De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 18 november pagina 3

18 november 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

en nich «om» heel wat onaangenaamheden be rokkenen. * Deze -week vergaderden *hier eenige brare, wel willende, zeer menschlievende lieden, die sedert vele jaren een goed en grootsch doel beoogen. De voorzitter opende de vergadering met een schoon* en indrukwekkende toespraak ; het ver handelde in de vorige bijeenkomst werd voorge lezen ea goedgekeurd ; de huishoudelijke begroo ting voor het volgende jaar werd vastgesteld ea daarna ging men over tot verkiezing van een bestuurslid in de bestaande vacature. Vervolgens werden de discussiën geopend over de nieuw voorgestelde maatregelen, »tot bereiking van de schoone zaak die ons allen lief is," zooals de inleider zeide. Die schoone zaak, dat inder daad prachtige doel der vereeniging is: het ver lichten van de maan in donkere nachten. Na grondige bespreking der voorgestelde maatregelen, werden zij alle met unanieme stemmen aange nomen. De vergadering vereenigde zich later aan een gezelligen disch, waarbij nog menig goed en krachtig woord werd gesproken, en een der leden een schoon gedicht voordroeg onder den titel: «Geen duisternis meer voor het menschdom l" WTTENHAGE. P S. Bij het overlezen van mijn brief bemerk ik dat ik bij het laatste gedeelte onder den in vloed ben geweest van een oud boek met schoone sprookjes, waarin ik gisteren zat te lezen Ik heb nu blijkbaar in geestvervoering twee zaken verward. Ik had n.l. willen vertellen dat de Haagsche afdeeling yan den Vredebond deze week vergaderd was! W. BEÏEVEN UIT GROOT MOKUM. Amice! Ik heb een vreemde visite gehad, maar om je te vertellen hoe ik aan dat zonderling bezoek kwam, moet ik eerst op een anderen avond in het begin dezer week terugkomen. Ik had in een lokaal in de Kalverstraat, No. 28, Felieie, das berühmte Gemalde von Prof. Graef" gezien; een edel gevormde, zoo goed als naakte vrouw-ngestalte, maar zóó decent geschilderd, dat ik er zonder blozen, met mijn verloofde als ik ooit zoo'n parel rijk word heen zou durven gaan; ik had de rozen, waar zij zich spelend mee tooit, ?wat schril van kleur, maar het blanke, blauw dooraderde vleesch bewonderenswaardig, prachtig, ausgezeichnet" geschilderd gevonden. Toch, hoe schoon die blonde vrouw ook wezen mocht, had een ander schilderij eveneens daar geëxposeerd mij nog oneindig meer geboeid en getroffen, omdat er een gedachte, een gansche lij densroman, in uitgedrukt was. Je weet ook wel dat wij op het punt van schil derijen, die iets te denken geven, waarlijk niet, verwend worden; kleinsteedsche binnenhuisjes, visschers van allerlei soort, erg Icelijke natuurkin deren en voornamelijk schapen en koeien, dat is scheering en inslag op onze tentoonstellingen. Nu weet ik zeer goed dat ook het koeienleven zijn beroeringen heeft, dat ook liet stierenhart kan trillen vau aaamlooze teederheid en duld'loos wee, maar altijd ossenvleesch" is op den duur toch te machtig. Het stuk, waarvan ik je spreek, is van den jongen professor Neide uit Koningsberg en stelt een man en ecu vrouw voor. door een touw te zaniengesnoerd, die levensmoede" op het punt staan zich in den weelenden stroom te storten, 't Is aan grijpend realistisch, dat wil zeggen niet in den zin waarin sommige schilders dat woord opvatten, die, omdat ze misschien zelf aan een verzwakking der oogzenuwen lijden en dus een neger als een half gesmolten praline en een huzaar als een doe zelige blauwselvlek zien, van het publiek eischen, dat dit even myope zal zijn als zij, maar om dat die figuren, terwijl men er op staart, leveu krijgen, omdat men onder die geschilderde jas een forsche mannengestalte zich ziet bewegen; in de sombere oogen leest, dat er in dat breede voorhoofd, onder het donker, krullend, dichte haar, een vreeselijk, onverzettelijk besluit moet woueu, waarvoor het arme blonde kind, dat zich met gesloten, moegeweende oogen, aan den man naast haar vast klemt, wel terugdeinst maar waaraan ze zich niet onttrekken kan, oiudat te zamen sterven niet zoo vreeselijk is als als zonder hem te leven. Is dat geen realisme dat n kunstenaar u pu bliek bevredigen moet? Ik weet niet hoeveeltijd de schilder aan dat stuk besteed heeft, maar langen tijd moet hij het denkbeeld er van met zich heb beu omgedragen; langen tijd iederen trek, iederen spier, iedere beweging hebben gadegeslagen van dieu man en die vrouw, die in zijn verbeelding levende wezens waren, om ze zóó aangrijpend op het doek te kun nen toovercn. Ik kon dieu avond dat bleeke, afgestreden meis jesgelaat, dat onverzettelijk vast besloten manneugezicht, maar niet van mij afzetten, terwijl ik aan den oorzaak dacht welke hen tot dat vreese lijk voornemen had kunnen brengen. Levensmoede", hoevelen zijn hetge weest,hoevelen zullen het worden ? Hoeveel andere oor/aken zijn er niet behalve een ongelukkige liefde ? Af keer, vrees, schande, gebrek ! Dat laatste woord riep mij den naderenden winter voor den geest met zijn onvermijdelijken nasleep van koude en honger, uitputting eu ellende. Zie je, ik vind liet heel menschelijk" als ik 't een 'of ander buikig" heertje goed doorvoed en warm gekleed, mot een zekere strengheid iu zijn stem 's winters hooi- klagen over de toene mende brutaliteit van bedelaars c. s., met de krachtige bijvoeging, dat dat alles de schuld is vau het socialisme, de pest vau je maatschappij, meneer!" Nu ! dat ik een sosjaal" ben geloof ik niet, en de lui behoeven ook niet te weten wat ik deuk, maar toch bewonder ik altijd den armen drommel die, zooals nog dikwijls genoeg gebeurt eerlijk ge noeg is om een gevonden geldsom aau den eigenaar terug te bezorgen zouder dat hij weet of hij een tientje, een dubbeltje of een bedankje tot beloo ning zal krijgen, en als ik in de restauratie of op mijn kamer, mijn warm middagmaal gebruik en per ongeluk denk aan zooveel ellendige wezens die daarbuiten, hongerig en verkleumend rondzwerven, dan is het, alsof mijn eten stroever naar binnen gaat en ik, met een soort van schaamte, gevoel: dat't toch eigenlijk be . . . rd onrechtvaardig toegaat op de wereld. Indien dat nu socialistische gevoelens zijn, dat de hemel ze mij dau vergeve! Doch in elk geval doen ze mij volkomen instem men met het voorste] of den wensch van den re dacteur der Bakkerscourant waarvan ik ergens las dat hij het plan opperde om een lokaal in te rich ten waar werk- en broodeloozen tenminste wat warm drinken en een stuk brood, voor niets, kuuuen krijgen mits daar te verorberen, opdat er geen misbruik van gemaakt kan worden zooals veelal met de zoogenaamde bons voor soep, turf enz. ge beurt die, dikwijls voor geld of drank verruild, eerst na een omweg hun bestemming bereiken. Ik dacht er over na of dat plan door parti culiere bijdragen mogelijk gemaakt niet door het bestuur vanden Werkmausboud uitgevoerd zou kannen worden opdat het voor den armen maar fatsoenlijken werkman mér vau een steun, en min der van een aalmoes zou hebben. Daar ik den naam vau dieu redacteur verbeten was en meende dat ik zijn voorstel ia het Week blad de Amsterdammer gelezen had wat echter niet liet geval was nam ik liet laatste N°ter hand om daarin te zoeken wat ik weten vilde, maar weldra namen mijne gedachten een eeuigszins andere richting aan door dat een brief, even eens van philautropisclieu aard, maar meer op dierlijk gebied, mijn aandacht trok. Een dameslid vaa de Sophiavereeniging viel onder het opschrift ;/Naar 't asyl den hoek om", het asyl in de Wiegelstraat aan, waarvan zij, evenals de elite" van die buurt, de directrice gelijkstelde met een vermoordenaarster" omdat deze een dier liever in ns doodt dan het een zwer vend levend vol kwelling te gunnen. De aauvalster" verzekert plechtig dat zij nooit eenig vergif voor zulk een doel bij zich draagt, maar altijd bereid is om aan te bellen als ze ergens een poesje of hondje voor een dichte huisdeur ziet zitten," ze is naïf genoeg om erbij te vertellen, dat ze daarna spoedig maakt dat ze wegkomt," je begrijpt, liet diertje kon wel eens niet terecht zijn of alleen 'n serenade brengeu aau de een of andere minnares" zoodat de bewoners vau liet huis niet zoo heel erg dankbaar zouden wezen voor de, al te bereid willige, bemoeizucht der juffrouw. Mijn lamp begon intusschen duisterder te branden en af eu toe waarschuwend eu zacht te knetteren; klaarblijkelijk was er geen olie genoeg meer in, maar ik" was te lui, te slaperig misschien, om op te staan, en wenschte van harte dat het mensehlieveud Sophialid'' bij me was om even voor me te belleu". Ik dacht waarlijk dat een goede-fcêmijn weuseh verhoord had, want bijna tegelijkertijd deed zich een dof tikje op de deur hooreu en kwam een zeer corpulente dame binnen, die zonder uitnoodiging, op een stoel tegenover mij ging zitten en met een erg vettigen zakdoek haar glimmend gelaat begon af te vegen. Ik zag verrast op eu zei vra gend -. mevrouw .... ? Mevrouw Porc, P. O. R. C." spelde mijn be zoekster, terwijl ze ecu kluifachtig handje met heel korte vingertjes uitstak. Porc !... neen ! dan was ze toch niet dat dames-lid, want die heette anders. U zult wel aan m'n gezicht kunnen zien tot welk geslacht ik behoor niet waar ?" vroeg de be zoekster. Naar den verwaanden toon harer stem te oordeelen dacht ik dat mevr. Porc minstens gravin was en keek haar dus oplettend aan, maar ik merkte dat ze iets anders bedoeld had; de voor uitstekende, ronde neus en mond, de kleine oogjes, de steile door een zwierigeu kapothocd half bedekte ooren, het eigenaardige, walgelijk zoete parfum dat zij verspreidde, waren de oiibcdriegclijke tee kenen dat ik een onberispelijk gekleed varken voor me had. Ik zal u zeggen wat ik eigenlijk kom doen", zei mevrouw Porc in zuiver llollaiidsch maar met een erg nasalen toon, bij toeval heb ik iu mijn appartement een gedeelte van een courant gevonden eu daarin eeu allerliefst stukje over den ontijdigen dood van sommige mijner uatuurgeuooteii. 't Moet u zeggen al was het van mijn eigen zuster geweest, dan had het me niet meer kunnen trefi'eu. Nu zou ik graag het adres van die dame hebben, ik moet bepaald kennis met haar maken en ik weet dat U het me kunt zeggen." Zij keek me met zulk een vriendelijke schalksheid aan dat ik me haastte om liet verlangde adres op een papiertje te schrijven; zij nam het nij gend aan. Ja;" zei mevrouw Porc, ik ga eens aan die dame zesrgen dat als zo nog eens iets in bescher ming wil nemen, het dan onze queue" moet zijn. Honderdmaal in miju leveu beu ik voor eeu zwijn" uitgemaakt, bij iedere verhuizing hebben vieze menschen me iu mijn oogen gestoken met hun lompe vingers om mij aan 't loopen te brengen. Enfin ! dat heb ik, hoewel knorrend, verduurd, maar 't ergste is dat ze mijn queue" niet met rust kun nen laten. 'k Had er zoo'n prachtige golving iu dat ik nooit een beer" ontmoet heb die er me geen compli ment over maakte en nu kijk maar mijnheer is ze zoo sluik als een veter." Ik zei: dat het werkelijk heel naar was, maar dat het misschien ook wel aan het vochtige weer lag en dat er wel weer krul iu zou komen. \,Ik hoop het, meneer," zei mevr. Porc op mocdeloozen toon, als je drie innig geliefde beercu" door het moordend staal hebt zien omkomen vau den laatsten heb ik met m'n eigen oogeu worst moeten zien stoppen, Is 't uiet verschrikkelijk ! me neer, zoo waar als ik hier voor u sta eu als je dan van een talrijk kroost niets overhebt dan een mager, schreeuwend speenvarkeu, dat aan de flesch terwijl je toch voor God eu menscheu bezweren je altijd je plichten als zeug" bent tijd je p kunt, dat je nagekomen, dan is 't een hard ding, meneer, als je merkt, dat tot beloouing de meuschen je de kroon van 't hoofd hm! ik bedoel de hcelc krul uit je queue" trekken." Nu! misschien kan die juffrouw er wel wat aan doen", zei ik, want ik wou mevr. Porc graag weg hebben, ik wil u niet verjagen maar zij woont een heel eind hier vandaan." U hebt gelijk, meneer," zei mijn gast, adieu en wel bedankt." Ik wreef mijn oogen, had ik geslapen? Ik weet het niet; mijn lamp flikkerde nog eenmaal hoog op, waardoor ik zag dat het Weekblad" nog voor me lag, toen ging ze eensklaps uit en liet alles iu een spookachtige duisternis. Voor de curiositeit stuur ik je hiernevens het adres van de barmhartige dame; het kan je mis schien nog helpen als je ooit in Amsterdam komt en bescherming'' behoeft. Een vrouw met zulk een week gemoed voor dieren, heeft misschien zelfs voor een mensch wel wat over. Farewell DANDOLY. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Schuld en boete. Stadsschouwburg: Ik eet bij mijn moeder. De beroemde vrouw. Schuld en Boete, Drama, in 7 tafereelen", van den Heer H. J. Schimmel houdt, bij do vertooning, wat de titel belooft: do schijndougd wordt beschaamd, de (minder of meer) aanwezige schuld wordt geboet, de scholmerij valt door een pistool schot, do deugd wordt mot geluk bekroond. Men ziet, dat dezo ingrediënten, in een ouderwetsch tooneelstuk, zeer bruikbaar zijn. Men heeft de geschiedenis ingewikkeld genoemd ten onrechte. De feiten volgen elkaar met een schier kinderlijke eenvoudigheid op: maar men krijgt geen klaren indruk, doordien van de twee wogen, die den tooneeldichtcr openstaan : den toeschouwer in zijn vertrouwen te nemen, of den toeschouwer in de onwetendheid en de spanning van eenige der pcrsonaadjes te laten deelen, de auteur den tweeden is ingeslagen; en toch is de spanning niet groot; dit ontstemt den toeschouweren, als hij naderhand hoort, wat het maar geweest is, voelt hij zich te-leur-gesteld. Men beseft, dat, ook bij het inslaan van den eersten weg* do toeschouwer eenige spanning ondervindt: zij is dan hierin gelegen, of en hoe do .onwetenden in hot stuk achter het geheim zullen komen. Ik zou. niet durven beweeren, dat het stuk rnéer voldoen zoo, indien de auteur dit standpunt bekleed had. Het feit, dat men ignoreert, is te fr/sthetiesch onbeduidend, 't Is een moord: maar hij is in zulke onbelangrijke omstandigheden gepleegd, dat hij ons niet eens koud maakt. Mevr. van Wateren, zoo verhaalt zij in het laatste tafereel, was, 16 jaar geloden, mooi en gezocht; haar man was jaloersch. Misschien, zegt ze., had zij de hofmakcrij wel een weinig aange wakkerd. Haar man, met wien zij zeer gelukkig was, hielp een al te drukken vereerder van de Dame uit de voeten, en doorworstelde een 15-jarige kerkcrstraf. Nu zou men denken, dat die vrouw, als do man, van wien zij zich heeft laten scheiden, weer vrij is, onder een anderen naam getracht heeft zich, door ijver en plichtbctrachting. weer een goede plaats in de maatschappij te verworven, bij herhaling zijn hoofd stoot, ca zelfs verdacht wordt van een diefstal, dien hij niet gepleegd heeft, dat dio vrouw clan deu getcrgdcu man met open armen ontvangen zou: maar dat doet zij niet: zij gedraagt zich, als of zij persoon lijk heel wat aan diea man had te verwijten en te vergeven. liet is alleen, door hunne dochter, wier kennis Van Wavercn (Van Vliet), als huishoudster bij zijn patroon, gemaakt heeft, dat de moeder er toe gebracht wordt haren man weer in genade aan te nemen. Het eenige punt van reliëf in de reeks oudcrwetsche dramatafcreelen is dan ook het oogenblik, als Van Waceren, nu wetend, dat Elize zijne dochter is, maar vóór dat zij hem als haren vader herkend heeft, haar in zijne armen houdt en af scheid van haar nemen moet. Het licht, dat hier mee op het 7e tafercel valt, in inderdaad zeer treffend ??- vooral ook om dat het met buitenge woon veel natuurlijk gevoel door den grijzen Yeltman en de jeugdige Aleyde Eoelofsen gespeeld werd. Dit Limburgsche meisjen, laatstelijk prima onzer Tooneelschool, spreekt fraai en natuurlijk wat Lambert ten Kate noemde de gemeene-landsdialcct," en verdient alszins het welkom, dat haar door de Tooneelpers is toegeroepen. Voor het overige de taalstijl van het stuk is evenredig aan den datum der geboorte. Wij zijn de gij-s, de steeels-en, de reeds-en, slechts-en, de der-s en myner-s geheel ontwend. Het govaar der vertooning van zulke oudcrvvetscho stukken wordt echter voor de smaak der jongere artiesten merkelijk minder, wanneer zij er op verdacht zijn, dat zij een archaïstiesch werk opvoeren, 't Staat gelijk met het bezoeken van een muzciun. Bizonder hebben zich bij deze voorstelling nog onderscheiden: Mcv. Ellenborger (Alev. van Waveren,), de Heer André(als de bankier Van den Burg), de Heer Malherbe (als Eugenius, zijn zoon ? een zwak geschreven rol), do lieer Verhagen (in de schelmcnrol, waar hij zijn Velttnan-studio goed heeft to-pas-gcbracht) en, in zonderheid, de Heer Jurgens, in zijn type van den grijzen, eer lijken, nog min of meer verliefden boekhouder, De tooncclschikking in het tweede tafercel (salon) was bizonder stijf; maar volgde misschien ook al uit den hooien opzet van hot stuk. Kooit verouderd daarentegen is het allerliefste, zinrijke, menschkundigo en zodeschctscnde blijspelletjcn van De Courcelle en Thiboust, al is het meer dan dertig jaren oud. dat door do Koninklijke Vereeniging," als lever de ridcuu vóór Schonthan en Kadelburgs Beroemde Vrouw" gegeven wordt Je dine chez ma inèrc" is, dood eenvoudig, een meesterstukjen van edel menschelijk gevoel en aanschouwelijke schildering van de tijd 1780. Het werd onverbeterlijk gespeeld. De ele gante, gepoederde, goedhartige, opvliegende, haar familieleven betreurende tooneel/.angcres Sophic Aruould wasMw. Frcnkcl; Prins Mauric.e d'llennin de Heer Clous; Baron Vouquet Mcynadïcr; Pierre Vidier Schulzc, en 't kamenierrjen Mej. MarieLorjé. '/.nik een voorstelling is een groot genot in een klein bestek. Hoc veel aardige zetten, menschkundige ver houdingen, juiste en vrij oorspronkelijke charaktertinten er iu de uit hot Duitsch vlot overgezette Beroemde Vrouw" ook voorkomen, dit Lustspiel moet bij zoo iets wel afvallen. Toch zegt men, na het eerste der drie bedrijven: dit is een der beste komedies van de Benedixen, Mosers, Sch nthan's, enz. enz." Maar de omstandigheid der onnoozele oplossing van een eigenlijk niet aanwezige intrige, in het laatste bedrijf, stelt het geringe talent onzer H.duitsche broeders voor dit vak wel weer een weinig ten-toon. Een groote fout dunkt mij ook, dat de schrijvers, die de schrijfsters be lachelijk trachten te maken, met de taak om kunst en letteroefening voor de vrouwen beneden do keiiken"-pliehten te doen rangschikken, eene bejaarde goedhartige weduwe belasten, die zjj, van den begin af, door verschillende personaadjes voor den gek laten houden. Toch geeft de voor stelling van dit werk een paar aangename uren: om dat het ecne dankbare aanleiding heeft gegeven aan de Dames Stoetz,Rössing en Lorjé, en aan de Heeren Morin, Tourniaire en Schulze met hunne gaven naar hartelust te woekeren: vooral Mev. Bössing had do stof harer onverschilligheid geheel afgeschud, en was weer het levendige, guitige, hartelijke jonge meisjen; en Tourniaire leverde ons een rechtschapen, jongen, ietwat onbeholpen Hongaarschen Graaf, dio het hart van allo Dames ter schouwburgzaal in beslag nam. De Heer i Tourniaire trad geheel buiten zijn gewone Tourniaire-type, en het beheer over zulk objektivisme is een groota macht voor een toor.eelspeler. Wij voorspellen nog vele wel geslaagde en ge waardeerde herhalingen aan deze reprsezentatie. Men schijnt geen kans te zien, op klaarlichten dag, buiten de tooneelvensters iets anders dan stikdonkcre nacht te vertoonen. Maar daarom niet getreurd", zeg ik niet Graaf Bela Palrny, 15 N. '88. A. TH. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Muziek genoeg in de hoofdstad" klaagt menig, niet altijd onmuzikaal, huisvader, wiens echtgenoot en dochters hem bestendig bestormen met smeekbeden om lid te worden van Toonkunst, van de kamermuzieksoirées, van het concert gebouw, van de Wagner-verecuiging deae vooral ja van al wat meer [ Muziek genoeg in de hoofdstad" klaagt ook de verslaggever, wier taak hem verplicht van den. eenen kunsttempel naar den anderen (e hollen en wiens gestel, tengevolge van gestadige en hovigo temperatuurveranderingen en onnatuurlijk hard loopen, ondermijnd wordt Ach" klaagt de verslaggever -?kwam de droom van onzen medelijdenden vriend Wagner maar in vervulling en loste zich allo mogelijke kunst in n muziek drama per avond op wat zou dat heerlijk wezen!;' Maar belaas! het muziekdrama is her nog niet; het treedt nog slechts broksguwijze en in frak en witten das op, en zoo zal liet nog wel een poosje blijven voortoptreden, tot het of af breekt, óf werkelijk als opera wordt gegeven. Want een drama iu rok is op den duur wat onbevredigend, zij 't ook kalm en vreedzaam. Ach ja, als wij aan het wouschen raken! .... WTat zou hot dan voor een gewoon, niet bypermuziekdraniaüsch mensch te wenschen zijn, dat er hier mér directeuren waren dan n, dan de heer Viotta, die een groot prestige, een warmen, hezielenden invloed uitoefenden. Daarom, andere directeuren ! doet uw best: slechts met inspanning van al uw krachten is hot terrein, waarop ge staat, niet alleen uit te breiden, maar zelfs te handha ven. Er zijn dingen, die ccn loop hebben, eu zoo'n loop heelt de SVagncrvereeraging let wel ik beweer volstrekt niet ten onrechte ; welnu, als men niet oppast, loopt nog alles daarheen, eu dat zou jammer wezen voor de liefhebbers en beoefenaars van Concert-, Kamer- en geestelijke muziek. Ik kom hier in de eerste plaats op de Concerten-Kcs, die, als een nieuwe instelling (welke nog lang niet op stevige grondslagen is gebaseerd), het meest behoefte aan steun hebben, en dien laat ik het er in n adem bijvoegen verdienen. Men bedenke óók, dat, indien de Concerten-Kes komen te overlijden, er dau geen enkel modern Concertorkest in Amsterdam meer zijn, noch misschien geboren worden zal: daar niemand alsdan den moed meer zal hebben op nieuw te experimenteeren hetgeen een tweede, zij 't ook negatieve, reden is aan die Concerten steun te verleenen. De verdienste van deze concerten zal mij even wel niet verleiden de aanmerkingen, die ik erbij gelegenheid van de laatstplaatshcbbcnde op maakte, voor mij te houden. Ik behoef dit te minder te doen omdat goede wijn geen krans behoeft" ea zelfs velen kan, dat hij in een enkele bijzonder heid misprezen wordt, en eindelijk omdat ik reeds elders in De Amsterdammer, Dagblad voor Neder land van G Kovernber mijn zeer hoogen dunk vaa het Orkest heb meegedeeld. Ik moet dan zeggen, dat de op hot lo Concert volgende Concerten-Kes mij niet zoo als dit voldaan hebben. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan minder zorgvuldige voorbereiding, die evenwel blijkt noodig te zijn. Ik hoop, tiat de heer Kcs toch in den ernst, waarmede hij zijn taak behoort op te vatten, geen enkel oogenblik zal verflauwen en nooit b. v. met het oog op eeu ontmoedigend klein publiek zal denken: het komt er niet op aan; het is zoo goed ge noeg! Dat bij altijd liet eerste concert tot maat staf voor de volgende neme en hot nooit blijka dat de laatste daaronder, maar integendeel zoo mogelijk daarboven staan! Ik heb na liet openingsconcert twee Zondagmatinécs on n Dondcrdagavondconcert d. w. z. alles wat er heeft plaats gehad bijgewoond. Maar geen dor daarin uitgevoerde werken kon zich wat uitvoering betreft meten reet die van het eerste Concert. De klankverhouding was niet altijd even gelukkig; de vijl was doorgaand* niet streng genoeg aangelegd; zoo slaagde ook de begeleiding iu do liomancc voor Viool van Ma.x Bruch, voorgedragen door den lieer Tinmer, niet overal zeer gelukkig. Xu mag dit laatste misschien cenigszins toegeschreven worden aan zekere ge jaagdheid van den heer Timuer, wiens spel ove rigens mij met warme bewondering heeft vervuld. \Vant hij speelt bezield, bezit een iraaien, lossen. langen streek eu veel technisch meesterschap. Hij bracht mij in zijne wijze van uitdrukken een ander landgenoot, Johan Smith, te binnen, dien ik in het voorjaar bij Colonne te Parijs hoorde, doch hij had rustiger en daardoor expressiever kunnen zijn. Evenwel hoorde ik reeds bij deze enkele gelegenheid genoeg van hern om het orkest-Kes met zulk een concertmeester geluk te kunnen wenschen. Ik heb gezegd, dat de heer Timner door oenige haast het begeleidend Orkest misschien eenigsziai

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl