LLEÏI en ook geen MALLEN in den Haagschen gemeenteraad zitting hebben. En meer zou hij niet zeggen. Kan men het Dagblad als officieel orgaan moeielijk hard vallen om zijne stilzwijgendheid; het nam ten minste met al de onpartijdigheid waarover het in dit geval kon beschikken, de artikelen van den heer Stieltjes uit het vakblad de Ingenieur over, die genoemde deskundige zonder permissie van het Vaderland en //lang na dato" (eigen tijdrekening van het Vaderland ) aan de kanaalquaestie in haren jongsten toestand meende te moeten wijden. Maar welke verschooniug is er te vinden voor het liberale blad, dat geen critiek heeft uitgeoefend op de door geene redenen omkleede noch door adviezen van deskundigen gedekte mededeeling des burgemeesters en het daarop gevolgde boe noch bah zeggen van al de gemeenteraadsleden? Ten slotte wensch ik nog de aandacht te vesti gen, op de laatste nieuwigheid op journalistiek gebied. In het Haagsclie Dagblad van verleden Zondag kondigt een Amsterdamsche voddeuraper aan, dat hij uit de hoofdstad brieven zal schrijven voor het blad van de hofstad. Voor zijne lezers en lezeressen zal hij den gauschcn dag langs straten en wegen loopen te snuffelen, met zijn haak den bodem der grachten omwoelen en zien of hij in den modder nog iets goeds kan vinden, dat dan van zijne gading zal zijn, ea in het blad zal -wor den opgediseht. Tot zijn naap^ heeft hij Morgenster gekozen ; met het oog op zijne bezigheid vindt ik dat Mesttor of Doodgraverskever wel zoo gepast zou zijn. Zijn vader heet Amsterdam"; zijne moeder de slordigheid der menschen". Hij werd geschapen (dat is inderdaad wat nieuws!) ,/uit de gelukkige vereenigüig van Amsterdam met do slordigheid der menschen". Maar genoeg van at die onnatuurlijke beeld spraak, voortspruitende uit valsch vernuft. En ?waartoe dient nvi al die onzin? Tot inleiding van hetgeen de schrijver elke week uit Amsterdam zal mededeekn. Eene causerie natuurlijk. Dat wil zeggen : hij zal Amsterdamsche toestanden uit voddeurapersoogpunt behandelen. Aangenaam voor Am sterdam en voor den keurigen kring der lezeressen en lezers vau hot Dagblad"', waarvan de schrijver spreekt. WTEXIIAGEK. Uit Parijs. Dezer dagen heb ik een bezoek gebracht aan het Champ-de-Mars, om eens te zien, boever men met de werkzaamheden voor de expositie van 1889 was gevorderd. Dat veld krijgt langzamer hand een vrij wonderlijk uitzicht, 't Bonte gewemel daar is reeds een voorspel vaii het te wachten kosmopolitisch gewoel. Van het inwendige valt nog niets te zeggen. Hot is n groote werkplaats, in niets van andere onderscheiden, met haarhoopen ijzerwerk en hare door de ruimte weerkaatsende hamerslagen, haar kalk- en steenmassa's en zenuw achtig en gejaagd been en weder loopende op zichters en bazen. Wat moet er uit dat alles groeien ? Voor zoo ver men er nu over kan oordeelen : een weinig samenhangend geheel, een reusachtig groote hal van zeer onregelmatige proporties. Hier een kolos sale loods en daar naast galerijen zóó laag, dat zij langs den grond schijnen te kruipen. Verder twee koepels, die iets monumentaals over zich hebben, waarom weet men niet, tegenover het karkas van den Eiffel-toren. Het heeft er veel van of ieder brokstuk op zichzelf is vervaardigd door een architect, die ten eenenmale onbekend was met hetgeen er om hem heen gebeurde. Mijn hoofd af, zoo men ooit aan die hutspot ook maar den schijn van eenheid zal weten te geven ! Maar, zooals ik reeds de eer had te zeggen, heeft nog slechts de buitenkant van dit hoekje van iet Parijsche schouwspel eenig belang. Mets is onverbetelijker dan de hoop, heeft een wijsgeer gezegd. Bijvoorbeeld.... Alle vorige tentoonstellingen zijn slechts een lange reeks van teleurstellingen geweest voor alle ondernemingen, welke zich op hoop van zegen in den omtrek daarvan hadden gevestigd. En de verklaring daar van ligt voor de hand. De groote menigte van bezoekers komt er heen in flacre, omnibus, huurrijtuig of stoombootje. Zij denkt aan niets anders en wenscht niets anders dan zoo spoedig mogelijk den algemeenen bazaar binnen te gaan. Niemand gaat vooraf ergens anders binnen. Bij het verlaten der expositie is men doodaf, styf van 't loopen. Men snakt om naar huis te gaan en uit te rusten. Ook nu geen oponthoud onderweg. En het is een eigenaardig soort Tantalus-straf, die de eigenaars van al die café's, winkeltjes en heilige huisjes ondergaan, wanneer zij die duizenden cliënten hun neus voorbij zien loopen. Welnu, ondanks die vroeger opgedane onder vinding, ondanks het zoo vaak geleverde onomstootelijke bewijs, dat het niet gaat, heeft toch de hoop die onverbeterlijke, waarvan ik sprak weder tal van bedrogenen daar te zamen gebracht, die het nog eens willen probeeren. Het wemelt er nu reeds van drinkgelegenheden en op de open plekken is men druk bezig nog allerlei tentjes van hout of steen of linnen op te slaan, amacho in de woestijn! Daar ook is reeds geen gebrek aan camelots met hun verward geschreeuw en verschillende koopwaar. Hier een gewone gauwdiet, die een loopje neemt met den sorgent de ville en den werkman heel aardig weet te plukken. Daar een, die taf verkoopt voor cksteroogen. Een derdo vent met afbeeldingen van de toekomstige ten toonstelling. Niet te vergeten de ophakkers en schreeuwers in dienst van den Eiffel-toren. De een biedt u een gedenkpenning, de andere kleu rige afbeeldingen daarvan aan. Een hoor ik er schreeuwen: het portret van den uitvinder ! terwijl zijn buurman een hymne aan den loren uitbalkt. Daaruit heb ik twee prachtige regels onthouden: On ne vit monter vers Ie del Rien d'aussi grand depuis Sabel. Het geheel levert dan ook een schouwspel op, dat wel een bezoek waard is. Wie weet zelfs, of deze voorrede niet belangwekkender zal wezen dan het eigenlijke boek V Wie eens een achter middag vrij heeft, moot vooral niet verzuimen er eens heen te gaan. Het is in elk geval een vrij wat gemakkelijker excursie dan de bcstijging van den Mont-Blanc, waarover de statistiek ons deze week zeer leer zame bijzonderheden heeft medegedeeld. Volgens deze cijfers verliest deze klimpartij, waarvan ik de bekoring nooit recht heb begrepen, zelfs bet aantrekkelijke van de moeilijkheid. Men bestijgt thans de eertijds maagdelijke hoogten bij dozij nen. Ik zie nog aankomen dat de weg daarheen oven. drvik bezocht zal zijn als de avenue des Champs-Elysées. Het is zelfs geoorloofd te droomcn van een tijd, dat de Mont-Blanc rnet gas verlicht zal worden, dat men op de Grands-Mulots twee Cafés-concerts zal vinden en de naam van Paulus te midden der vuil geworden sneeuw zal worden rondgedra gen op den rug der hommes sandwiches. Dan, zoo hoop ik, zullen do liefhebbers afzien van het genoegen om zich den nek te breken, louter en alleen om te kunnen zeggcu: daar ben. ik opgeklommen! Want dat is eigenlijk de geheele aardigheid, niet waar V Welnu, ten dage, dat men op den Mont-Blanc even gemakkelijk zal kunnen komen als op de imperiale vau deu tram, zal do dicrbaro ijdelheid daarbij hare rekening niet meer vindei; en ? het zal met die bcrgkU.mmcrijen godaan zijn. Maar maakt u niet ongerust, do mensch van dezen tijd zal wel spoedig een ander ingenieus middel gevonden hebben om zich den nek te breken louter alleen voor vermaak. Want dit vreemdsoortig wezen, dat altijd ge zucht heeft over de kortstondigheid van zijn bestaan, schijnt in dit ondermaansche geen ander doel te hebben dan te zoeken naar hetgeen zijn doortocht door deze wereld kan verkorten. Daarom hebben dan ook zij op een bijzondero vereering aanspraak, wien liet te midden van zoovele tegenstrijdige kansen, gelukt de kunst van honderd jaar te leven in praktijk te brengen; om niet te spreken van honderd en twee jaren zooals de achtingswaardige heer Chovreul, wiens ver jaardagdeze weekwerdgevierdjVlles wat gezegd kon worden van diens lange, wel volbrachte loopbaan is gezegd, en in de meest loffelijke termen; wij willen dus niet in herhalingen vervallen en slechts den wensch uitspreken, dat er nog een honderdderde voorstelling moge volgen. Hij is niet verder dan halfweg gekomen want hij is maar 56 jaar oud geworden die voortreffelijke heerMollard, wiens naam het publiek telkenmale zag figureeren in het relaas van offi cieele ontvangsten. Ik ook was reeds lang gewoon geworden aan die vaststaande uitdrukking : In het rijtuig van den president had naast den prins (of den generaal of den markies . ..) plaats genomen M Mollard, introducteur des ambas sadeurs." Dientengevolge kon ik mijn gezegde introdticteur niet anders voorstellen dan als een deftig, afge meten, vrij verwaand persoontje. En ik had mij zelven met die voorstelling zóó vertrouwd gemaakt, dat ik niet weinig verbaasd was, toen mijn vriend, de bekende schilder Feyen-Perrin, op zekeren dag tot mij zeide: doe mij bet genoegen en kom Zondag tegen 12 uur bij mij déjenneeren. Mollard komt ook. Zoo maar kort weg: Mollard! Ik was een en al verbazing over zoo'n familiariteit. Met Mollard in een atelier! Zonder omslag! Geen ceremonieel, geen drukte! Ik kon 't niet op. Maar mijne verwondering moest nog grooter worden, toen ik op den afgesproken Zondag en het bepaalde uur den man zag binnenkomen, van wien ik mij een even verheven als glad verkeerde voorstelling gemaakt had. Niemand kon eenvoudiger, voorkomender, onder vrienden minder etiqiietliste zijn, dan deze amb tenaar, wien speciaal do zorg voor de etiquette was toevertrouwd. Hij kwam even vroolijk en hartelijk binnen als de eerste de beste burgerman, lei zijn hoed op een stoel en zeido, terwijl hij zich van pleizier in de handen wreef: Kom, mijn vriend P'eyen, geef me nou eens een lekkere pijp. Een pijp! Daar zag ik weer dat deftige galarijtuig met zijn schitterend satijn en officieel verguldsel. En in dat rijtuig den prins, den ge neraal of den markies. En daarnaast monsieur Mollard, introducteur dos ambassadeurs. Welk een contrast! Vijf minuten later praatten wij samen als hadden wij elkaar jaren lang gekend. En terwyl hij de rookwolkjes met welgevallen opsnoof, vertelde mij deze samensteller vau alle diplomatieke gala's, hoe innig goed het hem deed, in znlk een artistieke omgeving al de moeilijkheden van zijn ambt eens een poos te kunnen vergoten. Ik voelde daar alles van. Het moet werkelijk verschrikkelijk wezen aan het formalisme geke tend te zijn. Een wrccde marteling, die u tel kens weder heendrijft naar de zijde van een ver tegenwoordiger van het een of ander vreemde hof en u tot een ijskoude, streng voorgeschreven auto matische houding veroordeelt. Daarom was die uitnemende Mollard een en al opgetogenheid dat hij dien anderen mensch kon uitschudden om slechts een vroolijk kameraad en gezellig prater te zijn, die verzot was op kunst. Men kon bovendien reeds bij den eersten blik op zijn gelaat zien, dat zijn bonhomie oprecht was. Een kop van een krachtigen monnik, kaal en zwaar gebaard. En een paar schrandere oogen. En die schanderhoid was waarlijk niet over bodig bij de uitoefening van zijn priesterschap, dat aan zijne zorgen was toevertrouwd. Vroeger, toen de tradities nog onaangetast waren, ging dat van. zelve. Maar na den val van het keizerrijk stond men eensklaps voor ongedachte moeilijkheden. Waar zou men den man vinden, die het geheim van het ceremonieel had bewaard'? Men ontdekte dezen in een bureau van Buitenlandsche Zaken. Het was Mollard, die als eenvoudig beambte in alle stilte die in ongenade gevallen kunst had opgedolven en die spoedig wonderen deoil. Ik verzeker u, dat zijn betrekking alles behalve een sinecure was. Wij veranderen tegenwoordig om de haverklap van ministers en deze zijn zoo weinig voor hun taak voorbereid! Ieder van hen moest van meet af aan onderwezen worden. Telkens wanneer er een groot diner of een groote soiree of een grooto wat dan ook moest gehouden worden, dan mocht Mollard, regisseur cu souffleur tegelijk, daarbij niet ontbreken. En hij leidde al die dingen met fijue behendigheid, want gij begrijpt wel, dat de professor zijn leerlingen niet mocht laten ge voelen hoe onervaren zij waren.Dan zou menigeen zeker rood vau kwaadheid ziju geworden, omdat hij zich zelven wijsmaakte voor de uitoefening van hot gezag geboren en van de wieg at' aan tot de hoogste bestemmingen geroepen te zijn. Daarin muntte Mollard vooral uit. Hij had zoo'n exquise manier om tot dio lui to zeggen: Het kan den minister niet onbekend zijn, dat " En mijnheer de minister, die van niets afwist, was natuurlijk ingepalmd en noemde zijn macchiavcllistischen onderwijzer mon slier Mollard. Een andere specialiteit van Mollard was zijn overvloed van kruisen, sterren en ordelinten van allerlei soort. Gij herinnert u zeker dio oude operette, waarin een prins optreedt, dio aan iedereen vraagt: zijt gij nog niet gedecoreerd? en er dan terstond bijvoegt: daar, nu ben je het!" Wanneer men de eer geniet introducteur des ambassadeurs to zijn, dan gaat hot in do werke lijkheid bijna op dezelfde wijze toe. Ieder gekroond hoofd, waarmede men in relatie komt, meent al niet minder te kunnen doen, dan u een witten olifant of een driekleurigen adelaar aan te bieden. Dat is in zulk een geval gangbare munt. Het duurde dan ook niet vele jaren of Mollard bezat gansche vitrines vol met plaques, sterren en grootkruisen. Hij was de eerste om er mede te lachen. Op een morgen kom ik hem tegen en raken wij aan de praat. Op het oogenblik, dat wij afscheid van elkaar nemen, schijnt hom iets in to vallen. A propos, zegt hij, ik vergat nog... Wat dan? Go weet toch, dat ik ga verhuizen? Och, kom, waarom? Wel, ik was wat al te klein behuisd voor al mijn decoraties. Gij ziet, aan gcost ontbrak hot hem evenmin als aan hartelijkheid. In n woord hij was een merkwaardig man. een der meest sympathieke en origineele figuren 'van het hedendaagsch Parijs. En zeker is het niet een zijner minste ver diensten, dat hij mensch is gebleven waar zoovele anderen machine zouden zijn geworden. A. B. Kunst, en Letteren.. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Stadsschouwburg: In verzoeking, De schoonmoeder. Niemand sterft van blijdschap. ' Grand Théatre : Knikkebeen. Er is geen vooruitgang bij Octave Fenillet van La tentation" tot La belle au bois dormant". Het laatste stuk, gelijk wij, in een vorig artikel, opmerkten, is van 1865 ; het tegenwoordige, schoon vijf jaar ouder, is niet minder, hoewel ook zwak van bouw. Het is hot oude thema: een vrouw, die door haar man verwaarloosd wordt; een andere, jonge, man, die liefde voor haar heeft opgevat en haar voorstelt rechter in haar eigen zaak te zijn en mot hem op de vlucht te gaan. Hier wijst de vrouw den minnaar, van wien de auteur zegt, dat hij een dichter is en die haar reeds een vaersjen gewijd heeft eer hij haar heeft gezien, ter-stond en met beslistheid af. De man, Graaf Gontran de Vardes, maakt het hof aan de jeug dige Madame Dumesnil; maar betoont zich niet alleen zeer vergramd op den Heer Georyes Gordon Trevélyan, die de oogen naar de Gravin heeft durven opslaan, maar ook op die arme Gravin-zelve, dio er hoegenaamd geen schuld aan heeft. De Graaf daagt den Engelschen pseudodichter uit; maar wenscht, dat de aanleiding tot het duel verborgen zal blijven, en daarom wordt er een twist gefingeerd, voortkomend uit een schampere beoordeeling van G-ontrrms liefde voor paarden en honden, door den Engelschman. Ons echtpaar heeft reeds een dochter vau 15 jaar, Helene genaamd. Van dit meisjen wordt een beetjen werkgemaakt door den Markies de Seillanes, een weinig ondanks zich-zelf: want hij heeft de onnoozelheid gehad eene deklaratie aan de moeder te doen, dio hem uitlacht, maar voor wendt, dat hij de hand harer dochter is komen vragen. Wel een beetjen vreemd!" zegt de Douairière de Vardes, dat dit aanzoek geknield moest gebeuren." Daar is nog een andere jonge niais in het stuk een Breton Acliille de Kéronare. De edel moedigheid, zedigheid, waakzaamheid en vaardig heid van dezen maakt hem beminnelijk. Hij be ijvert zich de echtgenoten te hcreenigen. Hij is een der getuigen in het duel. Men zou allicht denken, dat, ouder gewoonte, do Gravin zich tusschcn de twee pistolen werpt; maar dit gebeurt niet. Volgends de vastgestelde voorwaarden schie ten de Graaf en de Engelschman elk naar keuze. De eerste wordt aan zijn rechter arm gewond, en lost dan zijn pistool in de lucht, met zijn lin ker hand. In het 5e bedrijf komt het publiek er kazuëel achter, dat Ac'tiüe de Kérouare en Helene elkaar beminnen, en nu krijgen wij een duplikaat van Tollens' Echtscheiding". Helene namelijk is oor zaak, dat de Graaf en Gravin zich verzoenen: niet dat zij dit willends en wetends bewerkt; maar de kleine redevoering, die de Graaf en Gra vin, ieder op ziju beurt, tot de verloofden houden, treft weêrzijds zoo, dat de Graaf vergeving vraagt (wat heel natuurlijk is) en de Gravin desgelijks, ofschoon niemant weet waarvoor. Het wel wat kleurloze en kwalijk bewerkbngde stuk houdt fatsoenlijk en vrij aangenaam bef' Het 5e bedrijf stelt u redelijk te vreden. bovendien détails in, die prikkelen: bijv. . modern tweegevecht, met zijn eigenaardige stt ming en die zes Heeren.met cylinderhoeden op, in een bosch; de fraaye kostumen, waarmee de Dames naar eon bal gaan; een serre en de balinuziek in de verte; en dan het merkwaardig talent van al de spelenden. De Heer Louis Bouwmeester was Gontran, Mevr. Frenkel de Gravin, de Heer Schulze Achille, de Heer Clous Trevelyan, Mevr. Rössing Helene, Mevr. de Vries de Douairière. Deze artiesten hebben zich om het zeerst gekweten. Mevr. Eössing heeft met eenvoud en groote waarheid dos vaders huwelijksplannen voor Helene helpen vaststellen. De Heer Schulze was tamelijk op zijn dreef; maar het minst in zijn poging om den Graaf beter voor zijn vrouw te stemmen. Dat de rol van den Graaf en de Gravin zoo goed gespeeld werden als de nu en dan valsche pozitie toeliet, spreekt van zelf. De Heer Clous heeft het spoor van den auteur gedrukt en niet de minste poging gedaan om een Engelschman te zijn, en nog wel eeu uit den Schotscben stam der Gordons. 't Was geen verbetering in de régie, dat de toespraak van Helene, een oogonblik voor dat de scène tusschen haar moeder en vader plaats zal hebbon, op hot groote tooneel gehouden werd met don rug dor spreekster gekeerd naar het publiek. Op die wijz'i wordt een passaadje eenvoudig gesupprimeerd. Het is niet te verstaan. Herinnert u toch, Dames en Heercn," zegt Sarcey, dat er menscheu in de zaal zitten, die dienen te hooren wat gij zegt." Men spreekt wel van toeschouwers; maar als er nu eenmaal gesproken wórdt, dan geschiedt dit toch zeker, opdat die kijkers ziek ook hoorders zullen betoonen. De vertaling, van den Heer Meynadier, kwam mij goed voor; behalve het u kunt" en?uznlt". Ik ben bereid debat te voeren over c?e stelling, dat men u. kan" en u. zal" behoort te zeggen. Lof verdient de betrekkelijke snelheid, waarmee do vrij samengestelde dekoraties veranderd werden en, door de kortheid der entr'actes, het vroege uurtjen, waarop men huiswaards kon keeren. In het diep gevoeld, meesterlijk geordïneerd en fijn geschreven kleine tooneelspel van Mevrouw nule de Girardin (Delpuine Gay) Niemand sterft van blijdschap" werden de hoofdrollen vervuld door den Heer Louis Bouwmeester, Mevr. de Vries, den Heer Tourniaire en Mevrouw Eössing. Oni_oodig te zeggen, dat ons hier een zeer hoog kunst genot werd voorgezet. 't Is haast jammer, dat het verstoord wordt door het dolle blijspel; Les surprises du divorce" en toch is deze noviteit, van de H.H. Bisson ea Mars, zeer vermakelijk, en in haar soort onbe taalbaar. Op un rire (faulois wordt niet vergeefs gerekend door de oorspronkelijke toestanden, hier met een tamelijk kras, hoewel naïef, naturalisme in het leven geroepen, en waarbij de spot niet gespaard wordt aan de dwaze verhoudingen, uit de echtscheiding voorkomende, die wel burgerrecht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl