De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 2 december pagina 3

2 december 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 597 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Staat volstrekt niet op de adviezen van Gijsbert Karel in 's lands raadzaal was gesteld, en eindelijk zelfs zoover ging dat hij den gouverneur der provincie opdroeg te zorgen dat Gijsbert Karel niet opnieuw door de Staten naar de Eerste Kamer werd afgevaardigd. Aan die stuitende op dracht werd echter geen gevolg gegeven. Te Scheveningen wordt heden de aankomst van den Prins van Oranje uit Engeland in 1813 nage bootst, door een gedaehtenisrede in de Hervormde kerk godsdienstig in herinnering g«,bracht, en door een optocht in het feestelijk versierde dorp gevierd. De hoofdstraat de Keizerstraat prijkt met twee schoone eerepoorten, die o. a. door de ver siering met witte en bruine vischnetten de aandacht verdienen, en in 't algemeen ver boven de gebrui kelijke Haagsche eerepoorten uitmunten. Heden avond zal het dorp illumineeren, als weer en wind dit ten minste toelaten, en de oude Scheveningsehe weg zal bij deze gelegenheid van gemeentewege door vetglaasjes meer dan gewoonlijk worden ver licht. Op geregelden afstand is n. 1. ter weerszijden van den weg een houten ster aan een boom ge slagen, bestemd om zes lichtjes te dragen. Zooveel althans heb ik gisteren van de toebereidselen ge zien. Ik vind het slechts jammer dat als men eens den ouden Scheveningschen weg buitengewoon wilde Verlichten, daarmede niet tot een zomeravond werd gewacht. Het gure weer en de bladerlooze boomen zijn weinig geschikt om het thans te doen. De wensch door enkele lieden kenbaar gemaakt, dat de Haagsche burgers heden avond nu ook zouden illumineeren, omdat zij het op den 17den November jl. haddden vergeten, zal zich naar ik verneem tot een drietal winkeliers bepalen. Op last van het gouvernement wordt een onder zoek ingesteld naar al hetgeen er voorviel bij de schipbreuk der Fransche bark Ango. Er is dus kans dat de kustwacht met het oog op het stran den van schepen en het reddea vau mensehenlevens, als schipbreuk niet meer te voorkomen is, behoor'~~ïijk zal worden ingericht. Dat is inderdaad zeer noodig, want het blijkt thans dat bij goede voor ziening alle schepelingen hadden kannen gered worden en zelfs de bark niet had behoeven to stranden. Te half twee uren werd van den vuurtoren reeds op gemerkt dat de bark in nood verkeerde. Daarom werd geseind dat men het anker moest uitwerpen, maar de schepelingen hebben dit niet gezien, althans niet begrepen. Ware de bark geankerd, dan zou men om een stoomboot hebben getelegrafeerd, die in twee uren aanwezig had kunnen zijn om de Ango op sleeptouw te nemen. Maar nu ligt de vraag voor de hand; waarom is niet terstond) om een stoomboot getelegrafeerd? Ongeveer 3 uren later strandde het schip. Er was dus voldoende tijd om het onheil te voorkomen! Verder blijkt: dat de reddingboot in onvol doenden toestand verkeerde, dat de bemanning op twee personen na teveel jenever gedronken had en sommigen zelfs in zeer kennelijken staat waren; dat de man, die de boot in zee zou rijden, begon met te reclameeren omdat hij bij een vorige ge legenheid niet was betaald; dat iedereen kommandeerde, maar een bevelhebber ontbrak, ter wijl geen der reddingsmannen geoefend was om de boot in zee te brengen en om te roeien. En aangaande het vuurpijl toestel, dienende om een lijn te werpen tot verbinding met schipbreukelingen, blijkt dat Thomas, de Scheveningsehe smid, de eenige man was, die geoordeeld werd het te kunnen bedienen; maar dat genoemde Thomas, die overigens een knappe smid moet zijn, volstrekt onbedreven is als vuurpijlschieter, zooals reeds een paar jaren ge leden, toen met den toestel op een mooien zomerochtend een lijn over het badhuis zou worden ge worpen, was gebleken. Gezegde Thomas nu was in een der villa's van het Van Stolkpark bezig een kachel te zetten, toen zijne tegenwoordigheid reeds lang aan het strand gewenscht was. Toen hij na vele, zeer vele toebereidselen om toch juist te mikken eindelijk een pijl afschoot, vloog deze wel de lucht in maar met een verkeer den boog landwaarts en kwam terecht in de stceukolenbergplaats van het station van den Rijnspoor weg-tram! Twintig minuten later was er gelegen heid een tweede pijl af te schieten. Die bereikte het schip echter niet en toen was hot ook al te laat. Ziedaar uit hetgeen mij door een ooggetuige werd verhaald, het meest kenmerkende in deze treurige zaak. Het wrak ligt op ongeveer 400 meter van den duinvoet en lokt dagelijks vele Hagenaars naar het strand. Voor de tramoiideriiemingen is het een buitenkansje. WTTENHAGE. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM, Zoo komt er dan wat leven in de brouwerij; ik bedoel in die der schrijverij over tooneelzaken. Een kennis-, smaak- en talentrijk floogleeraar, die het idioom van Mevrouw Damala volko men' meester is, laat zich door zijn geestdrift voor de Diva, de Fee", zoo ver vervoeren, dat hij een deftig kollegie een zwierig lint laat strik ken om den komplimentenboeket, dien hij haar met gracelijken eerbied in don schoot werpt. Een paar argloze tooneelvrienden hebben iets vreemds ontwaard, toen zij getuige van dit schouwspel waren, en hebben het hierin gezocht, dat derge lijke ovatiën, aan nederlandsche kunstenaars ge bracht, niet in het officieel orgaan" (?) van hot Ned. Tooneelverbond" waren opgenomen. Zij meenden ook, dat het weinig aanmoedigend was voor angeJtende tooneelvirtuozen, dat men het een dwaasheid noemde Sarah Bernhardt te durven nastreven: maar het unheimlidie, dat ze bij zich waarnamen, had een heel andere, en wel boven aangegeven reden. Daarom ook had de Hoogleeraar zich niet moeten verdedigen, on liever met een glimlach moeten erkennen, dat inderdaad een komplimentjen, aan een fransche aktrice op rose geparfumeerd papier toegezonden, heel goed de onderteekening of de vlugge paraf van een man van de waereld (al is hij er nederlandsche Rijksuniversiteitshoogleeraar bij) kan dragen, maar zich minder goed leent om door zeven deftige nederlandsche bestuursleden", van heinde en ver te-zamen-gekomen, te worden onderteekend. Het andere aardige geval is de whimsical paradox, waarmee een bekwaam kritikus Mevr. de Vries, als iemant van eene al te opulente beauté, nu maar in eens het optreden in eenigszins jonge rollen onmogelijk wilde maken, en daarom voor sloeg de rol va» Mrs.Clarkson,\n DeVreemdelinge", en voortaan Qoka,llegrande-coquette-rollen in handen te leggen van Mej. Marie Lorjé! Ook dit is,door dezen en genen ernstig opgenomen, en toen de Heer Simons zich een weinig in het gedrang vodöe komen, zeide hij, dat, mocht Jufv. Lorjévoor 't oogenhlik nog niet tegen die taak opgewassen zijn men al doende leert! Nu deze auteur toch zoo wat begon met schoon schip onder het oudere tooneelpersoneel te willen maken, kon er, meende hij, met-een wel mee door, dat er ook iets ter zuivering van het répertoire werd gedaan, en dat men vast aanving met van het misverstand te-rug te komen, als of Sardou een groot tooneelschrijver zou wezen, Sardou een groot tooneelschrijver! het mocht wat! Deze Fransche auteur munt [wel] uit in technische vaardig heid, in de kunst van 't opbouwen eener han deling, in geest, vindingrijkheid en vernuft" maar hij is en blijft een tooneelgoochelaar";zijn gevoel is voorgewend'' en oppervlakkig", en die meegaan in de stemming, die hij huichelt, heeft hij bij de neus gehad: neen. noch Les bourgeois de Pont-Arcy, noch Maison neuve, noch Dan:el Rochat, noch NOS bons vülageois, noch NOS intimes, noch Les pattes de mouche, noch Fédora hebben eenige kunstwaarde. Neen, dan zult ge van Henrik Ibsen wat anders beleven. Dat mag droog, dor, koud, vindingloos, nuchter, huisbakken en vervelend zijn het is goede,solide kost: daar is geen schijnheroïsme" en wordt de zedelijkheid" niet door verdraaiing der waarheid gekwetst". Het ongelukkigste van de heele zaak is echter, dat ons publiek misschien de werken van Ibsen niet waardeeren" zal, om dat zijn smaak door Sardou en zijn navolgers (?) bedorven is. Neen, Sardou is geen haar beter dan Scribe, en ons publiek heeft zich schromelijk vergist, toen het La, Calomnie van den laatste ging verkiezen boven den Lasteraar van Kotzebue. Die fransche school, dat is alles h heren-Töchter-Romantik, overdreven, glimmende ly riek en rhetoriek" en n zephyrtje van waar heid" (uit den mond des redakteurs van het week blad Het Tooneel") is voldoende om de holheid harer voortbrengselen weg te blazen als kaf." Wat sommigen, die wagen van een andere meening dan de Heer Simons te zijn, echter nog tot troost kan verstrekken, is: dat hij elke re prise" der fabricaties" van Victorien Sardou toejuicht", om dat daardoor hare zeepbelachtigheid" meer en meer aan het licht" treedt en dit dus het middel is om die stukken voor goed onschadelijk" te maken. * * Er behoort wel eenige moed toe, om, na het over de fransche tooneelkunst onzer dagen gevelde vonnis, nog to blijven getuigen, dat Le cas de conscience" van Oetave Feuillet, den auteur van Le roman d'un jeune homine pa.uvre" en Montjoye", een juweeltjen is. Te meer om lat, por slot van rekening, zulk een stelling niet te bewijzen valt. Kan iemant, die in esthetika gelooft, onmogelijk toegeven, dat over de smaak niet te twisten valt verder dan eene ontwikkeling en staving van beginselen kan men het toch eigenlijk niet bren gen; en de tegenspreker kan altijd, als men tot de toepassing komt en op het kunstwerk wijzend, zegt: Zie, daar is het nu in wezen, wat ik in theorie omschreef', andwoorden: ik zie het niet." Maar ik beroep mij op den overvollen schouwburg, den ingehouden adem en de vochtige oogon van het publiek; en ik daag den tegenspreker uit, als hij de deugden niet zien wil, die wy met den vinger aanwijzen, dan ons de gebreken te toonen, die hij wraken wil. Het stukjen is ruim twintig jaar oud; maar blijft frisch en vol treffende waarheid. Zelden zag ik den Heer Clous met zoo veel meesterschap een rol vervullen als die van den goeden en begaafden Don Juan" Eaonl de Manere, in deze Gewetenszaak". Ook Mevr. Pauwels-van Biene, na haar herstel hartiijk verwelkomd, speelde voor de Grann met uitiiemendcn takt; hare overgangen waren mot de ware kleur aangezet en, met den Heer van Schoon hoven in het ankadrement, kregen wij een ver rukkelijk gevoöls- en zedetafereel. 't Is wel wat veel op n avond dit dramaatjen en een der boste blijspelen van Justus van Maurik te geven. Janus Tulp" werd als altoos met rerre vertoond. De Heer Jacq. do Boer vervulde do titelrol. Zijn uiterlijk en de geheele opvatting van zijne partij verdient al den lof. waar zijn talent aanspraak op geeft, ofschoon do lieer Bigot, in die rol, nog ruim zoo humoristiesch was. Betje was Movr. Stoetz, Marie, Mevr. Rössing, Barend, Schulze, de Jonker van Rietheuïel, Clous, Brand, Wensma, en Wïllem, Schwab. * * Tot do grootste voldoeningen, die eenige Schouvvburgdirektio sedert vele jaren heeft kunnen smaken, behoort ongetwijfeld die van een Hollandsen Zangspel ten tooncele te hebbon kunnen brengen van eene zoo uitstekende Dualiteit als de nieuwe, oorspronkelijke Opera" van den Heer C. van dor Linden. Het is eene niet geringe eer voor onze stad, dat zij, in dezen komponist on kapelmeester, een zoo rijk begaafd kunstenaar heeft kunnen aanwinnen. Wij hebben aan Dordrecht grooto ver plichting, dat zij ons hem heeft afgestaan: want de naam, die als komponist de schoone partitic van Catharina en Lambort" ondcrtoekend lieel't, schittert van een niet gering glorielicht. Ik laat aan bevoegden over het muziekstuk in zijne deelen te scheiden en in bizouderhcden te beoordeelen: maar als ik in naam van de Muze der dicht kunst het woord zou nemen, zoi\ ik getuigen, dat met groote vindingrijkheid, diep gevoel en Inchtigen takt al de ideën, dio in het libretto uitge sproken of ook maar aangegeven zijn, kleurrijk zijn gemuzikalizeerd. 't Is jammer, dat de schrijver van don text niet op de hoogte van den toondichtcr heeft gestaan, maar het is des te bewonderenswaardiger, dat op dit gebrekkige weefsel zulke beurtelings heerlijke en tedere muziekbloemcn geborduurd zijn. Toch is het beloop der feiten vrij gelukkig gevonden en de toestanden veroorloven, dat er ariaas, meer stemmige stukken en choren ten gehoore worden gebracht, die u een zuiver dramatiesch muzikaal genot opleveren. Ik wil even-min in bizonderheden mijn oordeel over den text rechtvaardigen, als ik den inhoud van het tooneelspel verhalen wil. Ik wil het ge noegen, de geestdrift van de kunstvrienden, die ik ten sterkste aanraad dat werk te gaan hooren en zien, door zulke mededeeling niet verminderen. Men zal zeer voldaan huiswaards keeren: onder anderen ook om dat de Heer van der Linden zulke intelligente, ijverige en talentvolle tolken voor zijn werk gevonden heeft, in de Heeren Orelio, van den Kerckhoven. Schmier on Derickx en in de Dames Orelio-van Zandt en Albers-Jahn. Het is zeer te wenschen, dat onze stad- en landgenoten, door een druk bezoek, toonen zullen op prijs te stellen, dat wij trotsch kunnen zijn op eene oorspronkelijke hollandsche opera van zoo veel beteekenis als het meesterwerk van den Heer C. van der Linden: hier zijn melodiën, hier zijn harmonié'n, hier is muziek, en alles ondergeschikt gemaakt aan het charakter van de vertoonde tijd en personen. 30 Nov. 1888. Alb. Th. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. In mijn vorige Muzikale kroniek iu dit, blad sprak ik met een enkel woord over Programma muziek, iu verband met de Romeo et Julictte van Hector Berlioz. Ik wilde hierop nog even terug komen. Mijne bedoeling iu deze kroniek was niet, Programmamuziek a priori af te keuren; slechts verlang ik of eeu genoegzaam verklarende» tekst of geen tekst. Beethoveu's symphonie pastorale schil dert slechts een algemeene stemming, die van de liefde van den meuseh tot de natuur. Maar Berlioz schildert in Romeo niet alleen de liefde van den eenen mensch tot den anderen, maar de spe ciale liefde, onder speciale omstandigheden cu op een speciaal oogenblik; van een spccialeu mensch, Romeo, tot, ecu andereu speeialeu mensch Julictte. Welnu, ik beweer, dat dit programma of te onvol ledig of te volledig is! Te onvolledig omdat er M te veel aan de fantasie vau den hoorder wordt overgelaten; of te volledig daai1, tenge volge van de bijzondere voorwaarden, waaronder de menschelijkc liefde hier verschijnt, ons algemeen inenschelijk gevoel niet getroffen wordt. Of' ge heel vrij spel gelaten nau de fantasie zooals dit bij de absolute muziek het geval is of zooals in de Opera, het Oratorium cu het Lied liaar zoo aan banden gelegd, dct het maken vau j al te ongebonden conjecturen onmogelijk wordt. Eu ware de muziek op zich zelf (iii iict bewuste deel van Romeo) slechts steviger, dan zon nog alles goed zijn want het genie werpt soms in n oogeublik de fraaist gebouwde en soliedst schijnende theorieën (waar voor ik de mijne niet uitgeef) omver maar ik heb do/e openbaring van genie hier bij Berlioz niet gevoeld en integendeel gedacht: ach, dit stuk is als eeu mensch zonder spieren en aüecu maar met zenuwen. Ik wil nog slechts als mijn mccning resumeercn: geen tekst of een uitvoerige (welke l laatste dan als soliedo basis dient, wuarop de mu ziek verder voortbouwt, of misschien niets meer moest doen dan den toestand voorbereiden, afba kenen, prccisccreu om daarna bescheiden af te treden en het woord uitsluitend aan de muziek te laten) Ik moet nog even op iets anders terugkomen. Ik heb in mijn vorige kroniek ook gesproken van Wagner's muziek als wil ze ons bevredigen ons noodzakende beelden op eigen hand te zoeken, die hij evenwel immers op het tooneel in pc.rsonen en decoratief geeft? Maar men vcrgete niet, dat iu vele gedeelten van Wagner's werken de zicht baar voorgestelde handeling een uiterst zwakke rol speelt, cu het nu tot kunstfactor verheven deco ratief evenwel volstrekt niet voldoende is aan de verbeelding van iedereen paal en perk te stellen, Een papieren wond op het tooneel kan niet voor iedereen een wezenlijk woud vervangen. Verliest nu de muziek hare absolute of handeling- en woord-illustrccrcndc beteckeuis, dan wordt zij of totaal onverstaanbaar (voor hem, voor wieu dit papieren woud met het woud zijner fantasie iu luide tegenspraak is) of wordt deeoratiesehilder, die iu het Waldwebcii" (Sicgfricd van Wagner) het ritselen van bladeren vau r/aas (niet eens van echte !) en iu hetzelfde werk de nioiistcraclitigheid van een papieren draak (Fafncr) schildert. A Vaart oe ook het decoratief, dat niet meer zijn Jam dan ecu vage aanduiding, een ach tergrond, en in de wezenlijke behoeften der beel dende fantasie niet kun voorzien, een rol te willen laten spelen, die, inplaat.s van de Kunst te verhoogcu, te vervullen, haar integendeel naar omlaag trekt, en zooals bij de episode l'afner grotesk en bespottelijk werkt? Daarom moest m. i. ook in de Opera liet groote woord aan de muziek en moesten de wetten, die haar tot eeu bijzondere knust stempelen, van kracht blij v en. Het programma: woord, handeling en decoratief moest slechts die vol spelen, welke liet zonder met bovenbedoelde wetten in strijd te komen spelen kan, cu de fantasie te hulp komen zonder haar op een al te gedetailleerde voorstelling te doen schipbreuk lijden kortom die rol welke het in de oude Opera speelde cu misschien ook in een nieuwe maar dan niet geheel cu al Wagneriaau-'die-Openi spelen kan. Want ik acht met Wagner liet Operaproblcem nog niet voldoende opgelost Alaar laat ik me weer meer tot practiscli terrein bepalen en do belangrijke uitvoerin gen bespreken, die hier de laatste twee weken plaats vonden. Als ik wM naga is liet adjectief belangrijk" slechts van toepassing op //feu uit voeringen, ii.l. die vau Toonkunst cu liet eoncertHoUiiiuii (met medewerking van -Mej, Anna W itsen, en de 11.11. Julius Röntgcn en Joseph Cranicr). Het co\\w\'t-Too/tkunst bracht ons twee nieuwe werken: debet van Róntgen en StilamitJiiflei/stlicha Opcr) uui Anton Kiibinsteiu. Het delict van Routgeu voor -f-stcmmig koor cu orkest is ecu schoon, af gerond, frisch werk, met volkomen behcersching van alle middelen geschreven. Het is niet geheel o"igiuecl te noemen, het opent niet of wijst uiet op ceuc nieuwe aera in de muziek, maar daar tegenover staat dat liet schoon is. Schoonheid in de eerste plaats! Gccii originaliteit ten koste van schoonheid. Wanneer men, zooals de heer Röutgen, geene zeer speciale, eigen wijze van uitdrukken heeft, dan doet men goed met niet naar zoo'u wijze te zoeken en niet met geweld een stijl te adopteeren, die altijd gereed is uit te bazuinen, dat iiij maar een aangenomen kind is. De heer Röntgeu zoekt niet. Hij is en voelt zich meester on arbeidt diens volgens met bijzonder gemak; zijn werk is altijd zooals de Duitschers zeggen a-as einem Gusz; het is nergens gewrongen, nergens leeg .... De fantasie laat Röutgen nooit iu den steek ? waarom ? omdat hij niet te veel van haar vergt, zooals veelal liet geval is bij die componisten, welke een gebrekkige of armoedige factuur door rijkdom of originaliteit van gedachten moeten ver goeden, on bij wie de fantasie door al te kwistig verbruik soms plotseling raakt uil geput. Maar bij Röutgon is zij eene bron, die blijft vloeien cu al blijkt nu haar helder water na scheikundig onderzoek in zijn samenstelling wat essence vau Beethoven, Schumann, Brahms te bevatten wat bekommeren wij er ons om ? . . . als het maar helder cu goed is. Trouwens hoe nioeiclijk voor dcii componist om geheel vrij te blijven van plagiaat-plegiug in haar ruimste beteckenis! Hoe moeiulijk om niet eens een Becthovcns rhytmus te gebruiken, waarvan men de kracht diep in zich gevoelt of ecu harmonische of melodische wending van Brahms of Schumann, waarvan do tecderhcid ons altijd getroffen heeft; hoe verleidelijk al dat schooue (zonder genoegzame inwendige verwer king dit stem ik toe) iu een anderen vorm nog eens te vertooneu ! En hoc verontschuldigbaar!... Trouwens do taak van den componist is toch ook niet iu de eerste plaats : om slechts uiet zóó als ecu ander te componeereii, om slechts anders te doen. Zou zijn taak van zoo negatieven aard wezen? Of zou zij slechts daarin bestaan om zijn hart uit te storten, eenvoudig zooals het is, en ja het kaf van het koren te scheiden maar overigens zich niet te veel met de vergelijkend» muziekstudie in te laten en dit werk aan de scherpe en bittere geleerdheid over te laten? Wat kan liet ons eigenlijk schelen of een ouaie, die we mooi vinden, van llaydu of Mozart is, indien zij maar mooi is! Zou men iets van het schoone daarin willen missen om uit den een of' anderen karakteristieken trek te kunnen besluiten : kijk, hieruit kerken ik Mozart? Neen? Welnu, dat men dan toch vóór alles naar schoonheid vrage! Ik heb wat lang bij Röntgen cu zijn werk stilgcstoan, omdat <lc Heer Rüntgcn wat de «>/>/ zijner muzikale begaafdheden aangaat, zonder twijfel de eerste plaats hier op mnziekaal gebied verdient iu te nemen en omdat deze beminnelijke en beschei den man (de beminnelijkheid en bescheidenheid vau anderen niet te na gesproken) een sieraailvaXL ons muzikaal leven is. Ik stem toe dat tot de be doelde som vau begaafdhedeu Ri'mtgens direclieltilent niet zeer veel bijdraagt (ook wijl dit talent mede voortvloeit uit, aan de muziek geenszins verwante, jici'xooalijkc eigcnscheppen, die de lieer Róntgeu misschien juist omdat hij zoo uitsluitend mu.eici s is niet bezit: zooals een scherp gezicht, een iniponeercnd of boeiend uiterlijk, energie, zelf vertrouwen ik zal niet verder gaan!) enlin, des te meer eer voor zijne andere muzikale begaafdhedeu, die die som vormen! .... Ten slotte nog ecu woord over Sulamith en liet Concert JloUmiui. De titdiuiül'i heeft hier, naar ik meen, geen doorslaand succes gehad, wat m. i. pleit voor het muzikale verstand iu de Hoofdstad. Met hoe oneindig mér genoegen heb ik Gebet van R.üngen gehoord. Het is waar t lelie t is niet zoo interes sant: liet schildert slechts stemmingen en geen Siiloiuo'sche harems en onvermijdelijke soldatenoptochten. Maar daarentegen is Ge/iet muziek en dit is iSulamilli geenszins altijd. Bij dit laatste werk (dat ik lang niet ecu van de beste van Rubiiistein. viiid) staat de feitelijk geleverde arbeid geenszins in juiste verhouding tot de dikwijls grootschc in tenties. Ik aarzel niet als mijn mceniug nitte^prekeu dat dit een gevolg is vau gebrek aan bekwaamheid iu de muzikale vovmenleer of?zooniet gebrek aan wilskracht of vlijt, die van deze bekwaamheid niet genoegzaam partij trekt. Sttlatnitti schijnt mij veeleer eciie pogiiiy dan een kunstwerk, zelfs dik wijls ecu mislukte poging schoon, de genialiteit, vau den componist dikwijls (niet altijd) haar ecu schijn van raison d'être geeft. Geen der daarin voorko mende partijen is dankbaar (ik bedoel dit niet in den vulgaircn zin des woord»), is tot (en zóó scherp afgeteekeiid geheel gevormd, dat een krachtig beeld vau de in tonen uitgedrukte iigiiur zich diep iu de ziel prent, zooals bij voorbeeld liet beeld van Klius uit Meudclssoim's Oratorium vau dien iiiiam. Ue koren zijn nog het best en meest ecu van vorm; ofschoon hunne muzi kale inhoud meestal vrij zwakjes is. Aan de on dankbare solopartijen is het mede toe te schrijven dat hunne vertolkers zoo weinig succes Ladden, ofschoon stem en voordracht vau l'rl. lirajuin een zeer groot succes hadden verdiend. Uc Si-ltiil'cr^ Herr Caudidus, was daarentegen zeer saai. Deze St'hafer is toch al zoo mociclijk iu beweging te brengen, getuige de sterke opwekking die hij 1100dig heeft, om zich op het spoor van zijn geliefde te begeven en zijn lang dralen rond den Harem van Salomo, alvorens hij besluit FiditMilli iii de armen te snellen, dat een eentonige stem hem colkoiiien tot een automaat maakt, die zonder be hoorlijke opwinding bij het eventueel vergaan vau de wereld zeer rustig zou blijven. Meer goeds kan ik van het Con(erl-II<ill?i«it ver tellen, dat uitstekend slaiigdc en waarin de bekende violoneellist opnieuw bewees welk een uitstekend, volkomen virtuoos hij is, die zich slechts te hoe den heeft voor ccuige alIVctatic, waartoe hem mis schien mede zijn prachtig cu heerlijk aai,sprekend instrument verleidt. Overigens volgt uien het: spel van dezen artist altijd met groot genoegen, lletis zóó zeker cu rustig, dat de toehoorder zich met volkomen vertrouwen aan de leiding van dezeu speler overgeeft en zich de zorgvuldig gekweekte vruchten gemakkelijk in den schoot laat valk-n; die de lieer llollmaim zich wel de moeite geeft daarin uittescluidden. Die vruchten zijn misschien wat al te broeikasachtig, maar zij zijn toch echt en uiet van was. Naast hem traden met succes Mej. Witscn eii de 1111. Röutgen eu Cramcr op. Mej. Witscu, die ik vroeger met zeer veel genoegen hoorde, was ditmaal het schijnt door zcunwachtighcid (al of niet gecompliceerd met liccsclilieid ?j iiiei

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl