De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 2 december pagina 1

2 december 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 597 DE AMSTERDAMMER A°. 1888 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken ^.terdagavond. uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 2 December Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel , 0.40. I N H O U J>: VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON : Een dag op den Atlantischen Oceaan, IV, (Slot). Gemeentezaken II, door Nemo. Brieven uit Groot Mokum, door Dandoly. Uit de Residen tie, doorWttenhage. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek in de Hoofdstad, door F. Die Malerei auf der Münchener Jubilaums Kunst-Ausstellung von Ludwig Pietsch, beoordeeld door Alb. Th. VARIA. Herdenken, ook Gedenken, (Slof), door F. A. B. SCHAAKSPEL. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. - INGEZONDEN. ' RE CLAMES, BEURSOVERZICHT. ADVER TENTIËN. Van verre en van naby _ De Duitsche Rijksdag heeft deze week zijne zittingen begonnen. Troonrede en begrooting gaven eene ongezochte aanleiding om het gebied der algemeene politiek te betreden, hetgeen in dit lichaam slechts bij hooge uit zondering geschiedt, wanneer de eene of an dere groote rede van den heer Von Bismarck de in den regel met onverbiddelijke gestreng heid gesloten deuren van dit heilige der heiligen opent. De rijkskanselier heeft tot nu toe niet het woord gevoerd, maar het was de heer Liebknecht, een der leiders van de Duitsche sociaal-democraten, die zich het eerst op een meer algemeen standpunt plaatste. Uit gaande van den steeds toenemenden last der militaire uitgaven en eindigende met den wensch, dat eene door Duitschland voor te stellen algemeene ontwapening aan den onhoudbaren toestand een einde mocht maken, toonde de spreker aan, dat die toestand het gevolg was van de wijze, waarop het Duitsche rijk was ontstaan. Niet van beneden, uit de breede massa des volks, maar van _ boven was de drang ge komen, die de eenheid had tot stand gebracht. En tegelijker tijd was door de annexatie van Elzas en Lotharingen eene groote politieke fout begaan. Had men die provinciën niet tegen haren wil van Frankrijk losgerukt, dan zou men niet zeventien jaren lang heb ben geleefd in gestadige vrees voor een nieu wen oorlog. Maar zelfs onder deze omstan digheden wilde Frankrijk, naar de overtui ging van den heer Liebknecht, den oorlog niet. Dat het hem en zijnen geestverwanten aan liefde voor het vaderland zou ontbreken, was, volgens den spreker, eene volkomen onge gronde beschuldiging. Van Fransche zijde had rnen zich trachten te vergewissen, welke de hou ding der Duitsche sociaal-democraten zou zijn in geval van een nieuwen oorlog. Het antwoord was geweest, dat wanneer Frankrijk den aan val begon, de sociaal-democraten zich even als alle andere Duitschers de verdediging van Feuilleton. !en jan op den Atlantische! Oceaan. (Uit onuitgegeven reisherinneringen), door L. B. VAN HEEMSE. III (Slot). Weinige minuten na de begrafenis kwam de kapitein weer op het dek. Hij had een mandje bij zich, waarin eenige Duitsche Nieuwe Testamentjes, een pak Duitsche en ook een pak Engelsche traktaatjes waren opgestapeld. Het Britsche traktaatgenootschap en andere En gelsche vereenigingen ter bevordering van godsdienstzin, hebben de gewoonte schepen en vooral de stoomers der emigranten-lijnen van godsdienstige lectuur te voorzien. Den gezag voerders wordt verzocht des Zondags, en zoo dikwijls zich eene geschikte gelegenheid voor doet, uitdeeling te houdenDe kapitein naderde met zijn vrachtje tot aan het touw, en den Hollandschen Jood aan de andere zijde in de nabijheid in het oog krijgend, wenkte hij dezen en zeide: »Ha, daar heb ik je. Ge zijt mijn man Ge moest deze dingen eens onder di'e Dutchmm uikleelen." Zooals zoovele domme Engelschen, meende de kapitein _ blijkbaar, dat de nakomelingen der Nederduitschers van weleer nog ne taal spraken met de stamverwante afstammelingen der Hpogduitschers van vroeger. Dat er twee verschillende talen zijn: het Loir Dntch van vroeger, thans Dulch geheeten (Nederduitsch, thans Nederlandsen of nog beter Dietsch), en het High Dutch, het tegenwoordige Ge.rman (Hoogduitsch, thans eenvoudig Duitsch) ge noemd, was hem onbekend. De Nederlaudsche het vaderland tot een duren plicht zouden rekenen. In scherpe woorden keurde de heer Lieb knecht de opruiende politiek der officieuse pers in Duitschland af. »Het reptielenfonds oefent een grooten invloed uifc op onze pers; in het buitenland kan men niet altijd onder scheiden, of een artikel van de Norddeutsche Aügemeine Zeitung alleen de meening uitdrukt van haren redacteur, den heer Pindter, of wel die van een achter hem staande machtige persoonlijkheid. Zoo wordt ten opzichte van het buitenland het giftige zaad door de Kartellpers verspreid. De Rijksdag moest er voor zorgen, dat het eeuwige stoken, het eeuwige sabelgekletter ophield. Soms trekt men ook tegen Rusland te velde en thans wil men zich Rusland weer te vriend maken. Maar wat heeft ons het Wettkriedicn vor Ruszland, wat heeft ons onze houding in de Bulgaarsche quaestie gebaat? Van Rusland kunnen wij den vrede nooit verkrijgen. Rusland kan zijne veroveringspolitiek niet opgeven. Wij moesten ons met Frankrijk op vriendschappeliiken voet stellen. Maar in Frankrijk heerscnt thans het demokratische beginsel, en die ontwik keling wil men van de zijde van Duitsch land storen. Frankrijk kan in zijne tegen woordige omstandigheden niet denken aan een oorlog, die de vernietiging der republiek zou zijn. Het Duitsche rijk moet waardiger optreden, en niet zoo zenuwachtig, niet zoo dasz Itcute heisz, morgen kalt rjebkisen wird. In geen land bestaat bij de verkiezingen zulk eene ophitsing als hier, waar men elkander wederkeerig van pogingen tot landsverraad beschuldigt. Dezer dagen zal iedere Rijksdag en iedere Landdag tot op zekere hoogte een product van den angst zijn, zoolang de offi cieuse pers blijft ophitsen. Dat is onwaardig, dat is nietswaardig! Daaruit trekt men in het buitenland voor Duitschland's kracht en over zijn karakter ongunstige gevolgtrek kingen." De sociale politiek der regeering vindt bij den heer Liebknecht eene afkeuring, die men niet in alle opzichten billijk kan noemen, al laat het zich begrijpen, dat de socialistenwet en de verregaande willekeur, waarmede deze wordt toegepast, den spreker bitter stemde. »Men houdt ons het lokaas der zoogenoemde sociale hervorming voor." zeide hij. »Maar op den naam van zulk eene hervorming heeft slechts datgene aanspraak, wat de sociale quaestie uit de wereld helpt, zoodat zij, die de waarde voortbrengen, daarvan, ook het genot hebben. Eene regeling van den arbeid, dat is de sociale hervorming'. In de eerste memorie van toelichting betreffende het Unfallgesetz is het rondvveg erkend, dat daar bij slechts sprake was van eene gewijzigde organisatie der armenverpleging. Met al uwc sociaal-politieke wetten hebt gij geen enkel persoon eene ondersteuning verzekerd, die hij niet reeds vroeger, ook zonder die wetten, zou hebben gehad." In tegenstellinghiermede hebbende Duitschvrijzinnigen hunne vroegere afwijzende houdi ng landverhuizers, voor wie de goede gaven in de eerste plaats bestemd waren, hadden er dus niets aan. Onze voormalige landgenoot aanvaardde natuurlijk met heel veel genoegen de opdracht. Dat hij uitgekozen was om onder deze Christen-menschen boekjes en geschriften over hun geloof uit te deelen, maakte hem weer een belangwekkend perspon in eigen oogen. Men kon het hem aanzien dat hij zich gevoelde Op luiden toon kondigde hij dan ook den omstanders zijne opdracht aan, eerst in het Duitsch en daarna in het Engelsch. Terstond was hij _dooi'T toegestoken handen omringd. De weinige Nieuwe Tcstamentjes, kwamen op een paar na in handen van Duitsche land verhuizers terecht, maar van de Duitsche en Engelsche traktaatjes deelde hij maar dapper rond, al verstonden de menschen ook geen woord van een der beide talen. Slechts wan neer een Ier wat al te dringerig was, om mede van de partij te zijn, werd hij lang niet malsch afgesnauwd, ongeveer op deze wijze: »Je bent immers een Ier? Ben je niet? En je weet wel, dat je die dingen niet lezen moogt. Dat is immers niet van je Geloof. En Duitsch versta je niet. En kun je wel lezen ?" In minder dan drie minuten was de gansche voorraad uitgedeeld. Het gaf mij den indruk dat er groote behoefte aan papier onder de emigranten was. Ik zag een Ier, die een paar traktaatjes was weten machtig te worden, een stuk kaas uit zijne borstkleeding nemen, en de in octavo-fonnaat net gedrukte en nog \vel met een titelprentje voorziene geschrift jt>s dienden tot omwikkeling! Waarschijnlijk was dit stuk kaas nog een overblijfsel van hetgeen den twee armen Polen eenige uren vroeger was ontstolen. Het nut van traktaatjes moge betwist wor den ik ben overtuigd, dat eene uitdeeling onder landverhuizers, die al eenige dagen op tegenover de sociale hervormingspolitiek, voor zoover die zich openbaart in de wetten tot verzekering van den arbeider tegen ziekte, ongelukken, invaliditeit of ouderdom, niet slechts opgegeven, maar zelven voorstellen tot uitbreiding der reeds bestaande bepalingen ingediend. Deze bekeering is zeker een ver blijdend verschijnsel. Het beginsel van het laisser faire is voor hen, die den strijd des levens eenigszins goed toegerust aanvaarden, zoo eenvoudig en zoo gemakkelijk, en het klinkt zoo fraai, elke poging om de minder bevoorrechte klassen te beschermen tegen exploitatie, als een inbreuk op de vrijheid van contract en op de wet van vraag en aanbod te brandmerken, dat het lang volgehouden doctrinarisme der volgelingen van den heer Richter hierdoor wel eeuigszins verklaarbaar wordt, te meer omdat men in Duitschland juist niet door overmaat van vrijheid is verwend. Ge lukkig wint de overtuiging veld, dat de vrij heid voor het individu niets beteekent, als men van haar geen gebruik kan maken. «Wan neer de arbeiders in zoodanige economische afhankelijkheid van hunne werkgevers verkeeren, dat zij niet meer in staat zijn, om tegenover deze hunne vrije besluiten door te voeren, althans niet zonder gevaar voor hun bestaan, dan moet eene hoogere macht, de wet, hun beschermend ter zijde staan. De wet richt zich in dit geval, zooals men tel kens op nieuw moet verzekeren, volstrekt niet tegen den afzonderlijken ondernemer De afzonderlijke fabrikant is, bij de tegenwoordige wijze van productie, machteloos tegenover zijne concurrenten ; hij moet juist zoo ver gaan in het exploiteeren van den arbeidsdag en van den arbeid van kinderen en vrouwen, als zijne concurrenten doen. Hij kan dus ook met den besten wil niet afzonderlijk op treden als hervormer op dit gebied, Slechts eene wet, die aan alle concurrenten op een zelfde economisch gebied, dezelfde verplich tingen oplegt, kan hierin verbetering brenfen in het belang van de onbeschermde areiders en in overeenstemming met de ont wikkeling der fabriekshygiëne. De hooge beschermende invoerrechten in Duitschland en de onder deze omstandigheden als padde stoelen uit den grond opschietende prijscoalitiën van groot-industrieelen, verrijken, gelijk de Duitsch-vrijzinnige partij, even als wij, dagelijks aantoont, de fabrikanten op kosten van het volk. Des te gemakkelijker zullen dus wettelijke bepalingen in het belang van de arbeiders en van het geheele volk door dezelfde fabrikanten te dragen zijn eene conclusie, die voor de Duitsch-vrijzinnigen zeer nabij lag." Zoo schreef' dezer dagen de Frankfiirtur Ze.üung. De conclusie is thans door de Duitsch vrijzinnigen werkelijk gemaakt. Natuurlijk niet zonder eenig voorbehoud. Toen de heer Eugen Richter in den Rijksdag over de begroeting het woord voerde, wees hij op de zonderlinge tegenstrijdigheid in de houding der_ regeering, die door een systeem van wet telijke bepalingen wil zorgen voor den arbeizee zijn, altijd welkom zal wezen, want ze zijn zeer dienstig en worden dan ook gebruikt tot allerlei doel. Eenige hceren stonden op het achterdek met elkaar te praten. »'t Is toch opmerke lijk'' zei er een: »dat de dood van dat kind al drie dagen te voren was aangekondigd". »lk begrijp U niet" zei een ander. »Wel, ge hebt toch ook dien haai gezien, die achter het schip aanzwom. Ik had het al dikwijls gehoord, dat als er aan boord iemand zal sterven, een haai soms dagen lang het schip nazwemt. Dat ruiken ze, zegt men. E u ik heb er den tweeden stuurman naar gevraagd, en die zei. dat het altijd uit kwam, en dat hij het al dikwijls had bijge woond. Vroeger dacht ik ook, dat het maar een praatje was, maar nu heb ik den haai toch zelf gezien, en binnen drie dagen ging er een lijk in zee, al was het dan maar van een kind." ?Ja, ik heb den haai ook gezien", zei een derde: »en 't is zeker opmerkelijk." Ik was dien dag aan meer dan een soort van godsdienst herinnerd : allerlei leerstellin gen, die met liet begrip van een leven na dit leven in verband stonden, waren mij voor den geest gekomen; en te midden der slui merende gedachten van twijfel en ongeloof hadden tchoone, onbegrijpelijke woorden van een Geloof', dat over dood eu verderf en ver gankelijkheid zou zegepralen, in mijne ziel ge trild als eene echo uit een vroom verinden. En daar verscheen nu ten slot te ook hel Bijgeloof, dat overal op de levensreis Ie vinden is, op het onverwachts soms om gehoor verzoekt, en zooals nu weder het geval was al heel dikwijls vindt. Tegen het vallen van den avond hoorde ik gedurig strijken op de snaren eener viool. der in geval van ziekte, ongeval, invaliditeit of ouderdom, maar hem tevens, door een sys teem van invoerrechten, dat de eerste levens behoeften duurder maakt, het sparen in den besten tijd des levens bemoeilijkt. De tegenstrijdigheid is onmiskenbaar. Ge lukkig wordt alleen van de regeeringspartijen gevergd, dat zij haar zullen loochenen. De overige partijen zullen hare zelfstandigheid het best toonen, door de rol van oppositie quand même te laten varen. GEMEENTEZAKEN. II. De hoeren hadden spraakwater gedronken Woens dag on Donderdag. Van Woensdagmiddag n uur af tot Donderdagmiddag half zes hebben de luidjes aan nen toer gepraat. Zij zijn maar even naar huis geweest om te eten en te slapen. De advocaten waren dan ook woer aan den gang en die praten zoolang als er wat te praten is, net a!s oen briovenbesteller zoolang loopt als hij brieven te bestellen heeft. Wc hebben in do thans, goddank, geëindigde reeks van avondzittingen hooren verzekeren dat recht precies hetzelfde is als billijkheid. Vroeger had oen raadslid, de hoer Jletclorkamp, dat met zijn burgermansverstand niet kunnen begrijpen, nu was de heer Ankersmit met zijn koopmans verstand weer zoo dom. Maar de boeren do Vries en Pijnappel wisten het de burgerlui en do koop lui zoo duidelijk aan het verstand te brengen, dat ze altemaal hun mond maar hielden, doch met gezichten waarop duidelijk te lezen stond: En toch is het niet waar ! Recht is eigenlijk niets anders dan geschreven billijkheid, zoi mr. Pijnappel. En dat vind ik een zeer goede definitie. Zoo is ook eene acceptatie van een zekeren heer Nemo geschreven geld; maar ofschoon dio heer een van mijn beste vrien den is. heb ik toch veel liever gewoon geld, al waren het gouden Willempjes. Ik geloof dat de hoor Ankersmit or in zake de billijkheid precies zoo over denkt. Dit was intusschen maar ne kwestie van do vele, die in deze drie zittingen ons bozig hielden en die eigenlijk mot de zaken weinig ot niets te maken hadden. Die zaken waren do kliekjes van de vorige vergadering -. de electriscbc verlichting en do tramlijnen-Sanders & Co. De electrischo verlichting was blijkbaar zorg vuldig in do vliegenkast opgeborgen geweest, zoo frisch en geurig kwam zij weer op tafel; on wat IJ. en W. voor een conservatief in den schotel tramlijnen gedaan hebben, dat die, boe dikwijls ook opgewarmd, weer altijd mot evenveel smaak genuttigd n-ordt, dat is een ondoorgrondelijk ge heim voor me. Als kinderen op oen schotel rijstenbrij zoo vallen ze er op aan. Ik wed, dat do lijfartsen van onze vroede mannen hot deze week druk zullen bobben. En toch, niettegenstaande die gulzigheid is van de ne tramlijn, die word voorgediend, nog een heele tramlijn overgebleven, dio we bij eeno vol gende gelegenheid (wanneer weet de goode God) zullen trachten to verorberen. I lot is te hopen. Bcgeerig te weten wat dit toch zijn mocht, ging ik naar het midden van het schip, waar ik bemerkte, dat hot geluid uit de landveihuizerskajuit opsteeg. Een groepje mensehcu tuurde dooi' de opening van het trapluik. Ik voegde mij bij^heu. Daar beneden brandde reeds licht. En nu zag ik bij het schijnsel van een dikke olielamp, een der koinbuisinannen op een viool krassen. In de kleine ruimte tussehen trap, tafel en het beschot der slaap hokken had zich een kring gevormd en daar in werd, zoo goed en slecht als hot ging, ge danst. Tot groote pret der omstanders "strui kelde en viel een paartje en was zelfs oor zaak dat ook het tweede tuimelde. Een vroolijko verwarring, gegiechel eu gejoel volgde, en zelfs de speelman moest door 'een lachbui ophouden met strijken. Maar weidra begon hij weer lustig te vedelen en de wijze klonk mij in de ooren als een straaldeun uit mijne kinderjaren : «Schep vreugde in 't leven!'1 Dit tooneeltje viel voor op dezelfde plek, waar 's ochtends het kind der Betuwsche land verhuizers had liggen sterven. Later op den avond, toen er slechts weinige» personen meer op het dok waren, zocht ik mij een beschut plekje achter een boot en tuurde naar de golven. Het was ecu duistere nacht, maar tussciien de wolkengrocpen, die naar het oosten dreven, flikkerden de sterren. Aan den westelijken gezichteinder verzwonden de laat ste liclitneveleu van den voorbijgeganen dag, de wind was iets sterker dan in den voor avond en de zcc phosphoriseerde prachtig. liet achterschip dunste met ongelijke, tempo's in schuimend melkwitte golven, die bruisend tegen het boord aanklojsten. Het zog achter het schip scheen een geslagen lichtende melkstroom, waarin diamanten tintelden en nu en dan vurige vonkjes opspatten. Ter zijde, on slechts een el of vier van de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl