Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Uit het Haagje.
De nieuw gebouwde tunnel van het station is
open.
Men denke hier vooral niet aan het Paleis van
de Schoone Slaapster bij het Bosch, anders
geaegd: het Rijnspoorstation. Daar is alles in diepe
rust en valt niets te bouwen of te vernieuwen.
Dat eindeloos groot eindstation zal, gelijk menige
Latynscho Dissertatie met Grieksche ophelderin
gen, half- opengesneden, misschien wel altijd nieuw
blijven. De Prins om de Schoone Slaapster te
wekken, schy'nt ook vooreerst niet gewacht te
?worden. Op den verbindingsweg met den
Hollandschen spoorweg het eenige pad dat de
reddende Prins kan volgen is nog geen
rookwolkje te bespeuren. De rails zijn daar verroest
en de wissels overdekt met stof en spinnewebben;
juist zooals moeder De Gans dat zoo heerlijk be
schreven heeft.
Neen, hier wordt bedoeld het woelige,
herrieaebtige, rumoerige tusschenstation in het zuiden
der stad gelegen, het nederige, maar druk
becochte Grieksche Tempeltje met zuilenrijtje,
gewjjd aan den dienst van Jupiter-Hollandsche-Spopr.
Evenals in eene goed beklante zaak, zijn hier
de stoepsteenen uitgesleten door de vele bezoekers.
De priesters van dezen Tempel, in hunne witte
kielen, hebben geen handen genoeg om het
heirleger van gaanden en komenden naar behooren te
bedienen. Men ziet hier geen benepen, overdreven
ingepcnde Treintjes, die niet verder durven dan
Voorburg. Hier komen verschrikkelijk lange
reujsengestalten voorbij, die in n adem van Amster
dam naar Brussel loopen, en die als offeranden
niet n of twee maar gansche stallen met
«ware runderen mede voeren, of 't zoo niemen
dal is.
Op het oogenblik staat het Tempeltje er nog,
maar het zal toch verdwijnen; het is veel te k'.ein
voor het enorm verkeer. Van binnen, in het heilige
der heiligen, heeft al een geheele ommekeer plaats
gegrepen.
Reeds de vestibule is onherkenbaar. Als door
dynamiet is een gat geslagen recht door de schamele
vinkenhuisjes eerste en tweede klasse, met hunne
verraderlijke kijkgaatjes waarin de meezen der
reizigers zoo handig opgevangen werden. De grijze
portier, die zich liever dood liet slaan, dan iemand
«onder kaartje op het perron te laten, is met
deur en al weggeslingerd. Zelfs geen knoop van
«gn jas is meer terug te vinden. Een spelonkach
tig half duister met verdachte gaten en zijgangen,
grijnst den binnentredende tegen. Gelukkig komt
men met behulp van twee vertrouwde gidsen en
een groot bord, waarop staat: RECHTS HOUDEN,
op een nette trap. Men pakt de leuning, men
stijgt; het wordt steeds lichter; eindelijk is men
boven. Wie nu denkt zoo hoog als de Haagsche
toren te zijn, en met gemak de zee te kunnen
zien. vergist zich zeer. Men is gelijkvloers met de
treinen. Dat valt tegen; maar terstond trekt een
heel vreemd verschijnsel al onze aandacht. Het is
de grafkelder voor de bagage, geheel omgeven
door een hoog en stemmig hek. Kisten en koffers
van rijken en armen worden daar voortdurend in
allen eenvoud bijgezet om, in den schoot der aarde
te verdwijnen.
Maar wat 'n verrassing! Aan den uitgang be
neden op straat vindt men zijne geliefden in den
besten welstand terug. Een groote
immorteHenkrans, in kastje achter glas, zou hier eigenlijk
misplaatst zijn. Dit blijkt dan ook, bij nader inzien,
eene opgerolde slang van de waterleiding te zijn,
alleen in geval van brand te gebruiken.
Verder gelijkt ons nieuwe station als twee drup
pelen waters op al zijn collega's; een ruim perron
onder een met glas gedekte kap, lange rijen van
gaslampen op gelijke afstanden, de muren gedekt
met allerhande aankondigingen, opgesierd door
portretten, figuren, landschappen met en zonder
watervallen en' meren, berg- en zeegezichten, vele
achter glas met de helderste kleuren in vergulde
lijsten, 't Is werkelijk zoo mooi, zoo nieuw, zoo
afwisselend dat men moeite heeft te gelooven in
een station te zijn, en niet in Pulchri's kunstzaal.
Staat men daarentegen op het overkapt plankier
der nieuwe zaal van Pulchri", dan verkrijgt men
volgens wet en voorschrift levende
geloofsgenooten. De Polen zeiden niets, ofschoon zij
het verhaal hunner berooving zeer goed ver
stonden, toen dit in het Duitsch werd gedaan.
Ik kreeg een gevoel van medelijden en ach
ting voor de arme kerels, die, om hun gods
dienstig geloof getrouw te blijven zich
dagelijksch ontbering getroostten en thans met
wijsgeerige kalmte hun verlies droegen, en
zelfs niets zeiden tegen den geloofsgenoot, die
zich zoo onhebbelijk aanstelde. Ik had ge
noeg van den man en verwijderde mij uit
dezen kring.
Een half uur later kwam ik weer op het
dek. De twee Polen stonden bij het touw,
dat' de grensscheiding aangaf tusschen de
kajuitspassagiers en de landverhuizers^ Ik
ging naar hen toe eu poogde in het Duitsch
een gesprek met hen aan te knoopen. Eerst
waren zij terughoudend en bekwam ik slechts
korte antwoorden, maar nadat ik hen met
wat tabak had verblijd, begonnen ze te pra
ten. Zij vertelden mij waarom zij hun geboor
teland hadden verlaten en hoe -de Rus" in
Polen huishield en het arme volk verdrukte.
Op hunne vraag: uit welk land ik kwam
en het bekomen antwoord, vroegen zij verder,
of Holland onder den koning van Engeland
behoorde. Zij waren ten hoogste verwonderd
te vernemen, dat het een rijk was op zich
zelve. , ,
i>og stond ik met hen te spreken, toen een
matroos verscheen en het touw losknoopte on
wegnam. Ik vroeg wat dit bcteekende eu ont
ving tot antwoord, dat het kinderlijkje zou
worden begraven. De dood was dus oorzaak
dat voor eenige minuten de grensscheiding,
die tusschen eerste-klasse-passagiers en emi
granten bestond, werd opgeheven.
Het was omstreeks 3 uren in den namid
dag. Wij hadden helder najaarsweer met licht
natuurlijk het omgekeerde effect. Plaatste men in
die kuristzaal slechts een groote klok, een werk
tuig, waarop men zich voor drie cents kan wegen,
een kastje, waarin men voor 'n dubbeltje choco
lade kan te voorschijn halen, en gaf men den
conciërge een roode pet, dan zou menig vreem
deling in de war kunnen raken, met de plaatse
lijke gesteldheid van den Haag.
Zoo veranderen de tijden!
Vroeger kwamen de schilders, leden van het
genootschap Pulchri studio", bijeen in eene an
tieke, trotsch gewelfde koepelkamer met reusach
tige schouw en diepe, geheimzinnige nissen en
hoeken; de voormalige Regentenzaal van het
typige, oudhollandsche Hofje van Nieuwkoop. Het
geheel maakte een machtigen, crnstigen indruk,
gelijk het atelier van Rembrandt. Zooals weleer
de ingetogen, maar dappere Graalridders om hun
ronde tafel, zoo zaten daar in die oude Regenten
zaal de Pulchrianen, blakende van heilig
kunstvuur, zoo ver mogelijk van het prozaisch
straatgewoel, ongestoord in engen kring bijeen. Geen
nieuwsgierige zou het gewaagd hebben den
gewyden drempel van dit veemgericht der schilder
kunst te overschrijden.
En thans? Zoo de nieuwe zaal al iets op
een atelier gelijkt, dan is het op een atelier van
den staatsspoorweg voor locomotieven en waggons.
Het poëtisch, mystisch verblijf der edele Graal
ridders is geheel ontaard en veranderd in een
proefstation van moderne kunst, waar iedereen
wordt toegelaten op vertoon van een perronkaartje.
Voor den oppermachtigen kalief Haroun Alraschid
van onze dagen volgens Ouida: het geld
bestaan geene afsluitingen meer. Overal ook
in Pulchri komt hij met zijn Grootvizier, Lord
Banknoot, brutaal binnen, zonder zelfs de moeite
te nemen zich te vermommen, als schilder, lied
jeszanger, muzikant of wat ook, zooals vroeger de
minste de etiquette" vergde.
Des Zondags, bij verlaagd tarief, wanneer zelfs
de ijverigste ambtenaren des Rijks als
werkeloozen rondloopen, heerscht er een ware
pleiziertreindrukte op het kunstperron van Pulchri. De echte
werkeloozen mochten willen dat hunne bijeen
komst, belegd in de Maliebaan, zoo ijverig bezocht
geweest ware. De arme drommels troffen het in
allen deele heel slecht. Hunne vergaderzaal was
toevallig op dien morgen al ingenomen door een
gansch ander soort van werkeloozen, namelijk door
de miliciens van het regiment Grenadiers en Ja
gers, die immers juist door de wet van hun arbeid
gehaald zijn. En nu weten wij allen uit de ge
schiedenis van den grooten Napoleon Bonaparte
welk gevaarlijk spel het is om vergaderingen te
beleggen, te dicht in de nabijheid van grenadiers,
De enkele neerslachtige mannen, die zich rondom
het malieveld vertoonden, zijn dan ook wijselijk
bedaard naar huis gegaan.
Overrr 't geweerrr! Voorrrwaarrrtsü!" klonk
het commando in de Maliebaan.
De gewapende werkeloozen ontwikkelden zich
vlug en veerkrachtig in breede liniè'n over het groene
veld, dat weldra geleek op een kolossaal baker
kussen, met spelden bezaaid. Uittartend schalden
de horens, vast klonk de trommelslag der tam
boers, 't Was of onze soldaten wilden zeggen: al
hebben wij op het oogenblik geen werk, wij oefe
nen ons voor den tijd dat wij 't misschien zullen
krijgen. Toch werden ook deze mannen, bij hunne
thuiskomst in de kazerne niet opgewacht met ge
braden ganzen of eendvogels.
Een vroolijke jongen, als hot toonbeeld van werk
in overvloed", behangen niet schoenen en laarzen
om te lappen, zong uit volle borst:
O ja, voorwaar,
Daar juicht men met elkaar;
En groet de eod'le schaar
Der Nederlanden."
Z.
Uit ParJy's.
Rechtszaken trekken hier steeds in hooge mate
de algemeene aandacht. Of dit een voorrecht is,
valt te betwijfelen, vooral bij de rechtspraak door
eene jury, welke zich gemakkelijker dan rechters
van beroep door de publieke opinio laat
behcerschen. Het is daarom, dat hier de uitspraak
bewolkten hemel en de zee stond kalm, zoodat
het lange stoomschip slechts weinig op en
neer ging bij 't ploegen der golven.
De matroos nam een stuk uit de verschan
sing en legde een plank neer, die hij uit het
open vak, ongeveer een meter ver boven de
zee uitstak. Inmiddels vormde zich een kring
van nieuwsgierigen, wachtend naar hetgeen
er zou gebeuren. Omziende zag ik, dat een
vlag halfmast was geheschen, ten teeken van
rouw. Nu begon de scheepsklok eentonig te
kleppen.
Daar kwam aan de rechterzijde van het
voorschip de lijkstaatsie aan. In
paradekleeding en met 'ongcdekt hoofd droeg een der
kwartiermeesters de kleine kist, die door de
Engelsche vlag was bedekt, voor zich uit.
Hem volgden twee aan twee, de timmerman
die het kistje had gemaakt en vijf matrozen.
Welk een zonderlinge begrafenisstoet! Ouders
of verwanten waren er niet bij tegcmyoordig,
en wie had bij de geboorte van dit kind der
Betuwsche n rbeiders-menschen kunnen denken,
dat na verloop van slechts weinige jaren wild
vreemden het zouden ten grave brengen, en
de vlag van Engeland zijne lijkwade zou
wezen!
Bij het open vak in de verschansing geko
men, zette de kwartiermeester zijn last neer
op de plank en nam het vlaggedoek er af'.
Eenigo honderde menschcii stonden nu
aaneengedrongen in de nabijheid. Ik wist wel
hoeveel personen ongeveer aan boord waren,
maar toen ik om mij heen die saamgcpakte
menigte zag, was ik toch eenigszins verwon
derd. De kapitein verscheen in den wachten
den kring met een gcbedenbockje in de hand.
Toen hij echter een geestelijke der
Anglieaansehc kei'k onder de'menigte opmerkte, sprak
hij dezen aan en reikte hem het boekje over.
Alle mannen ontblootten nu het hoofd, on
eene betrekkelijke stilte ontstond, waardoor
de dreunende, dof stampende geluiden, die uit
onmiddellijk op de behandeling volgt, doch deze
voorzorg helpt weinig, wanneer de -behandeling
vele dagen vraagt, en de couranten, om aan de
weetgierigheid hunner lezers te voldoen, dagelijks
uitvoerige verslagen geven, waarbij zij zich nimmer
geheel van beschouwingen kunnen onthouden.
Dit bezwaar is weder helder gebleken bij de
beide geruchtmakende processen der laatste dagen,
want beide hebben vele dagen geduurd en sterk
de belangstelling getrokken. In beide zaken heeft
de jury het schuldig uitgesproken en in beide ge
vallen beteekendo die uitspraak, dat een jonge
man een jonge vrouw van het leven had beroofd.
Hiermede houdt echter de gelijkstelling op, om
plaats te maken voor het grootst mogelijke con
trast, hetgeen ten gevolge had, dat men er over
praten en van mesning wisselen kon, zonder te
eentonig te worden. Niet weinig is er dan ook
over geredekaveld, en de namen Prado en
Chambige waren de laatste weken in aller mond.
In werkelijkheid verdient de zaak Prado die
groote belangstelling evenmin als de beruchte
zaak Pranzini haar verdiend heeft, en heeft zij
in het geheel veel overeenkomst met dat proces.
Prado was wegens diefstal gevangen genomen,
toen, ten gevolge van verklaringen zijner mede
plichtige maitressen, men hem beschuldigde de
moordenaar te zijn geweest van Marie Aguétant,
eene vrouw van lichte zeden, die een aardig
fortuintje bij elkaar geschraapt had en voor ruim
twee jaren vennoord en daarna bestolen was ge
worden. Getuigen van den misdaad had men niet,
volkomen afdoend materieel bewijs ontbrak. Prado
heeft steeds ontkend de moordenaar te zijn en
houdt nu na de uitspraak nog zijne onschuld vol,
enkele getuigen hebben hem niet herkend: ande
re daarentegen, waaronder vooral zijne beide mai
tressen, waren hoogst bezwarend in hunne verkla
ringen. Wij maken hier kennis met een joli monde,
waarbij niemand, getuige of beschuldigde, zelfs het
slachtoffer niet, ons veel medelijden inboezemt.
Prado moge schuldig wezen; zooals de jury aan
nam, of wij mogen hier opnieuw eene rechtelijke
dwaling hebben,dit is zeker: de beklaagde is iemand
die de maatschappij tot dusver nog weinig dien
sten hoeft bewezen eu vrij wat op zijne reke
ning heeft.
Het eenige interessante in het geval is de
behendigheid, waarmede hij zijne identiteit wist
verborgen te houden, zoodat men ook thans zijn
waren naam nog niet kent, en de gevatheid, bru
taliteit en dikwijls letterkundig fraaie vorm
zijner antwoorden. Hij is een schelm, maar geen
domme onontwikkelde schelm, die, ware hij eene
andere richting opgegaan, vermoedelijk vrij wat had
kunnen presteeren. Juist om deze ontwikkeling
heeft men nog meer motief hem zijne euveldaden
aan te rekenen, maar hot grooto publiek oordeelt
zoo niet en de weinige sympathie, die hij nog
genoot, is alleen toe te schrijven aan zijne buiten
gewone welbespraaktheid.
De moordenaar, die te Constantino veroordeeld
is, Chambige, heeft vermoedelijk daarentegen alle
zwaarte ondervonden van zijne meer dan gewone
ontwikkeling. Chambige's verleden is geheel be
kend ; hij is de zoon van een notaris in Algerië,
die na een zeer strenge en mystieke opvoeding
te hebben genoten, naar Parijs ging om in do
rechten te studeeren. Zijne rechtsgeleerde studiën
schijnen regelmatig te zijn geweest on daarnaast
vond hij nog tijd, hij is pas 22 jaar oud, zich op
letterkundig gebied te begeven en eenige opstel
len te publiceeron, waaronder vooral eene zeer
oorspronkelijke studie over de gebroeders de
Goncourt. Dit onderworp duidt reeds aan, welke
letterkundige richting de zijne was. Het gods
dienstig mysticisme zijner eerste opvoeding had
hij verlaten voor een letterkundige, maar niet
minder mystieke richting, die zich een nieuwe
taal smeedt, met gekunstelde woorden, die haar
genot zoekt, in strijd met het Fransche karakter.
in gemis aan helderheid; wier wijsbegeerte,
voorzoover zij die nog bezit, een verbasterd Duitsch
pessimisme is, en wier streven, zoowel in letter
kunde als daarbuiten, zich richt op een jagen naar
sensaties. Men wil het onbegrijpelijke begrijpen
en daarvoor het onmogelijke, dat wat nooit be
staan heeft, gevoelen en dit gevoel ontleden. Bij
gezonde naturen heeft deze ziekelijke, uit
ovcrde machineruimte tot ons oprezen, het schu
rend en bijwijlen rinkelend geluid van den
roerketting en het bruisen der omvallende
golfkanimen duidelijker te onderscheiden
waren. En te midden van dat alles klonk
met heldere stem het begin van het formulier,
de woorden van het Evangelie:
»Ik ben de Opstanding en het Loven ;
die in Mij gelooft zal leven, al ware hij
ook gestorven!"
Welk eeue geweldige tegenstelling vormden
op dat oogenblik die woorden van een onver
stoorbaar Geloof met alles wat ons omringde!
Wij stonden bij het lijkje, dat door de diepte
ouder ons zou worden verzwolgen, en om ons
was niets dan de waterplas door den koepel
van het luchtgewell' omspannen. Geen enkel
schip was op de zee zichtbaar; niets dan
water en lucht, in 't midden waarvan ons
stoomschip zich voortbewoog n aar het Westen.
Maar ook dat scheen een zinsbedrog te zijn,
want de gezichteinder bleef steeds even ver
van ons. Dagen lang stoomden we steeds
' in dezelfde richting en we konden toch niet
zien dat we vorderden. Was het waarheid,
dat eenmaal de wolkensluier van dien hori
zont voor ons zou verdwijnen en een land
voor onze oogcn zou opdoemen? Wij hadden
het tocli ook maar van hooreii zeggen. En
als men dagen lang op zee is, verdwijnt het
! gevoel van het grootsche, het onmetelijke, het
1 onbegrensde. De gansche watervlakte kunnen
i wc zeer wel overzie» ; de koepel van het
lucht{ gewelf schijnt er op te rusten,, en het niet
! zijn ondoordringbare!! horizoiit-eirke] te
hebI ben omsloten; en dat gewelf dat aan alle
i zijden zoo gelijkmatig op de watervlakte rust,
geeft ten laatste een gevoel van bekiemdheid,
{ iets doofpotrtchtigs. Xiet meer het onmetelijke,
i liet oneindige, maar het begrensde, het
bci perkte, het eindige, al is het dan ook op
j groote schaal, dringt zich aan uwen geest op.
De aarde die niets meer is dan eeii water
beschaving gesproten begeerte eene heftige inspan
ning der hersenen tengevolge, met een meestal
onbevredigenden uitslag; zij, die daartoe niet bij
machte zijn, of wel niet door en door gezond zijn,
trachten de sensatie te begrijpen door haar in
werkelijkheid mede te leven, daar ongelukkig de
door hun beoogde sensatiën meestal niet die zijn,
welke door overspanning der edelste menschelijke
drijfveeren ontstaan, maar op de dierlijke harts
tochten in den mensch betrekking hebben, kan
deze jacht naar nog nooit gevoelde begrippen
leiden tot een letterkundig Sadisme.
Chambige behoorde erfelijk tot de
niet-gezonden. Zijn vader pleegde zelfmoord omdat hij het
leven zat was, zijne zuster stierf jong, hy zelf
was van der jeugd af een névrosé. Deze jonge
man leerde bij zijne moeder te Constantino me
vrouw Grille kennen, eene jonge vrouw van 30
jaren, de bekoorlijkste dame van de groote wereld
te Constantine, gehuwd met een ingenieur die
eene zeer goede betrekking had, moeder van twee
lieve dochtertjes, een charmeuse, waarvan ook nu
nog ieder die met haar in aanraking was geko
men, mannen zoowel als vrouwen, met den grootst
mogelijken lof spreekt. Ook Chambige heeft zich
een kring van trouwe vrienden weten te verwer
ven, die hem zijn blijven aanhangen, ondanks de
sombere melancholie, die hem de laatste jaren
vervulde en zelfs ondanks het strafproces.
Volgens het verhaal van Chambige heeft me
vrouw Grille de vurige liefde, die hij voor haar
koesterde, beantwoord en was zij bereid met hem
te vluchten. Toen het noodige geld daarvoor ont
brak, heeft zij zich aan hem overgegeven, maar
niet willende dan nog bij haar man terugkeeren,
heeft hij haar moeten beloven haar daarna
onmiddelijk te dooden. Hij heeft dit gedaan, daarop
getracht zelfmoord te plegen, doch zich slechts
licht gewond.
De voorstelling door den man van het slacht
offer gegeven is eene geheel andere. Hij beweert
dat zijne vrouw tot haar dood steeds eene lief
hebbende echtgenoot en moeder geweest is: dat
de minnebrieven valsch zijn (de deskundigen waren
het als echte deskundigen op dit punt natuurlijk on
eens), hij hield haar trouw staande met waardige
overtuigende taal, ook na kennisneming van het
medisch rapport der lijkschouwing.
Volgens hem was mevrouw Grille anti-romanesk
en geenszins tot zelfmoord geneigd, maar opge
wekt en vroolijk van aard, evenwel zwak tegenover
zenuwachtige invloeden. Hij hield het er voor dat
Chambige door biologie of hypnotisme de onge
lukkige had weten mee te troonen, van hare zelf
bewuste vrijheid had beroofd, en uit vrees voor
hare latere aanklacht na het samenzijn haar had
gedood.
De zeer uitvoerige verslagen van het onder
zoek op de openbare terechtzitting stellen ons in
staat eenigszins een zelfstandig oordeel te vor
men en het komt mij voor dat wij hier niet met
een bepaald hypnotisme te doen hebben, maar
toch met den invloed die eene door heftige be
geerte krachtige wil op eene impressionabele per
soon kan oefenen. Chambige heeft mevrouw Grille
onder een voorwendsel meegelokt en daarna zoo
als reeds Bredero in zijn Moortje beschrijft: on
willig schoon zijn wille toch gekregen". Zijne po
ging tot zelfmoord beschouw ik als niet ernstig,
en ik ben alleszins geneigd aan te nemen dat hij
gedood heeft om proefondervindelijk de sensatie
van een dood in de armen der liefde7' na te
gaan, en die wellicht later in zijn werken te ge
bruiken.
Het is mogelijk, dat de jury ook zoo gedacht
heeft, het is ook mogelijk dat zij het eens was
met clen advocaat-generaal, dat Chambige een laf
aard is door zich te verontschuldigen met het be
kladden der eer zijner geliefde. Hij had althans
moeten zeggen Dumas' woorden: je l'aimais, olie
m'a résisté, je I'ai tuée."
Prado is ter dood veroordeeld, bij Chambige heeft
de jury verzachtende omstandigheden aangenomen
en luidt het vonnis l jaren dwangarbeid. Terecht
heeft men den laatste als niet geheel toerekenbaar
beschouwd, zijne erfelijke dispositie en zijn milieu
geven daartoe aanleiding; maar zijn daad bewijst
tevens de groote gevaren van eene dergelijke
geestesrichting. Dit laatste zal wel van veel
plas kunt ge overzien, de wereld met uw
oog meten, en van het gansche heelal is uw
broos, dobberend schip, op ongewisse golven,
het middelpunt!
En bij dat drukkende gevoel van beperkt
heid en onzekerheid, nu nog de gedachte aan
doelloosheid en een sterke herinnering aan
liet voorbijgaande, het vergankelijke van eigen
bestaan, waar een jonge doode der vernieti
ging wordt prijsgegeven. Waarom werd dat
kind geboren en het jonge leven nu reeds
gebluscht ? Of' was het niet een wezen, maar
slechts een wezensvorm die tot ontbinding
overging? Luister, boven het onverpoosde,
zwoegend dreunen der machines en het mur
melend ruischen der golven, klinkt weer de
onverstoorbare taal van het Geloof in de
woorden:
»Wij betrouwen nu het lijk van onzen
broeder aan de diepte der wateren tot
den dag der dagen, dat de zee hare doo
den zal wedergeven, en allen de stem van
den Zone (iods zullen hooreu . . . /'
Bij het woord <Iirjil.e l in het Engelsch ilre.p)
gal' 'de kapitein een wenk aan den
kwartiermecster, deze hief de plank een weinig open
het kistje schoof er af en viel in zee. Het
zonk onmiddellijk, want in den bodem waren
oenigc gaten geboord, waardoor het water kon
binnendringen. _
Nog eenige zinnen van het formulier volg
den ; toen zei de spreker: Amen ; sommigen
der omstanders herhaalden dit, en daarmede
was deze lijkdienst op zee geëindigd. Het
uitgenomen stuk verschansing werd ingezet,
(Ie rouwvlas neergelaten, de menigte
toesehoui wers verspreidde zich, en bij het begin van
i het aciitevdek word weer een touw gespannen,
j om scheiding te maken tusscheii gewone
meni scheu en landverhuizers.