Historisch Archief 1877-1940
en nich «om» heel wat onaangenaamheden be
rokkenen.
*
Deze -week vergaderden *hier eenige brare, wel
willende, zeer menschlievende lieden, die sedert
vele jaren een goed en grootsch doel beoogen.
De voorzitter opende de vergadering met een
schoon* en indrukwekkende toespraak ; het ver
handelde in de vorige bijeenkomst werd voorge
lezen ea goedgekeurd ; de huishoudelijke begroo
ting voor het volgende jaar werd vastgesteld ea
daarna ging men over tot verkiezing van een
bestuurslid in de bestaande vacature.
Vervolgens werden de discussiën geopend over
de nieuw voorgestelde maatregelen, »tot bereiking
van de schoone zaak die ons allen lief is," zooals
de inleider zeide. Die schoone zaak, dat inder
daad prachtige doel der vereeniging is: het ver
lichten van de maan in donkere nachten. Na
grondige bespreking der voorgestelde maatregelen,
werden zij alle met unanieme stemmen aange
nomen. De vergadering vereenigde zich later aan
een gezelligen disch, waarbij nog menig goed en
krachtig woord werd gesproken, en een der leden
een schoon gedicht voordroeg onder den titel:
«Geen duisternis meer voor het menschdom l"
WTTENHAGE.
P S. Bij het overlezen van mijn brief bemerk
ik dat ik bij het laatste gedeelte onder den in
vloed ben geweest van een oud boek met schoone
sprookjes, waarin ik gisteren zat te lezen
Ik heb nu blijkbaar in geestvervoering twee
zaken verward. Ik had n.l. willen vertellen dat
de Haagsche afdeeling yan den Vredebond deze
week vergaderd was! W.
BEÏEVEN UIT GROOT MOKUM.
Amice!
Ik heb een vreemde visite gehad, maar om je te
vertellen hoe ik aan dat zonderling bezoek kwam,
moet ik eerst op een anderen avond in het begin
dezer week terugkomen.
Ik had in een lokaal in de Kalverstraat, No. 28,
Felieie, das berühmte Gemalde von Prof. Graef"
gezien; een edel gevormde, zoo goed als naakte
vrouw-ngestalte, maar zóó decent geschilderd, dat
ik er zonder blozen, met mijn verloofde als ik
ooit zoo'n parel rijk word heen zou durven gaan;
ik had de rozen, waar zij zich spelend mee tooit,
?wat schril van kleur, maar het blanke, blauw
dooraderde vleesch bewonderenswaardig, prachtig,
ausgezeichnet" geschilderd gevonden.
Toch, hoe schoon die blonde vrouw ook wezen
mocht, had een ander schilderij eveneens daar
geëxposeerd mij nog oneindig meer geboeid en
getroffen, omdat er een gedachte, een gansche lij
densroman, in uitgedrukt was.
Je weet ook wel dat wij op het punt van schil
derijen, die iets te denken geven, waarlijk niet,
verwend worden; kleinsteedsche binnenhuisjes,
visschers van allerlei soort, erg Icelijke natuurkin
deren en voornamelijk schapen en koeien, dat
is scheering en inslag op onze tentoonstellingen.
Nu weet ik zeer goed dat ook het koeienleven
zijn beroeringen heeft, dat ook liet stierenhart kan
trillen vau aaamlooze teederheid en duld'loos wee,
maar altijd ossenvleesch" is op den duur toch te
machtig.
Het stuk, waarvan ik je spreek, is van den
jongen professor Neide uit Koningsberg en stelt
een man en ecu vrouw voor. door een touw te
zaniengesnoerd, die levensmoede" op het punt staan zich
in den weelenden stroom te storten, 't Is aan
grijpend realistisch, dat wil zeggen niet in den zin
waarin sommige schilders dat woord opvatten, die,
omdat ze misschien zelf aan een verzwakking der
oogzenuwen lijden en dus een neger als een
half gesmolten praline en een huzaar als een doe
zelige blauwselvlek zien, van het publiek eischen,
dat dit even myope zal zijn als zij, maar om
dat die figuren, terwijl men er op staart, leveu
krijgen, omdat men onder die geschilderde jas een
forsche mannengestalte zich ziet bewegen; in de
sombere oogen leest, dat er in dat breede voorhoofd,
onder het donker, krullend, dichte haar, een
vreeselijk, onverzettelijk besluit moet woueu, waarvoor
het arme blonde kind, dat zich met gesloten,
moegeweende oogen, aan den man naast haar vast
klemt, wel terugdeinst maar waaraan ze zich
niet onttrekken kan, oiudat te zamen sterven niet
zoo vreeselijk is als als zonder hem te leven.
Is dat geen realisme dat n kunstenaar u pu
bliek bevredigen moet? Ik weet niet hoeveeltijd
de schilder aan dat stuk besteed heeft, maar langen
tijd moet hij het denkbeeld er van met zich heb beu
omgedragen; langen tijd iederen trek, iederen spier,
iedere beweging hebben gadegeslagen van dieu man
en die vrouw, die in zijn verbeelding levende wezens
waren, om ze zóó aangrijpend op het doek te kun
nen toovercn.
Ik kon dieu avond dat bleeke, afgestreden meis
jesgelaat, dat onverzettelijk vast besloten
manneugezicht, maar niet van mij afzetten, terwijl ik
aan den oorzaak dacht welke hen tot dat vreese
lijk voornemen had kunnen brengen.
Levensmoede", hoevelen zijn hetge weest,hoevelen
zullen het worden ? Hoeveel andere oor/aken zijn er
niet behalve een ongelukkige liefde ? Af keer, vrees,
schande, gebrek !
Dat laatste woord riep mij den naderenden winter
voor den geest met zijn onvermijdelijken nasleep
van koude en honger, uitputting eu ellende.
Zie je, ik vind liet heel menschelijk" als ik
't een 'of ander buikig" heertje goed doorvoed en
warm gekleed, mot een zekere strengheid iu
zijn stem 's winters hooi- klagen over de toene
mende brutaliteit van bedelaars c. s., met de
krachtige bijvoeging, dat dat alles de schuld is
vau het socialisme, de pest vau je maatschappij,
meneer!"
Nu ! dat ik een sosjaal" ben geloof ik niet, en
de lui behoeven ook niet te weten wat ik deuk, maar
toch bewonder ik altijd den armen drommel die,
zooals nog dikwijls genoeg gebeurt eerlijk ge
noeg is om een gevonden geldsom aau den eigenaar
terug te bezorgen zouder dat hij weet of hij een
tientje, een dubbeltje of een bedankje tot beloo
ning zal krijgen, en als ik in de restauratie of op
mijn kamer, mijn warm middagmaal gebruik en
per ongeluk denk aan zooveel ellendige wezens die
daarbuiten, hongerig en verkleumend rondzwerven,
dan is het, alsof mijn eten stroever naar binnen gaat
en ik, met een soort van schaamte, gevoel: dat't toch
eigenlijk be . . . rd onrechtvaardig toegaat op de
wereld. Indien dat nu socialistische gevoelens zijn,
dat de hemel ze mij dau vergeve!
Doch in elk geval doen ze mij volkomen instem
men met het voorste] of den wensch van den re
dacteur der Bakkerscourant waarvan ik ergens las
dat hij het plan opperde om een lokaal in te rich
ten waar werk- en broodeloozen tenminste wat
warm drinken en een stuk brood, voor niets, kuuuen
krijgen mits daar te verorberen, opdat er geen
misbruik van gemaakt kan worden zooals veelal
met de zoogenaamde bons voor soep, turf enz. ge
beurt die, dikwijls voor geld of drank verruild,
eerst na een omweg hun bestemming bereiken.
Ik dacht er over na of dat plan door parti
culiere bijdragen mogelijk gemaakt niet door
het bestuur vanden Werkmausboud uitgevoerd zou
kannen worden opdat het voor den armen maar
fatsoenlijken werkman mér vau een steun, en min
der van een aalmoes zou hebben.
Daar ik den naam vau dieu redacteur verbeten
was en meende dat ik zijn voorstel ia het Week
blad de Amsterdammer gelezen had wat echter
niet liet geval was nam ik liet laatste N°ter
hand om daarin te zoeken wat ik weten vilde,
maar weldra namen mijne gedachten een
eeuigszins andere richting aan door dat een brief, even
eens van philautropisclieu aard, maar meer op dierlijk
gebied, mijn aandacht trok.
Een dameslid vaa de Sophiavereeniging viel
onder het opschrift ;/Naar 't asyl den hoek om",
het asyl in de Wiegelstraat aan, waarvan zij,
evenals de elite" van die buurt, de directrice
gelijkstelde met een vermoordenaarster" omdat
deze een dier liever in ns doodt dan het een zwer
vend levend vol kwelling te gunnen. De aauvalster"
verzekert plechtig dat zij nooit eenig vergif voor
zulk een doel bij zich draagt, maar altijd bereid
is om aan te bellen als ze ergens een poesje of
hondje voor een dichte huisdeur ziet zitten," ze
is naïf genoeg om erbij te vertellen, dat ze daarna
spoedig maakt dat ze wegkomt," je begrijpt, liet
diertje kon wel eens niet terecht zijn of alleen
'n serenade brengeu aau de een of andere minnares"
zoodat de bewoners vau liet huis niet zoo heel
erg dankbaar zouden wezen voor de, al te bereid
willige, bemoeizucht der juffrouw.
Mijn lamp begon intusschen duisterder te branden
en af eu toe waarschuwend eu zacht te knetteren;
klaarblijkelijk was er geen olie genoeg meer in,
maar ik" was te lui, te slaperig misschien, om op
te staan, en wenschte van harte dat het
mensehlieveud Sophialid'' bij me was om even voor me
te belleu".
Ik dacht waarlijk dat een goede-fcêmijn weuseh
verhoord had, want bijna tegelijkertijd deed zich
een dof tikje op de deur hooreu en kwam een
zeer corpulente dame binnen, die zonder
uitnoodiging, op een stoel tegenover mij ging zitten en met
een erg vettigen zakdoek haar glimmend gelaat
begon af te vegen. Ik zag verrast op eu zei vra
gend -. mevrouw .... ?
Mevrouw Porc, P. O. R. C." spelde mijn be
zoekster, terwijl ze ecu kluifachtig handje met
heel korte vingertjes uitstak. Porc !... neen ! dan
was ze toch niet dat dames-lid, want die heette
anders.
U zult wel aan m'n gezicht kunnen zien tot
welk geslacht ik behoor niet waar ?" vroeg de be
zoekster.
Naar den verwaanden toon harer stem te
oordeelen dacht ik dat mevr. Porc minstens gravin
was en keek haar dus oplettend aan, maar ik
merkte dat ze iets anders bedoeld had; de voor
uitstekende, ronde neus en mond, de kleine oogjes,
de steile door een zwierigeu kapothocd half bedekte
ooren, het eigenaardige, walgelijk zoete parfum
dat zij verspreidde, waren de oiibcdriegclijke tee
kenen dat ik een onberispelijk gekleed varken
voor me had.
Ik zal u zeggen wat ik eigenlijk kom doen",
zei mevrouw Porc in zuiver llollaiidsch maar met
een erg nasalen toon, bij toeval heb ik iu mijn
appartement een gedeelte van een courant gevonden
eu daarin eeu allerliefst stukje over den ontijdigen
dood van sommige mijner uatuurgeuooteii. 't Moet
u zeggen al was het van mijn eigen zuster geweest,
dan had het me niet meer kunnen trefi'eu. Nu zou
ik graag het adres van die dame hebben, ik moet
bepaald kennis met haar maken en ik weet dat
U het me kunt zeggen."
Zij keek me met zulk een vriendelijke schalksheid
aan dat ik me haastte om liet verlangde adres
op een papiertje te schrijven; zij nam het nij
gend aan.
Ja;" zei mevrouw Porc, ik ga eens aan die
dame zesrgen dat als zo nog eens iets in bescher
ming wil nemen, het dan onze queue" moet zijn.
Honderdmaal in miju leveu beu ik voor eeu zwijn"
uitgemaakt, bij iedere verhuizing hebben vieze
menschen me iu mijn oogen gestoken met hun lompe
vingers om mij aan 't loopen te brengen. Enfin !
dat heb ik, hoewel knorrend, verduurd, maar 't
ergste is dat ze mijn queue" niet met rust kun
nen laten.
'k Had er zoo'n prachtige golving iu dat ik nooit
een beer" ontmoet heb die er me geen compli
ment over maakte en nu kijk maar mijnheer
is ze zoo sluik als een veter."
Ik zei: dat het werkelijk heel naar was, maar
dat het misschien ook wel aan het vochtige weer
lag en dat er wel weer krul iu zou komen.
\,Ik hoop het, meneer," zei mevr. Porc op
mocdeloozen toon, als je drie innig geliefde beercu"
door het moordend staal hebt zien omkomen vau
den laatsten heb ik met m'n eigen oogeu worst
moeten zien stoppen, Is 't uiet verschrikkelijk ! me
neer, zoo waar als ik hier voor u sta eu als je
dan van een talrijk kroost niets overhebt dan een
mager, schreeuwend speenvarkeu, dat aan de flesch
terwijl
je toch voor God eu menscheu bezweren
je altijd je plichten als zeug" bent
tijd je p
kunt, dat je
nagekomen, dan is 't een hard ding, meneer, als
je merkt, dat tot beloouing de meuschen je de
kroon van 't hoofd hm! ik bedoel de hcelc
krul uit je queue" trekken."
Nu! misschien kan die juffrouw er wel wat aan
doen", zei ik, want ik wou mevr. Porc graag weg
hebben, ik wil u niet verjagen maar zij woont
een heel eind hier vandaan."
U hebt gelijk, meneer," zei mijn gast, adieu
en wel bedankt."
Ik wreef mijn oogen, had ik geslapen? Ik
weet het niet; mijn lamp flikkerde nog eenmaal
hoog op, waardoor ik zag dat het Weekblad"
nog voor me lag, toen ging ze eensklaps uit en
liet alles iu een spookachtige duisternis.
Voor de curiositeit stuur ik je hiernevens het
adres van de barmhartige dame; het kan je mis
schien nog helpen als je ooit in Amsterdam komt
en bescherming'' behoeft. Een vrouw met zulk
een week gemoed voor dieren, heeft misschien
zelfs voor een mensch wel wat over.
Farewell
DANDOLY.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Schuld en boete.
Stadsschouwburg: Ik eet bij mijn moeder.
De beroemde vrouw.
Schuld en Boete, Drama, in 7 tafereelen",
van den Heer H. J. Schimmel houdt, bij do
vertooning, wat de titel belooft: do schijndougd wordt
beschaamd, de (minder of meer) aanwezige schuld
wordt geboet, de scholmerij valt door een pistool
schot, do deugd wordt mot geluk bekroond. Men
ziet, dat dezo ingrediënten, in een ouderwetsch
tooneelstuk, zeer bruikbaar zijn. Men heeft de
geschiedenis ingewikkeld genoemd ten onrechte.
De feiten volgen elkaar met een schier kinderlijke
eenvoudigheid op: maar men krijgt geen klaren
indruk, doordien van de twee wogen, die den
tooneeldichtcr openstaan : den toeschouwer in zijn
vertrouwen te nemen, of den toeschouwer in de
onwetendheid en de spanning van eenige der
pcrsonaadjes te laten deelen, de auteur den tweeden
is ingeslagen; en toch is de spanning niet groot;
dit ontstemt den toeschouweren, als hij naderhand
hoort, wat het maar geweest is, voelt hij zich
te-leur-gesteld. Men beseft, dat, ook bij het inslaan
van den eersten weg* do toeschouwer eenige
spanning ondervindt: zij is dan hierin gelegen,
of en hoe do .onwetenden in hot stuk achter het
geheim zullen komen. Ik zou. niet durven
beweeren, dat het stuk rnéer voldoen zoo, indien de
auteur dit standpunt bekleed had. Het feit, dat
men ignoreert, is te fr/sthetiesch onbeduidend, 't Is
een moord: maar hij is in zulke onbelangrijke
omstandigheden gepleegd, dat hij ons niet eens koud
maakt. Mevr. van Wateren, zoo verhaalt zij in
het laatste tafereel, was, 16 jaar geloden, mooi en
gezocht; haar man was jaloersch. Misschien, zegt
ze., had zij de hofmakcrij wel een weinig aange
wakkerd. Haar man, met wien zij zeer gelukkig
was, hielp een al te drukken vereerder van de
Dame uit de voeten, en doorworstelde een 15-jarige
kerkcrstraf. Nu zou men denken, dat die vrouw,
als do man, van wien zij zich heeft laten scheiden,
weer vrij is, onder een anderen naam getracht
heeft zich, door ijver en plichtbctrachting. weer
een goede plaats in de maatschappij te verworven,
bij herhaling zijn hoofd stoot, ca zelfs verdacht
wordt van een diefstal, dien hij niet gepleegd
heeft, dat dio vrouw clan deu getcrgdcu man
met open armen ontvangen zou: maar dat doet
zij niet: zij gedraagt zich, als of zij persoon lijk heel
wat aan diea man had te verwijten en te vergeven.
liet is alleen, door hunne dochter, wier kennis
Van Wavercn (Van Vliet), als huishoudster bij
zijn patroon, gemaakt heeft, dat de moeder er toe
gebracht wordt haren man weer in genade aan
te nemen.
Het eenige punt van reliëf in de reeks
oudcrwetsche dramatafcreelen is dan ook het
oogenblik, als Van Waceren, nu wetend, dat Elize zijne
dochter is, maar vóór dat zij hem als haren vader
herkend heeft, haar in zijne armen houdt en af
scheid van haar nemen moet. Het licht, dat hier
mee op het 7e tafercel valt, in inderdaad zeer
treffend ??- vooral ook om dat het met buitenge
woon veel natuurlijk gevoel door den grijzen
Yeltman en de jeugdige Aleyde Eoelofsen gespeeld
werd. Dit Limburgsche meisjen, laatstelijk prima
onzer Tooneelschool, spreekt fraai en natuurlijk
wat Lambert ten Kate noemde de
gemeene-landsdialcct," en verdient alszins het welkom, dat haar
door de Tooneelpers is toegeroepen.
Voor het overige de taalstijl van het stuk
is evenredig aan den datum der geboorte. Wij zijn
de gij-s, de steeels-en, de reeds-en, slechts-en, de
der-s en myner-s geheel ontwend. Het govaar
der vertooning van zulke oudcrvvetscho stukken
wordt echter voor de smaak der jongere artiesten
merkelijk minder, wanneer zij er op verdacht zijn,
dat zij een archaïstiesch werk opvoeren, 't Staat
gelijk met het bezoeken van een muzciun.
Bizonder hebben zich bij deze voorstelling nog
onderscheiden: Mcv. Ellenborger (Alev. van
Waveren,), de Heer André(als de bankier Van den
Burg), de Heer Malherbe (als Eugenius, zijn zoon
? een zwak geschreven rol), do lieer Verhagen
(in de schelmcnrol, waar hij zijn Velttnan-studio
goed heeft to-pas-gcbracht) en, in zonderheid, de
Heer Jurgens, in zijn type van den grijzen, eer
lijken, nog min of meer verliefden boekhouder,
De tooncclschikking in het tweede tafercel
(salon) was bizonder stijf; maar volgde misschien
ook al uit den hooien opzet van hot stuk.
Kooit verouderd daarentegen is het allerliefste,
zinrijke, menschkundigo en zodeschctscnde
blijspelletjcn van De Courcelle en Thiboust, al is
het meer dan dertig jaren oud. dat door do
Koninklijke Vereeniging," als lever de ridcuu
vóór Schonthan en Kadelburgs Beroemde Vrouw"
gegeven wordt Je dine chez ma inèrc" is, dood
eenvoudig, een meesterstukjen van edel menschelijk
gevoel en aanschouwelijke schildering van de tijd
1780. Het werd onverbeterlijk gespeeld. De ele
gante, gepoederde, goedhartige, opvliegende, haar
familieleven betreurende tooneel/.angcres Sophic
Aruould wasMw. Frcnkcl; Prins Mauric.e d'llennin
de Heer Clous; Baron Vouquet Mcynadïcr; Pierre
Vidier Schulzc, en 't kamenierrjen Mej. MarieLorjé.
'/.nik een voorstelling is een groot genot in een
klein bestek.
Hoc veel aardige zetten, menschkundige ver
houdingen, juiste en vrij oorspronkelijke
charaktertinten er iu de uit hot Duitsch vlot overgezette
Beroemde Vrouw" ook voorkomen, dit Lustspiel
moet bij zoo iets wel afvallen. Toch zegt men,
na het eerste der drie bedrijven: dit is een der
beste komedies van de Benedixen, Mosers, Sch
nthan's, enz. enz." Maar de omstandigheid der
onnoozele oplossing van een eigenlijk niet aanwezige
intrige, in het laatste bedrijf, stelt het geringe
talent onzer H.duitsche broeders voor dit vak wel
weer een weinig ten-toon. Een groote fout dunkt
mij ook, dat de schrijvers, die de schrijfsters be
lachelijk trachten te maken, met de taak om kunst
en letteroefening voor de vrouwen beneden do
keiiken"-pliehten te doen rangschikken, eene
bejaarde goedhartige weduwe belasten, die zjj,
van den begin af, door verschillende personaadjes
voor den gek laten houden. Toch geeft de voor
stelling van dit werk een paar aangename uren: om
dat het ecne dankbare aanleiding heeft gegeven aan
de Dames Stoetz,Rössing en Lorjé, en aan de Heeren
Morin, Tourniaire en Schulze met hunne gaven naar
hartelust te woekeren: vooral Mev. Bössing had
do stof harer onverschilligheid geheel afgeschud,
en was weer het levendige, guitige, hartelijke
jonge meisjen; en Tourniaire leverde ons een
rechtschapen, jongen, ietwat onbeholpen
Hongaarschen Graaf, dio het hart van allo Dames ter
schouwburgzaal in beslag nam. De Heer i Tourniaire
trad geheel buiten zijn gewone Tourniaire-type,
en het beheer over zulk objektivisme is een groota
macht voor een toor.eelspeler.
Wij voorspellen nog vele wel geslaagde en ge
waardeerde herhalingen aan deze reprsezentatie.
Men schijnt geen kans te zien, op klaarlichten
dag, buiten de tooneelvensters iets anders dan
stikdonkcre nacht te vertoonen. Maar daarom
niet getreurd", zeg ik niet Graaf Bela Palrny,
15 N. '88. A. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Muziek genoeg in de hoofdstad" klaagt
menig, niet altijd onmuzikaal, huisvader, wiens
echtgenoot en dochters hem bestendig bestormen
met smeekbeden om lid te worden van Toonkunst,
van de kamermuzieksoirées, van het concert
gebouw, van de Wagner-verecuiging deae
vooral ja van al wat meer [
Muziek genoeg in de hoofdstad" klaagt ook
de verslaggever, wier taak hem verplicht van den.
eenen kunsttempel naar den anderen (e hollen
en wiens gestel, tengevolge van gestadige en hovigo
temperatuurveranderingen en onnatuurlijk hard
loopen, ondermijnd wordt Ach" klaagt de
verslaggever -?kwam de droom van onzen
medelijdenden vriend Wagner maar in vervulling
en loste zich allo mogelijke kunst in n muziek
drama per avond op wat zou dat heerlijk
wezen!;' Maar belaas! het muziekdrama is her
nog niet; het treedt nog slechts broksguwijze en
in frak en witten das op, en zoo zal liet nog wel
een poosje blijven voortoptreden, tot het of af
breekt, óf werkelijk als opera wordt gegeven.
Want een drama iu rok is op den duur wat
onbevredigend, zij 't ook kalm en vreedzaam.
Ach ja, als wij aan het wouschen raken! ....
WTat zou hot dan voor een gewoon, niet
bypermuziekdraniaüsch mensch te wenschen zijn, dat
er hier mér directeuren waren dan n, dan de
heer Viotta, die een groot prestige, een warmen,
hezielenden invloed uitoefenden. Daarom, andere
directeuren ! doet uw best: slechts met inspanning
van al uw krachten is hot terrein, waarop ge staat,
niet alleen uit te breiden, maar zelfs te handha
ven. Er zijn dingen, die ccn loop hebben, eu zoo'n
loop heelt de SVagncrvereeraging let wel ik
beweer volstrekt niet ten onrechte ; welnu,
als men niet oppast, loopt nog alles daarheen, eu
dat zou jammer wezen voor de liefhebbers en
beoefenaars van Concert-, Kamer- en geestelijke
muziek. Ik kom hier in de eerste plaats op de
Concerten-Kcs, die, als een nieuwe instelling
(welke nog lang niet op stevige grondslagen is
gebaseerd), het meest behoefte aan steun hebben,
en dien laat ik het er in n adem bijvoegen
verdienen. Men bedenke óók, dat, indien de
Concerten-Kes komen te overlijden, er dau geen
enkel modern Concertorkest in Amsterdam meer
zijn, noch misschien geboren worden zal: daar
niemand alsdan den moed meer zal hebben op
nieuw te experimenteeren hetgeen een tweede,
zij 't ook negatieve, reden is aan die Concerten
steun te verleenen.
De verdienste van deze concerten zal mij even
wel niet verleiden de aanmerkingen, die ik erbij
gelegenheid van de laatstplaatshcbbcnde op maakte,
voor mij te houden. Ik behoef dit te minder te
doen omdat goede wijn geen krans behoeft" ea
zelfs velen kan, dat hij in een enkele bijzonder
heid misprezen wordt, en eindelijk omdat ik reeds
elders in De Amsterdammer, Dagblad voor Neder
land van G Kovernber mijn zeer hoogen dunk vaa
het Orkest heb meegedeeld. Ik moet dan zeggen, dat
de op hot lo Concert volgende Concerten-Kes mij niet
zoo als dit voldaan hebben. Dit is waarschijnlijk toe te
schrijven aan minder zorgvuldige voorbereiding,
die evenwel blijkt noodig te zijn. Ik hoop, tiat de
heer Kcs toch in den ernst, waarmede hij zijn
taak behoort op te vatten, geen enkel oogenblik
zal verflauwen en nooit b. v. met het oog op
eeu ontmoedigend klein publiek zal denken:
het komt er niet op aan; het is zoo goed ge
noeg! Dat bij altijd liet eerste concert tot maat
staf voor de volgende neme en hot nooit blijka
dat de laatste daaronder, maar integendeel zoo
mogelijk daarboven staan! Ik heb na liet
openingsconcert twee Zondagmatinécs on n
Dondcrdagavondconcert d. w. z. alles wat er
heeft plaats gehad bijgewoond. Maar geen
dor daarin uitgevoerde werken kon zich
wat uitvoering betreft meten reet die
van het eerste Concert. De klankverhouding was
niet altijd even gelukkig; de vijl was doorgaand*
niet streng genoeg aangelegd; zoo slaagde ook de
begeleiding iu do liomancc voor Viool van Ma.x
Bruch, voorgedragen door den lieer Tinmer, niet
overal zeer gelukkig. Xu mag dit laatste misschien
cenigszins toegeschreven worden aan zekere ge
jaagdheid van den heer Timuer, wiens spel ove
rigens mij met warme bewondering heeft vervuld.
\Vant hij speelt bezield, bezit een iraaien, lossen.
langen streek eu veel technisch meesterschap. Hij
bracht mij in zijne wijze van uitdrukken een
ander landgenoot, Johan Smith, te binnen, dien
ik in het voorjaar bij Colonne te Parijs hoorde,
doch hij had rustiger en daardoor expressiever
kunnen zijn. Evenwel hoorde ik reeds bij deze
enkele gelegenheid genoeg van hern om het
orkest-Kes met zulk een concertmeester geluk te
kunnen wenschen.
Ik heb gezegd, dat de heer Timner door oenige
haast het begeleidend Orkest misschien eenigsziai