Historisch Archief 1877-1940
No. 586
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
bij zekere gelegenheid ook een dronk werd ingesteld
op de pers. De hoofdredacteur van het Vaderland
gaf toen als zijne meening te kennen, dat men over
het algemeen te veel invloed aan de pers toeschreef.
Ik dacht toen: ja man, ge hebt wel gelijk, ten.
minste wat zekere Waden betreft. Maar aan wien
de fout? Het Haagsche blad is op politiek gebied
altijd " eene teleurstelling geweest voor de liberale
partij, en reeds in het eerste jaar van zijn bestaan
ontving het, dea zeer kenschetsenden bijnaam van
de Inodort. Ik herinnerde mij ook dat toen net Nieuws
?Ban, den Dag nog geen advertentieblad was geworden
en aan zijn program getrouw eiken dag met een
hoofdartikel uitkwam, eens als raadsel werd op
gegeven: wat is het onderscheid tnsscheu het
N, v. d. D. en het Vaderland? En het antwoord luidde:
liet eeiie schrijft hoofdartikelen in den vorm van
praatjes en het andere praatjes in den vorm van
hoofdartikelen. Sedert dien tijd moge het wat beter
geworden zijn, ook en vooral omdat de hoofdarti
kelen in beide bladen; meest door afwezigheid
schitteren de invloed van het Vaderland op po
litiek gebied is voorzeker niet grooter geworden.
En zijn invloed in gemeentezaken is al heet luttel.
Wel roert het zich dapper tegen het Dagblad bij
gelegenheid van verkiezingen, maar dan is het ge
woonlijk te weinig zakelijk en te veel persoonlijk,
aooals ik reeds in mijn vorigen opmerkte. Dat
heeft slechts ten gevolge dat het onnoodig erger
nis opwekt.
Maar is eene verkiezing voor den Raad weer
achter den rug, dan wordt het blad ook in
gemeenteraadszakeu zoo tam mogelijk, en is zelfs van
oordeel, zooals uit het entrefilet aan mij gericht
blijkt, dat het niet meer te pas korat een besluit
van den gemeenteraad of eene stilzwijgende be
rusting der raadsleden in een besluit van het
dagelijksch bestuur, te beoordeelen. Dan heet het
dat men spreken moet als het tijd ia", en niet
lang na dato", dat wil logisch zeggen: toeu het
besluit nog niet gevallen wes, en er dus geen be
sluit te beoordeelen viel.
Wat er vroeger over de kanaalquaestie, ook ia
het Vaderland, was geschreven, kon in dit geval
niet in aanmerking komen. Ik vestigde de aandacht
op de houding van den gemeenteraad, toen de
voorzitter zijn. zonderlinge mededeeling deed en op
de teleurstelling der llaagsehe ingezetenen, toen de
organen der pers daar het zwijgen toe deden. Naar
aanleiding daarvan gaf ik eene beschrij ving van den
toestand. Alles, dus niet //lang na dato", maar heel
actueel, zelfs nog op dit oogenblik.
Het Dagblad is het officieel orgaan der ge
meente, betaalt voor diea titel jaarlijks eene aan
zienlijke som in de gemeentekas, en plaatst zelfs
de adverteutiën van de gemeente gratis. Van eeu
blad dat zich zoo groote offers getroost, om toch
maar bet officieele orgaan der residentie te mogen
heeten,- kan men geene critiek verwachten, die uit
den aard der zaak niet anders dan zeer onaangenaam
zou zijn voor alle gemeenteraadsleden. Want allen
hebben in dit geval schuld. Niemand heeft gespro
ken na de dwaze mededeeling des burgemeesters;
niemand vroeg eenige inlichtingen en het blijkt nu
ten slotte dat het hoofd der gemeente het zelfs
niet noodig had geoordeeld, advies van deskundi
gen in te winnen. Zulke behartiging van de zaken
eeuer groote gemeente door een gansch college is
onverantwoordelijk. Volgens wijlen onzen geestigen
J. van Lennep bestonden onze oud-Hollandsche
colleges uit drie soorten van personen: de allen,
de mallen en de niemendallen. De allen deden het
werk; de mallen gaven gekke adviezen; de nie
mendallen zaten er voor spek en boonen bij en
hielden zich stil, omdat zij toch niet in staat wa
ren, voor de hun toevertrouwde belangen een
woordje te spreken. De niemendallen stemden wel
mee, maar telden niet mee. Als van Lennep nog
leefde, zou hij waarschijnlijk verklaren dat al
tijd met het oog op de bewuste quaestie er
tegenwoordig volstrekt geen A.LLEÏI en ook geen
MALLEN in den Haagschen gemeenteraad zitting
hebben. En meer zou hij niet zeggen.
Kan men het Dagblad als officieel orgaan moeielijk
hard vallen om zijne stilzwijgendheid; het nam ten
minste met al de onpartijdigheid waarover het in
dit geval kon beschikken, de artikelen van den heer
Stieltjes uit het vakblad de Ingenieur over, die
genoemde deskundige zonder permissie van het
Vaderland en //lang na dato" (eigen tijdrekening
van het Vaderland ) aan de kanaalquaestie in haren
jongsten toestand meende te moeten wijden.
Maar welke verschooniug is er te vinden voor
het liberale blad, dat geen critiek heeft uitgeoefend
op de door geene redenen omkleede noch door
adviezen van deskundigen gedekte mededeeling des
burgemeesters en het daarop gevolgde boe noch bah
zeggen van al de gemeenteraadsleden?
Ten slotte wensch ik nog de aandacht te vesti
gen, op de laatste nieuwigheid op journalistiek
gebied. In het Haagsclie Dagblad van verleden
Zondag kondigt een Amsterdamsche voddeuraper
aan, dat hij uit de hoofdstad brieven zal schrijven
voor het blad van de hofstad. Voor zijne lezers en
lezeressen zal hij den gauschcn dag langs straten
en wegen loopen te snuffelen, met zijn haak den
bodem der grachten omwoelen en zien of hij in
den modder nog iets goeds kan vinden, dat dan
van zijne gading zal zijn, ea in het blad zal -wor
den opgediseht.
Tot zijn naap^ heeft hij Morgenster gekozen ;
met het oog op zijne bezigheid vindt ik dat
Mesttor of Doodgraverskever wel zoo gepast zou zijn.
Zijn vader heet Amsterdam"; zijne moeder de
slordigheid der menschen". Hij werd geschapen
(dat is inderdaad wat nieuws!) ,/uit de gelukkige
vereenigüig van Amsterdam met do slordigheid der
menschen".
Maar genoeg van at die onnatuurlijke beeld
spraak, voortspruitende uit valsch vernuft. En
?waartoe dient nvi al die onzin? Tot inleiding
van hetgeen de schrijver elke week uit Amsterdam
zal mededeekn. Eene causerie natuurlijk. Dat wil
zeggen : hij zal Amsterdamsche toestanden uit
voddeurapersoogpunt behandelen. Aangenaam voor Am
sterdam en voor den keurigen kring der lezeressen
en lezers vau hot Dagblad"', waarvan de schrijver
spreekt.
WTEXIIAGEK.
Uit Parijs.
Dezer dagen heb ik een bezoek gebracht
aan het Champ-de-Mars, om eens te zien, boever
men met de werkzaamheden voor de expositie van
1889 was gevorderd. Dat veld krijgt langzamer
hand een vrij wonderlijk uitzicht, 't Bonte gewemel
daar is reeds een voorspel vaii het te wachten
kosmopolitisch gewoel. Van het inwendige valt nog
niets te zeggen. Hot is n groote werkplaats, in
niets van andere onderscheiden, met haarhoopen
ijzerwerk en hare door de ruimte weerkaatsende
hamerslagen, haar kalk- en steenmassa's en zenuw
achtig en gejaagd been en weder loopende op
zichters en bazen.
Wat moet er uit dat alles groeien ? Voor zoo
ver men er nu over kan oordeelen : een weinig
samenhangend geheel, een reusachtig groote hal
van zeer onregelmatige proporties. Hier een kolos
sale loods en daar naast galerijen zóó laag, dat
zij langs den grond schijnen te kruipen. Verder
twee koepels, die iets monumentaals over zich
hebben, waarom weet men niet, tegenover het
karkas van den Eiffel-toren. Het heeft er veel
van of ieder brokstuk op zichzelf is vervaardigd
door een architect, die ten eenenmale onbekend
was met hetgeen er om hem heen gebeurde. Mijn
hoofd af, zoo men ooit aan die hutspot ook maar
den schijn van eenheid zal weten te geven ! Maar,
zooals ik reeds de eer had te zeggen, heeft nog
slechts de buitenkant van dit hoekje van iet
Parijsche schouwspel eenig belang.
Mets is onverbetelijker dan de hoop, heeft
een wijsgeer gezegd. Bijvoorbeeld.... Alle vorige
tentoonstellingen zijn slechts een lange reeks van
teleurstellingen geweest voor alle ondernemingen,
welke zich op hoop van zegen in den omtrek
daarvan hadden gevestigd. En de verklaring daar
van ligt voor de hand. De groote menigte van
bezoekers komt er heen in flacre, omnibus,
huurrijtuig of stoombootje. Zij denkt aan niets anders
en wenscht niets anders dan zoo spoedig mogelijk
den algemeenen bazaar binnen te gaan. Niemand
gaat vooraf ergens anders binnen.
Bij het verlaten der expositie is men doodaf,
styf van 't loopen. Men snakt om naar huis te
gaan en uit te rusten. Ook nu geen oponthoud
onderweg. En het is een eigenaardig soort
Tantalus-straf, die de eigenaars van al die café's,
winkeltjes en heilige huisjes ondergaan, wanneer
zij die duizenden cliënten hun neus voorbij zien
loopen.
Welnu, ondanks die vroeger opgedane onder
vinding, ondanks het zoo vaak geleverde
onomstootelijke bewijs, dat het niet gaat, heeft toch
de hoop die onverbeterlijke, waarvan ik sprak
weder tal van bedrogenen daar te zamen gebracht,
die het nog eens willen probeeren. Het wemelt
er nu reeds van drinkgelegenheden en op de open
plekken is men druk bezig nog allerlei tentjes
van hout of steen of linnen op te slaan, amacho
in de woestijn!
Daar ook is reeds geen gebrek aan camelots
met hun verward geschreeuw en verschillende
koopwaar. Hier een gewone gauwdiet, die een
loopje neemt met den sorgent de ville en den
werkman heel aardig weet te plukken. Daar een,
die taf verkoopt voor cksteroogen. Een derdo
vent met afbeeldingen van de toekomstige ten
toonstelling. Niet te vergeten de ophakkers en
schreeuwers in dienst van den Eiffel-toren. De
een biedt u een gedenkpenning, de andere kleu
rige afbeeldingen daarvan aan. Een hoor ik er
schreeuwen: het portret van den uitvinder ! terwijl
zijn buurman een hymne aan den loren uitbalkt.
Daaruit heb ik twee prachtige regels onthouden:
On ne vit monter vers Ie del
Rien d'aussi grand depuis Sabel.
Het geheel levert dan ook een schouwspel op,
dat wel een bezoek waard is. Wie weet zelfs,
of deze voorrede niet belangwekkender zal wezen
dan het eigenlijke boek V Wie eens een achter
middag vrij heeft, moot vooral niet verzuimen er
eens heen te gaan.
Het is in elk geval een vrij wat gemakkelijker
excursie dan de bcstijging van den Mont-Blanc,
waarover de statistiek ons deze week zeer leer
zame bijzonderheden heeft medegedeeld. Volgens
deze cijfers verliest deze klimpartij, waarvan ik
de bekoring nooit recht heb begrepen, zelfs bet
aantrekkelijke van de moeilijkheid. Men bestijgt
thans de eertijds maagdelijke hoogten bij dozij
nen. Ik zie nog aankomen dat de weg daarheen
oven. drvik bezocht zal zijn als de avenue des
Champs-Elysées.
Het is zelfs geoorloofd te droomcn van een tijd,
dat de Mont-Blanc rnet gas verlicht zal worden,
dat men op de Grands-Mulots twee Cafés-concerts
zal vinden en de naam van Paulus te midden
der vuil geworden sneeuw zal worden rondgedra
gen op den rug der hommes sandwiches.
Dan, zoo hoop ik, zullen do liefhebbers afzien
van het genoegen om zich den nek te breken,
louter en alleen om te kunnen zeggcu: daar ben.
ik opgeklommen!
Want dat is eigenlijk de geheele aardigheid,
niet waar V Welnu, ten dage, dat men op den
Mont-Blanc even gemakkelijk zal kunnen komen
als op de imperiale vau deu tram, zal do dicrbaro
ijdelheid daarbij hare rekening niet meer vindei;
en ? het zal met die bcrgkU.mmcrijen godaan zijn.
Maar maakt u niet ongerust, do mensch van
dezen tijd zal wel spoedig een ander ingenieus
middel gevonden hebben om zich den nek te
breken louter alleen voor vermaak.
Want dit vreemdsoortig wezen, dat altijd ge
zucht heeft over de kortstondigheid van zijn
bestaan, schijnt in dit ondermaansche geen ander
doel te hebben dan te zoeken naar hetgeen zijn
doortocht door deze wereld kan verkorten.
Daarom hebben dan ook zij op een
bijzondero vereering aanspraak, wien liet te midden van
zoovele tegenstrijdige kansen, gelukt de kunst van
honderd jaar te leven in praktijk te brengen; om
niet te spreken van honderd en twee jaren zooals
de achtingswaardige heer Chovreul, wiens ver
jaardagdeze weekwerdgevierdjVlles wat gezegd kon
worden van diens lange, wel volbrachte loopbaan
is gezegd, en in de meest loffelijke termen; wij
willen dus niet in herhalingen vervallen en slechts
den wensch uitspreken, dat er nog een
honderdderde voorstelling moge volgen.
Hij is niet verder dan halfweg gekomen
want hij is maar 56 jaar oud geworden die
voortreffelijke heerMollard, wiens naam het publiek
telkenmale zag figureeren in het relaas van offi
cieele ontvangsten.
Ik ook was reeds lang gewoon geworden aan
die vaststaande uitdrukking :
In het rijtuig van den president had naast den
prins (of den generaal of den markies . ..) plaats
genomen M Mollard, introducteur des ambas
sadeurs."
Dientengevolge kon ik mijn gezegde introdticteur
niet anders voorstellen dan als een deftig, afge
meten, vrij verwaand persoontje. En ik had mij
zelven met die voorstelling zóó vertrouwd gemaakt,
dat ik niet weinig verbaasd was, toen mijn vriend,
de bekende schilder Feyen-Perrin, op zekeren dag
tot mij zeide: doe mij bet genoegen en kom
Zondag tegen 12 uur bij mij déjenneeren. Mollard
komt ook.
Zoo maar kort weg: Mollard! Ik was een en
al verbazing over zoo'n familiariteit. Met Mollard
in een atelier! Zonder omslag! Geen ceremonieel,
geen drukte! Ik kon 't niet op.
Maar mijne verwondering moest nog grooter
worden, toen ik op den afgesproken Zondag en
het bepaalde uur den man zag binnenkomen, van
wien ik mij een even verheven als glad verkeerde
voorstelling gemaakt had.
Niemand kon eenvoudiger, voorkomender, onder
vrienden minder etiqiietliste zijn, dan deze amb
tenaar, wien speciaal do zorg voor de etiquette
was toevertrouwd.
Hij kwam even vroolijk en hartelijk binnen als
de eerste de beste burgerman, lei zijn hoed op
een stoel en zeido, terwijl hij zich van pleizier
in de handen wreef: Kom, mijn vriend P'eyen,
geef me nou eens een lekkere pijp.
Een pijp! Daar zag ik weer dat deftige
galarijtuig met zijn schitterend satijn en officieel
verguldsel. En in dat rijtuig den prins, den ge
neraal of den markies. En daarnaast monsieur
Mollard, introducteur dos ambassadeurs. Welk
een contrast!
Vijf minuten later praatten wij samen als hadden
wij elkaar jaren lang gekend. En terwyl hij de
rookwolkjes met welgevallen opsnoof, vertelde mij
deze samensteller vau alle diplomatieke gala's,
hoe innig goed het hem deed, in znlk een artistieke
omgeving al de moeilijkheden van zijn ambt eens
een poos te kunnen vergoten.
Ik voelde daar alles van. Het moet werkelijk
verschrikkelijk wezen aan het formalisme geke
tend te zijn. Een wrccde marteling, die u tel
kens weder heendrijft naar de zijde van een ver
tegenwoordiger van het een of ander vreemde hof
en u tot een ijskoude, streng voorgeschreven auto
matische houding veroordeelt.
Daarom was die uitnemende Mollard een en al
opgetogenheid dat hij dien anderen mensch kon
uitschudden om slechts een vroolijk kameraad en
gezellig prater te zijn, die verzot was op kunst.
Men kon bovendien reeds bij den eersten blik
op zijn gelaat zien, dat zijn bonhomie oprecht
was. Een kop van een krachtigen monnik, kaal
en zwaar gebaard. En een paar schrandere oogen.
En die schanderhoid was waarlijk niet over
bodig bij de uitoefening van zijn priesterschap,
dat aan zijne zorgen was toevertrouwd. Vroeger,
toen de tradities nog onaangetast waren, ging dat
van. zelve. Maar na den val van het keizerrijk
stond men eensklaps voor ongedachte moeilijkheden.
Waar zou men den man vinden, die het geheim
van het ceremonieel had bewaard'? Men ontdekte
dezen in een bureau van Buitenlandsche Zaken.
Het was Mollard, die als eenvoudig beambte in
alle stilte die in ongenade gevallen kunst had
opgedolven en die spoedig wonderen deoil.
Ik verzeker u, dat zijn betrekking alles behalve
een sinecure was. Wij veranderen tegenwoordig
om de haverklap van ministers en deze zijn zoo
weinig voor hun taak voorbereid! Ieder van hen
moest van meet af aan onderwezen worden. Telkens
wanneer er een groot diner of een groote soiree
of een grooto wat dan ook moest gehouden worden,
dan mocht Mollard, regisseur cu souffleur tegelijk,
daarbij niet ontbreken. En hij leidde al die dingen
met fijue behendigheid, want gij begrijpt wel, dat
de professor zijn leerlingen niet mocht laten ge
voelen hoe onervaren zij waren.Dan zou menigeen
zeker rood vau kwaadheid ziju geworden, omdat
hij zich zelven wijsmaakte voor de uitoefening van
hot gezag geboren en van de wieg at' aan tot
de hoogste bestemmingen geroepen te zijn.
Daarin muntte Mollard vooral uit. Hij had zoo'n
exquise manier om tot dio lui to zeggen: Het
kan den minister niet onbekend zijn, dat "
En mijnheer de minister, die van niets afwist,
was natuurlijk ingepalmd en noemde zijn
macchiavcllistischen onderwijzer mon slier Mollard.
Een andere specialiteit van Mollard was zijn
overvloed van kruisen, sterren en ordelinten van
allerlei soort.
Gij herinnert u zeker dio oude operette, waarin
een prins optreedt, dio aan iedereen vraagt: zijt
gij nog niet gedecoreerd? en er dan terstond bijvoegt:
daar, nu ben je het!"
Wanneer men de eer geniet introducteur des
ambassadeurs to zijn, dan gaat hot in do werke
lijkheid bijna op dezelfde wijze toe. Ieder gekroond
hoofd, waarmede men in relatie komt, meent al
niet minder te kunnen doen, dan u een witten
olifant of een driekleurigen adelaar aan te bieden.
Dat is in zulk een geval gangbare munt.
Het duurde dan ook niet vele jaren of Mollard
bezat gansche vitrines vol met plaques, sterren
en grootkruisen. Hij was de eerste om er mede
te lachen. Op een morgen kom ik hem tegen en
raken wij aan de praat. Op het oogenblik, dat
wij afscheid van elkaar nemen, schijnt hom iets
in to vallen. A propos, zegt hij, ik vergat nog...
Wat dan?
Go weet toch, dat ik ga verhuizen?
Och, kom, waarom?
Wel, ik was wat al te klein behuisd voor
al mijn decoraties.
Gij ziet, aan gcost ontbrak hot hem evenmin
als aan hartelijkheid. In n woord hij was een
merkwaardig man. een der meest sympathieke en
origineele figuren 'van het hedendaagsch Parijs.
En zeker is het niet een zijner minste ver
diensten, dat hij mensch is gebleven waar zoovele
anderen machine zouden zijn geworden.
A. B.
Kunst, en Letteren..
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg: In verzoeking,
De schoonmoeder.
Niemand sterft van blijdschap. '
Grand Théatre : Knikkebeen.
Er is geen vooruitgang bij Octave Fenillet
van La tentation" tot La belle au bois dormant".
Het laatste stuk, gelijk wij, in een vorig artikel,
opmerkten, is van 1865 ; het tegenwoordige, schoon
vijf jaar ouder, is niet minder, hoewel ook zwak
van bouw.
Het is hot oude thema: een vrouw, die door
haar man verwaarloosd wordt; een andere, jonge,
man, die liefde voor haar heeft opgevat en haar
voorstelt rechter in haar eigen zaak te zijn en
mot hem op de vlucht te gaan. Hier wijst de
vrouw den minnaar, van wien de auteur zegt,
dat hij een dichter is en die haar reeds een
vaersjen gewijd heeft eer hij haar heeft gezien,
ter-stond en met beslistheid af. De man, Graaf
Gontran de Vardes, maakt het hof aan de jeug
dige Madame Dumesnil; maar betoont zich niet
alleen zeer vergramd op den Heer Georyes
Gordon Trevélyan, die de oogen naar de Gravin
heeft durven opslaan, maar ook op die arme
Gravin-zelve, dio er hoegenaamd geen schuld aan
heeft. De Graaf daagt den Engelschen
pseudodichter uit; maar wenscht, dat de aanleiding tot
het duel verborgen zal blijven, en daarom wordt
er een twist gefingeerd, voortkomend uit een
schampere beoordeeling van G-ontrrms liefde voor
paarden en honden, door den Engelschman.
Ons echtpaar heeft reeds een dochter vau 15
jaar, Helene genaamd. Van dit meisjen wordt een
beetjen werkgemaakt door den Markies de
Seillanes, een weinig ondanks zich-zelf: want hij heeft
de onnoozelheid gehad eene deklaratie aan de
moeder te doen, dio hem uitlacht, maar voor
wendt, dat hij de hand harer dochter is komen
vragen. Wel een beetjen vreemd!" zegt de
Douairière de Vardes, dat dit aanzoek geknield moest
gebeuren."
Daar is nog een andere jonge niais in het stuk
een Breton Acliille de Kéronare. De edel
moedigheid, zedigheid, waakzaamheid en vaardig
heid van dezen maakt hem beminnelijk. Hij be
ijvert zich de echtgenoten te hcreenigen. Hij is
een der getuigen in het duel. Men zou allicht
denken, dat, ouder gewoonte, do Gravin zich
tusschcn de twee pistolen werpt; maar dit gebeurt
niet. Volgends de vastgestelde voorwaarden schie
ten de Graaf en de Engelschman elk naar keuze.
De eerste wordt aan zijn rechter arm gewond,
en lost dan zijn pistool in de lucht, met zijn lin
ker hand.
In het 5e bedrijf komt het publiek er kazuëel
achter, dat Ac'tiüe de Kérouare en Helene elkaar
beminnen, en nu krijgen wij een duplikaat van
Tollens' Echtscheiding". Helene namelijk is oor
zaak, dat de Graaf en Gravin zich verzoenen:
niet dat zij dit willends en wetends bewerkt;
maar de kleine redevoering, die de Graaf en Gra
vin, ieder op ziju beurt, tot de verloofden houden,
treft weêrzijds zoo, dat de Graaf vergeving vraagt
(wat heel natuurlijk is) en de Gravin desgelijks,
ofschoon niemant weet waarvoor.
Het wel wat kleurloze en kwalijk bewerkbngde
stuk houdt fatsoenlijk en vrij aangenaam bef'
Het 5e bedrijf stelt u redelijk te vreden.
bovendien détails in, die prikkelen: bijv. .
modern tweegevecht, met zijn eigenaardige stt
ming en die zes Heeren.met cylinderhoeden op, in een
bosch; de fraaye kostumen, waarmee de Dames naar
eon bal gaan; een serre en de balinuziek in de verte;
en dan het merkwaardig talent van al de spelenden.
De Heer Louis Bouwmeester was Gontran, Mevr.
Frenkel de Gravin, de Heer Schulze Achille, de
Heer Clous Trevelyan, Mevr. Rössing Helene,
Mevr. de Vries de Douairière. Deze artiesten hebben
zich om het zeerst gekweten. Mevr. Eössing heeft
met eenvoud en groote waarheid dos vaders
huwelijksplannen voor Helene helpen vaststellen. De
Heer Schulze was tamelijk op zijn dreef; maar het
minst in zijn poging om den Graaf beter voor
zijn vrouw te stemmen. Dat de rol van den
Graaf en de Gravin zoo goed gespeeld werden
als de nu en dan valsche pozitie toeliet, spreekt
van zelf. De Heer Clous heeft het spoor van den
auteur gedrukt en niet de minste poging gedaan
om een Engelschman te zijn, en nog wel eeu uit
den Schotscben stam der Gordons.
't Was geen verbetering in de régie, dat de
toespraak van Helene, een oogonblik voor dat de
scène tusschen haar moeder en vader plaats zal
hebbon, op hot groote tooneel gehouden werd met
don rug dor spreekster gekeerd naar het publiek.
Op die wijz'i wordt een passaadje eenvoudig
gesupprimeerd. Het is niet te verstaan. Herinnert
u toch, Dames en Heercn," zegt Sarcey, dat er
menscheu in de zaal zitten, die dienen te hooren
wat gij zegt." Men spreekt wel van toeschouwers;
maar als er nu eenmaal gesproken wórdt, dan
geschiedt dit toch zeker, opdat die kijkers ziek
ook hoorders zullen betoonen.
De vertaling, van den Heer Meynadier, kwam
mij goed voor; behalve het u kunt" en?uznlt".
Ik ben bereid debat te voeren over c?e stelling,
dat men u. kan" en u. zal" behoort te zeggen.
Lof verdient de betrekkelijke snelheid, waarmee
do vrij samengestelde dekoraties veranderd werden
en, door de kortheid der entr'actes, het vroege
uurtjen, waarop men huiswaards kon keeren.
In het diep gevoeld, meesterlijk geordïneerd en
fijn geschreven kleine tooneelspel van Mevrouw
nule de Girardin (Delpuine Gay) Niemand sterft
van blijdschap" werden de hoofdrollen vervuld
door den Heer Louis Bouwmeester, Mevr. de Vries,
den Heer Tourniaire en Mevrouw Eössing.
Oni_oodig te zeggen, dat ons hier een zeer hoog kunst
genot werd voorgezet.
't Is haast jammer, dat het verstoord wordt door
het dolle blijspel; Les surprises du divorce"
en toch is deze noviteit, van de H.H. Bisson ea
Mars, zeer vermakelijk, en in haar soort onbe
taalbaar. Op un rire (faulois wordt niet vergeefs
gerekend door de oorspronkelijke toestanden, hier
met een tamelijk kras, hoewel naïef, naturalisme
in het leven geroepen, en waarbij de spot niet
gespaard wordt aan de dwaze verhoudingen, uit
de echtscheiding voorkomende, die wel burgerrecht