Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 589.
" land op het gebied van Wetenschap en Kunst,
ziedaar het schoonste en voornaamste doel, dat
rf fiaet de vruchten van hun rijk gezegenden
ar_ fefid beoogen. Toen de oude Jakobsen, aan wien
-~ enentarken de met behulp van millioenen tot
Stand gebrachte wederopbouw van het afgebrande
"^Frécteriksborger slot te danken heeft, te Rome
op sterven lag, bepaalde hij dat aan zijne gemalin
slechts de voorhanden biervporraad zijner brouwerij
ten goede zou komen en dai het overige gedeelte
v-* vanzen vermogen, en alle toekomstige revenuen der
voortaan door een raad van administratie te
beheeren brouwerij voor wetenschappelijke doeleinden
ourlen worien besteed.
2gn zóuu Karel, die van hemgescheiden voor eigen
Wfceaing een brouwery bad epgericht, vermaakte hij
eèu millioen in baar geld. De erfgenaam echter
'geloofde in den geest van den overledene te handelen
indien lig het millioen niet voor zich behield.
Daarom deelde hij het in vier gelijke deelen en
oestemde die voor evenveel artistieke en weldadige
doeleinden. En even, als uit de brouwerij van
den 'ouden, meer wetensehappelijken gestemden
:Jocobsen het zoogenaamde Karlsberger
Labora'. :torium" een met meer dan rijke middelen, toe
geruste chemische Universiteit was voortgekomen,
enzoo schonk de brouwerij van den jongen,
meer met* geestdrift voor de kunst bezielden
' Jakobsen het aanzijn aan de Glyptothek," een
kostbare verzameling werken van nieuwere kunst.
Deze verzameling nu, waarvan de waarde op zijn
minst genomen, ongeveer l M millioen bedraagt,
beeft Jakobsen onlangs de stad Kopenhagen ten
geschenke gegeven en tevens tot stichting van
,?> een der collectie waardig gebouw zijn dankbare
geboorteplaats nog een half millioen kronen, onge
veer 560.000 M. toegewezen bovendien,
De heerlijke verzameling, die zoowel Fransche
als echt Romeinsche en Grieksche beeldhouwwer
ken bevat, bevindt zich op dit oogenblik nog in
Jakobsen's bezit.
Onlangs was ik in de gelegenheid haar eens
in het beminnelyk gezelschap van den betreurden
Weener'kunstkenner Bruno Bucher, te bezoe
ken. Wij waren juist verdiept in de studie van
de zaal der Antieken, toen plotseling een verbor
gen zijdeur openging. Een man van diep in de
veertig, met een hier en daar grijzenden vollen
baard en korenblauwe ongen, met een rooden
muts, in den vorm van een fez, op hot hoofd, ge
kleed in een kort jongensbuis en een lichten zwart
en wit geruiten zomerbroek, dragende een groot
met groen leder overtrokken kantoorbock onder
den arm, voegde zich bij ons. Het was K a r l
Jakobsen, die zoo regelrecht uit zijn kantoor,
uit het midden zijner hop- en mout-rekeningen
zyn heiligdom binnentrad. Hij begon terstond
een kleine improvisatie te houden over eenige
oude statuetten, die hem uit Rome waren toege
zonden en haalde tot bevestiging zijner archeo
logische zienswijzen eenige plaatsen uit Ovidins
uit het hoofd aan. In zijn diepe blauwe oogen,
waarin goede trouw en geloof alsmede een
kinderlijk vertrouwen in 's werelds idealisme besloten
lagen, blonk de oprechte vreugde van den
kunstminnenden ijveraar. Zij waren do afspiegeling
van een zich innerlijk gelukkig gevoelen, zooals
de Kunst alleen vermag te schenken aan hen dio
haar waarlijk liefhebben.
Dat zulk een kunstminnend en offervaardig man
als Karl Jakobsen op geheel bijzondere wijze aan
de Kopenhaagsche Tentoonstelling zou deelnemen,
was te verwachten. En zoo liet hij dan ook op
zekeren dag een zeer artistiek raadsman komen
en vroeg dezen wat het wel zou kosten, indien
hjj. een uitgebreide tentoonstelling van moderne
?' Ffansche kunstwerken opende.
50.000 kronen !
Goed, dan zullen wij met de zaak een begin
maken, was het eenvoudig antwoord van Jakobsen.
Acht dagen later kwam de adviseur terug. Hij
meende na rijpe overweging, dat met het vroeger
opgegeven bedrag toch niet heel veel te beginnen
.en wel het dubbele noodig zou zijn. Jakobsen
waS het met hem eens, zegde de 100.000 kronon
toe en gaf tevens de verzekering dat hij van de
tentoongestelde werken voor een gelijk bedrag zou
aankoopenom er de door hem aan zijne geboortestad
geschonken Glyptotheek mede te verrijken. Binnen
weinige maanden was de Tentoonstelling gereed.
Zg bevat schilderijen, beeldhouwwerken, koper
gravures en architectonische ontwerpen, te zamen
850 nummers. Bijna alle bekende Fransche mees
ters zijn er vertegenwoordigd, die ook een vorig
jaar in den Parijschen Salon" hebben geëxposeerd.
Uit den Salon" van dit jaar is onlangs nog een
en ander toegezonden, o a. de droom van een sol
daat" van Detaille. Onder de kunstwerken door
Jakobsen aangekocht, bevindt zich de Bedelaar"
van den onlangs overleden Bastion Lepage, een
groot genrestuk van een meesterlijk realisme. De
" prys hier van was 40.000 francs. Indirect is ook
dit kostelijk stuk een geschenk van Jakobsen
aan zijn geboortestad, daar het evenals alles wat
hij aankoopt verhuist naar de Glyptotheek.
W. KBEITEN, S. J , Molière's Leben und
Werke. Nach den neuesten
Forschungen dargestellt. Freiburg i. B.
Herdersche Verlagshandlung.
Toen ik mijne vertaling van Tartuffe geleverd
had, gaf iemant aan een onzer degelijkste kunst
beschermers zijne verwondering te kennen, dat
door mij dat stuk ter vertaling was gekozen.
Men mag er uit afleiden," zeide de
toegesprokene, dat er in het Kerkgenootschap van Alb.
Th\jm geene Tartuffen voorkomen." Inderdaad is
de meening tegenwoordig te-recht zeer verbreid,
dat huichelarij niet tot de voornaamste ondeugden
onzer dagen behoort, op welk kerkelijk standpunt
men zich ook bevinde. Bourdaloue zegt, in zijne
bekende rede, dat de echte vroomheid kenmerken
heeft, die het onmogelijk maken haar met de
voorgewende te verwarren. Dit hebben vermoedelijk
Heeren huichelaars opgemerkt, en zy zy'n ontmoe
digd.
Het doel, dat vroegere tooneelschrijvers en
ook Molière opgeven als door hen nagestreefd,
namelyk het bestrijden van ondeugd en dwaas
heid, zou ons, wanneer iemant een nieuwe bewer
king der zelfde stof beproefde, niet meer tot
verschooning daarvoor kunnen dienen: maar heden
ten dage weten wij, dat de kunst haar eigene,
zelfstandige bestemming heeft en met eigene
mid.delen daaraan tracht te beandwoorden. De kunst
heeft Schoonheid te scheppen; ofschoon het haar
niet verboden is door haar bedrijf liet genot der
Waarheid te bevorderen on de beminlijkheid van
het Goode in het licht te stellen.
In de bijna 800 bladzijden over Molière, waar
aan de volgende regelen gewijd zullen zijn, wordt
deze grondwaarheid niet uit het oog verloren, al
ijvert de schrijver zeer tegen het privilegie van
niet aan de wetten der gewone zedelijkheid ge
bonden te zijn, dat sommigen ten voordeele der
groote dichters inroepen.
Ik heb in lang geen boek gelezen, dat met meer
objektiviteit geschreven is, door een auteur, die
zijn held hartelijk lietheeft en bewondert, al is hij
niet blind voor zijne te-kort-komingen. Het zij men
het boek van Alexander Baumgartner Over Vondel,
het zij men dat van W. Kreiten over Molière leest,
men wordt met bewondering vervuld voor den
rustigen en veel omvattenden greep van de handen,
die de dixjecta membra dezer dichters als n
historiesch volledig en organiesch geheel weten saam
te vatten, en niet minder voor den Lynceus-blik,
waarmee de auteurs doorschouwen, welke omstan
digheden in naauw verband staan met de beoogde
biografie en charakteiïstick.
Er is niets noemenswaardigs over Molière in
de laatste dertig jaren verschenen, of Pater Kreiten
heeft het onderzocht en den verdien len invloed
gegeven op de overtuigingen, die hij, omtrent den
persoon en de kunst van den grooten
blijspeldichter, uit diens werken en de schriften zijner
tijd- en landgenoten geput heeft Bizonder een
Sltal boeken, uitgekomen sedert 1870 en een wel
verdienden naam genietend, maakt de schrijver
dienstbaar aan zijne voortreffelijke monografie.
De wijze, waarop hij zijn onderwerp behandelt,
toont aan, dat de Heer Kreiten volstrekt de meening
niet deelt der genen die, bij de beschouwing van
het werk eens kunstenaars, de oogen sluiten voor
de levensbizonderheden, welke buiten rechtstreeks
verband mot dat werk staan, maar wier kennis
toch dikwijls zoo veel toebrengt aan ons goed
begrip van het werk en die ons vaak het standpunt
aanwijzen, vanwaar wij het hebben te heoordecien.
Molières afkomst, zijne opvoeding, zijn familiele
ven, zijne betrekking tot de staats- en
kerkpartijen van zijn tijd, de lotgevallen in zijn 51-jarige
loopbaan, alles wordt met groote klaarheid en
volledigheid beschreven.
Van veel scherpzinnigheid getuigen de
bizonderheden, door den auteur in het leven van den
grooten komikus nadrukkelijk in het licht ge
steld, om de richting en' aard der kunst van
Molière duidelijk te maken en er den oorsprong van
aan te wijzen. De invloeden van de buurt, waar
Molière als kind gewoond heeft, van de kringen,
die hij als rechtsgeleerd student bezocht, van de
liefhebberijtooneelen, waaruit hij tot de troep der
Béjarts overging, van het samenwonen met die
familie-zelve, van Ts Konings bescherming en van
het Jansenisme, dat de Theaterfrago1' zoo sterk
beheerscht heeft, dit allles wordt grondig nage
gaan en aanschouwelijk voorgesteld.
Het spreekt van zelf, dat Pater Kreiten in het
geheel niet van het gevoelen der 7
Sorbonneleerarcn is, welke als hun advies hadden gege
ven, dat de Koningin niet zonder doodzonde te
bedrijven naar den schouwburg kon gaan.
Bij al de uitspraken, die van geestelijke zijde
in do Molière- en Schouwburgqusestio gevallen
zijn, waarschuwt Pater Kreiten zeer ernstig, dat
waar hier gesproken wordt van TÉglise", het is
l'Église de Paris", doortrokken beurtelings van
Jansenisme en Gallikanisme. Ja, hij ontziet zich
niet te zeggen, dat Bossuet, in zijne bekende
vermelding van Molières dood, schroff" en zonder
kennis van zaken geoordeeld heeft.
Dit woord is gewis niet te hard; maar hoe
onpartijdig over het geheel Pater Kreiten zich
ook betoont, het zal niemant verwonderen, dat
hij L. Veuillot met meer gematigdheid veroordeelt
dan de Jansenisten. Verwonderen doet het mij
dan óók niet; maar al is Louis Veuillot een van
de eerste schrijvers van Frankrijk en een eerlijk,
begaafd en moedig belijder zijner overtuiging ge
weest, het neemt toch niet wech, dat zijn boekjen
over Molière met onvergeeflijke hartstocht ge
schreven is en Veuillot de blaam van geweten
loosheid zoo min als de adelaar van Meaux", in
de Molière-quïestie, kan misloopen. Ik had ook
gehoopt, dat Pater Kreiteu uit mijne, door hem
genoemde, beoordeeling van Veuillots verkeerd
aangehaalde preek van Bourdaloue, zou hebben
overgenomen mijne aanwijzing van wat Bourdaloue
wel, en wat hij niet gezegd heeft.
Ik had ook wel gewild, dat Pater Kreiten, hoe
unerquicklich" het thema zijn moge, de qiv.esüe
van Molières verhouding tot de Béjarts, een weinig
uitvoeriger behandeld had. Men weet wat de
vraag is. Joseph Béjart, die zich Sieur de
Belleville noemt en Huissier ordinaire du roij es
eaux et foréts de France was, had, bij zijne vrouw,
Marie Hervé, vijf kinderen: Joseph, Madeleine,
Geneviève, Louis en Armande. Hunne woonplaats,
te midden van schouwburgen en uitspannings
lokalen, gaf aanleiding, dat de oudste kinderen
al vroeg aan liefhebberijtooneelen verbonden wer
den en later de geheele familie met den jongen
rechtsgeleerde Molière kunstreizen door la
Province" gemaakt heeft. Madeleine had een
kind,Frangoise, van den Chevalier de Modène, wiens echt
genoot in Le Mans woonde. Men heeft 'ter alge
meen voor gehouden, dat Madeleine later de min
nares van Molière geweest is. Intusschen heeft
onlangs Gustave Larroumet (Itevue des deux
mondes, LXIX, p. 123 enz.) opgemerkt, dat het
bewijs dier onwettige gemeenschap nooit geleverd
is. Molière is later met Madeleincs jongste zuster
Armande getrouwd, en twijfel is gerezen, of
Armande wel een kind van Marie Hervézou zijn;
velen houden vast, dat ?ij een kind was van
Madeleine, en dat de aktenstukken, waaruit het
andere blijkt, valsch zouden zijn. De vijanden
van Molière hebben beweerd, dat de dichter
met zijn eigen dochter in het huwelijk is
getreden! De schrijver van de monografie, die
wij bespreken, neemt de waarschijnlijkheid hier
van volstrekt njet aan; maar daarentegen zegt
hij, dat zijn gezond verstand opkomt tegen het
pleidooi van Larroumet en dat aan den verboden
omgang van Molière met Madeleine, vijftien jaren
vóór dat hij met Armande trouwde, niet getwij
feld kan worden. Ondertusschen schijnt het eenige
bewijs iervoor gezocht te moeten worden in een
zeggen, dat men Boileau toeschrijft, que Molière
avoit téamoureux" (niet ramoureux", maar
amoureux") de Madeleine Béjart". Mij dunkt
bij dezen stand van zaken behoort men zich niet
alleen aan te sluiten bij hen, die onmogelijk
Molière van genoemde onnatuurlijke misdaad
kunnen verdenken, maar behoort men zich-ook
te onthouden van aan te nemen, dat hij met
eene vrouw geleefd zou hebben, die misschien de
moeder zijner vrouw was.
Zeker is het dat Molière in zijn huwelijk wei
nig geluk gevonden heeft (al heb ik ook ergernis
gelezen, wat ik in Kreitens boek mis, dat Louis
XIV pectoom over zijn oudste kind had willen
zijn), en dat hij zich het bittere genoegen ver
oorloofd heeft meermalen op zijne huiselijke
wanverhoudingen in zijne komedies te zinspelen.
Natuurlijk worden al de tooneelwerken van
Molière met de geheele beteckenis, die zij, in hun
tijd, kunnen gehad hebben, door Pater Kreiten
uitvoerig en grondig besproken, terwijl de beschou
wingen opgeluisterd worden met zeer goede over
zettingen van eenige fragmenten. Dio vertalingen
brengen do rijmende alexandrijnen in rijmloze
vijfvoeters over. Om de daardoor verkregenc meer
letterlijke over-een-komst, juich ik dit ton. Men
mag anders niet verzwijgen, dat de Heer Kreiten
over het geheel niet te hoog loopt met de Fransche
dichtschool onder Lonis XIV. Het wil mij zelfs
toeschijnen, dat hij Pierre Corneille haast dank
baarder is voor Métite, L'-ilhmon en Le Mcntewr
dan voor zijne tragische meesterstukken. De
Duitschers hebben weinig oor voor het fransche
treurspel. En toch verhaalt de auteur met inge
nomenheid, dat Molière altijd een geheim gevoel
had, als of het blijspel veel lager stond dan het
treurspel, en o. a. daarom zijn Dom Garde de
Navarre geschreven had. Nochtans erkent hij, dat
dit treurspel mislukt is, maar zou van Molière
iets grooters verwacht hebben, zoo deze
Shakespeare gekend had! Dit is eene der weinige
meeningen en wcnschcn van Pater Kreiten, waar
ik mij onmogelijk mee vereenigen kan: oen
geshakcspcarianizeerde gunsteling van Lodewijk den
XlVe! Neon, Shakespearc en lïacinc beiden te
kunnen verecren en bewonderen is voor ons,
XlXe-eeuwers, bewaard gebleven.
Onder do weinig bekende kleinigheden, die ins
gelijks tot het beeld van Molière behooren en
door Pater Kreiten gegeven worden, behoort de
meêdeeling, dat de dichter zich een eigen wapen
ontworpen had. Zijn vader Jean Poquolin, had,
! bij de aanvaarding van het ambt van Tapissic-r
du Koi, persoonlijken adel verkregen, en dus het
recht een gUimbrcerd wapen te voeren. Molière nam
voor het zijne aan: een veld, met drie spiegels; het
schild gehouden door 2 apen, do eene met een
spiegel, de andere met een masker. Dit schijnt
eene herinnering aan twee huizen, door den dichter
bewoond, en die toevallig, beide, een of meer
apen in hun gevel hadden; maar Donneau de
Viségeeft er een symbolische bctcekonis aan.
als het echte wapen voor een kunstenaar, die
alles ziet, die alles nabootst, en dio do lieden,
of eigenlijk de ondeugden ontmaskert". Ook belang
rijke bijdragen omtrent, de geschiedenis der aan
zienlijke familie Poquelin bevat het bock, dat wij
hier behandelen; maar van oneindig meer gewicht
j is het beeld van den dichter, ons door Pater
Kreiten geschilderd, en zijn de kommontaren,
waarmee hij diens blijspelen omringt of liever
bestraalt.
Ken fraaye prentkopio naar het sprekend por
tret (van Miguard?), in de galerij van den Duc
d'Aumale, leidt het ook aangenaam bij den lezer in.
Houffalize, 24 Ang. ALP.. Tn.
V A R I A.
PLASTISCHE KUNST.
In den Gids van October komt onder den titel
Nederland te München" een artikel voor van
den redacteur J. H. Hooijor, over de tlollandsche
j afdeeling van do Internationale
Kunsttentoonstel\ ting te München. De volgende aanhaling daaruit
f moge prikkelen tot kennismaking mot deze vreemde
causcrie.
l Wij zijn een landje ergens in een hoek ? wij
zijn een groote koloniale mogendheid; dit zijn
wij immers ook nog? Nu, dat merkt men uit de
koflicveilingen in do kranten. Kijk die Maris
eens! Neen, ik kan het niet verkroppen; ik zoek
Mari ton Katc. Ginder pronken de Duitschers
met hnn krijgsroem. Zweden laat zijn
Nordenskiold verrijzen, meer dan levensgroot, zijn voet
op een blok ijs, den kijker in de hand."
Zoo wonderlijk als deze duistere tirade is het
gansche artikel.
In den Monde Illustrévan 29 September vindt
men een serie militaire teekeningen van den
Hollander Lonis Bombled.
Onze meest artistieke portrettist, de Haagscho
kunst-schilder Marcus van 'der Maarel, gaat voor
een poos naar Algiers. De Amstcrdamscho schilder
etser, Willem Witsen, vertrekt binnenkort voor
geruiinen tijd naar Engeland.
Een tentoonstelling vau werken van den
pointillist Dnbois-Pillet, den Franschen schilder die
onlangs te Brussel bij de Vingt" exposeerde, en
op wien do Belgische kranten toen vrij wat af te
dingen hadden, is thans in de lokalen van de
Revue Indépendante te Parijs geopend.
Van de Belgische artiesten zijn te München
bekroond: Medaille eerste klasse, Frans Courtens;
medaille tweede klasse, Léon Frédéric Frans
van Leemputten, Henri Luyten, Julien Dillens en
Léon Mignon.
In Amerika is het artistiek eigendom aan vreem
den door geen wet gewaarborgd. Een brochure
van een Franschman R. Valadon is nu verschenen
waarin de schrijver krachtig aandringt op
boscherming van Fransche kunstenaars tegen
Amerikaansche namaak. Verschillende kurieuze gege
vens komen daarin voor, b. v. :
De Angelus" van Millet, de Christus voor
Pilatus van Munkaczy, de Nachtwacht van
Rembrandt zijn alle drie door Charles Waltner geëtst.
Van alle drie heeft men in Amerika met de
moderne verfijnde middelen tot reproductie zeer
bedriegclijke namaken geleverd.
Van de Nachtwacht zijn door de firma Goupil
en Co. in het licht gegeven een zeer beperkt
aantal afdrukken, sommige waarvan met 2500
francs betaald worden. De ets kostte aan de
firma 100 000 francs en verscheen in Maart 1887
In de maand Mei daaraanvolgende werden reeds
in Amerika do copicëu van die plaat voor een
dollar verkocht.
De Antwerpsche Commissie van de Stedelijke
Tentoonstelling, heelt den Brussclschen schilder
Stobbaerts, die zich over hun handelingen jegens
hem beklaagd had, in een openlijk schrijven ge
antwoord. Jan Stobbaerts repliceert hierop weder
in de Antwerpsche pinion, in een uitvoerig en
zeer hekelig schrijven.
Do overleden Parijsche schilder en professor aan
de Ecols des Beaux-Arts te Parijs, Gustave
Bonlanger, was echtgenoot van Madame Nathalic van
de Oomédie Francaise. Hij heeft aan dat theater
een portret van zijn vrouw gelegateerd, door hem
in 1867 geschilderd.
Een exceptioneel voorbeeld hoe voor een Museum
met beleid voor weinig geld nog al wat kan wor
den aangenomen, geeft het verslag van de lersche
National Gallery over 1886 dat pas onlangs ver
scheen. Voor ruim twaalf duizend gulden werden
door Henry Doyle, den directeur van die collectie
vierentwintig schilderijen aangekocht, waaronder
er zijn van Fra Angelico, Berchem, Van Dijk,
Teniers, Vasari en Terburg. Daaraan mag menige
museumdirectie een voorbeeld nemen.
In Eiijen Haard van 29 September vindt men
een afbeelding van de Bodega van Die Port von
Clcve te Amsterdam van binnen gezien, gcteckcnd
door J. C. Grcive Jr. De gezellige pijpcnlado
wordt er voorgesteld als een ruime hal.
Schorers Famitienlilalt geeft een krabbeltje van
een ouwemanskop door Uaus Makart, waarin /.oker
maar weinigen de hand van den grooten
tableauvivant-schilder zullen herkennen. Men zou het
nog eer voor een schetsbockblaadje van Adolf
Menzel aanzien.
Naar aanleiding van de wijze waarop eenigo
leden der Royal Academy" zich tegen hervor
ming van dat lichaam blijven verzetten, deelt een
Engelsen journalist het volgende kurieuze briefje
mede, zes-en-dcrtig jaar geleden door het lid der
Academy, den schilder James YYard, aan een col
lega gericht.
Mijne waarde Pickersgill, Gij kunt onzo
bijeenkomst op den achtsten niet meer wenschen
dan ik zelf, maar zij is bijna onmogelijk. Ik
heb echter den President en het Lichaam
geschreven, en hoop vurig dat dit meer zal
wezen dan mijn stem alleen. Ik i;erufgclmw
de beweging en zal er mij hartelijk in verheugen,
als deze en elke andere r/eent Kan nieuwigheid
vEiïNiiiTion zal -worden. Ik beu enz." Die James
Ward blijkt wel een violente behoudsman geweest
te zijn. Of nu de loden der tegenwoordige Aca
demie van dezelfde stof zijn, zal moeten blijken
uit het eind der beraadslagingen waarmede het
Lichaam'' zich tegenwoordig onledig houdt.
De gedistingeerde Engelsche schilder Ford
Madox Brown is hersteld van een ziekte die hem
drie maanden werkeloos had gehouden.
De Fransche schilderen kunsthistorieschrijver
Emile Michel, die reeds zooveel over Hollandscho
kunstgeschiedenis geschreven heeft, zal in het
begin van 1889 in de Gazette des Beaux Arts
een uitvoerige studie wijden aan de Cuyp's.
In de kunstclub te Rotterdam is de tentoon
stelling van werken van Theodnle IJibot nu geopend.
TOOXEEL EN MUZIEK.
In het Theater Tivoli, directie Charles de la
Mar, zal eerstdaags worden opgevoerd: De pikante
roman, blijspel naar het Duitsch, ontelbare malen
op 't Wallnertheater opgevoerd. De hoofdrollen
zijn in handen van de dames de la Mar, v.
OllcfenKley, Aug. Poolman, Poolman-Huyzeis en Anna
Poolman, de hoeren Vos, Thönissen, Poolman, v.
Ollefcn, enz. Het stuk wordt geestig, grappig en
kiesch genoemd.
Het tijdschrift ITet tooneel, orgaan van het Xed,
tooneelverbond, verschijnt thans, in plaats van in
vier winter-afleveringen, om de 14 dagen gedu
rende het saizoen. Uitgever is de heer D. A.
Rossing, redacteur de heer L. Simons. Het eerste
nummer, dat er zeer goed samengesteld en actueel
uitziet, bevat ook het programma der tooneelschool.
De Franscho acteur Berthelier, een der beste
komieken van de laatste jaren, is overleden. Hij
debuteerde als opera-zanger, maar zag weldra in,dat
zijn toekomst in hot café-concert en de op
rabouffe lag. Hij maakt zijn fortuin aan de
BoulfesParisiens, het Palais-Royal, de Variétés, de Renais
sance, de Nouveautés en de Gaité.
Berthelier was uiterst vroom en verzamelde een
zeer groot vermogen, een feit dat niet vaak voor
komt bij de acteurs van die theaters.
Volgens particuliere berichten zal Marcella
Sembrich den 20 October met een concert te
Berlijn haar kunstreis door Duitschlaml. die tot
Kerstmis duurt, openen. Van het begin van
het volgend jaar zal zij in de Italiaansche opera
te St. Peterburg tienmaal, vervolgens te Moskou
viermaal optreden en daarna tot 20 Maart con
certen geven in verscheidene steden van Rusland.
Van uit het hooge Noorden gaat het dan
onmiddelijk naar het heete Zuiden, naar Rome, waar
zij gastvoorstellingen geeft van l?26 April, la