Historisch Archief 1877-1940
f
' "
«Ueea nog wil zeggen, dat zij samenhangt met de
bekrompenheid des geestes waarvan ik thaiis eenige
andere symptomen heb vermeld." (bladz. 9.)
Aan deze weinige volzinnen, waarin ik het een
?n ander heb onderstreept, hebben we voorloopig
genoeg. Zij bevatten opmerkingen, aan welke wij,
op de plaats, waar ze zijn neergeschreven, eene
bepaalde beteekenis niet kunnen ontzeggen. Wan
neer men zoo de volle portee beseft van liet kwaad,
dat men zelf gewoon is te begaan, en men weet
iet dan bij anderen te veroordeelen met zooveel
Welsprekendheid als de heer H. v. O. dat vermag,
dan wordt er slechts een geringe mate vereischt
em zelfkennis en van goeden wil een mate,
die men bij den Nieuwen Gids wel mag veronder
stellen en al spoedig van zelf een heel eind te
Jtijn gevorderd in het goede. Tot dusverre haperde
het alleen nog maar aan kennis van het kwaad als
kwaad, maar de tijd is voorbij.
Er is nu met die bovenaangehaaldélessen van
den heer Hack een krachtig protest bedoeld tegen al
de eigen lof, brutaliteit, luchthartigheid en grof heid,
die ia vroeger tijd ia den N. G. werden gelaakt,
en waarbij lieflijkheden als prul, polichinel, beun
haas, kunstverknoeier, somnambule, charlatan, groe
nige, vloo, vervelend rijmelaar, antiquiteit op twee
beenen, brekebeen, poppetje, ijdeltuitige dame,
kathederboefje, walgelijk onoprecht mannetje,
kleinzielige, als stopwoordjes schering en inslag waren.
~Ntt mogen wij gaan verwachten, dat de nieuwe
denkbeelden, door den heer Hack op het papier
gezet, door de geheele Redactie van den N. G.
goedgekeurd, gesanctioneerd, bij dat tijdschrift in
toepassing zullen worden geb-acht, als er iu het
vervolg over letterkundigen, oeconomen of staats
lieden gesproken zal worden, in "én woord over
de mannen, die tot den l October 1888 bijkans
alleen zonder onderscheid moesten hooren, dat zij
de natie bedierven door hun duldelooze
onwetendleid en walgelijke onoprechtheid.
Die uitstekende verbetering zal ook den invloed,
dien de Nieuwe Gids op de Nederlandsche
Lettewa van de naaste toekomst kan uitoefenen, niet
weinig versterken. De weg is nu door de heeren
zelf aangewezen; de tocht daarover heen zal uu
van zelf wel komen. Eenig geduld bij ongelukkige
afwijkingen wordt door de belangstellende lezers
' van de beschrijvingen dier reis hun vooraf toege
zegd. En dat geduld zal nog wel eens noodig
wezen.
Want immers, en dit zou ik kunnen aanmerken
als een tweede deel, als soort aanhangsel bij het
geen ik eerst gezegd heb, maar niet minder merk
waardig op hetzelfde oogenblik reeds, waarop
die scnoone theorieën met zooveel nuchterheid en
met zooveel klank worden verkondigd, terstond
moest de heer Hack zelf, zwakke oogenblikken
ran wereldhervormers! daar tegen reeds zon
digen.
De man, die, om zooveel andere kwalen nu niet
eens meer in aanmerking te brengen, zoozeer het
schelden veracht in den heer Verstege en in het
algemeen vooral; noemt helaas zelf, zoo onder het
loopen door, dien overste: schetteraar (bladz. 2),
dolkop (bladz. 4), vlegel (bladz. 12), kalkoensche
haan (bladz. 15), niafe (bladz. 16). Er wordt door
hem gesproken van des heeren Verstege's welspre
kendheid van de vischmarkt (bladz. 3); diens bro
chure wordt herhaaldelijk met steeds klimmende
zelfvoldoening bij een beerput vergeleken, en meer
dergelijke parlementairiteiten worden ruimschoots
geleverd.
Vooral is er nog niet van al te groote
onlichtzinnigheid en massief-hartigheid sprake, zoolang
?volgens den heer Hack: vele officieren kwade
trouw, laster en logen thans bij juister name zullen
keren kennen, te weten bij name van den heer
Verstege". Want dit lezen wij op bladz. 14, terwijl
toch. o. a. op bladz. 7, van de N. G. het nog
noodig gerekend wordt in deze quaestie de uit
spraak af te wachten van den rechter, voordat er
ten volle over kan worden geoordeeld.
Dit alles is niet innemend fraai, maar het mag
worden toegeschreven aan de ongewoonheid van
den nieuwen toestand. Alle vooruitgang komt niet
in eens, verbetering komt gaande weg, de leer «al
eerst over eenigen tijd de natuur geheel kunnen
beheerschen. Waar de volledige beoefening van
nieuwe deugden nog niet wil vlotten, is het reeds
veel, te hebben gehoord, dat de goede wil
aan?wezig -is.
De penvoerder, die zich somwijlen onder den
naam Hack van Outheusden verbergt, de
brochurist van den Nieuwe Gids, daarin en daarbuiten,
heeft nog de kracht gemist zelf reeds terstond toe
te passen, wat hij voor allen als leefregel geeischt
heeft, en dus ook zich zelf heeft voorgeschreven.
Ook zijn medestanders zullen nog wel meermalen
ondervinden, hoe lastig het is volgens een nieuw
dieet te leven, hoe zwaar het valt beschaafdheid
Tan vormen aan te leeren, maar zij kunnen, nu zij
zelfbeperking, matiging, kalmte gaan beoefenen, bij
degenen die hen belangstellend gaande slaan, re
kenen op een liefde, die gelooft en hoopt''.
Met een vertrouwensvolle bede spreek ik den
?wensen uit, dat er met eenige inspanning die
wij reeds in praktijk mochten constateeren, na
eenigen tijd die zoo snel gaat, door de vlug
ontwikkelde »jonge mannen van den Nieuwen Gids"
reuzenstappen zullen gezet zijn op den nieuwen
lommen-ijken wandelweg, dien zij zijn gaan uitzoeken
voor hun uitstapjes iu het woud van de kunst.
Amsterdam, 21 Oetober 1888. F. J. A. M. W.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
De laatst overleden dochter van den grooten
mgelschen landschapschilder uit het begin dezer
eeuw, die de vader van het moderne landschap
mag genoemd worden: John Constables dochter,
miss Isabel Constable, is overleden. Kort voor haar
dood vermaakte deze dame eenige honderden
schetsen van haar vader aan het South Keusington
Museum en reeds vroeger had zij een diergelijke
schenking aan de National Gallery gedaan. Het
is werk in olie- en waterverf, in crayon, O.-I. inkt
en sepia. Er zijn verscheidene studies bij voor
groote werken en de zorgvuldige studies naar
bloemen, boomtronken, ploegen, enz. zijn wel be
schamend voor het oordeel van den alwjjzen cri
ticus, professor John Ruskin, die meermalen ge
schreven heeft dat Constable er maar wat over
heen placht te loopen. Buskin namelyk wil z\jn
afgod, den grooten Turner, zóó groot maken, dat
hij geen. ander landschapschildor groot wil zien
naast hem.
BüE. Pion, Nourrit et Cie. te Parijs is een
posthuum werk verschenen van den vóór eenigen
t\jd overleden schilder-schrijver Gustave Guiliaumet,
die evenals Eugène Fromentin meest in Algiers
de stof voor zyn schilderyen en beschrijvingen
zacht. Het boek is geïllustreerd met etsen van
Courlry, Le Kat, Muller en Toussaint, naar schil
derijen van den auteur, en met facsimilen van zijn
schetsen. De titel is: Tableaux Arabes".
The Woman's World, het geïllustreerde dames
tijdschrift dat geredigeerd wordt door het hoofd
der aesthetische beweging in Engeland, Oscar
Wilde, zal met November a.s. uitgebreid worden,
terwyl de prijs dezelfde (een shilling per afl.) blijft.
Een Engelsche uitgeversmaatschappij: The au
totype company, heeft tien der verbazend majes
tueuze etsen van C. Méryon door een een modern
reproductie-procédéverveelvuldigd en in den han
del gebracht, tegen den prijs vau drie guinjes
Dertig jaar geleden kon Méryon voor de nu zoo
kostbare origineelen bijna geen inteekenaars vinden.
Den 29sten en SOsten October komt te Keulen
een schilderijverzameling onder den hamer, die
men een heel museum van oud-Hollandsche kunst
zou kunnen noemen. Het is de collecte van Otto
Pein te Berlijn. Er komen in voor twee
Rembrandts; een Petrus onder de dienaars van den
Hoogepriester," bij kaarslicht, van 1628, en een
kapitaal interieur met een levenden man aan het
venster, van 1650 een landschap van Hobbema
uit 1662 een Adam Elsheimer, een Jan Breugel,
een Jan Steen, een A.van Everdingen, een Rafaël
Camphuysen (van wien niet veel werk bekend is)
een marinestuk van Simon de Vlieger een
weide met vee van Adriaan van de Velde ? een
veestuk van Albert Cuyp ??een genrestukje van
den jongen Teniers, gezelschapstukjes van Dirk
Hals en Pieter Codde en verder stukken van
Gaspar Netscher, Eglon van der Neer, Herman
van der Mijn en stillevens van Kalf, Heda, Cnyp,
A. van Beyereu, Jaa Weenix en Jan van Huysum.
De geheele verzameling bestaat uit drie
nnegentig schilderijen.
Tegelijkertijd wordt in hetzelfde verkooplokaal
van Heberle te Keulen nog een andere belang
rijke verzameling verkocht, die van Dr. von
Rineker te Würzburg. Ook in deze vindt men een
Rembrandt, een Jan Steen en een Teniers en
verder een Potter, een Palamedes en een Netscher,
maar in hoofdzaak was de smaak van Dr. von
Rineker toch voornamelijk voor een ander soort
van kunst. Zijn collectie is bekend door een Hei
lige familie met de H. Elizabeth van Andreo del
Garto, een Madonna van Bernaert van Orley, een
Abraham vers .it Hagar" door Lucas van Leyden,
een Madonna met het kind van Gerhard Davids,
een altaarstuk van den Meester van Meskirch on
een paar stukken van Rubens.
In de kerk te Meldorf in Dithmarschen zijn
overblijfsels van muurschilderingen ontdekt,
herkomstig uit het laatst der dertiende eeuw. Het
zyn voorstellingen uit het oude en nieuwe testa
ment, eenigszins onbeholpen van teekening maar
zeer verrassend van bedoelingen. Men heeft ze
gedeeltelijk laten restaureeren (!) door een M
nchener schilder.
Donderdag den 25sten October is in den Haag
een tentoonstelling van schilderijen en studies van
werkende leden van hot genootschap Pulchri studio
geopend. Hiermede is de nieuwe expositiezaal,
die het genootschap achter het nieuwe gebouw op
de Prinsengracht liet bouwen, ingewijd.
Te Parijs is den 14den October overleden de
nogal bekende schilder van het visschersleven
Feyen-Perrin op negen en vijftigjarigen leeftijd.
De Monde lllustrévan 20 October geeft een af
beelding van zijn portret, geschilderd door J. J.
Kenner.
Uit het jaarverslag 1887?88 van de
Vereeniging Rembrandt", die zich ten doel stelt voort
brengselen van Oude Hollandsche kunst voor ons
land te behouden, blijkt dat de Vereeniging dit
jaar slechts n kunstvoorwerp heeft aangekocht
en wel een fraai bewerkt drinkschaaltje van den
Utrechtschen zilversmid Adam van Vianen, oor
spronkelijk vervaardigd voor geschenk van de
kerkmeesters der Luthersohe gemeente in den
Haag aan den vervaardiger van het orgel in hun
kerk (Hans Scbonal) Bij het verslag is er een
lichtdrukafbeelding van gevoegd.
Van 24 October tot 11 November zijn in het
Muntgebouw te Amsterdam do teekeningen ten
toongesteld die in reproductie dienen voor
Sijthoff's van Lennep-uitgave.
Door den Heer M. Knighton, vice-president der
internationale letterkundige vereeniging, is een op
zijn kosten door den beeldhouwer l'aul Fournier
vervaardigd standbeeld van Shakespeare aan de
stad Parijs geschonken. Het stelt Shakespeare
staande, in peinzende houding voor.
Men schrijft ons nog uit Rotterdam naar aan
leiding van de eerstdaags te sluiten
Ribot-tentoonstelling:
Het was noch verstandig, noch tegenover onze
landgenooten beleefd van den heer Theodule Ribot
te Parijs, na een uitnoodiging van de
Rotterdamsche Kunstclub om in hun welgelegen lokalen een
tentoonstelling van zijn werken te organiseeren,
om na deze uitnoodiging een bezoek aan zijn
rommelzoldcr te brengen, spons en verniskwast,
maar vooral de verniskwast ter hand te nemen,
en na ook nog zijn schilderkamer genoegzaam
ontredderd te hebben, den gezamelijken schat
verder aan zijn lijstemaker tot encadrement en
ter emballage toe te vertrouwen. Had de heer
Ribot deze zijn min presentabele geesteskinderen
in stede van hier heen, bij wijze van speculatie
naar Australiëgezonden, hij zoude er wellicht
veel eer mee ingelegd hebben, ofschoon het toch
ook nooit heel aardig staat onkundigen te be
dotten; maar Holland is in kunstbeschaving geen
Australiëen dat behoorde de heer Ribot te weten.
Het verraadt weinig respect voor de nakomelingen
van artiesten die hij in ernst moet eeren, van hen
te denken dat zij zijn eenderlei harde
verfkorsten voor zoete koek zullen opsmikkelen. Boven
dien, en al waren hier alleen betere werken van
Ribot geëxposeerd, slechts weinig artiesten kunnen
de proef doorstaan een vijftigtal van hun werken
bij elkaar tentoongesteld te zien. En hoeveel on
genietbaarder wordt dan nog niet de verzameling
tours de force van een kunstman die slechts,
zooals de heer Ribot, een enkele snaar op zijn
speeltuig heeft. Diegenen die Ribot kennen uit
zijn betere werken, waarvan er hier in de beneden
zaal ook twee of drie te zien zijn, zullen teleur
gesteld van deze tentoonstelling zijn thuisgekomn.
Wie alleen door de kunstclub met Ribot's schil
derijen kennis maakte, moet een te min denk
beeld hebben gekregen van dezen toch
merkwaardigen artiest.
Aanstaanden Maandag te een uur zal op den
Monbijouplatz" te Berlijn het gedenkteeken voor
Adalbert von Chamisso worden onthuld. Het
plein en het gedenkteeken worden voor die gele
genheid versierd. Julius Rodenberg heeft voor
dien dag een feestlied vervaardigd, als
ondergelegden tekst voor de muziek eener hymne van.
Richard Wagner. Friedrich Spielhageu zal de
feestrede houden. Het monument bestaat uit een
hoog voetstuk, waarop de kolossale buste van den
dichter, uit Carrarisch marmer gehouwen, zich
verheft. Het hoofd der gemeente, de heer v.
Forckenbeck, zal het gedenkteeken in naam der
stad aanvaarden. De regeling van het feest is
opgedragen aan den onvermoeiden ijveraar voor
het Chamisso monument, den heer de Nève, lid
van het plaatselijk bestuur.
TOONEEL EN MUZIEK.
Het Théatre de la Monnaie te Brussel zal bin
nen weinige weken een nieuw ballet monteeren,
Müanka, in twee bedrijven, muziek van den heer
Blockx, leeraar aan het conservatoire te Antwer
pen. Gedeelten van de partituur zijn dezen zomer
reeds in concerten opgevoerd; men vond haar
origineel en gedistingeerd, in het genre van
Delibes. Zij is voor een deel geïnspireerd door
oude Vlaarnsche liederen, eenige van deze worden
in het ballet gezongen. Er is ook een klompen
dans in, die alleraardigst moet zijn.
Van een leeraar aan de muziekschool te Leuven,
Matthieu, is eene opera Eichilde aangenomen, die
ook weldra ten gehoore zal worden gekracht.'
Directeur van het nieuwe Burgtheater is Dr,
August Förster, een sociétaire van het Deutsche
Theater te Berlijn, geworden. Forster h in 1828
te Lauchstadt geboren; hij was jaren lang te
Berlijn aan verschillende theaters werkzaam. Een
zijner beste creatiën is de Richter von Zulamea
in het stuk van Calderon. Hij zal nu te Weenen
de nalatenschap van Laubc, Dingelstedt en
Wilbrandt aanvaarden.
Het Hoch'sche Conservatorium" vierde dezer
dagen het (JO-jarig jubilévan een zijner
uitstekendste leden, mevr. Clara Schumann, en wel door
eene matinee, in de concertzaal der inrichting
voor een speciaal daartoe uitge-noodigd publiek
gegeven. Nadat de fanfares van het orkest waren
verstomd, die te zamen met de aanhoudende toe
juichingen het verschijnen der jubilaris in de zaal
begrootten, droog de orkest-klasse met den besten
uitslag het eerste gedeelte van Mozart's
zoogenoemde Jupiter-Symphonie voor. Als tweede num
mer figureerden op het program drie mooie, zin
rijke en, in edelen stijl gehouden liederen van
mevr. Schumann: Warum willst du andre fragen?"
Die Lotosblume" en Liebst Du urn Schünheit",
welke door den beroemden zanger Dr. Gunz, een
nieuw aangeworven kracht voor het
muziek-onderwijs, op de gewone geacheveerds wijze wer
den voorgedragen. Daarop werden verschillende
toespraken gehouden, waarin met hartelijke
woorden hulde word gebracht aan de voortreffe
lijke hoedanigheden der jubilaris als kunstenares
en als mensen. De heer v. Mumm sprak uit naam
der gczamelijke curatoren, terwijl de heer Scholz,
nit naam van het corps leeraren, den jubilaris bij
deze gelegenheid de felicitatie-adressen overhan
digde van de directie der Loipziger
Gewandhausconcerte" en van de Leipziger Muziekschool en
een der vrouwelijke leerlingen haar uit naam der
overigen een reusachtige bloemenkorf vereerde,
Eene welgeslaagde uitvoering van Beethoven's
compositie Feierlicher Marsch und Chor" besloot
het schoone feest ter eere van mevr. Schumann
gegeven, de edele kunstenares, aan wie het nog
lang vergund moge zijn mede te 'werken tot heil
harer leerlingen, tot voordeel voor de kunst en
tot stichting van allen die haar kennen.
Evenals Horace Vernet voor zijne scheppingen
uit den tijd der aartsvaders de Arabische tent
bewoners van den nieuweren tijd bestudeerde,
cvenzoo hoeft een geestelijke te Bethlehera, Ludwig
Schneller, beproefd, onder den titel: Kennst du
das Land V', beelden uit het II. Land ter ver
duidelijking van de H. Schrift te ontwerpen.
(Uitgave van het Syrische Weeshuis te Jeruzalem,
te Leipzig in commissie bij den boekhandel van
het Huis der Evangelische Vereeniging.) Hij, die
den Bijbel leest, vindt hier het geschikte materiaal
om zich een beeld te vormen van het II. Land,
zooals dit tegenwoordig is, met het oog op het
H. Land der Profeten, van den Heiland en dor
Apostelen. Pastoor Schneller is geboren in
Palestina, de zoon van den directeur van het
Syrische Weeshuis te Jeruzalem en hij schildert
land en volk op een gemoedelijke, maar zeer
aanschouwelijke en scherpzinnige wijze. Vooral
merkwaardig zijn de studiën van den schrijver
over de Bijbelsche overleveringen in Palestina,
onder het volk, in den huiselijken kring en op
het land.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
In de jongste aflevering van het Archiv für
Geschichte der Philosophie", deelt Prof. von
Pflugk-Harttung te Basel, een en auder mede
over twee te Königsberg gevondon handschriften
van Kant. De beide studies zijn getiteld: Vom
Uebergange von den metaphysischen
Anfangsgründen der Naturwissenschaft zur Physik" en
System der reinen Philosophie in ihrem ganzen
Inbegriff". Het handschrift bestaat uit 13 bundels,
die te zamen 500 folio bladzijden bevatten. Op
elke pagina zijn aan den tekst een groote me
nigte opmerkingen en verbeteringen toegevoegd,
die blijkbaar op verschillende tijdstippen werden
geschreven. Ook kan men uit het verschil in
letterschrift zien, dat men te doen heeft met een
klad en niet met een net schrift. Het geheel
geeft ons een inzicht in de wijze waarop Kant
placht te arbeiden. Eerst stelde hij voor zich zelf
het plan van het geheele werk vast en werkte dan
de onderdeden uit, al naar gelang hij stof had en
tijd. Wat hij gereed had, las hij altijd nog eens
over. Terwijl hij bezig was het geheel op te bou
wen, arbeidde hij rusteloos aan de uitvoering. Er
is geen bladzijde in het handschrift zonder op
merkingen en kantteekeningen.
Uit het handschrift kan men zien, hoe Kant,
al voortwerkend, zijn onderwerp meer en meer
meester werd, en steeds in alle deeleu doordacht.
Het was dus, zooals men ziet, Kant's methode om
eerst alles wat hg zeggen wilde, zonder te letten
op het geheel, zoo nauwkeurig mogelijk in schrift
te brengen, en vervolgens het neêrgeschrevene te
verbeteren en achter elkaar af te werken.
Men weet dat Kant op die wijze meer dan twaalf
jaar aan zijn Kritik der reinen Vernunft" heeft
gearbeid en daarna dit werk in eens in den tijd
van vier of vijf maanden heeft neergeschreven.
Prof. Pflugk rekent uit, dat Kant volgens deze
methode ongeveer 25 jaar met de beide nagelaten
handschriften is bezig geweest.
Bij den uitgever H. A. M. Roelants te Schiedam
verschoen dezer dagen een nieuwe historische
roman, in drie deelen, van H. J. Schimmel, geti
teld: De Kapitein van de Lijfgarde.
Als vervolg op den met zooveel belangstelling
gelezen en herlezen roman Stnjeur Semeyns, zal
dit nieuwe werk van den gewaardeerden auteur
zeker welkom zijn.
De uitgever heeft het boqjf^in een aangenaam
gewaad de wereld ingezonden?
Militaire Zaken.
DE NEDERLANDSCHE OORLOGSBEGROOTIXG
VOOR 1889.
Aan bovengenoemde belangrijke begrooting wil
len we eenige oogenblikken onze aandacht wijden.
Voor 1889 bedraagt zij 20,668,688 gulden tegen
20,269,791 over 1888, dus 398,897 gulden meer dan
voor het loopende jaar.
Toch wordt door den Minister van Oorlog in
den aanvang der Memorie van Toelichting ver
klaard: dat hij zich bewust is bij het samen
stellen dor begrooting met do meest mogelijke
zuinigheid te werk te zijn gegaan", hetgeen ook
uit den inhoud blijkt.
De meerdere uitgaven zijn noo&iy en dat is de
hoofdzaak, die zooals wij vertrouwen, ook bij het
onderzoek door de Staten-Generaal zal blijken.
Onder anderen is voor het aanschaften van paar
den enz: 138,120 gulden meer geraamd dan liet
vorige jaar en wel: 56,920 gulden (volgens artikel
23, Afdeeling IV Remoute) dienende tot aanvul
ling van paarden, die te kort komen of in den
loop van dit jaar zullen te kort komen, en 81,200
gulden (volgens artikel 81 Afdeeling XVI, Buiten
gewone uitgaven) voor paarden tot aanvulling van
het remonte-depöt.
Wil men eene goede cavalerie bezitten en zal
deze in tijd van oorlog voor bare zware en veel
zijdige taak berekend zijn, dan moeten er niet
alleen paarden wezen, maar deze moeten ook van
een goed gehalte zijn. Iu de behoorlijke aanvul
ling moet voorzien worden on daartoe dient het
remonte-depöt te Müligen zich te kunnen ont
wikkelen.
In overleg met den Minister van Marine wordt
het bevel in de stellingen van den Helder en van
de monden der Maas en van het Haringvliet op
gedragen aan twee vlag-officieren te Willemsoord
en te Hellovoetsluis. Aan hen wordt als hulp
en ter voorbereiding van de verdediging toege
voegd een officier van den Gencralen Staf; eene
zeer natuurlijke reden, waarom dat dienstvak mot
twee kapiteins wordt uitgebreid, meer 5400 gul
den. De staf der artillerie is vermeerderd mot een
majoor, belast met de aanschaffing en keuring
van matrieol, standplaats 's Gravenhage; meer
3300 gulden.
De kapitein der artillerie voor speciale diensten
van een der regimenten, die deze betrekking
(vroeger opgedragen aan een hoofdofficier der ar
tillerie, die ter beschikking van den Minister van
Oorlog was) reeds sedert verscheidene jaren op ver
dienstelijke wijze waarnam, was aan de beurt
om hoofdofficier te worden en het lag voor de
hand, dat het billijk en in het belang van het
Rijk was, dat de vroegere toestand weder in hot
leven -werd geroepen.
Wij meenen er zelfs op te mogen wijzen, dat
voor dien werkkring steeds een. hoofdofficier had
moeten bestemd zijn, aan wien zoo noodig tijdelijk
als hulp een kapitein of luitenant wordt toege
voegd. De uitgebreidheid en groote verantwoorde
lijkheid van die betrekking toch, vooral in don
tegemvoordigen tijd, vereischcn dit bepaald.
Het hoofd der IVe Afdeeling (Artillerie) van het
departement, oen ijverig en kund'g ofiicior, was
kapitein en is in den loop van dit jaar bij keuze
tof majoor bevorderd, waardoor nu 300 gulden
meer op de begrooting worden gebracht.
Die benoeming bij keuze, waardoor ruim een
twintigtal artillerieofficieren, dio hooger op do
ranglijst stonden, werden voorbijgegaan, op hot
oogenblik latende rusten, kan het niet anders dan
bevreemding hebben gewekt, dat de vorige Ministor
van Oorlog, hom na het overlijden van zijn voor
ganger in Juli 1880 die luitenant-kolonel was
gedurende meer dan een jaar als kapitein aan het