Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.o93
ttet n plat dak en helwitte muren die nog
..irittèr schenen, omdat de hemel boven hen zoo
ia-blauw was waarin heel kleine venstertjes
op een nauw steegje uitzagen. Zijn vrouw was
schoon als de dag en zijn dochter schoon als de
morgen de vrouw heette Fenda en de dochter
Fatima en zjj hadden elkander innig lief en waren
gelukkig o! zoo gelukkig in het schoone,
lachende Algiers, waaraan de zon hare
koesterend8te stralen wijdt. Maar een kwade dag brak aan;
de smalle straten en stegen van Mascara vulden
zich met kruitdamp en rook, met sabelgerinkel
en toornig geschreeuw. Over het onefi'en plavei
sel -vloeide dik, rood bloed en uit de platte daken
staken gele vlammen de tong tegen den diep
blauwen hemel uit.
Frankrijk verlangde een nieuwen roem en de
Franschen veroverden Mascara. Den volgenden
aaorgen waren de vroolijke witte muren zwart en
treurig, wilde honden zwierven met hcesch gehuil
om de lijken op de straat en de zon, de liefelijke
zon van Algiers, hield zich met een wolk de
gouden oogen toe. Treuriger echter clan ieder
ander was de arme looier, want het noodlot had
hem alles ontroofd wat het hem ontrooven kon ;
zijn vrouw was door een bajonnetsteek gedood, en
Zfln dochtertje was met zijn huis en al zijn andere
have en goed in den grooten wreeden brand
omgekomen. Toen boog de arme Turk het hoofd
en mompelde: Allah is Allah!" zij het ook
Met bloedend hart, want zwaar drukte hem het
teed over zijn gestorven geluk.
Een medelijdende Fransche soldaat vroeg hem,
wat hem scheelde, en hij antwoordde, dat zijn
wouw en kind vermoord, zijn have en goed ver
brand waren, dat men hem van alles had beroofd.
Vrouw en kind kon men hem moeielijk terug
geven, meende de Franschman maar wellicht
iets van zijn have en goed, en daarvoor moest j
h^j zich tot de Fransche Regeeringsoverheid in i
Algiers wenden. Toen zuchtte de arme Turk en
sleepte zijn vermoeide leden en bezwaard gemoed ;
naar Algiers, over eindelooze, uitgedroogde
wegen, die baadden in gelen gloed, waut de zon
scheen weer; de zon kan het niet lang uithou
den, zonder haar geliefd Algiers aan te zien, zelfs
wanneer het treurig is en dor.
De Fransche Overheid trok de wenkbrauwen
omhoog en zeide hoofdschuddend, dat zij dagwerk
kon hebben, indien zij alle ongerechtigheden en
overijlde handelingen van het noodlot weer in
orde wilde brengen. Maar een der beambten, een
nog zeer jong man, had medelijden met den
armen Turk; hij gaf hem eenig geld voor de reis
en raadde hem over te steken naar Frankrijk
naar Parijs; daar zou hij, omdat liij toch een
weinig Fransch verstond, zich verder wel kunnen
redden.
De lichtkrans die Parijs omgeeft is zoo groot,
dat een straal daarvan over de zee tot in do
nauwe hooge straten van Mascara was doorge
drongen, en de gedachte aan Parijs verhelderde
de sombere rouwschaduwen in de ziel van den
armen looier als een laatste geluksdroom. Ja,
naar Parijs wilde hij gaan, want daar was vreugde,
om iedere smart te lenigen, had men hem gezegd,
en het goud groeit daar op de straat.
Hij ging naar Parijs, maar de vreugde was
hoogstens slechts op de aanplak-billetten der
bal-masqué's afgebeeld, waar zij, in haar bont
inaskaradepak, een bedriegolijke overeenkomst ver
toonde met de dwaasheid, en het goud zag hij
alleen in de uitstalkasten der juweliers. Er groeide
niets op de straten, dan een paar kwijnende
platanen, waaronder het wemelde van allerlei
wonderlijke menschen, mannen zonder tulband,
vrouwen zonder sluier, vele bleeke, vermoeide
gezichten, en oogen die bijna alle treurig ston
den, als zij niet onverschillig of wanhopig
rondataarden treurig van oververzadiging of van
honger. En de Turk schrik!e, hij konj niet be
grijpen wat die menschen hier scheelde; hij
wist niets van de bleeke sluipende ziekte der be
schaving. Angstig de Boulevards ontvliedend,
bereikte hij op zijn dooltocht de beurs, een
griekschheidensch gebouw in het hartje der oude stad,
die hem voorkwam als een avondlandsche Moskee;
hy wilde er binnen treden, maar deinsde terug
voor het gruwzaam lawaai en geschaclier. Ver
baasd over dezen zonderlingen eeredienst van
het avondland, spoedde hij zich verder, aldoor
verder van het geraas, totdat hij eindelijk rust
vond naast de klotsende Seine en de met ijskegels
omhangen bekkens op de Place de la Concorde.
Daar kruiste hij de beenen onder zich en dacht
na hoe dat alles zoo was gekomen, en twee dikke
tranen rolden uit zijn oogen over zijn bruin
fatalistengezicht. Het geloof aan een onvermijdelijk
noodlot doodt wel alle angst en hoop maar de
smart doodt het niet. Bij zijn diepen kommer kwam
nu een nieuwe pijn den arme kwellen: de honger.
Het was Februari; in Februari is het dikwijls
koud in Parijs en dichte nevelen versperren de
zonnestralen den weg maar toch zweeft door
de straten, als een voorbode der lente, een liefe
lijke geur; hij stijgt omhoog uit de korfjes der
bloemenmeisjes, die hare frissche, onschuldige
viooltjes den in de wereld en de beschaving afge
leefde Parijzenaars aanbieden. Het is zonderling,
welk een genoegen die lichtzinnige Parijzenaars
met hun overdreven weelde en overprikkelde ge
notzucht, in die kleine, bescheiden bloempjes stel
len. Daarom zijn er ook altijd viooltjes in Parijs,
trots sneeuw en ijs, en het allermeest in Februari.
God weet, met welke begoochelingen men die
teedere, paars lentekinderen in den winter
naar buiten lokt!
Onder de vele knappe, behaagzieke, goed en
slecht gekleecle, lachende of tandenklapperende
bloemenmeisjes, die dag in dag uit hare welriekende
?waren te koop bieden, was een uit Nanterrc, een
tenger, klein meisje, met zijdeachtig bruine haren
onder een wit mutsje en groote, zachte
Madonnaoogen in een klein vermagerd kindergezicht. De
moeder dezer kleine verkocht melk aan den ingang
van het park van St. Cloud, en haar vader was
knecht bij een tuinman; maar 's winters drinkt
men geen melk in St. Cloud en de arme tuinknecht
werd verlamd tengevolge eener beroerte en ver
loor zijn dienst. De geheele familie leefde van
de weinige sous, die de bloemenhandel van
het kind opbracht, of liever beproefde daarvan
te leven maar het was hard; de vader lag hul
peloos te bed, de moeder zat ziek ineengedoken
op een stoel; toen toog de kleine op weg op
den harden, kouden weg. Haar dunne schoentjes
waren door het onophoudelijk heen en weder loopon
versleten, haar kleine voetjes waren ijskoud en zij
rilde erbarmelijk De lucht zag dreigend en grauw
van sneeuwwolken. De zon lachte niet en op het
water der Seine speelde geen glans.
Violettes, mesdames\ Violettes\" riep zij, zoo
vroolijk zij kon, want zij wist, verdriet en kommer
gaan de menschen uit den weg; maar geen mensch
hoorde haar, geen mensen kocht. Zoo kwam zij
eindelijk op de Place de la Concorde. Daar stond
de arme Turk, die intusschen een buitenkansje
had gekregen een heel klein buitenkansje in
de loterij van het toeval dat wil zeggen: hij
had een grootmoedige ziel gevonden, die hem een
mand dadelen geschonken had.
Hij beproefde ze te verkoopen. Dadels; echte
Oostersche dadels!" riep hij in zijn gebroken
Fransch arme Turk welke dadels hadden
het anders moeten zijn ? Hij verkocht zes, acht
stuks, meer niet. Lieve hemel! de menschen
hadden zooveel beters en duurders te koopen!
Daar op de Place de la Concorde bij het zwarte
bekken troffen de ellende van het Zuiden en van
het Noorden elkander aan en sloten vriendschap.
Zij wisselden geen woord; zij stonden slechts dicht
aaneen gedrongen tegen den tuinmuur der
luileriën geleund, waarover zwarte boomstammen en
witte standbeelden onverschillig op hen
nederzagen. De boomen waren verstijfd en de stand
beelden boven zulke bekrompen alJedaagsche ellende
verheven. Niemand had medelijden met die twee.
Dadels! Dadels!" schreeuwde de Turk Vio
lettes! Violettes!" riep het bloemenmeisje, in den
steeds dichter wordenden nevel, in de steeds vin
niger snijdende vorst. Niemand hoorde. En de
stem van den grijsaard word heescher en het
kinderstemmetje mat en klagelijk.
Daar kwam een dame in een met bont
gcvoerden zijden mantel en wierp in het voorbijgaan
een blik op de viooltjes. Verlept t" zeide zij
aiwijzend, en spoedde zich voort.
Een handwerksman kwam. Tiens, mapauvre
?petite," riep hij, hoe veel je viooltjes ?" een
sou het bouquetje," antwoordde zij, en blies de
sneeuw van de arme bloempjes, die voor verlept
waren uitgekreten en reikte ze met angstige, van
tranen glinsterende oogen, den handwerksman toe.
Hij gaf haar een SOM en een goed woord boven
dien. Het was de eenige sou, die zij dien dag
verdiend had.
Haar gezichtje werd paarschbleek, de stem
begaf haar toen nam de Turk zijn tulband af,
ontrolde hem, sloeg hem haar om de magere
schoudertjes, en sprak: Wilt gij mij uw viooltjes
voor mijn dadels geven V"
Ja!" mompelde zij tandenklapperend en lachend
tegelijk en dankbaar zag zij hem aan ; zy had
honger zij had nog niet ontbeten. Hij trou
wens ook niet, maar hij was oud en een man;
zij daarentegen een teeder kind, als zijn kleine
Fatima, die vermoord was geworden ; en aan zijn
kleine Fatima dacht hij, terwijl zij mot haar
blanke tandjes in de dadels beet en haar ontbijt
nuttigde maar de dadels konden haar niet
verwarmen en slechts matig versterken ; vermoeid
liet zij zich nedcrzinken, vleide zich tegen den
harden muur en sliep in.
De zon was ondergegaan; mot zijn zwarten
mantel der liefde dekte do nacht de zonden en
smarten der aarde toe en het werd kouderen
kouder.
Toen zette de Turk zich naast het kleine bloe
menmeisje neder, hij streek haar met zijn ver
magerde hand over het blsek gezichtje, dacht
aan zijn lief dochtertje en glimlachte zijn laat sten
glimlach; toen sloeg hij den slip van zijn mantel
over haar heen, droomde en viel in slaap.
Het werd kouder nog kouder aldoor
kouder; de nacht was donker; alles zweeg, zelfs
de Seine. Toen 's morgens de droevige Februari
zon van Parijs de oogen opende, zag zij onder
het roode baïafftche van Valentino, tegen don
tuinmuur der Tuilerieën geleund, den leerlooicr
van Mascara en hot kleine kind van Nanterro.
Zij sliepen vast, zij slapen heden nog!
Schaakspel.
No. 150.
H. MENDES DA COSTA te Amsterdam.
ZWABT.
abcuetgl
WIT.
Wit speelt voor en geeft in vier zetten.
(Wit 7 en Zwart 10 stukken met K. df>).
OPLOSSING VAN SCIIAAKPROBLEEM No. 158:
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Goede oplossingen ontvingen wij van J A. W.
te Gouda van nos. 153 154"en 155. A. J. d. K.
te Dordrecht van nos 15.'? en 154. Pion" te
Rotterdam van nos 153 1(54 en 155._ E._ E. _te
Rotterdam van no. 154, die van no 153 is niet
goed, daar l ... d3 (12 in antwoord op l f3
dl elke poging om bij den 3den zet mat te geven
verijdelt.
Goede oplossingen ontvingen wij van de hoeren
Ilenri alhier van no. 141 tot 153. II. I. den II.
alhier van no 150 tot 155. F. te Rotterdam van
no. 147. C. F. van II. te Gorredijk van no. 150
tot 152. A. B. alhier van no. 147 tot 152. Mei
alhier van no. 144 tot 119 en van 151 tot 155.
No. 100 van Otto Neme te Weenen.
Wit Koning e2 Dame do Paard c3 Pion e3. (4
Zwart Koning cl, Pionnen b3 c'2 en cl. (4
Mat in drie zetten
No. 161 van Mevrouw T. B. Rowland
te Dublin.
Wit K g2 D c7 R bl e5 P a7 eG p. c2 do. (8
Zwart K "el T a5 R c3 pionnen b l e3 011 gl. (G
Mat in twee zetten.
l f3 - f4
l f3 dl taalt door
d6 c5 3 geen mat.
2 e3 d4 Onversch. 3 c4 e5 fo
2 14 X e5 f cf> b4 3 c5 d4 fo
2 fl X h(ït Onversch. 3 D of R f0
2 14 X e5 t d(; X e5 3 a5 c4 jo
dl P t 3 geen mat; of 2 dl X d2 f
eó X u T
dG c5
a8 bG
Anders
I...d3 d2! 2 dl b3 d2
c7 e6
A. l b3 b4
e.'ïdl
e3 fl
d5 dl 2
f5 14 2
Oplossing van No. 154:
el d2 Onversch. 3 eG X e3 of 16 fo
el f2 3 eG X e3 of d6 fo
c3 X d3 t * ;' c<; l>3 f d(' t
;3 >< 13 -|- 3 eG h3 of f6 fo
Oplossing van het Eindspel No. 155:
of _ f3 2 b4 a4 f (niet 2 b4 a3 f wegens 2 ... a6 bö!)
ab _ bG 3 a4 b3 f D X D 4 b7 b8 D f en wint.
B. l cG g2 2 bl a3 f K onv. 3 a3 1)2 j D X D 4 b7 b8 D f en wint.
C. l , cG hl 2 bl a3 t aG bG 3 a3 b2 t b(j c7 4 1)2 h2 f D X D 5
b7 b8 D f en wint (als 3. .. bG ab of a5: 4 b2 a2 f K - onv. 5 a2 bl f enz. als
3 . . .bG c5: 4 a8 a7 hl h7 5 l>2 bG j K. onv. G a7 ab; of 4 ... hl - dl
e4 of h4 dreigemdc, bij 5 b7 b8 D met voortdurend schaak doer D a4 en a4 cG: 5
b2 bG f K onv. G b7 U8 D en wint).
D. l cti hl 2 b4 a3 f aG b5 .'j a3 b2 f b5 c4! 4 a8 a7 hl gl t
a7 aG gl g6 f G b2 bG; of 4 ... hl
en wint.
EINDSPEL.
No. l
ZWART.
abcdef gh
WIT.
Wit begint geeft in drie zetten mat.
Partij gespeeld in het concours der Cityclub te
Londen tusschen de HH. Mocatta en R. I. Lomau Jr.,
uit Amsterdam.
Tweepaardspelin de nahand.
Wit, Zwart.
Mocatta. R. I. Loman Jr.
l e2 el e7 e5
2 gl f3 b8 c6
3 f l _ c4 go f(j
4 f'3 g5 d7 d5
5 e4 X do c? a'r>
G c4 b5 j c6 cG
7 d5 X cG b7 X cG
8 b5 e2 h7 hij
9 g5 _ f3 c5 cl
10 t'3 e5 dS c7
11 d2 dl f g d6
12 c5 gl a c'6 gl
13 e2 X gl () O
11 h2 h3 f6 d5 u
15 gl e2 f7 f5
16 c2 cl d6 bl t
17 cl _ d2 d5 c3 c
18 f2 X c3 c7 g3 t
11) el il 15 i'4
20 <12 X 1>4 fl e3 t
21 il - Kl
g3 f2
5 a6 aG h7 h6 of gG t G b2 ? bG
No. 2
ZWAKT.
abcdefgh
WIT.
Wit begint geeft in drie zetten mat.
Remise door voortdurend schaak.
a Eene afwijking van het tweepaardspel in de
nahand, gewoonlijk wordt hier t'2 t'4 op ge
antwoord.
b Om f7 f5 voor te bereiden, waardoor do
loöper genoodzaakt wordt op e2 terug te gaan.
c. Door dit oft'er heeft zwart do remise in han
den, hoewel hij hoopte door zijn positie er iets
beters uit te halen, wij voor ous zieii er echter
niets meer dan remise in.
VOOR DAMES.
lierfstmodes. EcJiarpes. Prin
ses Wuldeiitar. Mouw. Lata
Scitiicider. Palingi'crfjif.
Met het uitkomen der herfst- en wintcnnodes
blijkt het, dat alle pogingen van vogelbeschcrmende
dames niets geholpen hebben; bijna geen artikel
van hot costuum of het wordt met vederen,
vleugels, of heele vogels versierd. Een mode die
toe te juichen is, is zeker die der fraaie lange
struisvedoren; weinig geplumite komt hun nabij
in rijkdom, sierlijkheid en flou zooals men het
dertig jaar geleden te Parijs noemde bet mollig
cncadreeren en afstompen van al te scherpe
trekken. Op de struisvedcren zijn de lage hoeden
met broeden rand berekend; men kan daarop een
kapitaal aan pluimen dragen. liet dikke einde
van do langste veder kan nog achteraf hangen;
het komt geheel in den geest van het Directoire,
het een of ander afhangends aan de hoed te
hebben.
Ook de capole-hocd.on zijn laag, maar worden
nog steeds boog opgemaakt, zoodat het voor de
hoeren in den schouwburg op hetzelfde neerkomt.
Men voert den opgeslagen rand mat vederen of
fluweel, ook als de hoed van vilt is; nog steeds
is eenig gekroesd haar op bet voorhoofd een
vcreischte; o portretten der bekroonde schoonheden
te Spa, aan wier optooiing wel niets zal gespaard
zijn wat smaakvol en aantrekkelijk kan schijnen,
vertooiien het alle. Men beweert, dat bridos of
geen brides een quaestie van keuze is, maar er
t zijn slechts enkele zeer jeugdige gezichten,
dieniet worden gevleid door eenu omlijsting in
pas| sende tint Het nieuwste lint ervoor is liuweel niet
i satijnen binnenkant; bet moiréheeft nu afgedaan.
| Zwart en groen is gezocht, zwart en bruin, dat
gewoonlijk voor slechten smaak doorging, is nu
bijna het ware". Maar ook donker terra-cotta,
ehuiiclron, roodbruin, warm donkerrood, die de
kin doorschijnend blank doen schijnen, zijn in gunst.
De mantels tot aan den grond, met mouwee
even lang, die verleden jaar nog niet door allr
toongeefsters werden goedgekeurd, hebben dit jaau
de oppermacht. Men slaagt er in, door ze van de
kostbaarste stoften te maken, pluche, drnjt de
velours, zijden damassf. seulskin, iimteluüxti, ge
brocheerde wol, en zo met passemcntcrieën en
borduursels te overdekken, er schatten aan te
bestcdcn. Vandaar ook, dat men den hoed dit
jaar veeleer in harmonie met den mantel, dan
met het costuum neemt; zelis de mantels die van
achteren kort zijn, zijn van voren lang.
Voor meisjes zal men weer meer korte jatpjetten.
zien, van voren openhangend, met een vest van
bont er onder, dat men, naar het meer ot minder
kouwelijk gestel der jonge dame, zoo groot e u
dik kan maken als nieii wil. Ook het
Batteuberg" model, op den linkerschouder toegeknoopt,
wordt in Engeland gekozen. Het hangt van den
schouder ook los naar voren, maar wordt in hot
midden puntig afgeknipt.
j Het is het rijk van de eliurpe. Men draagt
zo niet enkel links, maar met de einden naar
! voren, naar achteren of rechts afhangend, juist
j zooals het in de ordonnantie van hot costuum
j het best uitkomt. Men draagt ze niet enkel bij
baltoiletten, er zijn er prachtige voor, in wit
moirémet goud borduursel, in de eene of andere
zachte kleur satijn, in gebrocheerde zijde die de
patronen der oude hrocatou navolgt, maar ook
voor soiree, diner en zelis voor straattoilctten.
Zwart fluweel, zwart satijn, is steeds gewild, maar
ook zijde met strepen of' met een guirlande van
fluweolen bloemen staat zeer goed; bij marmeblanw
kan men blauw met rood bobben, bij groüii
groen met rose, groen met goudbruin, groen met
lichtgroen, enz. Daar een losse sjerp van fluweel
of zijde, zoo om het middel geslagen, vrij dik zou
maken, hecht men de stof. in plooien gelegd, op
stijve tulle, die men met koordjes of knoopen zoo
dicht om het corsage kan spannen als men wil.
X
Er behoort moed toe, om te midden van de
_E«ij«re-modes ecu geheel ander tijdvak te durven
in den smaak brengen. Een Parijsch huis heeft
als bondgenoot eene vorstin gekozen. Prinses
Marie van Orleans, de vrouw van prins Waldumar,
was te Parijs oin nieuwe toiletten mee naar Ko
penhagen te nemen. Men heeft haar, behalve
eenige toiletten in de heerschendo mode, ook een
costuum aanbevolen, naar dat der hellebaardiers
uit den tijd vanKarel de Stoute gccopiëerd. Gladde
rok van dikke rccbruiue zijde, corsaijc en
pof