De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 4 november pagina 4

4 november 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 593. i, "wn koor en orkest kan slechts gunstig getuigd worden. Ook van de moiiteering was werk genoeg *? " gemaakt; het winterlandschap hij nacht, waar het ,'v.' gedurende het geheele bedrijf sneeuwde, maakte ,' s ' een zeer goeden indruk en de balzaal was in n f woord fraai; ook Rent?s salon was keurig ingericht. **?-> In studie is Aleida van Hollqnd, een werk van onzen stadgenoot W. F. Thooft. dat voor vele V, jaren liier in de Hoogd. Opera werd uitgevoerd en veel succes had; ziedaar eene repilse die velen - , groot genoegen zal doen! V. NOG EEN WOORD OVER KERKMUZIEK. In de laatste jaren heeft zich, in het maatschapijk optreden der nederlandsche katholieken, een verblijdend verschijnsel voorgedaan. Het is de vrijmoedigheid, waarmede zij, behoudeiids hun ge hechtheid aan het Eeue Noodige, verschillende meeningen durven voorstaan op het veld van kunst en letteren. Men kan wel niet altijd zeggen, dat _du choc d'opinions jaillit la vérité", maar gewoon lijk worden de vraagstukken toch door debatten, als waar ik het oog op heb, eeuigsziiis toegelicht. Een poosjeu geleden, zagen wij met warmte den strijd voeren over de vraag, of het Pastoor Marius of.- wel Pater Laureusz geweest was, die, als zielenherder, Vondel in den katholieken sehaapstal had te-rug-geleid. Het eeuige, wat hier den strijd kol) beslechten was een feit, dat men ongeluk kigerwijze niet op het spoor heeft kunnen komen: namelijk in wiens handen de dichter zijne abjuratie gedaan had. Wat later is het goed recht der Renaissance" en het voorrecht der" Gothiek" in de kerkelijke bouwkunst met getrouwheid on derzocht en met hoffelijkheid tegenover elkaar gehandhaafd. Het denkbeeld, dat de Gothiek bij uitnemendheid de* kerkelijk-godsdienstige kunst zou zijn, kou een ieder zoo gemakkelijk niet toegeven, om dat (ondanks de* geestige paradoxen van Didrou Aiiié) toch wel niet kon beweerd worden, dat de Gothiek in Rome zich ooit recht te huis had gevoeld, 't Was in 't oogvallend en jammer voor de grondigheid vau liet debat, dat men zich slechts tot de bcoordeeling van'het uitwendig voorkomen der stijlen bepaald heeft, en dat men niet in de koustruktieve geheime nissen van de Gothische kunst en van die der Renaissance is ingedrongen. Mij dunkt, dat, bij dezen dieperen blik, de voorstander en apologeet der Renaissance ook den schijn had verbeurd van het beweerde goede recht". In de jongste nommers van dit Weekblad, is met een geestdrift, die achting en sympathie ver dient, het woord gevoerd over débeginselen, door de stichters der Gregoriusvereeniging voorgestaan, en- over de wijze, waarop de Vereeniging hare esthetische overtuigingen in melodieuze klanken, ten gehoore brengt en daarvoor aanhangers tracht te winnen. Aan den enen kant heeft men beweerd, dat de Gregoriusvereeniging exclusief' was; aan de andere zijde heeft men dit tegengesproken. In een, wel wat laug, ,Ingezondeu" artikel heeft men de- betichting van exkluzivisme onzin" genoemd, en- de tegenpartij beschuldigd van louter dwaas heden" gedebiteerd te hebbeu. Exkluzief r1 Volstrekt niet. Weet ge wat alleen vereiseht wordt ? Luister: De tekst (der kerkelijke zangstukken) moet onge schonden, zonder afkorting, /onder bijvoeging be waard blijven; zonder woorden of zinnen te ver plaatsen en uit hun verband te rukken; bij eeue kerkelijke plechtigheid mag geen andere clan de daarvoor door de Kerk aaugegeven tekst gezongen worden; verboden in de kerk uit te voeren, zijn; recitatieven, aria's, duetten, enz.... Op de tweede plaats zij opgemerkt, dat de meerstemmige muziek door de Kerk eigenlijk alleen geduld, getolereerd wordt, het Gregoriaaiische echter een door haar wettig erkende zang is; dat zij een zuiver vokale muziek den voorrang toekent boven die met bege leiding." Wat praat men van exkluzivisme! Ondertusschen is het geoorloofd op te merken, dat daar mee de pen gehaald wordt door vele beroemde werken van Joh. Seb. Bacil (Missen), Handel, (2 Te-Deums, l Laudate, l Jnbilate enz. enz.), Weber (Mis), Jos. Haydu (15 Missen), Mozart (Mis in F, en Requiem), Spohr (Mis), .Beethoven (Missen), Cherubini (4 Missen en een Requiem), Schumaun (Requiem), Schubert (Mis iu Es). Door die werken wordt de pen gehaald: want men kan niet beweeren, dat eene muzickrnis een ku'nstgeheel aanbiedt, buiten het ritueel verband der godsdienstige offerande. Een Mis kan nooit een koncertstuk zijn; op een konccrt wordt ze niet genoten iu de sfeer, waarvoor ze geschreven is. Let wel! Ik belijd, en beweer des noods, het onbetwistbaar recht der Kerkelijke Overheid om te beslissen over de keus der muziekstukken, die, gedurende de Godsdienstoefening cu iu mindere of meerdere mate in aansluiting daarbij, zullen wor den uitgevoerd; maar ik kau toeli niet toelaten, dat door iemant, die een muziekliefhebber en zelfs een kenner schijnt te zijn, met zulk een gebrek aan eerbied gesproken wordt over kunstwerken, die, wat Wagner en andereu daar ook van gezegd mo gen hebben, gedurende een belangrijk tijdperk hoog zijn gewaardeerd en in de kerk zijn uitgevoerd, altijd met bewilliging en vaak op hét initiatief der Geestelijkheid, en die voor mijne geloofs- en tijdge noten de zoetste en verheffendste herinneringen meebrengen. Ik herhaal: de Geestelijkheid is volkomen in haar recht, niet de kerkmuziek te regelen naar hetgeen zij heden voor goed, nuttig en betamelijk houdt: zij heeft volkomen het recht heden te vcroordeelen, wat zij dertig jaar geleden, onder andere omstandigheden, heeft goedgekeurd. Daarvoor is zij een levend gezach. Die bevoegdheid hangt met het charakter en de roeping der Kerk op het innigst sa-men, en wordt door mij diep geëerbiedigd: maar het is een feit, en kan niet ontkend worden, dat menig oogenblik van stichting en niet slechts van ffisthetiseli genot, maar van ascetiesch geluk te dan ken geweest is aan den Incaruatus" van de 5e Mis van Hayrln, als de aria door Willom P. de C. Vrugt gezongen werd, aan den Credo" vanllaydn, waarin, bij ieder geloofsartikel, door de Engelenstem eener sopraan telkens dat Credo herhaald werd; aan de heerlijke Gloria" van Beethoveus Mis in D, op een Kerstdag uitgevoerd; aan den Stabat Mater" (al sloot de sehoone elegie zich kwalijk bij den autaardienst aan), door goede zan gers en zangeressen in de Vasteuweken gezongen. De veelstemmige kerkmuziek, met orchestbegeleiding, was buitendien een element van het kerke lijk leven onzer amsterdamsche voorouders iu de XVIIe Eeuw : men duide dus niet euvel, dat we, ten dezen aanzien, niet zonder verzet de proef kunnen zien nemen, of' de afwezigen, altijd ongelijk hebben. 27 Okt. A. TH. PRINS LüCIEN BONAPARTE EN ZIJNE AFSTAMMELINGEN. In den zomer van dit jaar, en reeds herhaal delijk bij vroegere gelegenheden, is het onderscheid ter sprake gebracht dat Napoleon I tusschen zijne verschillende broeders maakte. Toen het keizerrijk gevestigd werd. in 1804, wees Napoleon zijne broe ders Joseph en Louis als leden der keizerlijke familie" aan, maar niet Jéröme en Lucien. Eerst in 1807, ter gelegenheid van zijn huwelijk met eene Wurtemhurgsche prinses, werd ook Jéröme lid der keizerlijke familie." Of dit ook nog met Lucien geschiedde, werd betwist. In Augustus 1888 echter zond prins Roland Bonaparte aan een der bladen eene inlichting, waarin gemeld werd, dat in 1815 Lucien, zijn broeder door de geIjeurtenissen overmand ziende, hem uit eigen beweging zijn diensten kwam aanbieden, die ter stond werden aangenomen," en dat Napoleon hem zyn rang in de keizerlijke familie teruggaf, met den titel van Fransch prins en keizerlijke hoog heid, hem als residentie het Palais-Royal aan wees, waar hij terstond na zijne aankomst, de ministers en de officieren van het huis des keizers ontving." Een prachtwerk, thans in de librairie Pion ver schenen, en getiteld Le prince Lucien Bonaparte et sa familie," bevat uitvoerig, met portretten, pièt-es jitstificatives en geslachtstafcls, de geheele geschiedenis van het geslacht Lucien, en do argu mentatie ten gunste der erkenning. De hoedanigheid van prince francais" werd Lucien reeds betwist in de kamer dor pairs, toen hy uit Napoleons naam kwam mededeelen dat de keizer had geabdiceerd ten gunste van zijn zoon. Met welk recht spreekt de prins in deze Kamer ?" zeide graaf de Pontécoulant; Is hij Franschman ? Ik erken hem niet als zoodanig.'" En in een artikel over twee romans van Lucien schreef FrédéricMasson verleden jaar: deze prins is de eenige van al de Bonapartes, die zonder titel ge bleven is, omdat hij de liefde van Alexandrine do Bleschamp boven tronen verkoos.'' Het boek dient om te bewijzen, dat Lucien niet zonder titel gebleven is; na het eerste keizerrijk trouwens hebben al zijn nakomelingen dien titel gevoerd, en gedurende het tweede keizerrijk zijn zij ook als princes franpais erkend. Het komt er op aan, te doen uitkomen, dat de verzoening tot stand kwam, van beide zijden oprecht, dat Lucien toen weder in het verband der familie word op genomen, en terstond werd voorzien van de titels en eerbewijzen waarop zijn bloedverwantschap hem recht gaf". Lucien Bonaparte was do derde zoon van Char les Bonaparte en Laotitia Ramolino. Hij volgde onmiddellijk op Napoleon, die zes jaar ouder was dan hij. Op twintigjarigen leeftijd trouwde hij met de dochter van den herbergier waar hij inwoonde, Catherine Boyer. Het meisje kon lezen noch schrijven en kon zelfs hare huwelijksacte niet onclerteekencn; zij leerde echter spoedig zich in de wereld bowegen; een jaar later ontmoetten de eerste consul en mad. Récainier elkander in haar salon. Zij stierf in het zesde jaar van haar huwe lijk, aan Lucien twee dochters nalatende; twee zoontjes waren reeds vóór hunne moeder gestorven Van 1794 tot 1802 bleef Lucien steeds in hut belang van Napoleon werken, werd met posten van vertrouwen belast en speelde een groote rol in den 18 bruinaire en de gebeurtenissen die daarop volgden. In 1799 was hij minister van binnenlandsche zaken, in het eind van datzelfde jaar gezant te Madrid. To Parijs teruggekomen, vernam, hij dat Napoleon kern wilde uithuwelijken aan de koningin van Etrurië, Marie-Louise, de dochter van Karel IV van Spar.je, en weduwe van Lodewijk I, infant van Parma. Hij weigerde; sedert weinige weken was hij in het geheim hertrouwd met Alexandrine de Bleschamp, eene jonge weduwe uit Bretagne, die hij in Parijsche salons ontmoet had. Op een concert te Malmaison maakte hij zijn broeder met dit huwelijk bekend. Napoleon's woede was ontzettend. Hij staakte onmiddellijk het concert, stampvoette en sprak van hoogver raad en zeide dat hij het huwelijk zou laten nietig verklaren, Lucien zeide, dat hij dan onmiddellijk met Alexandrine hertrouwen zou; en van dit oogenblik was hij in ongenade gevallen bij zijn broeder. Napoleon zond hem in ballingschap, en in 1804, toen Bonaparte keizer was geworden, ver klaarde een senaatsbesluit van 18 Mei de keizer lijke waardigheid erfelijk de male en male bij eerstgeboorte, met uitsluiting van Lucien en Jéröme." Dit was het begin der quaesticuse zaak. Voor Jéröme was reeds in 1806 do gunst herkregen: hij had zijn huwelijk met Mlle. Elisa Patterson nietig doen verklaren. Lucien vestigde zich eerst te Rome, toen te Milaan, te Pesaro. Tallcyrand bracht hem van tijd tot tijd den wensch des Kei zers over, dat hij zijn huwelijk met Alexandrine Bleschamp, weduwe Jouberthon, nietig zou laten verklaren; Lucien bleef standvastig. Te Mantua had hij een onderhoud met den keizer, dat tot niets leidde. Napoleon verbood hem daarna het verblijf te Rome, te Florence, te Ganino en waar hij zich ook vestigde. Hij vluchtte naar Engeland en woonde er in Worcestershire tot 1814. Na den slag bij Leipzig keerde hij in Italiëterug. Napoleon was op 3 Mei te Elba aangekomen; '27 Mei kwam Lucien te Rome, waar de Paus, die hern steeds welgezind was geweest, hem den titel en de waardigheid van prins van Canino gaf. Thans komt de periode, waaromtrent het bewijs moet geleverd worden, de honderd dagen. Den 26 Februari had Napoleon Elba verlaten, 20 Maart betrad hy weder de Tuilerieën, en Lucien bood hem zijne diensten aan, die Napoleon aanvaardde. Hy' werd met onderhandelingen by' den Paus en bij den Keizer van Oostenrijk belast; den 4den Mei ontving hij een koerier, die hem naar de Tuilerieën ontbood. Lucien's dagboek bevat hier de volgende woorden: De Keizer hing my het groot cordon van het Legioen van Eer om. Het is een schande voor mij, dat ge het nog niet hebt, zeide hij. Hij installeerde mij in het Palais-Royal en koos mijn civiel huis uit. Om u er wat meer aan te hechten, geef ik u het paleis in vollen eigendom, zeide hij. Ik bedankte, nam aan en hield al de bedienden van het huis Orléans, die er wilden blijven, in mijn dienst. De lieizer zal een senaatsbesluit omtrent mij doen uitvaardigen" De groote zaak is nu, dat dit senaatsbesluit niet in de Moniteur en niet in het Bulletin des Lois voorkomt. liet stuk zelf is ook niet voor handen, men weet dus niet ot het uitgevaardigd of omlerteekend is. In de offieieele stukken, na dien tijd verschenen in het Bulletin des Lois en de Moniteur, wordt Lucien, evenals Joseph en Jéröme, steeds Altesse Impériale'' genoemd, en daarenboven is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat het stuk bestaan heeft. Er zijn toch in 1855 vijf bundels papieren uit de portefeuille van Lucien door den zaakwaarnemer zijner weduwe aan den Franschen gezant te Rome overhandigd. Die papie ren, door den gezant aan den minister van buitenlandsche zaken opgezonden, zijn door dezen in handen van Napoleon III gesteld, en een der vijf bundels, 350 stukken bevattend, de voornaamste, is verdwenen. In den Moniteur van 23 Mei wordt gemeld, dat sou Altesse Impériale'', prins Lucien, afgevaar digde is geworden vau het departement Isère. Bij de ceremonie van het Champ de Mai, op l Juni, had de keizer, zijne broeders Jéröme en Joseph ter rechter- en Lucien ter linkerzijde." Lucien droeg er hetzelfde costuum als zijne broeders, een mantel van wit fluweel, met goud geborduurd. Op de lijst van de Kamer der Pairs komt hij als prince Lucien" vóór Jéröme on kardinaal Fesch voor. In het verslag der Kamer van volksvertegenwoor digers van dienzclfden dag, komt voor dat son Altesse Imperiale Ie prince Lucien" zijn ontslag had genomen, omdat hij lid van de Kamer der Pairs was geworden. In de regeling die Napoleon den 12den Juni maakte, alvorens van Parijs te vertrekken, komt voor: Onze broeder Lucien zal zitting nemen in allo vergaderingen die ge durende de afwezigheid van don keizer zullen gehouden worden en een stem hebben in de be raadslaging." Dit alles zou bewijzen voor het opnemen van Lucien in de keizerlijke familie; toch was het juist na AVaterloo, in de zitting van 21 Juni 1815, dat graaf de Pontécoulant hem den titel van prince francais" betwistte Thiers in zijn Histoire du Co''sii.l/it et de. V Empire, twijfelt niet aan zijn recht; over de Kamer des Pairs sprekend, zegt hij: Napoleon had vooreerst zijne broeders gekozen, Joseph, Lucien, Louis, Jéröme (die trou wens rechtens pairs waren) enz." Het art de adclitionnel bepaalt toch dat de leden der keizerlijke familie in de orde van hun erfopvolging, van rechts wege pairs \\aren De benoeming nu daartoe, in de orde van ouderdom, sluit reeds de erkenning door den Keizer in. Behalve bet ontbreken der benoeming is het voornaamste argument tegen Lucien's titel als Fransch prins en Altesse Imperiale alleen de uit val van graaf' De Pontécoulant, eu deze zelf'heeft, volgens verslagen van vroegere zittingen, herhaal delijk voorgesteld dit of dat te besluiten volgens het voorstel van prins Lucien", dien hij dus des tijds wel als Franschman, en als Fransch prins, erkende. Ook na Napoleon's val. toen Lucien te Turijn en later te Rome geïnterneerd word. gaven de brieven, door Talloyrand en anderen die op de hoogte konden zijn, tot hem gericht, hem steeds den titel van Allease. Het praalgraf daaren tegen, door zijne weduwe, Alexandrine de Bles champ, voor welke hij zooveel geleden had, voor hem opgericht, draagt als opschrift enkel Lucien Bonaparte". Uit Luciens huwelijk met Catharinc Boyer waren twee dochters overgebleven, de oudste trouwde met een prins Gabrielli, de tweede eerst met een Zweedsch edelman, Arvod de Possé. en later met een Lord Dudley Stuart. Uit het huwelijk met Alexandrine de Bleschamp stamden tien kinderen. Do meisjes trouwden: Laetitia den Engelschman Thomas Wysc, gewezen gezant te Athene; Jeanne een markies Honorati; Alexaadrine ceu graaf Valentiui; do jongste dochter, Constance, stierf als non. Van de zoons trouwde do oudste. Charles, mot zijn nicht Zénaïde Bonaparte, dochtervan Joseph; hij laat enkel dochters en kleindochters en een zoon die kardinaal is. na. De tweede zoon van Lucien, Joseph, stierf vroeg; de derde, vierde en zesde, Paul, Louis en Antoino, bleven kinderloos; alleen de vijfde, Pierre Bonaparte, liet ecu zoon Roland na, die dus. wanneer zijn oom Louis-Lucien, thans 75 jaar oud, gestorven is, de eenige miile pur male uit den tak van Lucien zal zijn. Prins Roland heeft uit zijn huwelijk met Mlle. Marie Blanc, die overleed, alleen eene dochter over; wan neer bij dus niet hertrouwt, zal de tak van Lucien geheel den naam van Bonaparte verliezen. Napo leon III erkende Pierre als prins en Altesse, zijn huwelijk met Justine Ruttin werd echter, hoewel civiel en kerkelijk gesloten, door den keizer als morganatisch beschouwd en eerst na het eindigen van het keizerrijk, onder Thiers, gelukte bet Pierre, aan zijn zoon Roland ook den titel van prins te doen geven. Het werk Le prince Lucien Bonaparte et sa familie, dat de bewijsvoering ton gunste van Lucien's rechten op den titel en dus ook op het erfgenaamschap der Napoleons bevat, is bij Pion met groote luxe uitgegeven. Mochten later in Frankrijk de rechten der Napoleon-dynastie weer ter sprake komen en de tak van Jéröme, die nu nog Jéröme, Victor en Louis telt, uitgestorven of uitgesloten zijn, dan zal het thans verschenen boek, behalve eene historische, ook eene politieke beteekenis krijgen. Daar Lucien ouder was dan Jeröme, zou de tak-Lucien zelfs, als hare rechten erkend werden, kunnen voorgaan. VERBETERING. Geachte Eedactie! In mijn artikeltje over Nieuwe Uitgaven op Muzikaal gebied" (Weekblad van 28 October) is, behalve enkele niet-zinstorende drukfouten, die de goedgunstige lezer, volgens de oude formule, wel zal willen verbeteren, eene fout ingeslopen, die menigeen het hoofd zal hebben doen schudden. Van Mej. van Rennes en hare Kinderliederen" sprekend, zeg ik of liever, laten uw zetter en uw corrector mij zeggen: dat de componiste eene schaar van vrienden en vriendinnen schijnt te hebben, die haar van aardige, recht kinderlijke trekken voorzien, een voorrecht, dat menigeen haar zal benijden/' Wat zal men hier, in 's hemels naam, van maken? Mej. v. R. is geen actrice,en er is dus geen quaestie van, dat zij zich door eene schare laat grimeeren, hetgeen zelfs voor lieden van het vak iets ongewoons zou zijn. Ongelukkig heb ik in hetzelfde artikeltje gesproken, en met lof, over kleine trekjes" in de pianobegeleiding der liederen. Zouden wellicht deze door de vrien den en vriendinnen zijn geleverd en zou op die wijze eene coöperatie hebben plaats gehad, die onder de vlag van de Utrcchtsche artiste vaart? Maar dan zou men de componiste va'i een zelf bewust gemis aan oorspronkelijkheid en van eene opzettelijke misleiding van het publiek moeten beschuldigen! Ik heb heusch zulke booze dingen nooit gedacht of gezegd, allerminst geschreven. Verander trekken in teksten, geachte redactie, en ik zal tevreden wezen. Mej v. R. maakte hare teksten slechts bij uitzondering zelf, eu die verdeeliug van arbeid tusschen haar en hare vrienden vind ik even ver standig als gelukkig. Non oi/iniapossumus omnes, en onze componisten begrijpen terecht, dat zij zich op glad ijb wagon, wanneer zij zelven als poëeten optreden. Mijne woorden bevat'e i dus slechts lof voor Mej. v. R., die hare teksten zoo goed heeft gekozen. Met de opneming var, deze rectificatie zult gij zeer verplichten, geachte redactie, Uwen I) w. E. i). P. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. Yau 15 November tot 15 December a. s. zal te Brussel iu de lokalen van het vroegere Museum, waar de tentoonstellingen vau de Vingt, de Essor en de Hydrophilcs ook worden gehouden, een ex positie geopend zijn vau eeu nieuw gezelschap, de Cercle des femmes peiutrcs. De begaafde portretschilder, pastellist en lithograaf Faiitiu Latour, die een puristicsch fantast is, zeer eenig iu zijn soort, heeft, iu het pas verschenen boek vau Adolphe Jullieu, over llector Berlioz, een veertiental steenteekeuingen gemaakt. Bij dit werk zijn verder gevoegd twaalf portretten vau Berlioz, drie platen buiten den tekst en honderdtweeëntwintig gravures: theaterscènes, karikaturen, kuustcnaar.sportretten, autografen enz. Zooals reeds vroeger gemeld werd zal het stede lijk museum te Leiden iu de Lakenhal, vergroot worden. Er zal ecu gebouw bijgetrokken wor den dat de archieven vau de stad zal bevatten, en ceu Lcideuaar, de Heer D. Ifartevelt, heeft aan de gemeente ter nagedachtenis aan zijn broeder een som van tienduizend gulden geschonken, om in liet nieuwe gebouw ecu zaal in te richten ter expositie van schilderijen eu kunstvoorwerpen. Nu bestaat het plan om in die nieuwe zaal iu te richten een verzameling van alles wat betrekking heeft op Lucas van Leiden: reproducties van schilderijen cu teekeningcn van den artiest; gra vures van hem; boeken eu artikelen hem betref fende cuz. Eeu uitstekend plan waarlijk. De schilderijen vau Eranschc avlistcn, die aan Amerikanen toebehoorcn, en op de Parijsche wereldtentoonstelling in LS.SU zullen worden ingezoudeu, zullen bij terugzending naar Amerika, vrij zijn van invoerrechten. Bc heer D. Franken te Parijs schrijft in den Coitri'ier de f Art de volgende necrologie : Den 7<lcu October is te Amsterdam gestorven een van Hollands meest serieuze liefhebbers van oudere zoowel als nieuwere kunst, Abraham Willet, oud drie en zestig jaar. Vau zijn jeugd af open baarde zich bij hem de smaak voor fraaie zaken, cu het bezoeken vau kunstenaars en rzamclaars ontwikkelde bij hem dien aangeboren smaak, cu maakte vau hem een der beste kunstkenners uit zijn land. Gedurende een verblijf vau ccuigc jaren te Parijs, vormde hij eeu klein kabinet schilderijen, dat hij, naar Holland teruggaande, weder van de hand deed, en dat verscheidene werken bevatte, die later beroemd zijn geworden, maar die toen tertijd slechts ceu betrekkelijke geldswaarde hadden. Hij ging door met, verzamelen, maar het waren toen meer voorwerpen vau oude kun t die hem aantrokken: porcelciu, goud- en zilverwork, wapens (die bij een brand vernield werden), versierden het prachtige huis te Amstc.dum, waarvan ver scheidene Fransche kunstenaars zich herinneren zullen, er als huisvrienden te zijn ontvangen. In den laatstcu tijd waren het vooral mooie i'ranscho uitgaven van onzen tijd, cu uitgelezen exemplaren, die onze vriend gaarne samenbracht iu een ver zameling, die zeer merkwaardig is. Een collectie van prachtige uitgaven over de oude Jkunst eu kunstiiidustric vau alle lauden completeerde zijn bibliotheek, die eeu verlicht kunstliefhebber waar dig was. De heer Willet was bij de Hollandsche artiesten zeer bemind ; door zijn raad, en op velerlei manier, hieip hij vooral de jongeren. Zijn dood zal een groote leegte laten in de kunstwereld van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl