De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 2 december pagina 6

2 december 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.ö97 I' Wit beoogt hiermede het wegjagen van het paard. rt waagt na dien zet, om ingeval het paard genomen t, met zijn pion terug te nemen en een open lijn voor 4>B toren te kragen. Deze zet is echter niet aan te raden, taix wit niet gedwongen is het paard te nemen. ft) Wit neemt echter het paard wel, zoodat zwart nu een ?WtoOeël verkrijgt, i) Wtt «peelt dit paard daar, om f7 aan te vallen. Zwart loringt zijn koningin op uit veld om op h6 mat voortebe' «Men. *») Wit brengt nu in toepassing zijn plan op den 2den ?t gemaakt. Zwart kiest voor zijn koning de beste plaats 4» verder schaak te voorkomen. A) Wit wil den looper het veld f2 afsnijden, zwart verfcMkt echter het centrum van wit. O> Door dezen zet wil wit zich ontwikkelen. Zwart zet *8«L plan voort. Zie noot i). f) Wit doet dien zet om den matzet te voorkomen en . twens de koningin aan te vallen. Zwart behoudt echter tfbor dien zet zijn aanvallende stelling, en moet winnen. '. CORRESPONDENTIE. De Heer A. IJ., te Punnerend. Hoe gaarne wij O*k mooi gespeelde partijen van de Schaakvrienden ontvangen, zien wfj in deze partij niets belangrijk genoeg om den meesters voor te leggen. J.K., L.M. en N., alhier. Uit onze noot C zal het u blijken dat uwe zienswijze juist is. Minos alhier. Uw speelwijze is niet zoo goed als noot C aangeeft. Koning en koningin voor elkander is niet aan te raden. * " Oploesing van Probleem. '?? NO. 2. 1ste zet. c3 -? c5 a7 X tó ('t best) 2de e2 g4 onverschillig. 3de dame geeft mat. Oplossing van Eindstelling. No. 4. 1ste zet. c2 b2 d4 c5 (best) 2de b2 b6f c5 X b6. 3de a5 X b6 a6 X b6. 4de a2 b2 b6 c5. 5de g2 g4. Nu moet zwart het doordringen der pion tot dame beletten, daardoor heeft wit den tijd zijn A.pion tot dame te voeren. Oplossing van No. 159 van H. M. da C., alhier. 1ste zet. d4 X e6 el X g3. 2de b8 e8 c5 d7f. 3de b6 b5 onverschillig. 4de e3, e6 of h4 geeft mat met variatie. Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren A. IJ., te Purmerend. B. alhier alleen van no. 159 W. v. H. te Delft, H. M. da C. M. en Br. alhier. )e overigen waren niet goed. VOOR DAMES. Oud Egyptische Weefsels. Spaansche .oelkruiken. Amerikaansclie dranken. Bouquet de Carmen Sylva. Onder de merkwaardigheden van het museum veor kunstnijverheid te Frankfort zijn onlangs een «estigtal antieke weefsels opgenomen, die bewijzen, bêe betrekkelijk weinig, niet in snelheid van productie en goedkoopte, maar in technische volmaaktheid, de weefindustrie van onzen tijd heeft te leeren gehad. Men heeft niet veel antieke weefsels over. Ebers heeft een interessant opstel geschreven over het hieltje van een zesjarig knaapje, dat hij in een gjaf in Boven-Egypte gevonden heeft. Er was een gobelin-medaillon op, dat de moeder zeker zelf geborduurd iad, met bonte eenden en appels, en dat zg "den lieveling mede in den kist had gege ven. Maar overigens hebben het balsemen en het verbranden der lijken tengevolge gehad, dat bijna geen weefsels bewaard werden; en die nog in de techtige graven terecht kwamen, waren al spoedig beschimmeld en verrot. Eerst het Christendom bewaarde kleederen en misgewaden als reliquieën, uit de vierde en vijfde eeuw na Christus hebben Wy reeds het een en ander. Prof. Fischbach nog erkende in 1879, dat in zijn gjwote werk Oeschichte der TextMunst alle inlicUingea omtrent stof en weefsel, op aanhalingen uit de eade schrijvers, dikwijls zelfs alleen naar traditie vertaald, berusten; het bevat slechts n plaat ^ornamenten der weefsels" naar oud-Egyptische . steffen uit het Louvre-museum te Parijs. De ? rieksche beelden geven alleen de plooien, geen mavolging van het weefsel; daarenboven blijkt hoe langer hoe meer, hoe conventioneel ook zelfa hun beeldhouwkunst was. En, als voornaamste reden: lm de derde eeuw na Christus moet er in het '?gtbeele costuum, in stof, weefsel en mode eene tétale revolutie geweest zijn, die aan het Byzantijnsche hof werd afgespeeld en waarbij alle latere hervormingen in mode en costuum letterlijk niets beteekenen. De zijde, die vroeger reeds geheel geweven, naar nog duur en zeldzaam naar het Westen was gekomen, maakte zich nu als grondstof van de markt meester en met haar de rechtstandige weefHtoel, die de oude versieringswijze door met in vlechten van gekleurde draden verdrong. De weefsels nu, die in Frankfort te zien zijn, dateeren van vóór Justinianus en zijn uit BovcnBgypte afkomstig. De meeste zelfs zijn waar schijnlijk van vóór Christus tijd. Zij zijn gevon den in Koptische graven; een Weener groothan delaar in Oostersche weefsels heeft ze met behulp van eenige geleerden, Prof. Karabacek, Theodor Oraf en Dr. Bock, onder bescherming van aarts hertog Keinier, 's nachts uit oude kerkhoven laten efgraven. De geleerden hebben er verscheidene reizen voor gemaakt. Men mag zich verwonderen dat de stoffen zoo goed bewaard zijn gebleven en zelfs de kleuren betrekkelijk frisch zijn; de reden ligt eer in te weinig dan in te veel zorg. In de sarkophagen, in de grafkelders, is door het vocht bijna alles verloren gegaan, maar de minder ryken doden anders. Zij maakten van de lijken geen kostbare ttummiën; zij balsemden ze eenvoudig mot eene heeveelheid natron, lieten ze 70 dagen in zout leggen, bonden ze, weer in hun kleederen gestoken op een plank van sycomorenhout en begroeven ze op eon heoge plek, waar de Nijl niet kwam, in het lauwe, geed conserveerende zand. Vandaar dat er kleuren \>9 zijn, zoo frisch alsof de stof zoooven de fabriek verlaten had. Voor de rijkeren maakte men vooruit de doodenwaden, maar de minder gegoeden kregen hun Zondagspak aan. Nu vindt men onder die doodenkleederen er veel, die op grof linnen zeer fraaie ornamenten, met de hand op eene fijne stof geborduurd, als application hebben. Men maakt er uit op, dat de armere zich vaak tooide met uitge knipte lappen van het weggeworpen kleed van den rijke. Als gewone versiering diende een gekleurde rand om den ronden hals, en van daar van voren en van achteren twee evenwijdige strepen naar beneden (het ornament der katholieke stola is daaraan ontleend.) Dan had men een rand om den zoom van de mouw, als er eene mouw was; of twee medaillons op de schouders en twee orna menten onderaan in de hoeken der tunica. Hetgeen vooral treft, is het menigvuldige der soorten van weefsels. Er is weefsel, zoo dun als krip; er is een andere soort, die aan astrakan" en ftoconné" doet denken En in de versiering had men het zeer ver gebracht. Toen de Franschen in de dertiende eeuw het gobelin-weefsel uitvon den, herhaalden zij slechts wat de Koptische wever gedaan had. Deze vlocht met de gekleurde wol de fijnste ornamenten in de gespannen ketting, en bracht een overvloed van planten, sterren, figuren en symbolen in zijn weefsel. Als het weefsel klaar was, stikte hij de omtrekken met gekleurde lijnen om, en een aantal der afgewerkte stukken zijn zoo fraai versierd, dat zelfs deskundigen een oogenblik wanen, er voortbrengselen van allerlei andere tijdperken in te vinden. Echt Grieksche lintranden, Keltisch lijnenspel, Byzantijnsche lindebladen, Gothische wingerdranken, zelfs de vazen en sten gels der Renaissance en de bloemenmanden van het Rococo kan men er in vinden, en, zeer op merkelijk, een Slavonisch Gobelin-tapijt, in 1867 door Lay te Parijs tentoongesteld en dat door oorspronkelijkheid van teekening de aandacht trok, vindt geheel zijn wedergade of zijn Urtypus in een der te Frankfort bewaarde oud-Egyptische weefsels. Niets nieuws onder de zon. Eenige jaren geleden zag men, meer dan nu, in ons land de Spaansche alearaza's, waterkruiken van poreus terra-cotta, waarin het water, tenge volge van het doorzijpelen en verdampen eener uiterst dunne laag, steeds koel blijft. Velen hebben ze afgedankt of na het breken niet opnieuw genomen, omdat ze heeten langzamerhand een onfrisschen smaak te krijgen. Toch is deze ge makkelijk weg te nemen; men kookt de kruik eenvoudig in zeer sterk gezouten water, en spoelt haar dan met schoon water na. * * * Amerikaansche dranken, 3. St. Charles. Men neme op een flesch Seltzerwater een glas vol kersenijs en anderhalf glas kersenlikeur. Dit is zeer onschuldig, maar smakelijk; de Amerikanen hebben trouwens eene eigenaardige methode om de dran ken te mengen, die, beter dan het roeren, don geur schijnt te bewaren en te verdeelen. Zij heb ben een paar groote glazen, tumblers, en gieten de dranken telkens van het eene in het andere glas over; dit gaat, bij degenen die het gewoon zijn, blimsemsncl. Op dezelfde wijze maakt men: 4. Sifter, bestaande uit een glas whiskey, oen glas aardbezié'nsap, het sap eener citroen, en een tu-mbler vol geschaafd ijs, en: 5. Knickerbocker, een kwart liter Madera, een flesch soda-water en eene flinke portie citroen-ijs. * * * Is het waar, dat de smaak voor eenvoudige eau-de-cologne,zoolang de overheerschende geweest, weer eindelijk aan 't vervallen is, en het rijk der parfumerie weer begint? Men beweert het van alle kanten, en het zou niet meer dan natuurlijk zijn. Bij de herleving van oude mode behoort ook het gebruik van al die samengestelde oude geuren, die destijds een deel van het leven vormden, en die zelfs nu nog aan de oude waaiers, handschoenen, borduursels en meubelen een onmiskenbare echt heid geven. Maar men geeft ze nieuwe namen: eau de lavande ambrée, eau de la reine de Honyrie, eau de Lubin en eau d1 iris komen niet meer voor; wie thans odeur kiest, wendt zich tot nieuwe bloemen en nieuwe namen. Het Bouquet de Carmen Sylva, dat de heer Jean Mulder, op het Konings plein, in den handel brengt, vercenigt den geur van Roemenië's rozen ongetwijfeld met dion van een aantal wilde bergbloemon; het is prikkelend, zacht en verfrisschend, en een uitstekend St Nicolaas-cadeau voor dames. E-e. Allerlei. Berlijnsche langvingers hezoeken tegenwoordig herhaaldelijk de omliggende landstreken om gan zen te stelen en deze to brengen op do Berlijn sche ganzenmarkt. Hoe driest de dieven daarbij te werk gaan blijkt uit het volgende. Den her bergier Kiitlie te Zehlendorf, die dicht bij het station woont, werden in een der laatste nachten vijf ganzen uit den stal gestolen en op de plek zelve geslacht, zoodat de plaats met bloed was bedekt. Don volgenden dag vond de bestolene op een cigarenkist in zijn gelagkamcr de volgende dichterlijke ontboezeming van een dievenziel: Beste heer Kiithe! Do vijf ganzen zijn geblazen. Zij liggen in de pan en braden, En wachten op do andere kameraden. Jong word ik to Berlijn geboren. Heer lüithe, laat mij ongeschoren. Mijn naam is Kuhleck, En de vijf andere haal ik ook nog weg ! Do stoker, in oen grooto ververij te Berlijn, K. genaamd, was voor liet dienstmeisje van zijn pa troon in liefde ontbrand, en het aardige meisje was ook K, wel genegen, zoodat beiden er aan dachten, om in het aanstaand voorjaar te gaan trouwen. Maar het noodlot plaatste zich in de ge daante van een onderofficier bij de blauwe dragonders, tusschen do beide minnende karton. Nu rijpte er een duivelsch plan in hof brein van den versma den minnaar, 's Maandags is het werk in de ververij wat eerder geëindigd en Marie neemt dan meestal in een der ledige verfkuipon een bad. Dit zou zooals K. vernomen bad, den vorigon Maandag weer gebeuren. Marie, de keukenmeid, had het pas gekomen kamermeisje bepraat om samen het bad te nemen en dit gebeurde nu ook. Weinig tijds daarna echter stormden de beide meisjes jammerend en half gekleed de kamer van hun ontstelden patroon binnen: beiden waren over het geheele lichaam blauw geverfd en alle wasschen en poetsen was tevergeefs de verfstof was echt. De versmade verver,- die den volgenden dag van het jammeren der beide meisjes hoorde, bekende zijn werkgever dat hij tot zijn groot leedwezen blauwhout in de kuip had gedaan, opdat Marie's gelaatskleur beter zou passen bij het tenue van don gehaten dragonder. Aangezien echter K. zich weder met zijn blauwgevcrfdo trouwelooze verzoende, werd hem van den kant van het meisje vergiftenis geschonken. Er zouden echter nog verscheidene weken voorbijgaan, eer het aangewende middel de beide blauwkousen" weer herschiep in vertegenwoordigers van het blanke ras. Een twcedaagsch proces, waarin de onlangs gehuwde 73jarige hertogin van Montrose als ge daagde en de heer Sander, een Duitsch bloemcnhandelaar te St. Albans als eischer optrad, ver gunt ons een interessanten blik in de weelde, die op het stuk van de duurste aller bloemen, de orchideeën, in de fashionable Engelsche kringen heerscht. De hertogin had op de huwelijksreis te Cannes eenige mooie slanke palmboomen gekocht en deze naar haar lustslot Sefton House" in de nabijheid van de om haar harddraverijen beroemde plek Newmarket laten overbrengen. Zij liet, ten einde die boomen onder dak te brengen, twee reusachtige serres bouwen, maar toen deze gereed waren, trof het haar natuurlijk dat het geheel er zeer leeg en somber uitzag. Nu raadpleeg den zij een anderen pas gehuwde, den deugdzamen hertog van Marlborough, over hetgeen haar met de serres te doon stond. AVant de schatrijke hertogin heeft ongetwijfeld veel verstand van renpaarden en kan een nalatigen staljongen een schrobboering geven dat het een lust is, maar van sierplanten en hare waarde heeft de edele dame nu eenmaal goon flauw be grip. De hertog van Marlborough zeide, dat orchideën the correct thing" waren, dat zij voor een som van £. 1000 (? 12000) er haar planten kassen wel mee zou kunnen wjllen en beval don heer Sander te St. Albans als leverancier aan. Deze werd terstond ontboden en do oude herto gin gaf hom op do nonchalante manier, aan rijke lieden eigen, een order voor duizend orchideeën, tegen een guinjo bet stuk. Een briefwisseling word over do zaak niet gevoerd en ook de heer Sander, hield van de bestelling geen aanteekcning. Hij zond twee of drie tuinlicden naar Newinarkot, die bin nen eenigen weken een sierlijke, artistieke rots partij bouwden en er de planten in vollen bloei tusschen voegden. Do hertogin van Montrose en de hertog van Marlborough waren met de versie ring zeer tevreden: slechts hadden zij er dit op aau te merken, dat de witte bloemen te veel overheerschend waren. Dit moest anders worden, want de prins van Wales was op het diner genoodigd, en hem ter eere moesten er bonte bloemen komen. De hertogin drooT daarom haar oppertuinman op bij Sanders gekleurde orchideeën tot een bedrag van 200 p. st. te bestellen, die ook arriveerden, sr prachtig uitzagen, en in haar gevolg arriveerde nu ook de rekening tot een bedrag van 17110 p. st. (/' 209GO) voor planten en arbeidsloon. De her togin ontstak in hevigcn toorn, weigerde te be talen ea moest voor het gerecht verschijnen, waar de jury, na kort beraad, haar veroordeelde tot betaling der geheele som. Op eenigen afstand van de kust van Donegal ligt het Tory-Eiland, een onvriendelijk, door een arme bevolking bewoond lapje grond; maar de rnenschen die er wonen zijn in hun natuurstaat i zoo gezond, dat geen arts het ooit heei't gewaagd zich daar te vestigen. Toch komt het nu en dan bij het sclioone geslacht voor, dat de tegenwoor digheid van een arts noodzakelijk wordt en zoo gebeurd het korten tijd geleden dat om eene vrouw een bode werd afgezonden naar het vaste land, teneinde aldaar een arts te reiiuireeren. Deze kende de inhalige gewoonten der eilandbewoners zoo goed, dat hij weigerde den overtocht voor minder dan een guinje te ondernemen. Na veel over en weer praten stond de bootsman den eisch toe en de doktor over naar het eiland, behandelde de patiënte en verlangde naar bet vasteland terug te kceren. Nu werd het zijn bcuit om to parlcmenteeren, want de eigenaar van de boot stond er op, dat hem de overtocht zou worden betaald, voordat hij don arts in de boot liet, en zijn eisch was twee guinjes en geen penny minder. De arts protesteerde, maar het hielp hem niets en hij betaalde. Ingezonden. Kunst in München, Dresden, Berlin, Wien u. s. w. sie als Kunstwerke ersten Ranges anerkannten und speciell der Decenz der Félicie Beifallzollten, Dem unbekannten Schreiber des unfairen" Artikels erlaube ich mir Schiller's Wörte in Erinnerung zu bringen: Ich kenne Dich, Spiegelberg, Aus Dir spricht der Neid! denn zwischen den Zeilen des unfairen" Artikels lugt ein malender Concurrent oder ein griesgriimiger Schuier hervor. Wenn die Herren Professor Gracf oder Neide zufalligcr Weise in Amsterdam waren, würden sie gewiss berechtigt sein dem Varia-Schreiber und seinen Geistes-Verwandten mit Schiller zuzurufen : Ich will niichstens unter Euch treten und fürchterlich Musterung halten." Wie dann diese Musterung ausfiele, mag daliir: gestellt bleiben Mit Hochachtung, L. CÜSTHEK. HAMBURG, den 27 November 1888. An die lübl. Redaction des ,, Weekblad coor Nederland." Amsterdam, Vor mir liegen zwei Nro. Ihres Blattes, in welchen sich derart contrastircnde Besprecbungen ber raeino Gemülde-Ausstellnng (Kalverstraat 28) beiinden. dass ich mich veranlasst füblc urn Aufnabme folgcnder Zeilen zu bissen. Wühreud in No. 595 vom 18 et eine lobende Reccnsion des llerrn Professor Alberdink Thijm und einc weitere vom Humor gewürzte Anorkennung. unter Brieven uit groot-Moktnn" ber die Gemalde l'\'licie von Prof. Graef und Die Lclicnsiniidcn von Prof. Neide cnthalten sind, erlaubt sich in No. 5!M> vom 25 et. ein Anonymus untcr der Rubrik Varia, Plastische Kunst" einige boshai'te Bemerkungen, wclche darauf bcrcchnet sind, dem Publikum, hauptsüchlich den Damcn, eine falsche Ansicht ineiner Gemalde zu gebcn und glaubcn zu machen, dass dieselben nur Sensations-Stücke von geringer Bodeutung sind, wiihrend doch befugte AutoritiUen auf dem Gebiete der AMSTERDAM, 29 Nov. '88. Mijnheer de Eedacteur! In het laatste nummer van uw weekblad las ik onder Plastische kunst" een soort kritische aan kondiging van de tentoongestelde schilderijen Félicie" en Levensmoeden" die me ten hoogste verbaasde. Ik had die stukken door onpartijdige" artisten en door lecken ten zeerste hooren roemen terwijl ik nu in uw blad de tentoonstelling van die sensatieschilderijen" aangestipt vond als een phémère vermakelijkheid welke men vinden kon in de Kalverstraat ongeveer op de hoogte waar onlangs het kleinste menschenpaar vertoond werd." Die vergelijking tusschen beroemde" schilde rijen en dat kermispaartje, de dubbele hatelijkheid, sensatieschilderijen" en sensatioschilders" de kleinburgerlijke uitdrukking dat men de wel doorvoede deerne" daarbinnen zonder japon" kon zien, deed duidelijk genoeg begrijpen welk slecht vermomd duiveltje de pen des schrijvers bestuurd had. Ik weet niet wie die schrijver is; dat wel doorvoede" zou bijna aan een vetweider" doen denken maar de vreeselijke onthulling" dat het origineel van Félicie do concertzangeres zoo-enzoo" is, wijst onweerstaanbaar op een consciëntieus komenijsmannetje dat waarschijnlijk een onvoegzaam portret" heeft meenen te zien. Door zijn artikeltje aangespoord" ben ik de weldoorvoede deerne" gaan bezichtigen en vond een slanke, prachtige, naakte vrouwenfiguur'1 edel van vormen en kuisen van houding, evenveel op een deerne" gelijkend en evenveel aanstoot gevend als do Vernis van Milo ; ik zag toen tevens dat aangrijpend doek de Levensmoeden", een lijdensverhaal in kleuren en lijnen dat tot het hart spreekt. Waarom heeft de schrijver daar to taal niets van gezegd in zijn pamphletachtig kritiekje? j Had Félicie hem zóó van de wijs gebracht? i Minuten achtereen heb ik gestaard op dat schoone j blauwdooraderd lichaam, onwillekeurig een vergo? lijking makend tusschen dit vleesofc en dat wat ik i onlangs zag in ;Arti en mij scheen dit laatste, | het zij met alle bescheidenheid die den leek past, i gezegd, riet beter dan het eerste. l Mot de opname dezer regelen verplicht, l)w. Diemircase, Mevr. v. W. Aan den geachten Briefschrijver vut Mokum: DANDOLY. | s.s. t.t. l Geachte Auteur! Mocht schrijver dezes onlangs do eer genieten.. in deze kolommen, uwerzijds, eon gunstig oordeel te mogen vernemen omtrent zijne voordracht in den ArnstcrdamschenWerkmansboml, inzonder heid voelde hij zich nicer dan voldaan over uwen indruk betreffende de vergadering zelve, be scheidenheid verbood (!) hem toen openlijk daar voor z'n dank te betuigen. Thans evenwel voelt hij zich gedrongen een danktoon -uit te spreken over de clausule voor komende in uwen brief uit groot Mokum van 18 Nov. j.l., nl. alwaar U aanvangt: Nu! dat ik. een .,sosjaal" ben geloof ik niet," enz. tot en met: Ik dacht er over na of dat plan, (om een lokaal te vindon alwaar oen wanne dronk en beet zou kunnen worden uitgereikt aan den armen werkloozcn') door particuliere bijdragen mo gelijk gemaakt, niet door het bestuur van l den Werkmansbond uitgevoerd zou kunnen wor den, opdat bet voor de'i armen maar fatsoenlijken -werkman mér van. een steun en minder van een aalmoes zou hebben."" Zie, Geachte auteur van tot-en-met dat alles onderstreep ik teu volle, zoo niet hot plan zelve een groote bedcnkolijkheid bevatte, en wel: den armen maar fatsoenlijken werkman zult u daar i zeer bezwaarlijk zien verschijnen! i Vrage men slechts aan de Soc.-Dem. of zij dit succes gehad hebben, oenige winters terug, toen j zij aan bet Volkspark brooden uitdeelden. Wat zal het antwoord zijn'.J Diezelfde arme maar fatsoenlijke! ? werkman verwoestte enkele weken l later en vóór het uit den boezem des volks ontstane Aprilfccst, even hartelijk den inventaris van Penning e. t. q. Toch was het schoon, wat de soc. Dem. destijds deden en zij bot ook dat de keerzijde der medaille was: propaganda maken voor hunne partij niemand kan bun de eer ontbonden, daarmede i getoond te hebben desnoods tijdelijk hun beginsel op te offeren in het belang der lijdende medej mcnschen. ! Hun beginsel opoft'eren, d. w. z. dat zij eenigen j tijd den gehaten weg der filantropie volgden. ' Ziedaar, geachte auteur, waarvoor ik vrees: de arme on fatsoenlijke werkman zal het laatstge noemde weder zoo sterk conscrveoren zij hot ook dat men bet van zekere zijde r<dnehe schaamte beet'. dat .,Jan Rap eu z'n maat" er bij zullen welwaren. Edoch het actieve plan ware zeer zeker te verJ

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl