Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
In die gedenkwaardige regelen kon men lezen,
dat de directie der Folies-Bergere, verrukt over
het ongehoord succes van de familie S.... uit
stekende acrobaten, verlangende hun een blijk
van nationale tevredenheid te geven, aan deze
familie des avonds na de voorstelling een
prachtigen krans van gouden bladeren, versierd met zes
gouden en zilveren medailles, had vereerd.
Wees nu nog zoo geniaal, maar erken, dat gij
op zulk een onderscheiding nooit zoudt gekomen
zijn! Zelfs de heer Porel die anders voor iets
nieuws en ongehoords niet bang is, zou het niet
in zijn hersens hebben gekregen, u na afloop der
voorstelling gouden lauweren te vereeren, nog veel
minder die te omwikkelen met zes medailles van
kostbaar metaal.
Die geheimzinnige toevoegsels van het
dircctoriale enthousiasme zouden iemand tot het maken
Van allerlei conjecturen verleiden. Wij kennen
al heel wat medailles: die van Sint-Helena b. v.,
?welke langzamerhand zeldzaam begint te worden;
de militaire medaille, de medaille voor het redden
van drenkelingen... maar de acrobaten-medaille?
Wat moet er wel op zoo'n ding staan? Zou zij
ook het recht geven om een lint in het knoopsgat
te dragen?
Ware dit laatste het geval, dan zou men ter
stond duizenden zich zien wijden aan de beoefe
ning van.bet zweefrek, ten einde die zeer be
geerde insignes machtig te worden.
Maar hoe dat ook zij, gij bemerkt wel, dat men
het met kunstenmaken heel ver kan brengen, als
men ten minste niet onderweg zijn nek breekt,
?zooals die arme Oastagnet. Het leidt te gelijker
tjjd tot eer en vermogen. En de heer Wilson weet
maar al te goed, hoe moeilijk het is die beiden
te gelijk machtig te worden.
Ongelukkig kan niet iedereen
touwtjeklimmeu of boven in een circus aan zijn tanden gaan
hangen. Daardoor zal de ellende wel altijd aan
de orde blijven, helaas!
En welke drama's roept zij in het leven! De
geschiedenis van twee ongelnkkigen, beiden nacht
wakers bij huizen in afbraak, beiden meer dan
zeventig jaren oud, behoort tot de rol van deze
?week. De eerste kreeg het te kwaad met de nach
telijke koude en werd des morgens dood gevonden.
Het bloed in zijne aderen was bevroren. De tweede
was, door slaap overmand, in een komfoor met
vuur gevallen, dat hij aangestoken had om zich
te. verwarmen. Men vond hem des morgens ver
koold. Het tragisch einde van deze havelooze en
verlaten lieden stemt tot alles behalve vroolijke over
peinzingen Te moeten denken, dat in een maat
schappij, die aanspraak maakt op beschaving, een
arm wezen op vijf-en-zeventigjarigen leeftijd ge
dwongen wordt op zulke wijze het brood zijner
laatste levensdagen te verdienen! Welke
vreeselijke martelingen moeten zij verduren, die zwij
gende slachtoffers van het ongeluk, wachters over
bouwvallen en zelven bouwvallen.
Is het niet een verschrikkelijk, een hatelijk iets,
dat Parijs geen schuilplaats aanbiedt ora dezulken
op te nemen ? Is bet niet ellendig, dat men
zeventigjarigen huurt voor dergelijke diensten? Wij
hebben allerlei soorten van
dierenbeseherminggenootschappen, maar men moest liever eens gaan
denkeu aan het beschermen van den ouderdom.
't Was ook in bet holst van don nacht, maar
in een weelderig at home, dat de schilder
Boulanger door den dood werd overvallen, die grijpt
wat hij kan. Deze artist was meer verrijkt dan
beroemd geworden door zijn penseel. Zijn schil
derijen werden steeds goed verkocht, ofschoon de
kritiek hem nooit met rust liet en vaak niet wei
nig havende. Men schold zijn werk stijf en hou
terig, gekunsteld. Maar hij scheen zich dat niet
erg aan te trekken en ging dood leuk zijn gang.
Het Instituut had zijn deuren wagenwijd voor hem
geopend, de Staat had hem belast met het onder
richt in de offlcieele schilderkunst en daarmede
waren waarschijnlijk zijn liefste wensclien en zijn
hoogste eerzucht bevredigd. En zoo ging deze
door en door eerlijke en hupsche man met een
glimlach om de lippen zijn leven van noesten arbeid
door. Hij was altijd op de bres, sloeg geen enkele
Salon over en toonde door die volharding, dat het
hem ernst was met zijn roeping. De laatste maal,
dat ik hem ontmoette, was den SOsten April van
dit jaar, den jowr du Vernissage. Men
dejeuneerde vroolijk, druk zelfs, bijLedpyen. Aan ieder
tafeltje voor vier personen zaten er minstens zes
of acht. liet regende kwinkslagen en geestige
uitvallen, terwijl de bedienden spijzen aanbrach
ten en wegnamen en champagnekurken knalden
en menig gulle lach weerklonk. Eensklaps werd
er een kreet gehoord, die aller ooren deed spitsen,
de kreet: leve Boulanger! Het geheelegezelschap
stond op, vloog door elkaar en zocht met het oog
Ie brave général!
't Was een loos alarm. Een spotvogol, die den
schilder Boulanger met zijn sigaar tusschen de
lippen, zijn gewoon hoekje, waar hij zijn
demitasse had gebruikt, zag verlaten, had dien kreet
geuit om het gezelschap een poets te bakken.
.En daar was het lieve leven aan den gang. De
geheele glazen veranda door was het een geroep
van bravo's, een gewuif met hoeden en een
geklim op stoelen van nog zoo! De Boulanger van
het palet ging, met een schalksche uitdrukking
op het gelaat, doodbedaard door de rijen heen en
beantwoordde de ietwat sarcastische toejuichingen
met een kalmen en beleefden groet naar rechts
en links. Hij was zoo verstandig de grap goed
op te nemen. Het was intusschen een vermakelijke
scène, waar braaf om gelachen werd. Memand
dacht toen, dat de held ervan zoo spoedig zou
worden weggerukt. Met zijn frissche kleur, leven
dig oog en vol gezicht, dat gezondheid en kracht
ademde, scheen deze stevige zestiger nog een
lang leven voor zich te hebben. De apoplexie
kwam en velde hem met n slag ter neer. Ik
geloof niet, dat vele zijner werken hem overleven
zullen, maar zijn onderwijs was niet zoo banaal
en kleingeestig als velen beweren. Is hij zelf ook
al te veel aan de traditie gehecht gebleven, hij
wist voor zijn leerlingen daarop uitzondering te
maken en moedigde alle oorspronkelijkheid aan,
als hij die bij hen ontdekte, ofschoon hij zelf ze
niet had kunnen vinden.
En dat is geen alledaagsche verdienste, niet
waar? Zij vereischt een onafhankelijkheid van
geest en een absentie van jaloerschheid, welke
niet het deel zijn van een alledaagsche natuur.
Terwijl de eenen gaan, komen de anderen
terug. Wat al verrijzingen tegenwoordig! In de
comédie Franchise verschijnt de naam van George
Saud weder op het affiche. In het nieuwe théatre
lyrique die van Lamartine wiens Jocelyn men op
muziek heeft gehracht. In het Odéon, eindelijk,
zal de groote Dumas weder op de planken
verschynen met zyn Caligula, een stuk, dat nauwe
lijks levensvatbaar bleek indertijd, dan door zijn
eerste bedrijf.
Een wonder van schilderachtige rommeling was
dat eerste bedrijf, een zeer realistische voorstel
ling van het Romeinsche leven. Het stuk scheen,
ongelukkig, niet te beantwoorden aan dien schit
terenden proloog. Het zal te bezien staan welk
oordeel het tegenwoordig publiek er over velt.
Dumas zelf bad een voorliefde bewaard voor
zijn versmaden, althans niet gewilden Caligula.
Ook had hij een zeker zwak behouden voor de
poëzie, waarvan de lotgevallen in zijn loopbaan
hem zoo ver verwyderd hadden.
Eens op een avond, kort vóór hot uitbreken
van den oorlog, bijgevolg dns kort vóór zijn dood,
ontmoette ik hem aan tafel bij dokter Piorcy. Ik
luisterde en zag met diepe vereering naar den
beroemden man, wiens heerlijke romans wij reeds
op de schoolbanken tersluiks verslonden hadden.
Het gesprek viel juist op de populariteit van
die romans. Dumas schudde ongeduldig het hoofd
en zeide op ietwat bitteren tooi>:
Ja, ik ben een koopman geweest in feuille
tons, die grooten opgang maakten, maar ik kon
wat beters dan dat Ik had een echt' dichter
kunnen worden. Dat heb ik bewezen door mijn
Caligula! Die verzuchting van dichtertrots kwam
mij voor den geest toen ik dacht aan de reprise
door het Odéon aangekondigd.
De, reprise! Aan dat woord zullen onze
ooren zich geheel het volgend jaar moeten ge
wennen, want nu reeds waarschuwt men ons, en
er is geen ontkomen aan »
Dat is een der ellenden vai algemeene tentoon
stellingen die algemeene herkauwing! Alle schouw
burgen hebben het voornemen hun moest beroemde
oude stukken weder op te voeren, ter eere van
al dat vreemde gespuis. Er is niets aan te doen,
wij moeten ons onderwerpen aan die onteigening
van onze theaters, van onze tafeltjes in het res
taurant, van onze fiacros en van zooveel meer nog.
Men gaat do prijzen verhoogcn en duikt niets op
dan ouden kost. De biefstiikken zullen eens zoo
duur en do helft kleiner worden. Een glas bier
zal driemaal zooveel kosten als anders, terwijl zijn
inhoud tot een vingerhoed inkrimpt. Vroolijk
vooruitzicht! En geen enkel middel meer om het
dreigend gevaar te bezweren. Van alle kanten
maakt men zijn toebereidsolen. Restaurants en
cafés sluiten samen een verbond. En de directeurs
der schouwburgen heginnen reeds met hun opgra
vingen. En tot ecnigen troost zullen wij den
Eift'eltoren mogen bewonderen of ons rest ook
dit nog: op de spoor te gaan zitten en een schaduw
rijk plekje elders op te zoeken.
Eenige bedachtzame lieden bobben, naar hot
schijnt, hot voornemen opgevat een compensatie
van een anderen aard te eischen.
Verscheidene afgevaardigden zouden namelijk
het gouvernement willen dwingen een zekere schat
ting te heffen voor het bezoeken van onze musea
tijdens den duur van het volgende jaar.
Voorzeker zou dat geen ridderlijke maatregel
wezen, maar misschien zou het verduiveld practisch
zijn. Wij hebben al lang genoeg aan het
DonQuichottisme gedaan en den edelmoedige gespeeld
op eigen kosten ! Waarom zouden we nu niet
eens een kleine revanche nemen ?
In bijna allo andere landen laat men daarvoor
en zonder veel omslag betalen. Men stelt de
nieuwsgierigheid op de meest onbarmhartige wijze
op cijns. Dikwijls moet men een franc betalen
voor het zien van een enkel schilderij. Wat zou
het dan beteekencn om twintig sous uit te geven
voor het bezichtigen van de schatten van het
Louvre of zelfs voor die van het Luxembourg of
de curiositeiten van Cluny ?
Met dat geld zou men later zooveel fraais en
goeds tot stand kuunen brengen!
Maar ik weet wel hoe dat zal gaan. De over
dreven gevoeligheid zal het wel weer winnen.
Wij zullen ons wel weer meer Schotscb toonon
dan de Schotten zelven, op het puut van
kostelooze on verplichte hospitaliteit. Dat is voorzeker
zeer edel, maar ik geloof dat het nog meer béte
is. In ieder geval is er nog geen besluit genomen
en de haspelarijen daarover zijn nog in vollen
gang. Evenals over do vraag of do entréactes
behouden of afgeschaft dienen te worden. Wij
worden hot nooit met elkander eens, in groote
noch kleine zaken. Altijd kibbelen en harrewarron.
Daarin bestaat onze geheele geschiedenis. Bic
Engelsche humorist kende ons door en door, die
na een reis door Frankrijk van ons volk getuigde:
de Franschon zouden in staat zijn de grootste |
zaken te willen, indien zij bij machte waren te '
weten wat zij willen."
A. B.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
In den Stadsschouwburg gaat men voort, voor
volle zalen, Matthias Samiorff" te vcrtoonen.
De Salons, in Nes en Amstelstraat., gaven elk ecu
blijspel: De pikante Roman", naar het Duitsch,
en Cocard on Bicoquot", naar hot Fransch. Alles
wordt echter ovcrschitterd door do voorstellingen
van Madame Sarah Beruhardt: La Tosca", La
Dame aux Camélias" en Adrienne Lecouvreur".
Staan wij bij het liovelingsstuk der groote Aktrice
een oogenblik stil.
Indien, naar aanleiding der voorstelling van La
Tosca", een onzer bladen mot eenig recht ge
tuigde, dat Sarah Bernhardt niet meer de Sarah
van vóór zes jaren was," de groote comédienne
beeft in het werk van Alexandre Dumas dat oor
deel schitterend beschaamd. Al wat er ooit
schoons, edels en teders in deze kunstenaarsziel
gelegen heoit, kan nooit melodieuzer en
wegsleepender, door hare zilveren stem", nooit welspre
kender door haar spel zijn te-rug-gegeven.
Geen spoor van vermoeidheid heeft ook maar
voor een oogenblik den toeschouwer er aan herin
nerd, dat hier eene vrouw optrad, die den
gantschen dag en ook den vorigen in een spoorwagen
had doorgebracht. Men woonde de lijdensge
schiedenis bij van de ware Marguerite Gfautier,
de Marguerite, die de jonge A'lexandre Dumas
voor zich zag, toen hij zijn vermaarden en mis
duiden roman schreef, de tedere, de bekoor
lijke, de wel gevallene, maar naar Victor Hugoos
jn gedachte regels door de liefde gelouterde
vrouw, die Armand Duval ns liefhad en aan
bad. Zulk spel grenst aan het volmaakte : hier
bereikt de kunst haar gloriopunt. Ja, Sarah is
nog de Koningin, haar kroon schittert uitT boven
allen ; onder haar scepter buigen Oude en Nieuwe
Waereld. Aan haar te zorgen, dat de gaven, door de
Goden hunner lieveling geschonken, niet in luister
verliezen, door exploitatie van door reklame naar
winst smachtende iniprezarioos; zolfs de nog
steeds onverminderde krachten van deze
tooneclspeelster kunnen niet bestand zijn tegen zulk
een gejaagd en onrustig leven'
Hoe beerlijk was de scène, waar, nadat Armand
Marguerite van ontrouw verdacht en haar don
afscheidsbrief geschreven heeft en zij met den
Hertog gaat soepeeren, Prudenee haar tc-rug-roept
en zij ondanks zich-zelvo toch Armand weer ont
vangt Alleen reeds de wijze, waarop zij een
brief aanneemt, dien openmaakt, zich op een
kanapee of stoel laat neervallen, bewijst met
welk een ernstige en ware kunstenares men
te doen heeft: Hot is alles natuur"! roept
men uit, maar de minste beweging is be
studeerd; en zoo behoort het. Van kleinigheden,
oogenschijnlijk althands, maakt zij een treffend
tooneeltjen: men herinnere zich, in do laatste
scène, het roerende oogenblik, waar do bijna
stervende Marguerite zich voelt herleven door
Armands komst, waar zij met hem naarde kerk
wil gaan, om Nichette te zien trouwen en zich
door Naniiie (haar kamenier) haar mantel doet
brengen. Het ging u door de ziel, to zien hoc
die arme zieke worstelde om zich in haar mantel
te hullen; boe zij, a!s een cchto teringlijdcres,
zichzelf en anderen haren toestand niet beken
nen wil, en Namnes, zelfs Armtmds hulp afwijst:
Laisse-moi douc ; je lo ferai seule"; daarop do
wanhoop, waarmede zij liet klecdingstuk laat zak
ken, aan Armands borst valt en het hartver
scheurende je ne poux pas" doet hooren. j
Sarah B. alleen kan van zulk een oogcnblik j
een drama op zich-zclf maken.
Het tooneel met den ouden D wal was subliem;
het deed de tederste snaren van ons gemoed j
trillen; de lachende, gelukkige, met bloemen
spelende Marguerite staat daar voor den vader
van Armand, vernederd en vernietigd, haar ver
leden verwcnschend, tot do overtuiging gekomen,
dat niets ook niet het. diepste berouw, de tederste
liefde, ooit van haar de reine vrouw kunnen maken,
die zij voor Annand zou willen zijn; dat, al ver
geeft God haar, de waoreld iu haar nooit iets an
ders zien zal dan de gevallen vrouw; de
bovenmenschclijkc inspanning, die zij zich-zelve oplegt
om Ar w and* gclnk te volmaken: dat alles
't werd weergegeven met ceno waarheid, cenc
soberheid, eene modulatie van toon en uitdrukking,
eene distinktie van gebaren, eene houding, zoo
nobol, zoo aangrijpend schoon, dat al wat er
govoeligs in 't mcnschelijk hart is opging in de
innigste sympathie ca de vcrhcvcnste bewondering
voor de heldin, die zulk een daad van zelfver
loochening volbrengt en do aktrice, die dat op
zulk oonu wijze voorstelt.
Het pleit, onzes inziens, niet tegen de kunstenares,
dat zij, beneden haar hoogtepunt gebleven iu La
Tosca", in La Dame aux Carnéas" de verwachting,
zeli's van den stoutste, heeft overtroffen; 't bewijst, dat
trots den zin voor reklame-niakende spektakel
stukken, dien zij de laatste jaren heeft botgevierd,
zij al te goed voelt, dat een genie als 't bare veel
te hoog staat om een reeks opgeschroefde
tafereelen, zij het ook met nog zulk ecu groot meester
schap, te vertolken.
Moge bet niet to lang duren, dat deze Vorstin
van hot tooneel, aan wie het gegeven is twee
gantsc'iie wacrclddcelcn met haar stem van zilver
te behcerschen, ons nogmaals komt opvoeren tot
een kunstgenot als haar tweede en vierde optre
den den toeschouwer deed smaken.
De rol van Annand Duval werd door den lieer
Daraala, vooral in de laatste scènes, goed vertolkt;
deze lieer beeft zijn gedistingeerd uiterlijk in zijn
voordeel. Do oude Uacul, de Hoor Rebel, kweet
zich ook op waardige wijze van zijn taak. De ove
rige Dames droegen het hare bij tot bet welslagen
der voorstelling. Met eene Fransche troep beeft |
men steeds dit vóur, dat men met geboren aktcurs
te doen hoeft. De toiletten van M'trt/iiei'ite waren
schitterend en zeer elegant: Mev. Sarah Bernhardt
hoeft in hooge mate de gave zich te klcoden; zoo
dat hare slanke gestalte op't voordceligst uitkomt.
*
* *
De komedie, die door den lieer Charles de la
Mar in Tivuli", ouder den titel De pikante
Roman", gegeven wordt, is uit het Duitsch ver
taald, naar B. Kohier, en spoelt ook in Dnitschland,
ofschoon er de lof van Van liouten's Cacao" iu
wordt gestoken.
De zedelijke strekking van het stuk is voor
treffelijk : het is gekant tegen de slechte fransche
romans. Jammer, dat de auteur geen betere
wapens beeft weten te kiezen. De aisHietischo
samenstelling dezer komedie is ontzaglijk zwak;
de charaktortcckening ilaauw, de knoop zonder
eenig vernuft gelegd. Een oude Baron, mot name
V on Falckltoïst, conte j'eurette aan alle knappe
jonge vrouwen en gebruikt, als zijn bondgenoten,
eenigc exemplaren van Lu belle Marie. Mémoires
d'une danseuse. De domme inan maakt het bof
aan een rijke, schoone, jonge weduwe (Ktigén:e
ron Claircit), aan een lieve Icerlooyersdocliter
(Door/je ImJioffer). en aan Marl/te, dienstmaagd
van bet echtpaar l^rans Imlioffer on Helene ton
l^iilckhorat; maar die Franenzimmer trouwen met
Paul WuflgenJteim, een mislukt artiest, gewonnen
voor den landbouw, met een heeschen sergeant,
die alleen a la cantonnade spreekt en handelt,
en met Knoll, knecht bij Jfnms Imltofjer. Toeval
lige samenkomsten en oogcnblikken van hartelijk
heid worden, ook in deze komedie, voor bewijzen
van ontrouw gehouden; zelfs duelleert Frans met
Paul; maar alles komt terecht.
Ik schrijf het toe aan het onvermogen van den
auteur om typen te schetsen, dat de uitvoerende
kunstenaars, ofschoon alle zich lustig en vlot
heenreddend door bun partij, de personaadjes zoo zwak
gecharakterizeerd hebben. Ik zonder hiervan uit
den Heer Harms, die een volubilen
boeken-kolporteur heel koddig heeft voorgesteld.
De Dames Van OUcfen-Kley en Aug. Poolman
(Eugénie von CUtiren en Doortje ImJioffer), laten
nooit na te behagen, iu haar optreden. De Bn.
von Falckliorst werd door den Heer Vos gespeeld.
De opvatting kwam ons wat mat voor. Do Heer
Thönissen speelde voor Knoll; hij had zich
wat oud gemaakt. De Hoeren Henri Poolman
(Paul) en Van Ollefen (Intlioffer Sr.) waren
goed.
Lof verdient do spoedige opvolging der 4 be
drijven. Nu speelde ook alles in de zelfde kamer.
Zij kwam uit ii. den tuin; rnaar buiten was het,
ook op klaarlichten dag, volkomen donker.
Het talrijke en deftige publiek had aanspraak
op beter verzorging van dit onderdeel.
De omédie-farec, meer dan Com
die-Vatidevillo", welke in den Salon" der Amstelstraat
speelt, is een kostelijke satyro, op sommige formen
van strafvordering; op de drift van vele leden der
schoone sexe om beziggehouden te worden met
verhalen van groote misdaden en de tedere be
langstelling, die niet zelden aan groote boosdoe
ners, die het Gerecht in handen zijn gevallen,
door haar gewijd wordt. Cocard en Bicoquot" is
vol van do komiekste tooneelen, van plastische
hekelingen, Molière waard. Dit klucbtspel is een
meesterstuk van rnenscbenkennis, fijne observatie
on weelderig vernuft. Hot niet-rooken op Woens
dagavond schijnt afgeschaft: anders zou ik gerust
onzen beau monde noodigen eens een kijkjen te gaan
nemen.
De Heoron Hippolyte Rayiaond en Maxime
Boucheron betreden geen platgetreden paden. Of
schoon er ceiiige verliefdheden in het stuk voor
komen, wordt de ajsthetische behoefte van den
toeschouwer niet gepaaid met het uitzicht en het
feit, diit zij mekaar krijgen". Het is ecu
zedeschets, tintelend van waarheid, en ofschoon men
zich onophoudelijk vraagt: iloözullen de auteurs
de gebeurtenissen nu verder leiden?" en men tel
kens do grepen bewondert die, ook in deze zedige
sfeer, een aangeboren draraatiesch vcrnuit en takt
verraden, speelt toch het lot der personaadjes
een ondergeschikte rol. Het stuk is een we
rgaa voor het komische element van Sardous
Bourgeois de Pont-Arcy"; maar men hoeft hier
een kluchtspel met do noodige (echter "ooit
hinderlijke) overdrijving. Hot gezelschap van
de Heeren Kreukniet & Co. verdient veel lof
voor de goede smaak, waarmee het zich onthoudt,
van die overdrijving nog meer te onderstrepen.
Voor het overige gebruiken do auteurs met een
groot s'.ms gêne, het vernieuwde, maar een paar
eeuwen lang vermeden eflektmiddel, om do
porsonaadjes ronduit aan liet publiek te doen ver
halen, wat er achter de schermen voorgevallen is,
dat zeker in een klucht beter dan in een ernstig
drama is toe te laten.
Het stuk wordt mistekend gespeeld ; tot in de
minste bizonderhoden loven de arliöstcn werkelijk
het lot dor personaadjes. Do Hecren Bigot
(CocunlBicoqtiet), Blaascr (I<'/t#i<tssitr). Van don Heuvel
(jfflidguclion), zeli's de Heer llolirop (A<!:;okaaf
Jacquin) hebben de toovermachtdcr ui'scoMiicviop uit
nemende wijze door de zaal doen licerschon. Wordt er
algomeener gelachen, wanneer de grappen Haauwer
zijn, dit behoort voor echte kunstenaars zonder waar
de te wezen. Mevr. Holtrop?Van Gelder heeft het
geëxalteerde meisjcn, dat in den(gowaamlen) moor
denaar een held ziet, met veel talent voorgesteld.
Ons kompliment aan baar; niet minder aan de
dwaze oude Juffrouw Tritiglot, door Mevr.
Huysers?Hosonveldt zonder overdrijving en toch kleur
rijk vertolkt. Zelfs de aanzienlijke Dames X. Y.
Z." die den (psemlo-jboüswicht in zijn
arrostkamtir komen bezoeken en bewonderen,
Mejufvrouwen Mounier, Jonas on Sluytcrs, hebbon
aanspraak op onze dankbaarheid. De andero
rollen geven minder gelegenheid om uit to komen;
maar werden goed vervuld.
10 Okt. '88. ALB. TH.
MüZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 10 ct. 1888.
In Figaro's ITochscit en 'Jannhmmer debuteerde
de heer Fiscber als lyrisch bariton, hij bezit zeer
goede stemmiddelou doch weet zo blijkbaar niet
te gebruiken, zijn zang wa.s vooral i»
TannJtamer gebrekkig, hetgeen voor ons to meer to
bejammeren is omdat zijne figuur zich beter voor
de Ilühiic leent, dan die van zijn mededinger
Manbeit.
Voor bet emplooi van heldentenor debuteerde
de hoor Walther inJjOltenf/i'in en 'J'nnnniinser;in
hem mag een echte heldentenor begroot worden
met groote, i'risscho stemmiddclDn on een pa.wend
figuur. Wanneer hij geloerd zal bobben zich te
behccrscben en zich vlijtig in de kunst van zingen
wil blijven oefenen, mag men groote vünvai-hiingen
van bom koesteren; dit zij voor heden alles wat
ik omtrent dezen, voor onze Opera vcclbelovcnden
zanger zeggen kan.
Wij zijn dus nu zoo langzamerhand door do
debuten heen; zij hadden ditmaal heel wat te
bctcekeuen, eu in 't algemeen mag getuigd worden
dat de heer v. Bongardt er iu geslaagd is een
gezelschap samen te stellen, dat in vele opzichten
uitmuntend is. Zonder ik den heer Stierlin uit,
met wiens engagement als tweede bas ik mij nog
maar niet vereenigen kan, en den heer Mastorff,
die nog te weinig optrad om te kunnen beoor
deeld worden (zijn geluid schijnt overigens zeer
goed en klinkt bevredigend), dan is het personeel
van dien aard, dat men goede opvoeringen mag
verwachten, ja als geheel genomen vcol
beter dan we hot sinds jaren hadden. liet publiek
toont dit reeds to begrijpen, daar bot bezoek op
verblijdende wijze toeneemt.
De Hollandscho opora, onder directie van den
heer do Groot, trad hier jl. Maandag voor het
eerst in hot nieuwe gebouw op; daar in dit blad
omtrent dit gezelschap door mijn geëerden
Amsterdamscb.cn collega steeds uitvoerig gerefereerd
wordt, wcnsch ik mij te bepalen tot de vermelding
van den genaakten indruk. Deze was bij de
011bevooroordeelden beslist gunstig; men gaf Trou
badour ea maakte daarin kennis met mej. Den