De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 18 november pagina 4

18 november 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

(fff- i DE AMSTEEDAMMEè, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 595. bemoeilijkt, doch ook in andere opzichten liet het ' ,orkë8t, b^j z\jn eerste optreden vergeleken, te ?pensenen over. Voorts dienen de blazers, met name de trombonisten, zich wat meer precisie in T 'de attacca's eigen te maken of wanneer de - lesonneerende, holle doos, waarin het orkest zit < schuld heeft aan de te late toonvorming iets woeger dan voorgeschreven is te attaqueeren. Want nu komen zij altijd te laat en niets is toch onaangenamer dan by een ff de bazuinen inplaats vaa op de maat een achtste of zestiende daarna te hooren aankomen, als ?ware het maar om het komen te doen en de tijds bepaling daarvan aan de speling van hun ver nuft overgelaten. Ook kon de klank van meer* '5 " gemelde bazuinen nog beschaafder wezen. En eindelijk laat zich een enkel maal gebrek aan zuiverheid van stemming, zoowel van de koper** als houtblazers gevoelen; ofschoon ik weet en in aanmerking neem. dat deze daarvoor niet altijd zelyen aansprakelijk kunnen worden gesteld. Ik' 1 zou van dit alles geen gewag maken, hadde het r ? eerste Concert niet bewezen wat strenge studie vermag. Dat die studiegeest niet verslappen, naar integendeel zich steeds krachtiger openbaren V < moge, is mijn hartelijke wenscb, en de schoonste 5J-» resultaten kunnen alsdan niet uitblijven. 5~* Ik wensch hier nog melding te maken van het f^ Caeciliaconcert, dat Donderdagavond in den stadstgj, schouwburg plaats vond. *' Er werd daarin eene noviteit: het defde deel ^i."" (scène d'amour) van de symphonie Dramatique Romeo et Juliette van Hector Berlioz uitgevoerd. ij - Nu ben ik het volkomen met de nieuwe rich? ,? ' ting op muzikaal gebied eens: dat zij met de ?, oude vormen, die de hare niet meer zijn, durft £* breken; dat zij niet meer op gezag aanneemt; g dat zij voor zichzelf denken en gevoelen wil en " terecht aan den vorm niet meer waarde toekent ' ^" dan een toevallig, aetherisch omhulsel van de ge dachte. Het is zeer juist gezien, dat zij gecne ? gedachte in de pas klaar gemaakte vormen van *,"? de Symphonie van Haydn meer wil persen. Maar i daarentegen vergete men niet, dat kunst, als zoodanig, slechts in en uit een kunstwerk kan spreken.. Natuur is schoon, is heerlijk, en in hare \ geweldigste openbaringen misschien dieper treffend dan eenig kunstvoortbrengsel. Maar natuur heeft . 'S met kunst slechts in zooverre te maken, dat zij de aanleiding, den grondsteen tot het te bouwen kunstwerk vormt. Indien men de natuur tracht te copieeren, 't zij en masse", 't zij en détail", .'' ' zal dit voortbrengsel evenwel nooit den diepen indruk van een kunstwerk maken. De kunst heelt hare organische wetten, die tot haar inner lijk wezen behooren en niet straffeloos verkracht kunnen worden Als componist moot men, behalve dichter en schilder, ook beeldhouwer en architect zijn. Men moet veel gevoel voor lijnen en omtrekken hebben. De bouw van een kunstwerk dat is de evenredigheid van zijne perioden. Deze evenredig heid moet steeds met groote gestrengheid ge handhaafd blijven. Wie dit altijd beseft en de kracht van die perioden zelve grooten deels in haren eenvoud, in hare breedheid (die b v. veelvuldig moduleeren uitsluit) zoekt, zal voor de eigenlijke conceptie van een werk steeds meer gevoel en liefde krijgen. Zoo iemand zal vaker het snoeimes gebruiken dan dat hij zal zoeken bij te voegen, aan te hangen. Kortheid is gewoonlijk een ver dienste. Het komt mij voor, dat Wagner en Berlioz het snoeimes te weinig hebben gebruikt. Z\j hebben geniale improvisatiën op het orkest geschreven, maar hun werken behooren niet tot die monumentale kunstwerken, wier scherp silhouet een onvergetelijken indruk maakt. Hunne onbe twistbare muzikaliteitheeft hen van ie grove uitspat tingen teruggehouden, maar hun (eenigszins ziekelyk?) romantisch gevoel, waartegen de eigenlijke kracht van hun wezen niet opwoog, heeft hen .zich dikwijls in droombeelden doen verliezen, die zonder twijfel voor hen zelf een groote waarde hadden, maar deze niet voor ons hebben, tenzij wij haar kunstmatig opwekken door middel van een factor,'die buiten het wezen der muziek ligt.... Ik vraag u in gcraoede: gelooft gij dat het de ware muziek is. die als het 3e deel van Romeo et Juliette u slechts dan in verrukking kan brengen, wanneer gij u in de jonge, teedere liefde van dit minnend paar levendig indenkt, u voorstelt welk gevoel hen beiden moet bezielen, onder welke . voorstelling let wel gij niet meer naar de eigenlijke muziek luistert, en niet luisteren kunt, daar gij met dit voorstellingsproces genoeg te doen hebt. Welnu het is de voorstelling, die u bezig houdt en u aandoet, maar het is niet de muziek. De muziek vervult hier slechts eenigszins de rol van den waaier, die den Oosterschen vorst in slaap wuift. Wanneer die vorst nu aangenaam aan het droomon raakt, is zulks dan de verdienste van den waaier? Of ligt dit dan eenvoudig aan de schoonheid der in den droom opgerezen liefe lijke helden? Zoo is het ook veelal met de muziek van Wagner en Berlioz. Als men geen beelden vindt om er zich tijdens hunne muziek mede te vermaken, blijft men veelal onbevredigd. Ik had bij dit alles niet het oog op de Opera, die een bijzondere stelling inneemt, en waar aan ons voorstellings vermogen zoodanig wordt tegemoet gekomen, dat de uitoefening hiervan ons niet van alle andere functies berooft. Dit is het juist: vond bij de op voering van Romeo et Juliette een handeling plaats (zooals Berlioz zich hier blijkbaar heeft voorgesteld) dan zou zijn muziek misschien als Ll^tratie daarvan boeien; maar nu zijn het veelal klanken zonder zin. Ik heb wat hreed over deze noviteit uitgeweid, omdat deze de enige was, die op het programma voorkwam, en al de andere nummers lieve oude bekenden waren, die meeren deels zeer gelukkig optraden, vooral de OuvertureEuryanthe. Na afloop van het concert gaf het publiek op zeer warme wijze zijne ingenomenheid fe kennen met den tegenwoordigen dirigent der Caecilia-concerten, den heer Daniël de Lange, die met veel meesterschap den dirigeerstaf zwaaide. En deze warme hulde vermindert eenigszins mijn, in 't begin van dit stukje uitgesproken, vrees, dat mettertijd zich alles in het Muziekdrama, d. w, z. in ne kunstrichting, zal oplossen. F. MUZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 15 Nov. 1888. De Directie-von Bongardt heeft met de Fidelioopvoering van jl. Zaterdag haar grootsten triomf behaald: het was over 't geheel genomen eene .Mester-voorstelling, en artisten, koor en orkest verdienen in gelijke mate en in n adem geprezen te worden. Mevr. Gross toonde ons als Leonore, meer nog dan tot dusverre, hoe verkeerd de meesten deden, toen zij achter mevr. Mielke's zegekar lie pen: die had bravour, ja, die had oogenblikken waarin zij meesleepte door het oordeelkundig ge bruik dat zij van hare schitterende hoogte wist te maken; maar was het ooit Leonore, de lief hebbende, opofferende vrouw? Mevr. Gross zonaf met beschaving, met adel, met innige liefde voor Bcothoven's muziek, men kon het aan allos zien; zij maakte geen spron gen van twee octaven, die niet in de partituur staan, zooals hare voorgangster, maar zij gaf zich met haar geheele ziel en hield zich aan den meester. Voor hare Leistung niets dan lof! 's Hoeren Walthers Florestan v/as zér verdien stelijk, slechts hinderde een enkele maal het al te stork uitzetten der stem. Mej. Simony gaf eene hupsche Marzelline en de heer Stierlin een voldoenden Gouverneur. De overige bezetting was gelijk aan die van verleden jaar, waarmede tegelijkertijd gezegd is dat zij uitstekend was. De laatste Finale werd ditmaal flink, zuiver en met opgewektheid gegeven; ik zou in mijne herinnering tal van jaren terug moeten gaan om eene even goede vertolking daarvan te vinden. Het Hollandsche opera-gezelschap uit Amster dam gaf j.l Maandag Hamlet van Ambr Thomas, en behaalde daarmede voor een goed bezette zaai veel succes; de heer Orelio werd herhaaldelijk twee a driemalen terug geroepen, en zijn echtgenoote (Opltclia) na do groote scèuo in hot zesde tafereel tweemalen. De nieuwe kapelmeester, de heer C. van der Linden, schijnt voor zijne taak goed berekend te zijn; het orkest gaf niet zooveel reden tot ontevredenheid als do vorige maal, en dat is bij eeno zóó moeielijke partitie als de Hamlet reeds zeer veel gezegd. De heer von Bongardt acht hot explooi van lyrisch tenor aan de Hoogdnitscho Opera nog steeds niet voldoende bezet, althans j 1. Woensdag deed hij de heer Gcorg. Rittcr er voor debuteeren; de heer R, is een aangenaam zanger, maar ik verneem dat zijn engagement afstuit op gebrek aan répertoire. Ten einde raad om in het emplooi te voorzien, heeft de Directie een vroeger lid van bet personeel terug doen komen die, zij het dan ook geen schitterende, toch ook geen bepaald onaangename hcrrinncringen heeft achtergelaten, namelijk dehecr Wertheim; reeds aanst. Zaterdag zou hij in Das goldene Kreuz moeten optreden. Quand on n'a pas ce qu'on aime, on aimc ce qu'on a...; het is niet anders': zelfs een von Bongardt kan geen ijzer met handen breken ! V. TWEE MERKWAARDIGE SCHILDERIJEN. Zij zijn ten-toon-gesteld in de Kalverstraat 28, en verdienen oen bezoek, al ware 't alk-en maar om het buitengewoon cffekt dat zij aanbieden : De eene schilderij is het bekende stuk van den Berlijnschen Professor Graef, dat men, met een meer gewone verlichting vroeger in do Mille Colonnes op het Rembrandtsplein heeft kunnen zien: die bekoorlijke schilderij, mot wier voor eeno Duitsche rechtbank gebrachte geschiedenis \vij do lezers van dit blad in der tijd hebben bezig gehouden. De andere schilderij is van don Königsberger Professor Neide en is getiteld: De lecennmu&ltn. Zij is als de andere op levcnsgrootte der figuren uitgevoerd. Zij stelt den Hongaarschen Graaf Mylard voor, die, met een Engelsch mcisjen, zijne geliefde, gereed is zich te verdrinken, liot charaktor der beide ongelukkigen is sprekend uitgedrukt: de jonge man is verbitterd, de lady afgetobd en onmachtig langer te leven. Aan den gezichteinder gaat de zon onder. Do kunstverlichting verhoogt zeer hot toovcrachtig eil'ekt der beide doeken. Vooral bij de zoo schoon gekleurde Feilde is de iluzie van het relief bijna volkomen. Bij de andere schilderij vraagt men zich wel af, of de ondergaande zon van voren zoo voel licht op do uitnemend geteckende figuren kan doen vallen. Het is in 't voordeel der beide stukken, dat zij in afzonderlijke vertrekken zijn ten-toon-gesteld. Wij raden kustliefhebbers aan, het voorbeeld der duizenden lierlijners, die de ten-toon-stelling in Pruisens hoofdstad bezocht hebben, spoedig te volgen, want binnen weinige dagen gaan de stuk ken naar Londen en daarna naar New-York. De aangekondigde vermindering van den toe gangsprijs zal zeker op het bezoek gunstig werken. 15 N. '88. A. Th. ON ZE BELEEFDE EI DS-TWEEDE PERÖOON. In liet vorig nummer va'i dit blad heeft de Heer Alber d i u g k Th ij m nog eens weer getuigd, dat U bent eu l' licM wanspraak is. Ik hoop, dat hij mij zal willen vergunnen togen dil strenge oordeel op te komen eu eene audere zienswijze voor te staan. Over het algemeen kan men zeggen, dat de beleefdheid den niensch iu doen en zeggen vaak tot wonderlijke kuren brengt, waarom men maar goed doet, niet al te spoedig van wansmaak of wanspraak te reppen. Bij ons komt geeu fatsoen lijk man met hoed of pet op bij iemand binnen; de Oosterling echter ontbloot zich het hoofd zelfs in zijne tempels niet. Niemand onzer wordt gaarne, letterlijk noch overdrachtelijk bij den neus genomen; van de Arapahoes iu NoordAinerika wordt nochtans verhaald, dat zij juist door dien handgreep hun' eerbied jegens een' vreemdeling uitdrukken. Geen kunstenaar einde lijk vindt het bij ons aangenaam, uitgefloten te worden; toch moet bij de Kaffers het fluiten als een teeken van bewondering gelden. Eu zoo zou het aantal voorbeelden te vermenigvuldigen zijn, dat 's lands wijs, hoe wonderlijk ook, niettemin 's lands eer blijft, en alle tijden hare eigen zeden hebbeu. Zoo ook in de taal. Welk eene zonderlinge geschiedenis hebben b.v. de Höflichkeitsformen der voornaamwoorden in het Hoogduitsch ! Hoe wordt daar het eerbiedige ihrxcn der middel eeuwen door liet gebruik van titels als Ener Onadcn, Etter Strenge, Etter Weisheit, enz. ver vangen, komt vervolgens het erxcn in zwang eu wordt dit eindelijk weer door het gebruik van SIK verdrongen; waarbij zich het wonderlijk ver schijnsel voordoet, dat de iu de vorige eeuw geerztcn in de tegenwoordige met Sic toegespro ken en de voormaals geihrxtfn op hunne beurt weer geer at werden. Het is om er wee van f e worden. En al heeft de heer Th. volkomen ge lijk, met de Duitschers om hunne consequentie iu het gebruik van den .'!deu persoon meervoud te prijzen, dit neemt niet weg, dat Jacob Grimm van dit gebruik op zich zelf zoo streng mogelijk heeft getuigd: »Es bleibt oin Fleckeu iin Gewand der deutscheu Sprache, den wir nicht inehr auswaschen kunnen." Nu komt het mij voor, dat al zulke onnatuur lijke vormen in de taal eigenlijk als vlekken te beschouwen zijn, die men zonder rouw kan zien verdwijnen. Doch al zou men geneigd /.ijn er om te treuren, wat valt er tegen te doen? Ook de taal ontvangt van den tijdgeest haar' stempel. Blaafsche onderdanigheid gaat de wereld uit of'ver bergt zich, en hoffelijkheden krijgen meer en meer een wederkeerig karakter. De ondergeschikte, die zijne plaats kent, acht beleefdheid zonder kruiperij voldoende, en de hooggeplaatste, die zijn' rang wa.ard is, versmaadt al wat daarboven gaat. Eu waar als, gevolg daarvan allerlei gezot h e titels en gekunstelde zinswendingen verdwijnen , wint de taal en met haar ons leven aau natuurlijk heid eu oprechtheid. Op grond daarvan alleen zou ik reeds het ge bruik der gewone tweede-persoonsvormen van het werkwoord willen toejuichen, ook daar, waar men uit afkeer van het stijve i/ij het welluidende restje der vroegere deftigheid, het uit Uirc Edele ont stane U. verkiest. Meer toch is dit l' voor ons, ondeftige nakomelingen, niet; want zelfs zij, die er de geschiedenis van kennen, denken bij het gebruik noch a-m iemands adeldom, noch aan zijne eerza.amb.eid. Doch ik zul het den Heer Th. dadelijk toegeven, wanneer bij dezen betoogin'ond wat al te persoonlijk vindt en wil dus trachten aau te toonen, dat er nog eene audere reden is, om het slechts met kunst- en vliegwerk in het leven te houden U is en J' heeft zijn' natuur lijken dood te laten sterven en, ais het mogelijk is, dien nog een weinig te verhaasten. Aangenomen namelijk, dat er voldoende aan leiding bestaat, om een' ouden vorm tegen den vernietigenden invloed der dartele spreektaal te beschermen, is er m. i. alleen kans van slagen, als men het behoud consequent toepassen kan. Eu dat is bier volstrekt niet het geval. Op eene eerste foiisctjiioutic, die a.m de voorstanders van U als 3en persoon is opgelegd, heeft de Heer Th. zelf reeds gowczon. Immers bij wederkeerende werkwoorden behooren zij dan oo!c liet vooniaam\vooid .-./c// te gebruiken. Hooft, aau wiens brie ven ik ook verder mijne voorbeelden zal outleenen, schrijft Ij: »U Ed. Gestr. gewaerdighe '. ich, en/.." Moeten wij dus gaan zeggen en schrijven: >=U heeft \it-h vergist? U is voor ,; i'-h /elf over tuigd, dat U gelijk heeft'l'' Er zijn inderdaad sommigen, die dit aandurven; ik ken er zelfs enkelen, d'io het niet enige gratie doen. Maar de lieer Th. schijnt er toch voor terug te dein zen en raadt de vervanging vau \ieli dooryV'aan. Doch is deze vermenging van den beleef ien en den vertrouwe'iijkeii l'en persoon dan geen wanspraak? Doch er is meer. Indien L' in het enkelvoud de verkorting van L'ire Kilde moet Wijven, be hoort men U in het meervoud als L't c e. Edelen te vatten. Hooft schrijft, dan ook '2) aan ""' ' Ie;i : mij iiicriime verbieden, den oorsprong van U te vergeten, en hen onder het ondraaglijke juk der aangewezen consequentiè'n gebukt te doen gaan. Het zou inderdaad geeu leveu meer zijn. Zelfs het voor geslacht raakte de kluts er bij kwijt. Hoofts vrouw, die toch al zoo allerliefst en gemoedelijk knoeieu kou, schrijft (i) bv. aau haar' man, dat het haar aangenaam zal zijn te verstaan, ofte UE. ook al wat bezoeck hebt van de broers." Maar ook de geleerde Huygens meldt aan Brandt 7): »Ick hebbe met genoegen gesien, dat UE. deu Nederlanders liaere lesse hebt willen lesen." Ja, zelfs bij den hoofschen Drossaard gaat de natuur herhaaldelijk boven de leer. Aan Anna Roemers van Wezel schrijft hij S): Maer, dit evel ujtgezeit, wort UE. eucle myn Heere meen man, met alle de liacren alle goet geweuscht van (enz.) P. C. H." Iu een' brief aau Vossius 9) heeft hij het verder over de dieven weer ujren", en de steuruis uw s SMbejdzaligen yvers", eu terwijl hij begint met zij u' zwager Baak 10) te schrijven: Wij hadden al gissing gemaekt, dat het gitjre weder een uitschej uwer rejze zou maeken", klinkt het aau het slot toch weer: Zij vruutlijk gegroet, nevens LTE. en al de luieren, die Godt in bescherming boude, ende in haen gunste UE. (euz.) P. C. II." Waar het alzoo van niemand ter wereld te vergen is, dat hij U consequent als een' derden persoon bescbouwe, gaat het m. i. niet aan, dien eisch voor enkele gevallen te stellen, eu blijft er niets anders over dan iu U eenvoudig een' tweeden persoon te zien. Iu een met-vertrouwe lijk schrijven behooreu daarbij dan geregeld de tweede persoonsvormen gebezigd te worden. »Maar in ons spreken dan ?" vraagt misschien de/.e of' gene. Dau zou ik zeggen: Indien ge acteur noch auteur zift, praat dan maar toe, doch doe het met gratie; zijt ge echter taalkunstenaar, luister goed toe, eu wilt ge dan iu uw schrijven eu spreken ook in dit opzicht wat eenheid brengen, codificeer dan zoo goed mogelijk het tegenwoordig spraakgebruik, j hetgeen m. i. tot dezen regel zal leiden: Uebrufb j b-ij U i)t den reijel di' ticcede-pei'soojisi'onnen, (helt x-oodra een derdc-pcrsoonseuriii u ye-ni kkel/j/;er of icelluidender lijkt, geneer u dun niet. Ten slotte waag ik liet van prof Tli. met dexe woorden afscheid te nemen: U bent te /.eer kunstenaar eu U hebt, te veel voor onze mooie taal gedaan, dan dat het U meencus kan zijn, on.s verstarde vormen te willen opdringen. 14 Nov. '88. G. II. i>i:y HEUTOG, 1) Brieven IV, 3. 2) ld. I, 17. 3) H. 1,20.-). i) H. III, ;!."> 5) ld. IV. 45. C) ld. IV, 15é. 7) ld. IV, 2:jl. S) ld. II, U 9) ld. III, 37. IU) ld. 111, 3'J. binnen uwer op Burgemeesteren der ste;le Muiden : »Ende alsoo verwacht ik, dat Vl: sullen si ju te gevalle," en aan die van Xaerden3): teii eii'de tJE.E de [>acht< Stede iniHjIi/'ii vermaenen." Moeien wij al/.oo in het vervolg eveneens doen hooren: »Heeren, U hebben /.ich in acht te ne men? Dames, II ?iinyeii niet lachen?" Dr. Brill, die vau dc/.elfde leer als de Heer A. Th is, heeft dit bezwaar trachten te ontduiken, door in lu-t meervoud het gebruik van f' te verbieden. Men moet dan zeggen : »De dames mo^en niet lachen". Welnu, laat maar eens een jonge man een kwartiertje beproeven, zich niet dat fraaie voorschrift bij een groepje levenslustige jonge dames beminnelijk te maken. Of hij niet binnen de vijf minuten /ijn paspoort krijgen zal? Doch der consequentie!! is nog geen einde. Gaat het aan, wanner men iemand in den nomi nativus als een derden persoon heeft verheerlijkt, hem in den accusativus of bij het bezigen van bezittelijke voornaamwoorden weer tot een'doodgewonen tweeden persoon te vernederen? Dat deden onze deftige voorouders niet. Hooft schrijft aan zijn' zwager Baak-J); .Zoo daer ceuigc tijding van belank is, legge die my met eencn toe, oft eerder nevens bewijs, van 't geen U. E. geneghen :,al zijn te verrichten, ende oft het hacr geleghen valt. Iu 't verwachten gebiedo my aellijk i' liacnracrts, die den Almoghenden met alle de /meren bevolen zy, ende iu line r goede gunste, U. E. (enz.) P. (J. II." Zal hiermede in overeenstemming het in acht nemen van den oorsprong van L ons er dus eindelijk ook toe moeten leiden, tot eene dame te zoggen : Mejuffrouw, II heeft iu l/rtrtr haast haar boek laten liggen? Mijnheer, is U huur of \yit beurs kwijt?" f u het laatste geval is er boven dien nog verschil mogelijk, of het taalkundig dan wel het natuurlijk geslacht van Uico Edelheid AG\\ voorrang moet hebben. Kiest Hooft toch het eerste, Huygens geeft aau het laatste de voor keur en schrijft aan den Drost 5): »UE. vergheve den Hoveling de onhebbelickheid, ende vertrouwe, dat ick, mync genegeutheyt t'sijncn dienst minst vau allen uytdrukkeude, meest van allen ben, UE. (enz.) C. H." Het kan onmogelijk de bedoeling van den Heer A. Th. wezen, zijn' geëerden naam bij zijne landgenooten gehaat te maken, door hun te MULT AT ULI-STUDIL'X. II. Ja, dat vind ik het voornaamste, dat de ver tegenwoordiger van het oudere en die, van het jongere Holland het daarover eens zijn. liet is maar bij manier van spreken, dat de heer v. d. Goos Multatuli de tweede auteur van de lilde eeuw noemt. Hij weet zeer goed, dat de Duitsche be spiegelende" wijsgecroa, d') Fmnsclic praktische" wijsgeeren, de Fransche prozaïsten, do EugeUcho dichters en de Engelschc staat-huis-houd-kimdigen, ja, dat al de rsten in hun vak, do eerste spe cialiteiten", in welk soort van superieur hersen werk dan ook, der l'Je eeuw, grootere auteurs zijn dan Multatuli. Ik vind daarom het voornaamste, dat de beide schrijvers het hierover eens zijn, orn dat 'et mij een teeken is. dat het verderfelijk anti-speciali teiten drijven van Multatuli zonder werkelijk nadoeligon invloed in Nederland is gebleven. Ik verheug mij hier-in, dat het geslacht Nederlan ders, wien do werken van Multatuli hun liefste jongelings-loktuur waren, hem nu ontwassen zijn, dat zij de onwaarheid van Multatulies onophou delijk beweren, als zou een goed hart en een flink gezond-verstand volstaan om iets groots te doen in de wereld, inzien. Want op zwakke gees ten heeft Multatulies werk ceu zeer scha rt clijkcn invloed. Hij, die zelf' zoo tegen het parIcmentarisrae van de allcmans-regeeiing was, hoeft, door zijn anti-specialiteitviii-schrijven, een allemans-auteurs-schap veroorzaakt, een schare vanmuft'e denkers en vale schrijvers in het loven geroepen, een huis-vol misselijke origincclo'" lie den, een leger van groozelige gcnialen. een mieren-nest van hecüe kleine gedachte-helden, een paddestoelen-volte van edele harten. Sinds het den Nedorlandschcn koffiehuis-kletsers door Multatuli gebleken is, dat men iets bizonders kan /rjn ook zonder akademisehen titel voor zijn naam, zonder ambtenaar of dominee te we zen, heeft ieder biljarter iets onbegrepen geniaals aan zich, munt elke bitteraar uit in geestige en gezonde uitvallen, en valt elke slok Löwcnbriiu in de maag van iemant, daar ontzettend veel bij"-zit. En, dien-ten-gevolge, wordt dan op zijn tijd de koffiehuis- voor de schrijf-tafel of het spreek gestoelte verruild, en komen er geschriften en redevoeringen voor den dag en in het oor van den stillen hoorder of lezer, die nog maar naauwelijks tegen het avondlicht en het klots-rumocr der koffiehuizen bestand moeten geweest zijn. En dat zal minder worden, ook naarmate Multatuli in do waardecring minder wordt. Maar het verschijnsel, waarin ik mij verheug, is van veel algemeener aard en bepaalt zich niet bij de lotgevallen van Multatulies nagedachtenis. Een schrijver, die even na de vertooning van de Vorstenschool over Multatuli geschreven h ocft, zekere E. Haighton, als ik mij wél herinner, zej,t in zijn vlugschrift, dat Multatulies idecn in 't algemeen niet zoo zeer van hem alleen waren, maar de ideen waren van de moesten zijner be schaafde" tijdgenooten. En daarin had die schrij ver gelijk. Multatuli was de Nederlandsehe golf in den grooten meeningenstroom van zijn tijdperk, aan welke rivier men geen beteren naam kan ge ven dan dion van Realisme, Ie réalisme, un patement de bourgeois", zoo als de Gonconrt zegt. Fn de brochure van den heer v. d. Goos is het beste bewijs, dat de meeningenstroom thans aan 't opdrogen is binnen het tijdperk, dat met die brochure voor-goed wordt gesloten. De realis tische tijd in deze eeuw, die nu dus voorbij is,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl