De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 14 oktober pagina 3

14 oktober 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. In die gedenkwaardige regelen kon men lezen, dat de directie der Folies-Bergere, verrukt over het ongehoord succes van de familie S.... uit stekende acrobaten, verlangende hun een blijk van nationale tevredenheid te geven, aan deze familie des avonds na de voorstelling een prachtigen krans van gouden bladeren, versierd met zes gouden en zilveren medailles, had vereerd. Wees nu nog zoo geniaal, maar erken, dat gij op zulk een onderscheiding nooit zoudt gekomen zijn! Zelfs de heer Porel die anders voor iets nieuws en ongehoords niet bang is, zou het niet in zijn hersens hebben gekregen, u na afloop der voorstelling gouden lauweren te vereeren, nog veel minder die te omwikkelen met zes medailles van kostbaar metaal. Die geheimzinnige toevoegsels van het dircctoriale enthousiasme zouden iemand tot het maken Van allerlei conjecturen verleiden. Wij kennen al heel wat medailles: die van Sint-Helena b. v., ?welke langzamerhand zeldzaam begint te worden; de militaire medaille, de medaille voor het redden van drenkelingen... maar de acrobaten-medaille? Wat moet er wel op zoo'n ding staan? Zou zij ook het recht geven om een lint in het knoopsgat te dragen? Ware dit laatste het geval, dan zou men ter stond duizenden zich zien wijden aan de beoefe ning van.bet zweefrek, ten einde die zeer be geerde insignes machtig te worden. Maar hoe dat ook zij, gij bemerkt wel, dat men het met kunstenmaken heel ver kan brengen, als men ten minste niet onderweg zijn nek breekt, ?zooals die arme Oastagnet. Het leidt te gelijker tjjd tot eer en vermogen. En de heer Wilson weet maar al te goed, hoe moeilijk het is die beiden te gelijk machtig te worden. Ongelukkig kan niet iedereen touwtjeklimmeu of boven in een circus aan zijn tanden gaan hangen. Daardoor zal de ellende wel altijd aan de orde blijven, helaas! En welke drama's roept zij in het leven! De geschiedenis van twee ongelnkkigen, beiden nacht wakers bij huizen in afbraak, beiden meer dan zeventig jaren oud, behoort tot de rol van deze ?week. De eerste kreeg het te kwaad met de nach telijke koude en werd des morgens dood gevonden. Het bloed in zijne aderen was bevroren. De tweede was, door slaap overmand, in een komfoor met vuur gevallen, dat hij aangestoken had om zich te. verwarmen. Men vond hem des morgens ver koold. Het tragisch einde van deze havelooze en verlaten lieden stemt tot alles behalve vroolijke over peinzingen Te moeten denken, dat in een maat schappij, die aanspraak maakt op beschaving, een arm wezen op vijf-en-zeventigjarigen leeftijd ge dwongen wordt op zulke wijze het brood zijner laatste levensdagen te verdienen! Welke vreeselijke martelingen moeten zij verduren, die zwij gende slachtoffers van het ongeluk, wachters over bouwvallen en zelven bouwvallen. Is het niet een verschrikkelijk, een hatelijk iets, dat Parijs geen schuilplaats aanbiedt ora dezulken op te nemen ? Is bet niet ellendig, dat men zeventigjarigen huurt voor dergelijke diensten? Wij hebben allerlei soorten van dierenbeseherminggenootschappen, maar men moest liever eens gaan denkeu aan het beschermen van den ouderdom. 't Was ook in bet holst van don nacht, maar in een weelderig at home, dat de schilder Boulanger door den dood werd overvallen, die grijpt wat hij kan. Deze artist was meer verrijkt dan beroemd geworden door zijn penseel. Zijn schil derijen werden steeds goed verkocht, ofschoon de kritiek hem nooit met rust liet en vaak niet wei nig havende. Men schold zijn werk stijf en hou terig, gekunsteld. Maar hij scheen zich dat niet erg aan te trekken en ging dood leuk zijn gang. Het Instituut had zijn deuren wagenwijd voor hem geopend, de Staat had hem belast met het onder richt in de offlcieele schilderkunst en daarmede waren waarschijnlijk zijn liefste wensclien en zijn hoogste eerzucht bevredigd. En zoo ging deze door en door eerlijke en hupsche man met een glimlach om de lippen zijn leven van noesten arbeid door. Hij was altijd op de bres, sloeg geen enkele Salon over en toonde door die volharding, dat het hem ernst was met zijn roeping. De laatste maal, dat ik hem ontmoette, was den SOsten April van dit jaar, den jowr du Vernissage. Men dejeuneerde vroolijk, druk zelfs, bijLedpyen. Aan ieder tafeltje voor vier personen zaten er minstens zes of acht. liet regende kwinkslagen en geestige uitvallen, terwijl de bedienden spijzen aanbrach ten en wegnamen en champagnekurken knalden en menig gulle lach weerklonk. Eensklaps werd er een kreet gehoord, die aller ooren deed spitsen, de kreet: leve Boulanger! Het geheelegezelschap stond op, vloog door elkaar en zocht met het oog Ie brave général! 't Was een loos alarm. Een spotvogol, die den schilder Boulanger met zijn sigaar tusschen de lippen, zijn gewoon hoekje, waar hij zijn demitasse had gebruikt, zag verlaten, had dien kreet geuit om het gezelschap een poets te bakken. .En daar was het lieve leven aan den gang. De geheele glazen veranda door was het een geroep van bravo's, een gewuif met hoeden en een geklim op stoelen van nog zoo! De Boulanger van het palet ging, met een schalksche uitdrukking op het gelaat, doodbedaard door de rijen heen en beantwoordde de ietwat sarcastische toejuichingen met een kalmen en beleefden groet naar rechts en links. Hij was zoo verstandig de grap goed op te nemen. Het was intusschen een vermakelijke scène, waar braaf om gelachen werd. Memand dacht toen, dat de held ervan zoo spoedig zou worden weggerukt. Met zijn frissche kleur, leven dig oog en vol gezicht, dat gezondheid en kracht ademde, scheen deze stevige zestiger nog een lang leven voor zich te hebben. De apoplexie kwam en velde hem met n slag ter neer. Ik geloof niet, dat vele zijner werken hem overleven zullen, maar zijn onderwijs was niet zoo banaal en kleingeestig als velen beweren. Is hij zelf ook al te veel aan de traditie gehecht gebleven, hij wist voor zijn leerlingen daarop uitzondering te maken en moedigde alle oorspronkelijkheid aan, als hij die bij hen ontdekte, ofschoon hij zelf ze niet had kunnen vinden. En dat is geen alledaagsche verdienste, niet waar? Zij vereischt een onafhankelijkheid van geest en een absentie van jaloerschheid, welke niet het deel zijn van een alledaagsche natuur. Terwijl de eenen gaan, komen de anderen terug. Wat al verrijzingen tegenwoordig! In de comédie Franchise verschijnt de naam van George Saud weder op het affiche. In het nieuwe théatre lyrique die van Lamartine wiens Jocelyn men op muziek heeft gehracht. In het Odéon, eindelijk, zal de groote Dumas weder op de planken verschynen met zyn Caligula, een stuk, dat nauwe lijks levensvatbaar bleek indertijd, dan door zijn eerste bedrijf. Een wonder van schilderachtige rommeling was dat eerste bedrijf, een zeer realistische voorstel ling van het Romeinsche leven. Het stuk scheen, ongelukkig, niet te beantwoorden aan dien schit terenden proloog. Het zal te bezien staan welk oordeel het tegenwoordig publiek er over velt. Dumas zelf bad een voorliefde bewaard voor zijn versmaden, althans niet gewilden Caligula. Ook had hij een zeker zwak behouden voor de poëzie, waarvan de lotgevallen in zijn loopbaan hem zoo ver verwyderd hadden. Eens op een avond, kort vóór hot uitbreken van den oorlog, bijgevolg dns kort vóór zijn dood, ontmoette ik hem aan tafel bij dokter Piorcy. Ik luisterde en zag met diepe vereering naar den beroemden man, wiens heerlijke romans wij reeds op de schoolbanken tersluiks verslonden hadden. Het gesprek viel juist op de populariteit van die romans. Dumas schudde ongeduldig het hoofd en zeide op ietwat bitteren tooi>: Ja, ik ben een koopman geweest in feuille tons, die grooten opgang maakten, maar ik kon wat beters dan dat Ik had een echt' dichter kunnen worden. Dat heb ik bewezen door mijn Caligula! Die verzuchting van dichtertrots kwam mij voor den geest toen ik dacht aan de reprise door het Odéon aangekondigd. De, reprise! Aan dat woord zullen onze ooren zich geheel het volgend jaar moeten ge wennen, want nu reeds waarschuwt men ons, en er is geen ontkomen aan » Dat is een der ellenden vai algemeene tentoon stellingen die algemeene herkauwing! Alle schouw burgen hebben het voornemen hun moest beroemde oude stukken weder op te voeren, ter eere van al dat vreemde gespuis. Er is niets aan te doen, wij moeten ons onderwerpen aan die onteigening van onze theaters, van onze tafeltjes in het res taurant, van onze fiacros en van zooveel meer nog. Men gaat do prijzen verhoogcn en duikt niets op dan ouden kost. De biefstiikken zullen eens zoo duur en do helft kleiner worden. Een glas bier zal driemaal zooveel kosten als anders, terwijl zijn inhoud tot een vingerhoed inkrimpt. Vroolijk vooruitzicht! En geen enkel middel meer om het dreigend gevaar te bezweren. Van alle kanten maakt men zijn toebereidsolen. Restaurants en cafés sluiten samen een verbond. En de directeurs der schouwburgen heginnen reeds met hun opgra vingen. En tot ecnigen troost zullen wij den Eift'eltoren mogen bewonderen of ons rest ook dit nog: op de spoor te gaan zitten en een schaduw rijk plekje elders op te zoeken. Eenige bedachtzame lieden bobben, naar hot schijnt, hot voornemen opgevat een compensatie van een anderen aard te eischen. Verscheidene afgevaardigden zouden namelijk het gouvernement willen dwingen een zekere schat ting te heffen voor het bezoeken van onze musea tijdens den duur van het volgende jaar. Voorzeker zou dat geen ridderlijke maatregel wezen, maar misschien zou het verduiveld practisch zijn. Wij hebben al lang genoeg aan het DonQuichottisme gedaan en den edelmoedige gespeeld op eigen kosten ! Waarom zouden we nu niet eens een kleine revanche nemen ? In bijna allo andere landen laat men daarvoor en zonder veel omslag betalen. Men stelt de nieuwsgierigheid op de meest onbarmhartige wijze op cijns. Dikwijls moet men een franc betalen voor het zien van een enkel schilderij. Wat zou het dan beteekencn om twintig sous uit te geven voor het bezichtigen van de schatten van het Louvre of zelfs voor die van het Luxembourg of de curiositeiten van Cluny ? Met dat geld zou men later zooveel fraais en goeds tot stand kuunen brengen! Maar ik weet wel hoe dat zal gaan. De over dreven gevoeligheid zal het wel weer winnen. Wij zullen ons wel weer meer Schotscb toonon dan de Schotten zelven, op het puut van kostelooze on verplichte hospitaliteit. Dat is voorzeker zeer edel, maar ik geloof dat het nog meer béte is. In ieder geval is er nog geen besluit genomen en de haspelarijen daarover zijn nog in vollen gang. Evenals over do vraag of do entréactes behouden of afgeschaft dienen te worden. Wij worden hot nooit met elkander eens, in groote noch kleine zaken. Altijd kibbelen en harrewarron. Daarin bestaat onze geheele geschiedenis. Bic Engelsche humorist kende ons door en door, die na een reis door Frankrijk van ons volk getuigde: de Franschon zouden in staat zijn de grootste | zaken te willen, indien zij bij machte waren te ' weten wat zij willen." A. B. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. In den Stadsschouwburg gaat men voort, voor volle zalen, Matthias Samiorff" te vcrtoonen. De Salons, in Nes en Amstelstraat., gaven elk ecu blijspel: De pikante Roman", naar het Duitsch, en Cocard on Bicoquot", naar hot Fransch. Alles wordt echter ovcrschitterd door do voorstellingen van Madame Sarah Beruhardt: La Tosca", La Dame aux Camélias" en Adrienne Lecouvreur". Staan wij bij het liovelingsstuk der groote Aktrice een oogenblik stil. Indien, naar aanleiding der voorstelling van La Tosca", een onzer bladen mot eenig recht ge tuigde, dat Sarah Bernhardt niet meer de Sarah van vóór zes jaren was," de groote comédienne beeft in het werk van Alexandre Dumas dat oor deel schitterend beschaamd. Al wat er ooit schoons, edels en teders in deze kunstenaarsziel gelegen heoit, kan nooit melodieuzer en wegsleepender, door hare zilveren stem", nooit welspre kender door haar spel zijn te-rug-gegeven. Geen spoor van vermoeidheid heeft ook maar voor een oogenblik den toeschouwer er aan herin nerd, dat hier eene vrouw optrad, die den gantschen dag en ook den vorigen in een spoorwagen had doorgebracht. Men woonde de lijdensge schiedenis bij van de ware Marguerite Gfautier, de Marguerite, die de jonge A'lexandre Dumas voor zich zag, toen hij zijn vermaarden en mis duiden roman schreef, de tedere, de bekoor lijke, de wel gevallene, maar naar Victor Hugoos jn gedachte regels door de liefde gelouterde vrouw, die Armand Duval ns liefhad en aan bad. Zulk spel grenst aan het volmaakte : hier bereikt de kunst haar gloriopunt. Ja, Sarah is nog de Koningin, haar kroon schittert uitT boven allen ; onder haar scepter buigen Oude en Nieuwe Waereld. Aan haar te zorgen, dat de gaven, door de Goden hunner lieveling geschonken, niet in luister verliezen, door exploitatie van door reklame naar winst smachtende iniprezarioos; zolfs de nog steeds onverminderde krachten van deze tooneclspeelster kunnen niet bestand zijn tegen zulk een gejaagd en onrustig leven' Hoe beerlijk was de scène, waar, nadat Armand Marguerite van ontrouw verdacht en haar don afscheidsbrief geschreven heeft en zij met den Hertog gaat soepeeren, Prudenee haar tc-rug-roept en zij ondanks zich-zelvo toch Armand weer ont vangt Alleen reeds de wijze, waarop zij een brief aanneemt, dien openmaakt, zich op een kanapee of stoel laat neervallen, bewijst met welk een ernstige en ware kunstenares men te doen heeft: Hot is alles natuur"! roept men uit, maar de minste beweging is be studeerd; en zoo behoort het. Van kleinigheden, oogenschijnlijk althands, maakt zij een treffend tooneeltjen: men herinnere zich, in do laatste scène, het roerende oogenblik, waar do bijna stervende Marguerite zich voelt herleven door Armands komst, waar zij met hem naarde kerk wil gaan, om Nichette te zien trouwen en zich door Naniiie (haar kamenier) haar mantel doet brengen. Het ging u door de ziel, to zien hoc die arme zieke worstelde om zich in haar mantel te hullen; boe zij, a!s een cchto teringlijdcres, zichzelf en anderen haren toestand niet beken nen wil, en Namnes, zelfs Armtmds hulp afwijst: Laisse-moi douc ; je lo ferai seule"; daarop do wanhoop, waarmede zij liet klecdingstuk laat zak ken, aan Armands borst valt en het hartver scheurende je ne poux pas" doet hooren. j Sarah B. alleen kan van zulk een oogcnblik j een drama op zich-zclf maken. Het tooneel met den ouden D wal was subliem; het deed de tederste snaren van ons gemoed j trillen; de lachende, gelukkige, met bloemen spelende Marguerite staat daar voor den vader van Armand, vernederd en vernietigd, haar ver leden verwcnschend, tot do overtuiging gekomen, dat niets ook niet het. diepste berouw, de tederste liefde, ooit van haar de reine vrouw kunnen maken, die zij voor Annand zou willen zijn; dat, al ver geeft God haar, de waoreld iu haar nooit iets an ders zien zal dan de gevallen vrouw; de bovenmenschclijkc inspanning, die zij zich-zelve oplegt om Ar w and* gclnk te volmaken: dat alles 't werd weergegeven met ceno waarheid, cenc soberheid, eene modulatie van toon en uitdrukking, eene distinktie van gebaren, eene houding, zoo nobol, zoo aangrijpend schoon, dat al wat er govoeligs in 't mcnschelijk hart is opging in de innigste sympathie ca de vcrhcvcnste bewondering voor de heldin, die zulk een daad van zelfver loochening volbrengt en do aktrice, die dat op zulk oonu wijze voorstelt. Het pleit, onzes inziens, niet tegen de kunstenares, dat zij, beneden haar hoogtepunt gebleven iu La Tosca", in La Dame aux Carnéas" de verwachting, zeli's van den stoutste, heeft overtroffen; 't bewijst, dat trots den zin voor reklame-niakende spektakel stukken, dien zij de laatste jaren heeft botgevierd, zij al te goed voelt, dat een genie als 't bare veel te hoog staat om een reeks opgeschroefde tafereelen, zij het ook met nog zulk ecu groot meester schap, te vertolken. Moge bet niet to lang duren, dat deze Vorstin van hot tooneel, aan wie het gegeven is twee gantsc'iie wacrclddcelcn met haar stem van zilver te behcerschen, ons nogmaals komt opvoeren tot een kunstgenot als haar tweede en vierde optre den den toeschouwer deed smaken. De rol van Annand Duval werd door den lieer Daraala, vooral in de laatste scènes, goed vertolkt; deze lieer beeft zijn gedistingeerd uiterlijk in zijn voordeel. Do oude Uacul, de Hoor Rebel, kweet zich ook op waardige wijze van zijn taak. De ove rige Dames droegen het hare bij tot bet welslagen der voorstelling. Met eene Fransche troep beeft | men steeds dit vóur, dat men met geboren aktcurs te doen hoeft. De toiletten van M'trt/iiei'ite waren schitterend en zeer elegant: Mev. Sarah Bernhardt hoeft in hooge mate de gave zich te klcoden; zoo dat hare slanke gestalte op't voordceligst uitkomt. * * * De komedie, die door den lieer Charles de la Mar in Tivuli", ouder den titel De pikante Roman", gegeven wordt, is uit het Duitsch ver taald, naar B. Kohier, en spoelt ook in Dnitschland, ofschoon er de lof van Van liouten's Cacao" iu wordt gestoken. De zedelijke strekking van het stuk is voor treffelijk : het is gekant tegen de slechte fransche romans. Jammer, dat de auteur geen betere wapens beeft weten te kiezen. De aisHietischo samenstelling dezer komedie is ontzaglijk zwak; de charaktortcckening ilaauw, de knoop zonder eenig vernuft gelegd. Een oude Baron, mot name V on Falckltoïst, conte j'eurette aan alle knappe jonge vrouwen en gebruikt, als zijn bondgenoten, eenigc exemplaren van Lu belle Marie. Mémoires d'une danseuse. De domme inan maakt het bof aan een rijke, schoone, jonge weduwe (Ktigén:e ron Claircit), aan een lieve Icerlooyersdocliter (Door/je ImJioffer). en aan Marl/te, dienstmaagd van bet echtpaar l^rans Imlioffer on Helene ton l^iilckhorat; maar die Franenzimmer trouwen met Paul WuflgenJteim, een mislukt artiest, gewonnen voor den landbouw, met een heeschen sergeant, die alleen a la cantonnade spreekt en handelt, en met Knoll, knecht bij Jfnms Imltofjer. Toeval lige samenkomsten en oogcnblikken van hartelijk heid worden, ook in deze komedie, voor bewijzen van ontrouw gehouden; zelfs duelleert Frans met Paul; maar alles komt terecht. Ik schrijf het toe aan het onvermogen van den auteur om typen te schetsen, dat de uitvoerende kunstenaars, ofschoon alle zich lustig en vlot heenreddend door bun partij, de personaadjes zoo zwak gecharakterizeerd hebben. Ik zonder hiervan uit den Heer Harms, die een volubilen boeken-kolporteur heel koddig heeft voorgesteld. De Dames Van OUcfen-Kley en Aug. Poolman (Eugénie von CUtiren en Doortje ImJioffer), laten nooit na te behagen, iu haar optreden. De Bn. von Falckliorst werd door den Heer Vos gespeeld. De opvatting kwam ons wat mat voor. Do Heer Thönissen speelde voor Knoll; hij had zich wat oud gemaakt. De Hoeren Henri Poolman (Paul) en Van Ollefen (Intlioffer Sr.) waren goed. Lof verdient do spoedige opvolging der 4 be drijven. Nu speelde ook alles in de zelfde kamer. Zij kwam uit ii. den tuin; rnaar buiten was het, ook op klaarlichten dag, volkomen donker. Het talrijke en deftige publiek had aanspraak op beter verzorging van dit onderdeel. De omédie-farec, meer dan Com die-Vatidevillo", welke in den Salon" der Amstelstraat speelt, is een kostelijke satyro, op sommige formen van strafvordering; op de drift van vele leden der schoone sexe om beziggehouden te worden met verhalen van groote misdaden en de tedere be langstelling, die niet zelden aan groote boosdoe ners, die het Gerecht in handen zijn gevallen, door haar gewijd wordt. Cocard en Bicoquot" is vol van do komiekste tooneelen, van plastische hekelingen, Molière waard. Dit klucbtspel is een meesterstuk van rnenscbenkennis, fijne observatie on weelderig vernuft. Hot niet-rooken op Woens dagavond schijnt afgeschaft: anders zou ik gerust onzen beau monde noodigen eens een kijkjen te gaan nemen. De Heoron Hippolyte Rayiaond en Maxime Boucheron betreden geen platgetreden paden. Of schoon er ceiiige verliefdheden in het stuk voor komen, wordt de ajsthetische behoefte van den toeschouwer niet gepaaid met het uitzicht en het feit, diit zij mekaar krijgen". Het is ecu zedeschets, tintelend van waarheid, en ofschoon men zich onophoudelijk vraagt: iloözullen de auteurs de gebeurtenissen nu verder leiden?" en men tel kens do grepen bewondert die, ook in deze zedige sfeer, een aangeboren draraatiesch vcrnuit en takt verraden, speelt toch het lot der personaadjes een ondergeschikte rol. Het stuk is een we rgaa voor het komische element van Sardous Bourgeois de Pont-Arcy"; maar men hoeft hier een kluchtspel met do noodige (echter "ooit hinderlijke) overdrijving. Hot gezelschap van de Heeren Kreukniet & Co. verdient veel lof voor de goede smaak, waarmee het zich onthoudt, van die overdrijving nog meer te onderstrepen. Voor het overige gebruiken do auteurs met een groot s'.ms gêne, het vernieuwde, maar een paar eeuwen lang vermeden eflektmiddel, om do porsonaadjes ronduit aan liet publiek te doen ver halen, wat er achter de schermen voorgevallen is, dat zeker in een klucht beter dan in een ernstig drama is toe te laten. Het stuk wordt mistekend gespeeld ; tot in de minste bizonderhoden loven de arliöstcn werkelijk het lot dor personaadjes. Do Hecren Bigot (CocunlBicoqtiet), Blaascr (I<'/t#i<tssitr). Van don Heuvel (jfflidguclion), zeli's de Heer llolirop (A<!:;okaaf Jacquin) hebben de toovermachtdcr ui'scoMiicviop uit nemende wijze door de zaal doen licerschon. Wordt er algomeener gelachen, wanneer de grappen Haauwer zijn, dit behoort voor echte kunstenaars zonder waar de te wezen. Mevr. Holtrop?Van Gelder heeft het geëxalteerde meisjcn, dat in den(gowaamlen) moor denaar een held ziet, met veel talent voorgesteld. Ons kompliment aan baar; niet minder aan de dwaze oude Juffrouw Tritiglot, door Mevr. Huysers?Hosonveldt zonder overdrijving en toch kleur rijk vertolkt. Zelfs de aanzienlijke Dames X. Y. Z." die den (psemlo-jboüswicht in zijn arrostkamtir komen bezoeken en bewonderen, Mejufvrouwen Mounier, Jonas on Sluytcrs, hebbon aanspraak op onze dankbaarheid. De andero rollen geven minder gelegenheid om uit to komen; maar werden goed vervuld. 10 Okt. '88. ALB. TH. MüZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 10 ct. 1888. In Figaro's ITochscit en 'Jannhmmer debuteerde de heer Fiscber als lyrisch bariton, hij bezit zeer goede stemmiddelou doch weet zo blijkbaar niet te gebruiken, zijn zang wa.s vooral i» TannJtamer gebrekkig, hetgeen voor ons to meer to bejammeren is omdat zijne figuur zich beter voor de Ilühiic leent, dan die van zijn mededinger Manbeit. Voor bet emplooi van heldentenor debuteerde de hoor Walther inJjOltenf/i'in en 'J'nnnniinser;in hem mag een echte heldentenor begroot worden met groote, i'risscho stemmiddclDn on een pa.wend figuur. Wanneer hij geloerd zal bobben zich te behccrscben en zich vlijtig in de kunst van zingen wil blijven oefenen, mag men groote vünvai-hiingen van bom koesteren; dit zij voor heden alles wat ik omtrent dezen, voor onze Opera vcclbelovcnden zanger zeggen kan. Wij zijn dus nu zoo langzamerhand door do debuten heen; zij hadden ditmaal heel wat te bctcekeuen, eu in 't algemeen mag getuigd worden dat de heer v. Bongardt er iu geslaagd is een gezelschap samen te stellen, dat in vele opzichten uitmuntend is. Zonder ik den heer Stierlin uit, met wiens engagement als tweede bas ik mij nog maar niet vereenigen kan, en den heer Mastorff, die nog te weinig optrad om te kunnen beoor deeld worden (zijn geluid schijnt overigens zeer goed en klinkt bevredigend), dan is het personeel van dien aard, dat men goede opvoeringen mag verwachten, ja als geheel genomen vcol beter dan we hot sinds jaren hadden. liet publiek toont dit reeds to begrijpen, daar bot bezoek op verblijdende wijze toeneemt. De Hollandscho opora, onder directie van den heer do Groot, trad hier jl. Maandag voor het eerst in hot nieuwe gebouw op; daar in dit blad omtrent dit gezelschap door mijn geëerden Amsterdamscb.cn collega steeds uitvoerig gerefereerd wordt, wcnsch ik mij te bepalen tot de vermelding van den genaakten indruk. Deze was bij de 011bevooroordeelden beslist gunstig; men gaf Trou badour ea maakte daarin kennis met mej. Den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl