De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 25 november pagina 2

25 november 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Uit het Haagje. De nieuw gebouwde tunnel van het station is open. Men denke hier vooral niet aan het Paleis van de Schoone Slaapster bij het Bosch, anders geaegd: het Rijnspoorstation. Daar is alles in diepe rust en valt niets te bouwen of te vernieuwen. Dat eindeloos groot eindstation zal, gelijk menige Latynscho Dissertatie met Grieksche ophelderin gen, half- opengesneden, misschien wel altijd nieuw blijven. De Prins om de Schoone Slaapster te wekken, schy'nt ook vooreerst niet gewacht te ?worden. Op den verbindingsweg met den Hollandschen spoorweg het eenige pad dat de reddende Prins kan volgen is nog geen rookwolkje te bespeuren. De rails zijn daar verroest en de wissels overdekt met stof en spinnewebben; juist zooals moeder De Gans dat zoo heerlijk be schreven heeft. Neen, hier wordt bedoeld het woelige, herrieaebtige, rumoerige tusschenstation in het zuiden der stad gelegen, het nederige, maar druk becochte Grieksche Tempeltje met zuilenrijtje, gewjjd aan den dienst van Jupiter-Hollandsche-Spopr. Evenals in eene goed beklante zaak, zijn hier de stoepsteenen uitgesleten door de vele bezoekers. De priesters van dezen Tempel, in hunne witte kielen, hebben geen handen genoeg om het heirleger van gaanden en komenden naar behooren te bedienen. Men ziet hier geen benepen, overdreven ingepcnde Treintjes, die niet verder durven dan Voorburg. Hier komen verschrikkelijk lange reujsengestalten voorbij, die in n adem van Amster dam naar Brussel loopen, en die als offeranden niet n of twee maar gansche stallen met «ware runderen mede voeren, of 't zoo niemen dal is. Op het oogenblik staat het Tempeltje er nog, maar het zal toch verdwijnen; het is veel te k'.ein voor het enorm verkeer. Van binnen, in het heilige der heiligen, heeft al een geheele ommekeer plaats gegrepen. Reeds de vestibule is onherkenbaar. Als door dynamiet is een gat geslagen recht door de schamele vinkenhuisjes eerste en tweede klasse, met hunne verraderlijke kijkgaatjes waarin de meezen der reizigers zoo handig opgevangen werden. De grijze portier, die zich liever dood liet slaan, dan iemand «onder kaartje op het perron te laten, is met deur en al weggeslingerd. Zelfs geen knoop van «gn jas is meer terug te vinden. Een spelonkach tig half duister met verdachte gaten en zijgangen, grijnst den binnentredende tegen. Gelukkig komt men met behulp van twee vertrouwde gidsen en een groot bord, waarop staat: RECHTS HOUDEN, op een nette trap. Men pakt de leuning, men stijgt; het wordt steeds lichter; eindelijk is men boven. Wie nu denkt zoo hoog als de Haagsche toren te zijn, en met gemak de zee te kunnen zien. vergist zich zeer. Men is gelijkvloers met de treinen. Dat valt tegen; maar terstond trekt een heel vreemd verschijnsel al onze aandacht. Het is de grafkelder voor de bagage, geheel omgeven door een hoog en stemmig hek. Kisten en koffers van rijken en armen worden daar voortdurend in allen eenvoud bijgezet om, in den schoot der aarde te verdwijnen. Maar wat 'n verrassing! Aan den uitgang be neden op straat vindt men zijne geliefden in den besten welstand terug. Een groote immorteHenkrans, in kastje achter glas, zou hier eigenlijk misplaatst zijn. Dit blijkt dan ook, bij nader inzien, eene opgerolde slang van de waterleiding te zijn, alleen in geval van brand te gebruiken. Verder gelijkt ons nieuwe station als twee drup pelen waters op al zijn collega's; een ruim perron onder een met glas gedekte kap, lange rijen van gaslampen op gelijke afstanden, de muren gedekt met allerhande aankondigingen, opgesierd door portretten, figuren, landschappen met en zonder watervallen en' meren, berg- en zeegezichten, vele achter glas met de helderste kleuren in vergulde lijsten, 't Is werkelijk zoo mooi, zoo nieuw, zoo afwisselend dat men moeite heeft te gelooven in een station te zijn, en niet in Pulchri's kunstzaal. Staat men daarentegen op het overkapt plankier der nieuwe zaal van Pulchri", dan verkrijgt men volgens wet en voorschrift levende geloofsgenooten. De Polen zeiden niets, ofschoon zij het verhaal hunner berooving zeer goed ver stonden, toen dit in het Duitsch werd gedaan. Ik kreeg een gevoel van medelijden en ach ting voor de arme kerels, die, om hun gods dienstig geloof getrouw te blijven zich dagelijksch ontbering getroostten en thans met wijsgeerige kalmte hun verlies droegen, en zelfs niets zeiden tegen den geloofsgenoot, die zich zoo onhebbelijk aanstelde. Ik had ge noeg van den man en verwijderde mij uit dezen kring. Een half uur later kwam ik weer op het dek. De twee Polen stonden bij het touw, dat' de grensscheiding aangaf tusschen de kajuitspassagiers en de landverhuizers^ Ik ging naar hen toe eu poogde in het Duitsch een gesprek met hen aan te knoopen. Eerst waren zij terughoudend en bekwam ik slechts korte antwoorden, maar nadat ik hen met wat tabak had verblijd, begonnen ze te pra ten. Zij vertelden mij waarom zij hun geboor teland hadden verlaten en hoe -de Rus" in Polen huishield en het arme volk verdrukte. Op hunne vraag: uit welk land ik kwam en het bekomen antwoord, vroegen zij verder, of Holland onder den koning van Engeland behoorde. Zij waren ten hoogste verwonderd te vernemen, dat het een rijk was op zich zelve. , , i>og stond ik met hen te spreken, toen een matroos verscheen en het touw losknoopte on wegnam. Ik vroeg wat dit bcteekende eu ont ving tot antwoord, dat het kinderlijkje zou worden begraven. De dood was dus oorzaak dat voor eenige minuten de grensscheiding, die tusschen eerste-klasse-passagiers en emi granten bestond, werd opgeheven. Het was omstreeks 3 uren in den namid dag. Wij hadden helder najaarsweer met licht natuurlijk het omgekeerde effect. Plaatste men in die kuristzaal slechts een groote klok, een werk tuig, waarop men zich voor drie cents kan wegen, een kastje, waarin men voor 'n dubbeltje choco lade kan te voorschijn halen, en gaf men den conciërge een roode pet, dan zou menig vreem deling in de war kunnen raken, met de plaatse lijke gesteldheid van den Haag. Zoo veranderen de tijden! Vroeger kwamen de schilders, leden van het genootschap Pulchri studio", bijeen in eene an tieke, trotsch gewelfde koepelkamer met reusach tige schouw en diepe, geheimzinnige nissen en hoeken; de voormalige Regentenzaal van het typige, oudhollandsche Hofje van Nieuwkoop. Het geheel maakte een machtigen, crnstigen indruk, gelijk het atelier van Rembrandt. Zooals weleer de ingetogen, maar dappere Graalridders om hun ronde tafel, zoo zaten daar in die oude Regenten zaal de Pulchrianen, blakende van heilig kunstvuur, zoo ver mogelijk van het prozaisch straatgewoel, ongestoord in engen kring bijeen. Geen nieuwsgierige zou het gewaagd hebben den gewyden drempel van dit veemgericht der schilder kunst te overschrijden. En thans? Zoo de nieuwe zaal al iets op een atelier gelijkt, dan is het op een atelier van den staatsspoorweg voor locomotieven en waggons. Het poëtisch, mystisch verblijf der edele Graal ridders is geheel ontaard en veranderd in een proefstation van moderne kunst, waar iedereen wordt toegelaten op vertoon van een perronkaartje. Voor den oppermachtigen kalief Haroun Alraschid van onze dagen volgens Ouida: het geld bestaan geene afsluitingen meer. Overal ook in Pulchri komt hij met zijn Grootvizier, Lord Banknoot, brutaal binnen, zonder zelfs de moeite te nemen zich te vermommen, als schilder, lied jeszanger, muzikant of wat ook, zooals vroeger de minste de etiquette" vergde. Des Zondags, bij verlaagd tarief, wanneer zelfs de ijverigste ambtenaren des Rijks als werkeloozen rondloopen, heerscht er een ware pleiziertreindrukte op het kunstperron van Pulchri. De echte werkeloozen mochten willen dat hunne bijeen komst, belegd in de Maliebaan, zoo ijverig bezocht geweest ware. De arme drommels troffen het in allen deele heel slecht. Hunne vergaderzaal was toevallig op dien morgen al ingenomen door een gansch ander soort van werkeloozen, namelijk door de miliciens van het regiment Grenadiers en Ja gers, die immers juist door de wet van hun arbeid gehaald zijn. En nu weten wij allen uit de ge schiedenis van den grooten Napoleon Bonaparte welk gevaarlijk spel het is om vergaderingen te beleggen, te dicht in de nabijheid van grenadiers, De enkele neerslachtige mannen, die zich rondom het malieveld vertoonden, zijn dan ook wijselijk bedaard naar huis gegaan. Overrr 't geweerrr! Voorrrwaarrrtsü!" klonk het commando in de Maliebaan. De gewapende werkeloozen ontwikkelden zich vlug en veerkrachtig in breede liniè'n over het groene veld, dat weldra geleek op een kolossaal baker kussen, met spelden bezaaid. Uittartend schalden de horens, vast klonk de trommelslag der tam boers, 't Was of onze soldaten wilden zeggen: al hebben wij op het oogenblik geen werk, wij oefe nen ons voor den tijd dat wij 't misschien zullen krijgen. Toch werden ook deze mannen, bij hunne thuiskomst in de kazerne niet opgewacht met ge braden ganzen of eendvogels. Een vroolijke jongen, als hot toonbeeld van werk in overvloed", behangen niet schoenen en laarzen om te lappen, zong uit volle borst: O ja, voorwaar, Daar juicht men met elkaar; En groet de eod'le schaar Der Nederlanden." Z. Uit ParJy's. Rechtszaken trekken hier steeds in hooge mate de algemeene aandacht. Of dit een voorrecht is, valt te betwijfelen, vooral bij de rechtspraak door eene jury, welke zich gemakkelijker dan rechters van beroep door de publieke opinio laat behcerschen. Het is daarom, dat hier de uitspraak bewolkten hemel en de zee stond kalm, zoodat het lange stoomschip slechts weinig op en neer ging bij 't ploegen der golven. De matroos nam een stuk uit de verschan sing en legde een plank neer, die hij uit het open vak, ongeveer een meter ver boven de zee uitstak. Inmiddels vormde zich een kring van nieuwsgierigen, wachtend naar hetgeen er zou gebeuren. Omziende zag ik, dat een vlag halfmast was geheschen, ten teeken van rouw. Nu begon de scheepsklok eentonig te kleppen. Daar kwam aan de rechterzijde van het voorschip de lijkstaatsie aan. In paradekleeding en met 'ongcdekt hoofd droeg een der kwartiermeesters de kleine kist, die door de Engelsche vlag was bedekt, voor zich uit. Hem volgden twee aan twee, de timmerman die het kistje had gemaakt en vijf matrozen. Welk een zonderlinge begrafenisstoet! Ouders of verwanten waren er niet bij tegcmyoordig, en wie had bij de geboorte van dit kind der Betuwsche n rbeiders-menschen kunnen denken, dat na verloop van slechts weinige jaren wild vreemden het zouden ten grave brengen, en de vlag van Engeland zijne lijkwade zou wezen! Bij het open vak in de verschansing geko men, zette de kwartiermeester zijn last neer op de plank en nam het vlaggedoek er af'. Eenigo honderde menschcii stonden nu aaneengedrongen in de nabijheid. Ik wist wel hoeveel personen ongeveer aan boord waren, maar toen ik om mij heen die saamgcpakte menigte zag, was ik toch eenigszins verwon derd. De kapitein verscheen in den wachten den kring met een gcbedenbockje in de hand. Toen hij echter een geestelijke der Anglieaansehc kei'k onder de'menigte opmerkte, sprak hij dezen aan en reikte hem het boekje over. Alle mannen ontblootten nu het hoofd, on eene betrekkelijke stilte ontstond, waardoor de dreunende, dof stampende geluiden, die uit onmiddellijk op de behandeling volgt, doch deze voorzorg helpt weinig, wanneer de -behandeling vele dagen vraagt, en de couranten, om aan de weetgierigheid hunner lezers te voldoen, dagelijks uitvoerige verslagen geven, waarbij zij zich nimmer geheel van beschouwingen kunnen onthouden. Dit bezwaar is weder helder gebleken bij de beide geruchtmakende processen der laatste dagen, want beide hebben vele dagen geduurd en sterk de belangstelling getrokken. In beide zaken heeft de jury het schuldig uitgesproken en in beide ge vallen beteekendo die uitspraak, dat een jonge man een jonge vrouw van het leven had beroofd. Hiermede houdt echter de gelijkstelling op, om plaats te maken voor het grootst mogelijke con trast, hetgeen ten gevolge had, dat men er over praten en van mesning wisselen kon, zonder te eentonig te worden. Niet weinig is er dan ook over geredekaveld, en de namen Prado en Chambige waren de laatste weken in aller mond. In werkelijkheid verdient de zaak Prado die groote belangstelling evenmin als de beruchte zaak Pranzini haar verdiend heeft, en heeft zij in het geheel veel overeenkomst met dat proces. Prado was wegens diefstal gevangen genomen, toen, ten gevolge van verklaringen zijner mede plichtige maitressen, men hem beschuldigde de moordenaar te zijn geweest van Marie Aguétant, eene vrouw van lichte zeden, die een aardig fortuintje bij elkaar geschraapt had en voor ruim twee jaren vennoord en daarna bestolen was ge worden. Getuigen van den misdaad had men niet, volkomen afdoend materieel bewijs ontbrak. Prado heeft steeds ontkend de moordenaar te zijn en houdt nu na de uitspraak nog zijne onschuld vol, enkele getuigen hebben hem niet herkend: ande re daarentegen, waaronder vooral zijne beide mai tressen, waren hoogst bezwarend in hunne verkla ringen. Wij maken hier kennis met een joli monde, waarbij niemand, getuige of beschuldigde, zelfs het slachtoffer niet, ons veel medelijden inboezemt. Prado moge schuldig wezen; zooals de jury aan nam, of wij mogen hier opnieuw eene rechtelijke dwaling hebben,dit is zeker: de beklaagde is iemand die de maatschappij tot dusver nog weinig dien sten hoeft bewezen eu vrij wat op zijne reke ning heeft. Het eenige interessante in het geval is de behendigheid, waarmede hij zijne identiteit wist verborgen te houden, zoodat men ook thans zijn waren naam nog niet kent, en de gevatheid, bru taliteit en dikwijls letterkundig fraaie vorm zijner antwoorden. Hij is een schelm, maar geen domme onontwikkelde schelm, die, ware hij eene andere richting opgegaan, vermoedelijk vrij wat had kunnen presteeren. Juist om deze ontwikkeling heeft men nog meer motief hem zijne euveldaden aan te rekenen, maar hot grooto publiek oordeelt zoo niet en de weinige sympathie, die hij nog genoot, is alleen toe te schrijven aan zijne buiten gewone welbespraaktheid. De moordenaar, die te Constantino veroordeeld is, Chambige, heeft vermoedelijk daarentegen alle zwaarte ondervonden van zijne meer dan gewone ontwikkeling. Chambige's verleden is geheel be kend ; hij is de zoon van een notaris in Algerië, die na een zeer strenge en mystieke opvoeding te hebben genoten, naar Parijs ging om in do rechten te studeeren. Zijne rechtsgeleerde studiën schijnen regelmatig te zijn geweest on daarnaast vond hij nog tijd, hij is pas 22 jaar oud, zich op letterkundig gebied te begeven en eenige opstel len te publiceeron, waaronder vooral eene zeer oorspronkelijke studie over de gebroeders de Goncourt. Dit onderworp duidt reeds aan, welke letterkundige richting de zijne was. Het gods dienstig mysticisme zijner eerste opvoeding had hij verlaten voor een letterkundige, maar niet minder mystieke richting, die zich een nieuwe taal smeedt, met gekunstelde woorden, die haar genot zoekt, in strijd met het Fransche karakter. in gemis aan helderheid; wier wijsbegeerte, voorzoover zij die nog bezit, een verbasterd Duitsch pessimisme is, en wier streven, zoowel in letter kunde als daarbuiten, zich richt op een jagen naar sensaties. Men wil het onbegrijpelijke begrijpen en daarvoor het onmogelijke, dat wat nooit be staan heeft, gevoelen en dit gevoel ontleden. Bij gezonde naturen heeft deze ziekelijke, uit ovcrde machineruimte tot ons oprezen, het schu rend en bijwijlen rinkelend geluid van den roerketting en het bruisen der omvallende golfkanimen duidelijker te onderscheiden waren. En te midden van dat alles klonk met heldere stem het begin van het formulier, de woorden van het Evangelie: »Ik ben de Opstanding en het Loven ; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven!" Welk eeue geweldige tegenstelling vormden op dat oogenblik die woorden van een onver stoorbaar Geloof met alles wat ons omringde! Wij stonden bij het lijkje, dat door de diepte ouder ons zou worden verzwolgen, en om ons was niets dan de waterplas door den koepel van het luchtgewell' omspannen. Geen enkel schip was op de zee zichtbaar; niets dan water en lucht, in 't midden waarvan ons stoomschip zich voortbewoog n aar het Westen. Maar ook dat scheen een zinsbedrog te zijn, want de gezichteinder bleef steeds even ver van ons. Dagen lang stoomden we steeds ' in dezelfde richting en we konden toch niet zien dat we vorderden. Was het waarheid, dat eenmaal de wolkensluier van dien hori zont voor ons zou verdwijnen en een land voor onze oogcn zou opdoemen? Wij hadden het tocli ook maar van hooreii zeggen. En als men dagen lang op zee is, verdwijnt het ! gevoel van het grootsche, het onmetelijke, het 1 onbegrensde. De gansche watervlakte kunnen i wc zeer wel overzie» ; de koepel van het lucht{ gewelf schijnt er op te rusten,, en het niet ! zijn ondoordringbare!! horizoiit-eirke] te hebI ben omsloten; en dat gewelf dat aan alle i zijden zoo gelijkmatig op de watervlakte rust, geeft ten laatste een gevoel van bekiemdheid, { iets doofpotrtchtigs. Xiet meer het onmetelijke, i liet oneindige, maar het begrensde, het bci perkte, het eindige, al is het dan ook op j groote schaal, dringt zich aan uwen geest op. De aarde die niets meer is dan eeii water beschaving gesproten begeerte eene heftige inspan ning der hersenen tengevolge, met een meestal onbevredigenden uitslag; zij, die daartoe niet bij machte zijn, of wel niet door en door gezond zijn, trachten de sensatie te begrijpen door haar in werkelijkheid mede te leven, daar ongelukkig de door hun beoogde sensatiën meestal niet die zijn, welke door overspanning der edelste menschelijke drijfveeren ontstaan, maar op de dierlijke harts tochten in den mensch betrekking hebben, kan deze jacht naar nog nooit gevoelde begrippen leiden tot een letterkundig Sadisme. Chambige behoorde erfelijk tot de niet-gezonden. Zijn vader pleegde zelfmoord omdat hij het leven zat was, zijne zuster stierf jong, hy zelf was van der jeugd af een névrosé. Deze jonge man leerde bij zijne moeder te Constantino me vrouw Grille kennen, eene jonge vrouw van 30 jaren, de bekoorlijkste dame van de groote wereld te Constantine, gehuwd met een ingenieur die eene zeer goede betrekking had, moeder van twee lieve dochtertjes, een charmeuse, waarvan ook nu nog ieder die met haar in aanraking was geko men, mannen zoowel als vrouwen, met den grootst mogelijken lof spreekt. Ook Chambige heeft zich een kring van trouwe vrienden weten te verwer ven, die hem zijn blijven aanhangen, ondanks de sombere melancholie, die hem de laatste jaren vervulde en zelfs ondanks het strafproces. Volgens het verhaal van Chambige heeft me vrouw Grille de vurige liefde, die hij voor haar koesterde, beantwoord en was zij bereid met hem te vluchten. Toen het noodige geld daarvoor ont brak, heeft zij zich aan hem overgegeven, maar niet willende dan nog bij haar man terugkeeren, heeft hij haar moeten beloven haar daarna onmiddelijk te dooden. Hij heeft dit gedaan, daarop getracht zelfmoord te plegen, doch zich slechts licht gewond. De voorstelling door den man van het slacht offer gegeven is eene geheel andere. Hij beweert dat zijne vrouw tot haar dood steeds eene lief hebbende echtgenoot en moeder geweest is: dat de minnebrieven valsch zijn (de deskundigen waren het als echte deskundigen op dit punt natuurlijk on eens), hij hield haar trouw staande met waardige overtuigende taal, ook na kennisneming van het medisch rapport der lijkschouwing. Volgens hem was mevrouw Grille anti-romanesk en geenszins tot zelfmoord geneigd, maar opge wekt en vroolijk van aard, evenwel zwak tegenover zenuwachtige invloeden. Hij hield het er voor dat Chambige door biologie of hypnotisme de onge lukkige had weten mee te troonen, van hare zelf bewuste vrijheid had beroofd, en uit vrees voor hare latere aanklacht na het samenzijn haar had gedood. De zeer uitvoerige verslagen van het onder zoek op de openbare terechtzitting stellen ons in staat eenigszins een zelfstandig oordeel te vor men en het komt mij voor dat wij hier niet met een bepaald hypnotisme te doen hebben, maar toch met den invloed die eene door heftige be geerte krachtige wil op eene impressionabele per soon kan oefenen. Chambige heeft mevrouw Grille onder een voorwendsel meegelokt en daarna zoo als reeds Bredero in zijn Moortje beschrijft: on willig schoon zijn wille toch gekregen". Zijne po ging tot zelfmoord beschouw ik als niet ernstig, en ik ben alleszins geneigd aan te nemen dat hij gedood heeft om proefondervindelijk de sensatie van een dood in de armen der liefde7' na te gaan, en die wellicht later in zijn werken te ge bruiken. Het is mogelijk, dat de jury ook zoo gedacht heeft, het is ook mogelijk dat zij het eens was met clen advocaat-generaal, dat Chambige een laf aard is door zich te verontschuldigen met het be kladden der eer zijner geliefde. Hij had althans moeten zeggen Dumas' woorden: je l'aimais, olie m'a résisté, je I'ai tuée." Prado is ter dood veroordeeld, bij Chambige heeft de jury verzachtende omstandigheden aangenomen en luidt het vonnis l jaren dwangarbeid. Terecht heeft men den laatste als niet geheel toerekenbaar beschouwd, zijne erfelijke dispositie en zijn milieu geven daartoe aanleiding; maar zijn daad bewijst tevens de groote gevaren van eene dergelijke geestesrichting. Dit laatste zal wel van veel plas kunt ge overzien, de wereld met uw oog meten, en van het gansche heelal is uw broos, dobberend schip, op ongewisse golven, het middelpunt! En bij dat drukkende gevoel van beperkt heid en onzekerheid, nu nog de gedachte aan doelloosheid en een sterke herinnering aan liet voorbijgaande, het vergankelijke van eigen bestaan, waar een jonge doode der vernieti ging wordt prijsgegeven. Waarom werd dat kind geboren en het jonge leven nu reeds gebluscht ? Of' was het niet een wezen, maar slechts een wezensvorm die tot ontbinding overging? Luister, boven het onverpoosde, zwoegend dreunen der machines en het mur melend ruischen der golven, klinkt weer de onverstoorbare taal van het Geloof in de woorden: »Wij betrouwen nu het lijk van onzen broeder aan de diepte der wateren tot den dag der dagen, dat de zee hare doo den zal wedergeven, en allen de stem van den Zone (iods zullen hooreu . . . /' Bij het woord <Iirjil.e l in het Engelsch ilre.p) gal' 'de kapitein een wenk aan den kwartiermecster, deze hief de plank een weinig open het kistje schoof er af en viel in zee. Het zonk onmiddellijk, want in den bodem waren oenigc gaten geboord, waardoor het water kon binnendringen. _ Nog eenige zinnen van het formulier volg den ; toen zei de spreker: Amen ; sommigen der omstanders herhaalden dit, en daarmede was deze lijkdienst op zee geëindigd. Het uitgenomen stuk verschansing werd ingezet, (Ie rouwvlas neergelaten, de menigte toesehoui wers verspreidde zich, en bij het begin van i het aciitevdek word weer een touw gespannen, j om scheiding te maken tusscheii gewone meni scheu en landverhuizers.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl