Historisch Archief 1877-1940
No. 5%
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
invloed geweest z\jn op de hartstochtelijke ver
dediging, die hij thans nog in zekere kringen
vindt.
Kunst en Letteren.
MUZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 22 Nov. 1888.
De 75e verjaardag van Neêrlands
onafhankelykheid werd hier jl. Zaterdag feestelijk gevierd
en ook de Opera heeft daarbij niet achter willen
bleven. De jubelonverture van Weber opende den
avond; het Wilhelmus, waarmede dit werk bij
zulke gelegenheden besloten wordt, werd staande
aangehoord evenals de volksliederen, die bij e
apotheose bestaande in de maagd van Holland
met den vrijheidshoed op een lans, omgeven door
verschillende inlandsche en tropische gewassen
en passend decoratief gespeeld werden; het
publiek toonde door hartelijke mede te zingen
zyne ingenomenheid met de betooging. Een kern
achtig lied werd door den heer Behrens in het
Hollandsch gezongen en verwekte eveneens veel
geestdrift. De feestvoorstelling werd besloten met
de opvoering van Das goldene Kreuz.
Woensdag verscheen, na tal van jaren gerust
te hebben, Wagner's Meisterswger von Nürnberg
weder voor het voetlicht; het is eene kolossale
onderneming, dit reuzenwerk uit te voeren en het
pleit in de eerste plaats voor de energie van de
directie, dat zij het heeft durven doen. De uit
voering was recht goed ; de bezetting de volgende :
Walther von Stolzimg?Walther, Hans Sachs?von
Bongardt, Pogner?Behrens, David?Bolle,
BecJcmesser?Stierlin, Eva?Mevr. Gross, Magdalene
Mevr. Jaïde, etc. Het koor werkte voortreffelijk
en het oriest verdient evenzeer geroemd te wor
den ; over 't geheel zat alles goed in elkaar en
blykt het werk met zorg voorbereid te zijn ge
weest. Vele opvoeringen voor steeds voller zalen
zij het toegewenscht!
PEPA.
Het nieuwe stuk van de Comédie Franchise,
Pepa, van Meilhac en Gandérax, is meer een
vaudeville dan een comedie en Sarcey oordeelt
er. met het oog op hetgeen men in het huis van
Molière verwachten mag, vrij streng over. De in
druk van het publiek heeft onder dezelfde voor
ingenomenheid geleden; bij de groote repetitie
(waarbij reeds bijna het geheele Tout-Paris des
premières genoodigd was), ging het zeer koel toe,
bij de eigenlijke première beter, en eerst een dag
of drie later, toen ieder wist wat hij te verwach
ten had, werd het stuk een succes.
Pepa is eigenlijk niet de hoofdpersoon. De hoofd
personen zijn mme. de Chambreuil (mlle. Bartet)
en haar man (Febvre). Sedert eenige jaren heeft
de heer Chambreuil aan zijn vrouw alle reden
gegeven om eene echtscheiding te vragen en me
vrouw do Chambreuil denkt daarvan eindelijk ge
bruik te maken, ten einde een jongmensch, de
Guerche, te kunnen huwen.
In afwachting van de toestemming der kerk
om tot een echtscheiding over te gaan, is Mad.
de Chambreuil een tijd lang, zooals dat ton
schijnt te zijn, in een deftig klooster gegaan,
te Neuilly, en heeft er kennis gemaakt met een
mooi Zuid-Amorikaansch meisje, Pepa, dat er door
haren oom en voogd, Ramiro Vasquez, gewezen
president der Republiek van Terras Calientes,
was geplaatst. De beide vrouwen zijn vriendinnen
geworden; Pepa is niet zoo zorgeloos en kinder
achtig als zij zich voordoet, zij en Mad. do
Chaiubreuil hebben eene hechte degelijke vriendschap
voor elkander opgevat.
Pepa's oom, Ramiro Vasquez, is een
rastaquoure, met al do kenteekenen van het type, git
zwarte bakkebaarden, woeste oogen, drift,
geslopenheid, grootspraak, maar hij weet dat deze
eigenschappen te Parijs belachelijk zijn. Als zijne
secretarissen opzichtige pantalons en zeegroene
dassen dragen, s,ogt hij: pas op, do
operettebcloert ons." Hij zelf speelt n te Monaco n op de
beurs, geeft leeningen uit op denkbeeldige mijnen
en heeft zoo een groot vermogen verworven. Hij
wil nu zijne nicht uithuwelijken, eer hij weer geru
neerd is, en belooft haar vijf millioen als bruid
schat. Hij zelf koint voor korten tijd uit
MonteCarlo naar Parijs, hij heeft er kennis gemaakt
met den heer de Chambreuil, wiens naam en for
tuin hij wel in een zijner leeningen wil hebben
en wien hij Pepa tot vrouw wil geven
Maar Pepa weet, door hare vriendin, alles om
trent mijnheer de Chambreuil. Hare vriendin heeft
haar echter niet gesproken van Jacijtics de
Guerche, en Pepa, die den jongman kent, zou
juist hem gaarne tot man hebben.
In het eerste bedrijf nu, in den ontvangsalon van
het klooster, wacht Pepa bezoek. Hare vriendin zal
haar, mot Jacques. een groot nieuws komen ver
tellen. Popa verbeeldt zich, dat Jacqucs aanzoek
wil komen doen, en wegens do afwezigheid van
het hoofd der familie, Mad. do Chambreuil ver
zocht heeft, mee te gaan, om aan het bezoek een
zekere vormelijkheid te geven. Deze zelve vertelt
haar nu het schokkend bericht van haar voorge
nomen huwelijk en de arme Pepa valt flauw.
Het tweede bedrijf bevat de voornaamste scène
en zij is meesterlijk uitgevoerd. Mijnheer de Cham
breuil is door zijne vrouw uitgenoodigd tot een
onderhoud. Hij komt in de vroeger gemeenschap
pelijke woning, die mad. de Chambreuil is blijven
betrekken. Zij wil zijn medewerking vragen tot
den stap om do ontbinding van het huwelijk aan
de kerk te verzoeken; een oom van hem is kar
dinaal. Voordat hij aangediend wordt, is zij zeer
zenuwachtig. De Guerche is bij haar, en is, een
weinig jaloersch, er op gesteld bij het onderhoud
tegenwoordig te zijn. De Chambreuil komt; de
toon waarop hij tot den ouden knecht, die hem
inlaat, Bonjour Auguste," zegt, spant reeds de
aandacht van het publiek, want in dien toon ligt al
de herinnering aan zijn vroeger meesterschap en
men gevoelt dat de Guerche in een valsche positie
is. De Chambreuil, volkomen homme du, monde,
gedraagt zich los en ongedwongen, maar met veel
tact, een weinig uit de hoogte tegenover de
Guerche, die barsch en gegeneerd, eindelijk vertrekt.
Mad. de Chambreuil heeft tegen het onderhoud
opgezien en is zeer afgemeten en overdreven stijf;
toch kan zjj niet anders dan beleefd zijn, en het
gesprek met iemand dien zij zoo goed kent als
haar man, is een weinig uitvoeriger dan tusschen
vreemden. De Chambreuil is op zyn vroeger ge
wone plaats aan de tafel gaan zitten; zij zit tegen
over hem. Op een oogenblik noemt zij den naam
van een dame die beide kennen.
Hé", zegt de Chambreuil, die zooveel hield
vanX?»
Neen, dat is nu uit; al lang."
Zoo, al lang?"
En, als in vroeger tijd, onwillekeurig, leggen
beide tegelijk, tegenover elkaar zittend, de armen
op tafel voor een gezellig praatje. Dit gebaar
was zoo ongewacht en echt, zoo sprekend, dat
het publiek opgewonden ging applaudissceren.
Mad. de Chambreuil herinnert zich spoedig dat
zij deftig moet zijn, maar herhaaldelijk nog valt
zij uit hare afgemeten rol, en tegen het eind der
scène voelt men, dat zij haar man niet zonder
eenigen spijt zal herdenken.
Het stuk gaat verder. Chambreuil heeft tijdens
dat onderhoud ook spijt gekregen, dat hij zijn
mooie, elegante, beminnelijke vrouw verliezen zal.
Hij ontmoet Pepa, die dol jaloersch is. Wij zijn
beiden door dat paar gekrenkt," zegt de Cham
breuil; als wij ons wreekten door elkaar de hand
te reiken?"
Pepa stemt toe, maar het publiek ziet wel, dat
alles op andere wijze terecht moet komen en na
nog een zeer fraaie scène tusschen de Chambreuil
en zijn vrouw, komt het gescheiden paar weer
bijeen en Pepa trouwt met de Guerche.
Het stuk werd de volgende avonden meer toe
gejuicht dan de eerste; de kritiek is niet zeer
gunstig. Louis Denayrouze zegt: het is een genre
van den boulevard, Ie vaudeville incoherent, dat
men op de Comédie Franchise geïmporteerd heeft."
Dit is, gelijk men ziet, te erg; maar ook Sarcey
meent, dat uit de gegevens voor dezen schouwburg
iets meer en iets beters had moeten geleverd
worden, en Vitu in Figaro deelt zijne meening.
Een extra vermelding geven ditmaal de
chronigueurs aan de toiletten. Sarcey meent dat men
den naam van den kleermaker van Mlle Bartet
op de affiche had moeten zetten. Zij draagt in
het eerste bedrijf een redirtqote van grijs fluweel,
zuiver Louis XVI, op een rok van licht capucine
met staal en zijde geborduurd; in het tweede
bedrijf een huiskleed in Japanschen stijl, rose met
Mechelsche kant. Mlle Reichenberg (Pepa) is
eerst in huiskleeding van doffe rose zijde, dan in
doffe witte zijde, eindelijk in een Empire costuum
van doffe groene zijde. Men heeft gezegd: tant
de mat et pourtant pas d'ediec".
ONZE BELEEFDHEIDS-TWEEDE PERSOON'.
Onder dozen titel bovatt'o het
Weekblad-nommer van 18 Nov. eene bestrijding van mijne
mecning, dat men niet behoort to zeggen: u bent en
u hebt, maar U. is en U. heeft.
De schrijver geeft toe, dat dit U (in den eer
sten naamval) oorspronkelijk een bozittelijk voor
naamwoord was. Kon bozittelijk voornaamwoord,
van zijn naamwoord gevolgd, brengt den dertien i
persoonsvorm mee van het werkwoord, dat er door
beheerscht wordt. Tot zoo ver gaat alles goed;
zijn wij het eens. Maar ofschoon do schrijver uit
onzen fijnen stilist, den Drossaart Hooft, vole
voorbeelden bijbrengt der over-cen-stemming tus
schen het voornaamwoord en den werkwoords
vorm, eischt hij, dat wij vergeten zullen met een
bezittelijk voornaamwoord te doen te hebben en
dat wij tot de samenvoeging van U vin eersten
naamval), dat eigenlijk gij behoorde to luiden, mot
den teee(?e»-porsoons vorm van hot werkwoord
zullen te-rug-kecren.
Welnu, vindt iemant U bent. of (als hij Bra
bander is) U zijt, mooyor dan U is ik eerbie
dig zijn kiesrecht: maar er liggen in het vraag
stuk twee beginselen, dio ik niet gaarne zou
prijsgeven.
Het eene beginsel is, dat de etymologische klaar
heid der taal gewaardeerd behoort te worden:
dat men zoo min mogelijk onze blijkbaar zinrijke
woorden tot konvc-ntionecle tcckens, zonder
goschicdcnis, moet verlagen. Ik schrijf bijv. het woord
in-der-daad met twee streepjens. opdat men zich
herinneren zou hoc hot. als vertegenwoordiging
van ons praktiesch en degelijk charakter, in de
waorcld is gekomen, en zoo gunstig boven het
oppervlakkige fransche en e J] et afsteekt.
liet andere beginsel is, dat, wanneer er twee
vormen van gelijke beteckeuis zijn, het gebruik
van den eene ons niet het recht doet verbeuren
ons ook van don anderen, des noods in den zelfden
volzin, to bedienen. Van die bevoegdheid maken
de Franschen zelfs gebruik , wier spraaklecr
zoo veel minder buigzaam is dan de onze.
Als in een franschen roman of tooncclstuk een
gesprek tusschen twee personen gevoerd wordt,
wisselt niet zelden, naar gelang van den
veranderenden toestand of' stemming, het gebruik van
tu eu vous met elkander at. Niets belet dan ook,
in goeden hollandschen stijl, den tweeden- en
derden-persoonsvorm na elkander te gebruiken.
Er zijn doorluchtige voorbeelden genoeg, dat rede
naars, een Koning toesprekende, Uwe Majesteit
hunne aanhankelijkheid betuigende, eerbiedig ver
trouwen, dat ij, Sire, dit zult weten te
waardeeren." Waarom zou men niet mogen zeggen:
Ik heb het Uw Maj. wel gezegd, dat het C niet
welkom zou wezen"? Kr is dus ook niets tegen,
dat oen dokter aan zijn patiënt zegt: Als U. je
niet beter in acht neemt, loop-je veel gevaar weer
een ziekte op te doen."
Het is waar, dat het algemeen geworden U in
den eersten naamval bezwaarlijk togen rncer dan
n persoon kan gebruikt worden. Meestal zal
men, in plaats van to zeggen: U. hebben zich te
regelen naar .. .." waarbij, in alle geval, personen
worden toe-gesproken, zich uitdrukken als of men
van hen sprak: De Hoeren hebben zich te rege
len naar " enz.
Het gebeurt zoo dikwijls, dat de rhetorika
zich dingen ontzegt, die de grammatika toelaat.
Met de gebiedende wijs zit men meermalen in het
naauw. Het gebruik laat toe, dat men zegt:
Komt U. binnen!" of trekken jullie dan toch!"
In het eerste geval staat U. tusschen twee
haakjens, in het tweede vindt men oen genoegdoening
in het duidelijk uitdrukken van het meervoud.
Het voorbeeld, dat Bilderdijk geeft: Uw Eer
waarde rookt zijn pijpjen," dunkt mij een onver
dedigbare vorm: want wie is het, van wien dat
zijn geldt? Bij Huygens is het een fransche ver
strooidheid, dat hij schrijft: UE. vergheve den
Hoveling de onhebbelijckheyt, en vertrouwe, dat
ick mijne genegentheyt t'sijnen dienst [niet]
uytdrukkende..." Zijn pen gehoorzaamde aan de voor
spiegeling van 't geslacht van 't woord dienst.
Bij het gebruik van Uw JL. tot meer dan n
persoon, kan men hot werkwoord den enkelvoudigen
of vermeervoudigden vorm geven: even goed als, met
Hooft, te zeggen: Ten einde UE.E. de pachters bin
nen uwer stede moghen vermaenen", kan men de
Edelheid der Burgemeesters van Naerden als een
enkelvoud behandelen en schrijven: ten einde
Uwe E. de pachters moog vermaenen."
Voor het overige is UEd. mooi op weg om door
gij vervangen te worden : maar voor den modernen
blijspelstijl zullen wij u in den eersten naamval
nog zoo licht niet kwijt raken, on dan moet ik
zeggen, dat, de qusestio van etymologie en logika
daargelaten, U. is en U. zal mij niet ongewoner
klinkt dan (het onwaardig kind der taal-konfuzie)
u bent en u guit.
19 Nov. 88.
A, TH.
B. VAN MEUKS. Pepermuntjes. 250 Dicht
jes. Kuilenburg Blom en Olivierse.
1888.
Toen de dichter van dit bundeltjen een exem
plaar van Kriekende Kriekske, Betuwsche Ge
dichten" aan Bcets had prezent gemaakt, adres
seerde de gevierde man een dankbetuiging Aan
Kriekende Kriekske, te Kuilenburg" en de brief
kwam te-recht, ofschoon het boeksken te Utrecht
het licht had gezien. Het was hier wel niet
Boerhaave in Europa", maar de post verdient toch
een kompliment, dat zij zoo veel literair erg had.
Kent de lezer Pater van Meurs, met andere woor
den: den krekel, bovengenoemd? Op bl. 19 van
het betuwsche boekjeri vindt ge dit mecstcrstukjen:
De dokter vuult 'er pulske slaori
En duut den vaoder stil verstaon,
Da 't met zien dochtertje is gedaon.
Wa het de dokter oe gczeid?"
Ilie zei: ge bint 'en zuute meid!""
De vaoder koert zich urn en schreit.
Niet juist in dien toon, maar van die hand,
hebben wij het geestig getiteld bundeltjen snel
dicht voor ons liggen, dat, keurig uitgevoerd, zich
tot een uitnemend feestgeschenkjen leent.
Men kan zich naauwelijks voorstellen, wat waar
nemen, nadenken, menschenkonnis, vernuftsspeling
en dichttalcnt noodig geweest is, om deze verza
meling ten papicre te kunnen brengen.
In zijn voorbcrichtjcn zegt de schrijver van do
Pepermuntjes" tot den lezer: Zijn ze naar uw
zin, 'k Heb 't u dank te wijten; Want de pit boodt
gij, 't Zoet deed ik er bij, Om ze goed to slijten."
Ziehier eenige staaltjens:
Er zijn raven genoeg in deze eeuw,
Dio gclooven aan 't woord van den vos:
Uw gevederte is blank ais de sneeuw!"
Maar zij laten de kaas niet meer los.
Een nner zat op den horen van een stier.
Mijnheer, 'kgeneer u toch niet hier?1'
liet tegendeel, ge doet me veel pleizicr.
Op welken horen zit go, mier?"
Allen noemt hij op, van top tot teen en haarfijn.
Die hij voor zich ziet;
Maar dat achter hem reeds aiulren met hem klaarzijn,
Oclï, dat weet hij niet.
Wie do loftrompet steekt
Zonder oordeel en maat,
Doet het goede meer kwaad
Dan wio kwaad er van spreekt.
Een schrijver, gevierd en gelezen,
Werd hoog, op een badplaats, geprezen:
Zoo'n man bier te complimenteeren
Dat zou ons geluk zoo verraccreii i"
Daar zei een, dat ginders hun man zat
Men keek toen wat jasje hij an had ....
Kn deed, wijl het niet naar den smaalt was,
Alsof er van niemendal spraak was.
Do
Nu
gramschap werd oudtijds gestild door <le lier. |
wekken haar juffertjes op door 't klavier.
Zij had al zoo veel dagen
Gewandeld langs de sociëteit,
En zoo veel srhoons ten toon gespreid.
Nu eindlijk is 't gebeurd :
Zie, hoe zij lachend kleurt,
Och, wat plezier!
(Een Officier
Ilet'ft voor haar aangeslagen.)
Mevrouw doet aan literatuur:
Een dichtbundel is pas verschenen:
Roef! dadelijk gaat zij dien l e e n e n.
Een rijtuig van zoo-veel per uur
Dat schijnt haar daarvoor niet to duur.
't Boek k o o p c n was beter zoi'i 'k incenen.
Zoowel voor don naam als de beurs,"
Daar zullen zich graag moe vcreenen
De boekhandelaars en auteurs.
l>e philosophie
Is anatomie
Der ziel, door 't scalpel van de rede:
Ontleed ze daarmede:
Maar weet, philosoof,
Haar heelmeester blijft het geloof.
Men weet. deze levenswijsheid proevende, naauw
lijks to kiezen: tusschen den epigrammatist en
den denker en vorscher, die in fraayc essays
Ocer den slaap, 0<:e>' den neus, Ocer het lachen
zoo geestig en zoo waar heeft weten te schrijven.
Wij wenschen dit vernieuwde boekjen, dat van
een broeden horizont en even diepe als heldere
levensopvatting getuigt, alweer in veler handen.
30 Okt. 88. ALB. TH.
JUFFROUW LINA. ')
Ev is iets veroiitnistcnds in de ongedurigheid,
de veranderlijkheid, om niet te zeggen do wispel
turigheid, van de supplement-titels, waarmee de heer
Emants, op de eerste bladzijde zijner prozawerken,
die werken karakterizeert. Zoo schreef hij
Jongllolland cu uoemdc dat eeii oorspronkelijke romau",
zoo Op reis door Zweden en noemde dat ./schetsen",
zoo Langs den Nijl, dat den naam kreeg vau
aanteekeuingen", zoo Een avontuur, Najaarsslormen en
Fanny, dat novellen" waren, zoo Monaco, dat
typen" moest heeteri, Goudnkker's illusiën, dat ge
doopt werd een verhaal", terwijl nu ten slotte
Juffrouw Lina is verschenen, door den auteur als
portret" betiteld. Dat de heer Emants, indien
hij nu eenmaal zulke onder-titels een onontbeerlijk
bestand-deel acht van het toilet, waarin hij zijn
geestcs-kinderen uit wandelen stuurt, zijn roman
anders noemt dan ziju reisbeschrijvingen on zijn
novellen weer anders, is heel natuurlijk, maar de
verscheidenheid in het rubricecrcn der kleinere voort
brengselen is ... vreemd. Want de heer Emants
is in 't geheel niet zoo'ii gewone roman- of
feuilleton schrijver, half onbewust werkend, en maar
raak schrijvend al naar den luim zijner toevallige
grillen; iii-tegciidcel, hij is ccn artist vol geweten,
die zeer goed weet wat hij wil cu nauwkeurig ziju
woorden bedenkt voor hij ze neerschrijft.
Het zou iutusschen omioodig ziju op dit
metgewichtig onderdeel vau 's licercu Einauts arbeid
te wijzen, ware het niet, dat men vau dit onder
deel uit, ecu geheele zijde vau zijn eigenaardigheid
kan overzien. Want, even zoo ais hij, in zijn klei
nere voortbrengselen, novellen, verhalen, typen eu
portretten schrijft, zoo doet hij ook iu 't groot
alle genres van literaire produktie aan, cu maakt
hij beurtelings ecu episch gedicht, ecu realistischer!
romau, ecu historisch drama, cu ecu nieuwerwetse!!
tooucelspel. Om dat zoo te doen cu dat superieur
goed te doeu, zou ccn al-vcrmogcml talent noodig
wezen, ecu talent, vau zoo ecu uitgebreidheid als
waarvan ia de geheele wereldgeschiedenis misschien
maar twee of drie voorbeelden te tooncn zijn.
De heer Emauts nu, mist dat talent. Daargelaten
dat ziju reisbeschrijvingen niet te lezen zijn,
tenzij daii misschien juist op nis, maar dan alleen
toch maar op ecu hccle vervelende bummcl-reis,
is zijn roman zwak, ziju epos koud cu zijn histo
risch drama middelmatig. De beste dingen, die hij
gemaakt heeft,, ziju de kortere verhalen, de novel
len. Had hij zich daarbij gehouden, alle volzinnen
nauwkeurig wikkend en wegend voor hij zo schreef,
eu zich,door langzaam te werken,ecu rijkere int nitieve
stijlwetensehap eigen makend, dan zou hij hel., iu dat
genre,waarin hij toch al zulke goede werkje-s leverde,
allicht nog veel verder hebben gebracht. Terwijl uu,
door naar zoo'u uifgebreide verscheidenheid vau
proeluktcn te trachten, do lieer manls, iu zijn
geheel als voortbrenger beschouwd, ecu auteur
geworden is, die niet kan wat, hij wil cu dio ook
niet precies weet, wat hij wil. Il ij heeft, allee u
ccn vage grooUicids-gcdaclitc vau in elc literatuur
alles te willen. Toen hij zijn schrijvers-loopbaan
iu Holland begon, was er, om zoo te zcirgcn, niets
iu de literatuur, dat hem bevredigde, hij zag slechts
leegte, cu daa.eioeir zoo kan men hetzie;h voor
stellen werd hij uog versterkt in zijn idee, van
dat, hij alleen dan wel alles zou doen. ilij had
veel lektuur vau iicgenticiide-ecuwsche auteurs.
Behalve; dichters als Hcinc en Musset, had hij den
Shelle\-groep cu den alzac-groep doorgemaakt,
en toen hij nogmaals tot, ziei;ze!l ze-i: wat doet
men:1 ik wil lilles doen wat men doet, was het
antwoord geweest,: men maakt cjii-ehe gedichten,
historische drama's, realistische rennaus e n nove-lh-n,
cu ziju besluit: o, goed, dan ga ik dit nu ook
allemaal doen. Dit aan zijn krach),-u onevenredig
besluit vau elc/.on sym[>ailiickeii cu vol-karucndcu
werker, van dezen, per slot, van rekening, echter
zwakken kunstenaar, kuineidccrde op im'rkua.irdigii
wijze met e!e; litcratuur-omstaudiirhcek'U van den
tijd vau zijn optreden. "U auf hij was toen buiten
twijfel de beste, zuivcrsic, meest scricus-literairc
auteur vau ziju haal. Dit, had natuurlijk ten ge
volge, dat, liij niet begrepen, weinig yelezcn, uiet
tiisschci
begrijpt, CH lief jonge, dat. hem over
een soort vau kilheid, van onhelderheid, van
heid, iu de leltcrkiuidige; situatie vau den
Emaiifs. !)e oude; h'ttcvkuiuiigc; part;
gispt hem en verzwijgt hem, e'c jongere L-'u hem
niet, bewonderen, kan haar gevoel voor hem uict
vcrdeu' ivkheu elan tot e'cu oprechte; h'h-'
1);; heer .Kmaut.1-, int asschcn, die1 nuoii.
liefhebber vau prokiamatics cu theoreii
tooge.'ii is ge'\ve:cst, eiie; van oo;'e'fe:e-l is,
liever stilletjes moet doen Ju plaats van luid to
schreeuwen wat men gaaf. wil of zal doe-:i, do
heer Kmauts arbciut, kalm voort, in de verschillende;
genres, waariu lui zich, toen In; heu'on,
\oorgonomen heeft Ie We'ikcn, en heeft op du: nianici
nu pas w c ("T Jii//'i'onio Lam, een ..piiitivt",
uil
J;t//i'itiiw J^itia bchaiulclf 's \,e; eai _Finau).s
bekend thema: ccn zenuw-zieke- vro:iw, '.vier ge
stel, samen met elc uit elat gestel zeil' hall'en half
voortkomende lotgevallen, haai1 iiood/akeliik totdea
(ii i alen zelfmoord voert. Hut. is zteT knap,
analytisch weik. lic t is heel cu al l,et, ivzultaal,
vau efc leu'nslieschouwing eu van eie
kuiist-epvaiting vau iemand, die, in den leeftijd, dat elc
h'Vcnscii kiinst-iilcën, bestemd om voor-wcel ecu !cvc:i
te behcen'sciicn zich iu beau vcsi ivJe'ü, ehior eh:
IS aiuigcgivpen, cu euo (Hls als wn--g;:e-i'iiïe bazis
voor ziju episch prozakuust-wcik elc c: nhcid \au
het morcelc cu het i'yzicke, vau het geestelijk en
stoffelijke: in den mcii.sch aanneemt.. Aan iemand,
die, vau Jii'JI'roaw Una sprekend, elcu hce r Kmauts
zou toevoegen: maar . . . de; ziel is alVe/.ig, dat
zijn mcnschcu zonder ziel, die gij daar beschrijft",
zou de auteur met, recht kunnen aul»oorden; -J'eu
corivieus aiscuient, piiisque je l'ai voulii ainsi". -)
Met J tijfi-dino Lina heeft de heer Uinauls ecu
uiceiwe; Uhul/.ijdc beschreven vau hè1! groülo bock
der fvziologic van iiet mcnsehelijk-gcslaehf, dat
cciiige: romanciers van de; laatste helft, dezer eeuw
aan het samen-stellen zijn. Jt'J/'i'o/ti'; Litui is ecu
organisme, een abiiormaal-nerveus vrouwcngcstcl.
De analyticus plaats ziju sujet in ecu zekere om
geving, cu bestudeert dan nauwgezet hoc het, sujet
op do omgeving, hoe \vcderkeerig elc omgeving op
het sujet van invloed zal zijn, en welk eind-gevolg
dit gckomplicccrd agcercu cu rcagccrcn hebbeu
moet. De aard-bol, met, haar natuur", de
nierischen-iiatuur inbegrepen, is ecu groot
nuclianisme, ceu groote mechanisch georganiseerde"; naar
duizeudc kracht-wcttcu werkende machine. Hier
van neemt de romancier het mechanisme der
meuschhcid tot ziju speciale studie. De abnormale
gevallcu, de verschillende zielsziekten, zijn zijn
eigen