De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 7 oktober pagina 4

7 oktober 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, 589. " land op het gebied van Wetenschap en Kunst, ziedaar het schoonste en voornaamste doel, dat rf fiaet de vruchten van hun rijk gezegenden ar_ fefid beoogen. Toen de oude Jakobsen, aan wien -~ enentarken de met behulp van millioenen tot Stand gebrachte wederopbouw van het afgebrande "^Frécteriksborger slot te danken heeft, te Rome op sterven lag, bepaalde hij dat aan zijne gemalin slechts de voorhanden biervporraad zijner brouwerij ten goede zou komen en dai het overige gedeelte v-* vanzen vermogen, en alle toekomstige revenuen der voortaan door een raad van administratie te beheeren brouwerij voor wetenschappelijke doeleinden ourlen worien besteed. 2gn zóuu Karel, die van hemgescheiden voor eigen Wfceaing een brouwery bad epgericht, vermaakte hij eèu millioen in baar geld. De erfgenaam echter 'geloofde in den geest van den overledene te handelen indien lig het millioen niet voor zich behield. Daarom deelde hij het in vier gelijke deelen en oestemde die voor evenveel artistieke en weldadige doeleinden. En even, als uit de brouwerij van den 'ouden, meer wetensehappelijken gestemden :Jocobsen het zoogenaamde Karlsberger Labora'. :torium" een met meer dan rijke middelen, toe geruste chemische Universiteit was voortgekomen, enzoo schonk de brouwerij van den jongen, meer met* geestdrift voor de kunst bezielden ' Jakobsen het aanzijn aan de Glyptothek," een kostbare verzameling werken van nieuwere kunst. Deze verzameling nu, waarvan de waarde op zijn minst genomen, ongeveer l M millioen bedraagt, beeft Jakobsen onlangs de stad Kopenhagen ten geschenke gegeven en tevens tot stichting van ,?> een der collectie waardig gebouw zijn dankbare geboorteplaats nog een half millioen kronen, onge veer 560.000 M. toegewezen bovendien, De heerlijke verzameling, die zoowel Fransche als echt Romeinsche en Grieksche beeldhouwwer ken bevat, bevindt zich op dit oogenblik nog in Jakobsen's bezit. Onlangs was ik in de gelegenheid haar eens in het beminnelyk gezelschap van den betreurden Weener'kunstkenner Bruno Bucher, te bezoe ken. Wij waren juist verdiept in de studie van de zaal der Antieken, toen plotseling een verbor gen zijdeur openging. Een man van diep in de veertig, met een hier en daar grijzenden vollen baard en korenblauwe ongen, met een rooden muts, in den vorm van een fez, op hot hoofd, ge kleed in een kort jongensbuis en een lichten zwart en wit geruiten zomerbroek, dragende een groot met groen leder overtrokken kantoorbock onder den arm, voegde zich bij ons. Het was K a r l Jakobsen, die zoo regelrecht uit zijn kantoor, uit het midden zijner hop- en mout-rekeningen zyn heiligdom binnentrad. Hij begon terstond een kleine improvisatie te houden over eenige oude statuetten, die hem uit Rome waren toege zonden en haalde tot bevestiging zijner archeo logische zienswijzen eenige plaatsen uit Ovidins uit het hoofd aan. In zijn diepe blauwe oogen, waarin goede trouw en geloof alsmede een kinderlijk vertrouwen in 's werelds idealisme besloten lagen, blonk de oprechte vreugde van den kunstminnenden ijveraar. Zij waren do afspiegeling van een zich innerlijk gelukkig gevoelen, zooals de Kunst alleen vermag te schenken aan hen dio haar waarlijk liefhebben. Dat zulk een kunstminnend en offervaardig man als Karl Jakobsen op geheel bijzondere wijze aan de Kopenhaagsche Tentoonstelling zou deelnemen, was te verwachten. En zoo liet hij dan ook op zekeren dag een zeer artistiek raadsman komen en vroeg dezen wat het wel zou kosten, indien hjj. een uitgebreide tentoonstelling van moderne ?' Ffansche kunstwerken opende. 50.000 kronen ! Goed, dan zullen wij met de zaak een begin maken, was het eenvoudig antwoord van Jakobsen. Acht dagen later kwam de adviseur terug. Hij meende na rijpe overweging, dat met het vroeger opgegeven bedrag toch niet heel veel te beginnen .en wel het dubbele noodig zou zijn. Jakobsen waS het met hem eens, zegde de 100.000 kronon toe en gaf tevens de verzekering dat hij van de tentoongestelde werken voor een gelijk bedrag zou aankoopenom er de door hem aan zijne geboortestad geschonken Glyptotheek mede te verrijken. Binnen weinige maanden was de Tentoonstelling gereed. Zg bevat schilderijen, beeldhouwwerken, koper gravures en architectonische ontwerpen, te zamen 850 nummers. Bijna alle bekende Fransche mees ters zijn er vertegenwoordigd, die ook een vorig jaar in den Parijschen Salon" hebben geëxposeerd. Uit den Salon" van dit jaar is onlangs nog een en ander toegezonden, o a. de droom van een sol daat" van Detaille. Onder de kunstwerken door Jakobsen aangekocht, bevindt zich de Bedelaar" van den onlangs overleden Bastion Lepage, een groot genrestuk van een meesterlijk realisme. De " prys hier van was 40.000 francs. Indirect is ook dit kostelijk stuk een geschenk van Jakobsen aan zijn geboortestad, daar het evenals alles wat hij aankoopt verhuist naar de Glyptotheek. W. KBEITEN, S. J , Molière's Leben und Werke. Nach den neuesten Forschungen dargestellt. Freiburg i. B. Herdersche Verlagshandlung. Toen ik mijne vertaling van Tartuffe geleverd had, gaf iemant aan een onzer degelijkste kunst beschermers zijne verwondering te kennen, dat door mij dat stuk ter vertaling was gekozen. Men mag er uit afleiden," zeide de toegesprokene, dat er in het Kerkgenootschap van Alb. Th\jm geene Tartuffen voorkomen." Inderdaad is de meening tegenwoordig te-recht zeer verbreid, dat huichelarij niet tot de voornaamste ondeugden onzer dagen behoort, op welk kerkelijk standpunt men zich ook bevinde. Bourdaloue zegt, in zijne bekende rede, dat de echte vroomheid kenmerken heeft, die het onmogelijk maken haar met de voorgewende te verwarren. Dit hebben vermoedelijk Heeren huichelaars opgemerkt, en zy zy'n ontmoe digd. Het doel, dat vroegere tooneelschrijvers en ook Molière opgeven als door hen nagestreefd, namelyk het bestrijden van ondeugd en dwaas heid, zou ons, wanneer iemant een nieuwe bewer king der zelfde stof beproefde, niet meer tot verschooning daarvoor kunnen dienen: maar heden ten dage weten wij, dat de kunst haar eigene, zelfstandige bestemming heeft en met eigene mid.delen daaraan tracht te beandwoorden. De kunst heeft Schoonheid te scheppen; ofschoon het haar niet verboden is door haar bedrijf liet genot der Waarheid te bevorderen on de beminlijkheid van het Goode in het licht te stellen. In de bijna 800 bladzijden over Molière, waar aan de volgende regelen gewijd zullen zijn, wordt deze grondwaarheid niet uit het oog verloren, al ijvert de schrijver zeer tegen het privilegie van niet aan de wetten der gewone zedelijkheid ge bonden te zijn, dat sommigen ten voordeele der groote dichters inroepen. Ik heb in lang geen boek gelezen, dat met meer objektiviteit geschreven is, door een auteur, die zijn held hartelijk lietheeft en bewondert, al is hij niet blind voor zijne te-kort-komingen. Het zij men het boek van Alexander Baumgartner Over Vondel, het zij men dat van W. Kreiten over Molière leest, men wordt met bewondering vervuld voor den rustigen en veel omvattenden greep van de handen, die de dixjecta membra dezer dichters als n historiesch volledig en organiesch geheel weten saam te vatten, en niet minder voor den Lynceus-blik, waarmee de auteurs doorschouwen, welke omstan digheden in naauw verband staan met de beoogde biografie en charakteiïstick. Er is niets noemenswaardigs over Molière in de laatste dertig jaren verschenen, of Pater Kreiten heeft het onderzocht en den verdien len invloed gegeven op de overtuigingen, die hij, omtrent den persoon en de kunst van den grooten blijspeldichter, uit diens werken en de schriften zijner tijd- en landgenoten geput heeft Bizonder een Sltal boeken, uitgekomen sedert 1870 en een wel verdienden naam genietend, maakt de schrijver dienstbaar aan zijne voortreffelijke monografie. De wijze, waarop hij zijn onderwerp behandelt, toont aan, dat de Heer Kreiten volstrekt de meening niet deelt der genen die, bij de beschouwing van het werk eens kunstenaars, de oogen sluiten voor de levensbizonderheden, welke buiten rechtstreeks verband mot dat werk staan, maar wier kennis toch dikwijls zoo veel toebrengt aan ons goed begrip van het werk en die ons vaak het standpunt aanwijzen, vanwaar wij het hebben te heoordecien. Molières afkomst, zijne opvoeding, zijn familiele ven, zijne betrekking tot de staats- en kerkpartijen van zijn tijd, de lotgevallen in zijn 51-jarige loopbaan, alles wordt met groote klaarheid en volledigheid beschreven. Van veel scherpzinnigheid getuigen de bizonderheden, door den auteur in het leven van den grooten komikus nadrukkelijk in het licht ge steld, om de richting en' aard der kunst van Molière duidelijk te maken en er den oorsprong van aan te wijzen. De invloeden van de buurt, waar Molière als kind gewoond heeft, van de kringen, die hij als rechtsgeleerd student bezocht, van de liefhebberijtooneelen, waaruit hij tot de troep der Béjarts overging, van het samenwonen met die familie-zelve, van Ts Konings bescherming en van het Jansenisme, dat de Theaterfrago1' zoo sterk beheerscht heeft, dit allles wordt grondig nage gaan en aanschouwelijk voorgesteld. Het spreekt van zelf, dat Pater Kreiten in het geheel niet van het gevoelen der 7 Sorbonneleerarcn is, welke als hun advies hadden gege ven, dat de Koningin niet zonder doodzonde te bedrijven naar den schouwburg kon gaan. Bij al de uitspraken, die van geestelijke zijde in do Molière- en Schouwburgqusestio gevallen zijn, waarschuwt Pater Kreiten zeer ernstig, dat waar hier gesproken wordt van TÉglise", het is l'Église de Paris", doortrokken beurtelings van Jansenisme en Gallikanisme. Ja, hij ontziet zich niet te zeggen, dat Bossuet, in zijne bekende vermelding van Molières dood, schroff" en zonder kennis van zaken geoordeeld heeft. Dit woord is gewis niet te hard; maar hoe onpartijdig over het geheel Pater Kreiten zich ook betoont, het zal niemant verwonderen, dat hij L. Veuillot met meer gematigdheid veroordeelt dan de Jansenisten. Verwonderen doet het mij dan óók niet; maar al is Louis Veuillot een van de eerste schrijvers van Frankrijk en een eerlijk, begaafd en moedig belijder zijner overtuiging ge weest, het neemt toch niet wech, dat zijn boekjen over Molière met onvergeeflijke hartstocht ge schreven is en Veuillot de blaam van geweten loosheid zoo min als de adelaar van Meaux", in de Molière-quïestie, kan misloopen. Ik had ook gehoopt, dat Pater Kreiteu uit mijne, door hem genoemde, beoordeeling van Veuillots verkeerd aangehaalde preek van Bourdaloue, zou hebben overgenomen mijne aanwijzing van wat Bourdaloue wel, en wat hij niet gezegd heeft. Ik had ook wel gewild, dat Pater Kreiten, hoe unerquicklich" het thema zijn moge, de qiv.esüe van Molières verhouding tot de Béjarts, een weinig uitvoeriger behandeld had. Men weet wat de vraag is. Joseph Béjart, die zich Sieur de Belleville noemt en Huissier ordinaire du roij es eaux et foréts de France was, had, bij zijne vrouw, Marie Hervé, vijf kinderen: Joseph, Madeleine, Geneviève, Louis en Armande. Hunne woonplaats, te midden van schouwburgen en uitspannings lokalen, gaf aanleiding, dat de oudste kinderen al vroeg aan liefhebberijtooneelen verbonden wer den en later de geheele familie met den jongen rechtsgeleerde Molière kunstreizen door la Province" gemaakt heeft. Madeleine had een kind,Frangoise, van den Chevalier de Modène, wiens echt genoot in Le Mans woonde. Men heeft 'ter alge meen voor gehouden, dat Madeleine later de min nares van Molière geweest is. Intusschen heeft onlangs Gustave Larroumet (Itevue des deux mondes, LXIX, p. 123 enz.) opgemerkt, dat het bewijs dier onwettige gemeenschap nooit geleverd is. Molière is later met Madeleincs jongste zuster Armande getrouwd, en twijfel is gerezen, of Armande wel een kind van Marie Hervézou zijn; velen houden vast, dat ?ij een kind was van Madeleine, en dat de aktenstukken, waaruit het andere blijkt, valsch zouden zijn. De vijanden van Molière hebben beweerd, dat de dichter met zijn eigen dochter in het huwelijk is getreden! De schrijver van de monografie, die wij bespreken, neemt de waarschijnlijkheid hier van volstrekt njet aan; maar daarentegen zegt hij, dat zijn gezond verstand opkomt tegen het pleidooi van Larroumet en dat aan den verboden omgang van Molière met Madeleine, vijftien jaren vóór dat hij met Armande trouwde, niet getwij feld kan worden. Ondertusschen schijnt het eenige bewijs iervoor gezocht te moeten worden in een zeggen, dat men Boileau toeschrijft, que Molière avoit téamoureux" (niet ramoureux", maar amoureux") de Madeleine Béjart". Mij dunkt bij dezen stand van zaken behoort men zich niet alleen aan te sluiten bij hen, die onmogelijk Molière van genoemde onnatuurlijke misdaad kunnen verdenken, maar behoort men zich-ook te onthouden van aan te nemen, dat hij met eene vrouw geleefd zou hebben, die misschien de moeder zijner vrouw was. Zeker is het dat Molière in zijn huwelijk wei nig geluk gevonden heeft (al heb ik ook ergernis gelezen, wat ik in Kreitens boek mis, dat Louis XIV pectoom over zijn oudste kind had willen zijn), en dat hij zich het bittere genoegen ver oorloofd heeft meermalen op zijne huiselijke wanverhoudingen in zijne komedies te zinspelen. Natuurlijk worden al de tooneelwerken van Molière met de geheele beteckenis, die zij, in hun tijd, kunnen gehad hebben, door Pater Kreiten uitvoerig en grondig besproken, terwijl de beschou wingen opgeluisterd worden met zeer goede over zettingen van eenige fragmenten. Dio vertalingen brengen do rijmende alexandrijnen in rijmloze vijfvoeters over. Om de daardoor verkregenc meer letterlijke over-een-komst, juich ik dit ton. Men mag anders niet verzwijgen, dat de Heer Kreiten over het geheel niet te hoog loopt met de Fransche dichtschool onder Lonis XIV. Het wil mij zelfs toeschijnen, dat hij Pierre Corneille haast dank baarder is voor Métite, L'-ilhmon en Le Mcntewr dan voor zijne tragische meesterstukken. De Duitschers hebben weinig oor voor het fransche treurspel. En toch verhaalt de auteur met inge nomenheid, dat Molière altijd een geheim gevoel had, als of het blijspel veel lager stond dan het treurspel, en o. a. daarom zijn Dom Garde de Navarre geschreven had. Nochtans erkent hij, dat dit treurspel mislukt is, maar zou van Molière iets grooters verwacht hebben, zoo deze Shakespeare gekend had! Dit is eene der weinige meeningen en wcnschcn van Pater Kreiten, waar ik mij onmogelijk mee vereenigen kan: oen geshakcspcarianizeerde gunsteling van Lodewijk den XlVe! Neon, Shakespearc en lïacinc beiden te kunnen verecren en bewonderen is voor ons, XlXe-eeuwers, bewaard gebleven. Onder do weinig bekende kleinigheden, die ins gelijks tot het beeld van Molière behooren en door Pater Kreiten gegeven worden, behoort de meêdeeling, dat de dichter zich een eigen wapen ontworpen had. Zijn vader Jean Poquolin, had, ! bij de aanvaarding van het ambt van Tapissic-r du Koi, persoonlijken adel verkregen, en dus het recht een gUimbrcerd wapen te voeren. Molière nam voor het zijne aan: een veld, met drie spiegels; het schild gehouden door 2 apen, do eene met een spiegel, de andere met een masker. Dit schijnt eene herinnering aan twee huizen, door den dichter bewoond, en die toevallig, beide, een of meer apen in hun gevel hadden; maar Donneau de Viségeeft er een symbolische bctcekonis aan. als het echte wapen voor een kunstenaar, die alles ziet, die alles nabootst, en dio do lieden, of eigenlijk de ondeugden ontmaskert". Ook belang rijke bijdragen omtrent, de geschiedenis der aan zienlijke familie Poquelin bevat het bock, dat wij hier behandelen; maar van oneindig meer gewicht j is het beeld van den dichter, ons door Pater Kreiten geschilderd, en zijn de kommontaren, waarmee hij diens blijspelen omringt of liever bestraalt. Ken fraaye prentkopio naar het sprekend por tret (van Miguard?), in de galerij van den Duc d'Aumale, leidt het ook aangenaam bij den lezer in. Houffalize, 24 Ang. ALP.. Tn. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. In den Gids van October komt onder den titel Nederland te München" een artikel voor van den redacteur J. H. Hooijor, over de tlollandsche j afdeeling van do Internationale Kunsttentoonstel\ ting te München. De volgende aanhaling daaruit f moge prikkelen tot kennismaking mot deze vreemde causcrie. l Wij zijn een landje ergens in een hoek ? wij zijn een groote koloniale mogendheid; dit zijn wij immers ook nog? Nu, dat merkt men uit de koflicveilingen in do kranten. Kijk die Maris eens! Neen, ik kan het niet verkroppen; ik zoek Mari ton Katc. Ginder pronken de Duitschers met hnn krijgsroem. Zweden laat zijn Nordenskiold verrijzen, meer dan levensgroot, zijn voet op een blok ijs, den kijker in de hand." Zoo wonderlijk als deze duistere tirade is het gansche artikel. In den Monde Illustrévan 29 September vindt men een serie militaire teekeningen van den Hollander Lonis Bombled. Onze meest artistieke portrettist, de Haagscho kunst-schilder Marcus van 'der Maarel, gaat voor een poos naar Algiers. De Amstcrdamscho schilder etser, Willem Witsen, vertrekt binnenkort voor geruiinen tijd naar Engeland. Een tentoonstelling vau werken van den pointillist Dnbois-Pillet, den Franschen schilder die onlangs te Brussel bij de Vingt" exposeerde, en op wien do Belgische kranten toen vrij wat af te dingen hadden, is thans in de lokalen van de Revue Indépendante te Parijs geopend. Van de Belgische artiesten zijn te München bekroond: Medaille eerste klasse, Frans Courtens; medaille tweede klasse, Léon Frédéric Frans van Leemputten, Henri Luyten, Julien Dillens en Léon Mignon. In Amerika is het artistiek eigendom aan vreem den door geen wet gewaarborgd. Een brochure van een Franschman R. Valadon is nu verschenen waarin de schrijver krachtig aandringt op boscherming van Fransche kunstenaars tegen Amerikaansche namaak. Verschillende kurieuze gege vens komen daarin voor, b. v. : De Angelus" van Millet, de Christus voor Pilatus van Munkaczy, de Nachtwacht van Rembrandt zijn alle drie door Charles Waltner geëtst. Van alle drie heeft men in Amerika met de moderne verfijnde middelen tot reproductie zeer bedriegclijke namaken geleverd. Van de Nachtwacht zijn door de firma Goupil en Co. in het licht gegeven een zeer beperkt aantal afdrukken, sommige waarvan met 2500 francs betaald worden. De ets kostte aan de firma 100 000 francs en verscheen in Maart 1887 In de maand Mei daaraanvolgende werden reeds in Amerika do copicëu van die plaat voor een dollar verkocht. De Antwerpsche Commissie van de Stedelijke Tentoonstelling, heelt den Brussclschen schilder Stobbaerts, die zich over hun handelingen jegens hem beklaagd had, in een openlijk schrijven ge antwoord. Jan Stobbaerts repliceert hierop weder in de Antwerpsche pinion, in een uitvoerig en zeer hekelig schrijven. Do overleden Parijsche schilder en professor aan de Ecols des Beaux-Arts te Parijs, Gustave Bonlanger, was echtgenoot van Madame Nathalic van de Oomédie Francaise. Hij heeft aan dat theater een portret van zijn vrouw gelegateerd, door hem in 1867 geschilderd. Een exceptioneel voorbeeld hoe voor een Museum met beleid voor weinig geld nog al wat kan wor den aangenomen, geeft het verslag van de lersche National Gallery over 1886 dat pas onlangs ver scheen. Voor ruim twaalf duizend gulden werden door Henry Doyle, den directeur van die collectie vierentwintig schilderijen aangekocht, waaronder er zijn van Fra Angelico, Berchem, Van Dijk, Teniers, Vasari en Terburg. Daaraan mag menige museumdirectie een voorbeeld nemen. In Eiijen Haard van 29 September vindt men een afbeelding van de Bodega van Die Port von Clcve te Amsterdam van binnen gezien, gcteckcnd door J. C. Grcive Jr. De gezellige pijpcnlado wordt er voorgesteld als een ruime hal. Schorers Famitienlilalt geeft een krabbeltje van een ouwemanskop door Uaus Makart, waarin /.oker maar weinigen de hand van den grooten tableauvivant-schilder zullen herkennen. Men zou het nog eer voor een schetsbockblaadje van Adolf Menzel aanzien. Naar aanleiding van de wijze waarop eenigo leden der Royal Academy" zich tegen hervor ming van dat lichaam blijven verzetten, deelt een Engelsen journalist het volgende kurieuze briefje mede, zes-en-dcrtig jaar geleden door het lid der Academy, den schilder James YYard, aan een col lega gericht. Mijne waarde Pickersgill, Gij kunt onzo bijeenkomst op den achtsten niet meer wenschen dan ik zelf, maar zij is bijna onmogelijk. Ik heb echter den President en het Lichaam geschreven, en hoop vurig dat dit meer zal wezen dan mijn stem alleen. Ik i;erufgclmw de beweging en zal er mij hartelijk in verheugen, als deze en elke andere r/eent Kan nieuwigheid vEiïNiiiTion zal -worden. Ik beu enz." Die James Ward blijkt wel een violente behoudsman geweest te zijn. Of nu de loden der tegenwoordige Aca demie van dezelfde stof zijn, zal moeten blijken uit het eind der beraadslagingen waarmede het Lichaam'' zich tegenwoordig onledig houdt. De gedistingeerde Engelsche schilder Ford Madox Brown is hersteld van een ziekte die hem drie maanden werkeloos had gehouden. De Fransche schilderen kunsthistorieschrijver Emile Michel, die reeds zooveel over Hollandscho kunstgeschiedenis geschreven heeft, zal in het begin van 1889 in de Gazette des Beaux Arts een uitvoerige studie wijden aan de Cuyp's. In de kunstclub te Rotterdam is de tentoon stelling van werken van Theodnle IJibot nu geopend. TOOXEEL EN MUZIEK. In het Theater Tivoli, directie Charles de la Mar, zal eerstdaags worden opgevoerd: De pikante roman, blijspel naar het Duitsch, ontelbare malen op 't Wallnertheater opgevoerd. De hoofdrollen zijn in handen van de dames de la Mar, v. OllcfenKley, Aug. Poolman, Poolman-Huyzeis en Anna Poolman, de hoeren Vos, Thönissen, Poolman, v. Ollefcn, enz. Het stuk wordt geestig, grappig en kiesch genoemd. Het tijdschrift ITet tooneel, orgaan van het Xed, tooneelverbond, verschijnt thans, in plaats van in vier winter-afleveringen, om de 14 dagen gedu rende het saizoen. Uitgever is de heer D. A. Rossing, redacteur de heer L. Simons. Het eerste nummer, dat er zeer goed samengesteld en actueel uitziet, bevat ook het programma der tooneelschool. De Franscho acteur Berthelier, een der beste komieken van de laatste jaren, is overleden. Hij debuteerde als opera-zanger, maar zag weldra in,dat zijn toekomst in hot café-concert en de op rabouffe lag. Hij maakt zijn fortuin aan de BoulfesParisiens, het Palais-Royal, de Variétés, de Renais sance, de Nouveautés en de Gaité. Berthelier was uiterst vroom en verzamelde een zeer groot vermogen, een feit dat niet vaak voor komt bij de acteurs van die theaters. Volgens particuliere berichten zal Marcella Sembrich den 20 October met een concert te Berlijn haar kunstreis door Duitschlaml. die tot Kerstmis duurt, openen. Van het begin van het volgend jaar zal zij in de Italiaansche opera te St. Peterburg tienmaal, vervolgens te Moskou viermaal optreden en daarna tot 20 Maart con certen geven in verscheidene steden van Rusland. Van uit het hooge Noorden gaat het dan onmiddelijk naar het heete Zuiden, naar Rome, waar zij gastvoorstellingen geeft van l?26 April, la

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl