Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 598
torpedo van vertrouwen, van het Binnenhof zijn
weggeblazen, om er nooit wér terug te koeren.
Het zijn onze onversaagde Kamer-ulanen van de
.?Jfweède, die den vijand in zijne schuilplaatsen
opoekeii, het gevecht openen en den eersten stoot
geven. De oude garde van de Eerste komt, naar
eefet- ottde-gardes-gewoonte, steeds op het laatst in
bet vuur. Als zij daagt, weet iedereen dat het tijd
stip van onderhandelen voorbij is. Het is dan bui
gen of bersten,volgens liet bekende recept: la garde
meurt, mais ne se rend pas".
Het einde is gelijk aan dat van alle groot-e ma
noeuvres en de meeste romans, te weten: tamelijk
naar en onbevredigend.
Men zou toch, na zulk een reuzenstrijd, na zulk
een schitterend vuurwerk van welsprekendheid, zoo
gaarne een grootsch en verheffend slot, een bouquet
zien: eeu regenboog, zooals na den zondvloed, of
een engel Gabriel, zooals na den Gijsbrccht van
Aemstel, des uoods een kranig engagement, zooals
na. een geanimeerd bal. Maar niets van dat alles !
Be iieele beweging loopt alweer uit op de verschij
ning van een boek, het geijkte uastukje van alle
.gewichtige gebeurtenissen van den tegenwoordigen
tijd. Het heet Staatsblad, een dor vervolgwerk, een
gebed zonder eind, in den geest van liet woorden
boek van De Vries en Te Winkel.
Javastraat en onderhoorighedeu zijn het
Mailwetzicht.
Zeer gewild door liefhebbers van de
heet-gepcperde rijsttafel; wel te verstaan op koelen
Nederlandschen bodem, degelijk gepensioneerd, en zoo
Ver mogelijk verwijderd van den gordel van
smaragd, die zich om den evenaar slingert".
In den Haagschen Archipel vindt men immers
ook koffie, suiker, tabak, serres met tropische
plan. teil en gewassen, schommelstoelen, Indische offi
cieren, soldaten en baboes. Men mist er letterlijk
niets wat de Oost te aanschouwen geeft Zelfs kaa
men naar hartelust met de inboorlingen keuvelen;
want duizendmaal vlugger dan Bloudin over het
gespannen koord den Niagara overstak, kan men
elk pogenblik langs deii telegraafkabel de
Javaantjes bereiken, zonder eeuigen last van de ver
schroeiende Indische zou te hebben.
Kal vermarkt, Bagijnen- en Koediefstraten, zijn
de Gemengde berichten.
? Daarin vindt men van alles. Het is een waar
mengelmoes van schandaal, diefstal, moord en dood
slag; de bakermat van Poppejau, kleine Thijs, en
andere boeren; de lusthof van Jack the Ripper;
de academie der naturalisten voor de studie naar
het naakt model. Op de Kalvermarkt is de uoodige
ruimte voor een standbeeld gewijd aan Nana. Pas
sage en overdekte markt zijn de Ingezonden stuk
ken. Niemaud heeft er om gevraagd; gestuurd door
bemoeiallen, die geen verstand van de zaak hebben.
De winkelstraten zijn de reeksen van
Advertentiën. Daar most men juist togen St. Nieolaas komen.
De trottoirs en het stukje straat., dat de lange
file" van paarden en rijtuigen zoo beleefd is nog
open te laten, worden geheel ingenomen door eene
schuifelende, schommelende, door en tegen elkander
schurende rokken-massa.
De standbeelden en monumenten? Ja, dat
jouden dan de leelijke poppetjes en figuurtjes
moeten zijn die hier eu daar tussehen de
druklettera geplaatst zijn om belegen, historisch gewor
den waar, met geweld aan de vergetelheid te ont
rukken. Maar 't moet gezegd worden: zij breken
de eentonigheid eu vroolijkeu eene courant wel op.
De van Limburg Stirum, van Hogendorp en vau
der Duijnstraten, zijn drie gerekte artikelen, ge
wijd aan onze onafhankelijkheid, in 1813 verkre
gen, die artikelen zijn iu waarheid zoo vervelend,
alledaagse!) en kleurloos om van een paar
zedestorende clrukfoutjes niet eens te spreken dat
het eerste zelfs met twee nijdige schrappen is door
gehaald door den tram. Op Hoog- of Veenestraat
zal meii 't wel laten die kuustbewerking toe te
passen. Gelukkig zijn over dit onderwerp zoovele
vaardige pennen in beweging, dat men deze drie
kolommen gerust ter zijde kan laten liggen,
Het dorp Scheveuhigen is liet Bijvoegsel.
De beruchte schoonzoon Wilsou, had daar op
l December eens moeten komen. Wat had hij zijn
hart dan kunnen ophalen.
Niet alleen het strand en het dorp, maar de
heele Scheveningsche weg was bezaaid met gede
coreerde mannen, vrouwen eu kinderen. Duizenden
en nog eens duizenden hadden over dien dag, bij
wijze van verrassing geheel buiten schoonzoon
om zichzelveu benoemd tot ridder van de Oranje
Willemsorde. Wel ecu duidelijk bewijs dat de
schoteltje, dat onder den schoorsteen op de
plaat staat, en heb toch wel wat medelijden
met het arme dier.
* *
Als onze jongen naar bed is en mijne vrouw
en ik rustig bij elkaar zitten, ieder in een
gemakkelijken stoel, komt zij op het nu zoo
ongelukkig bestaan van onze poes terug en
zegt: »Als hij zoo akelig moet blijven, wou
ik dat hij maar dood was."
«Beterschap zal wel niette verwachten zijn",
merk ik op, en zie met een diepzinnigen blik
naar het besproken huisdier, dat nog altijd
bij den haard ineengedoken zit.
«Het was het beste als iemand het beest
maar uit zijn lijden hielp, maar.. . Och,
neen!" herneemt dan mijne vrouw op me
?warigen toon, »of," vervolgt zij, »als het ge
beuren moest, dan moest het maar zijn zonder
dat ik er iets van wist".
Zij ziet mij daarbij van ter zijde aan, en
ik krijg een gevoel, of ik Macbeth ben, die
door zijne vrouw zijdelings tot een moord
wordt aangezet.
Ik had tot nu toe er niet aan gedacht om
Hans uit den weg te ruimen, maar nu doe
ik het onwillekeurig, en stel mijzelf reeds de
vraag, wat te verkiezen zou zijn: de dood
door verdrinking of door vergif.
Het geval wordt verder niet aangeroerd,
mijne vrouw staat op en laat den theeboel
wegnemen, waarna zij mij een grogje klaar
maakt, en wij brengen verder den avond kalm
en gezellig onder ons beidjes door. Het .is
een van die rustige avondjes, als wij blij zijn
dat er geen visite komt. AVij uitten dan te
lezen, of ik breng kleine particuliere zaken in
orde, waarvoor mijne bezigheden mij in de
week weinig tijd laten.
Hagenaars al hebben ze geen
contra-bevrijdiugspartijtje gearrangeerd toch in ernst Oranje en
hun eigen onafhankelijkheid niet gering schatten.
Men kan er op aan dat zij blij zij u hem kwijt te
zijn: den Franschen koning, die ons land uitschold
voor een konijuenvaderland", omdat hij met zijn
Franschen mond de woorden koning en vaderland"
niet anders kou uitspreken.
Mogelijk ook heeft de Residentie gedaan wat
tegenwoordig veel aanzienlijken doen, namelijk een
partij gegeven in een gehuurde zaal. En waar is nu
ruimer danszaal in de wereld te vinden, dan op het
strand te Scheveningen ?
Van het sombere wrak vau de Ango was bijna
niets meer te zien. Bovendien werd het. onzichtbaar
gemaakt door honderden vlaggen, die jubelend van
de vissoherspinken wapperden; en bij welk feest
schemert niet nu en dan 'n zwart stipje door?
In den echten badgast-tijd heeft het er op
't strand niet vroolijker eu opgewekter uitgezien,
dan op dien morgen van l December.
Noch uitgebloeide planten, noch kale boomen,
noch afgevallen bladeren herinneren daar immers
aan den naakten winter? De zee vertoonde zich
dien morgen als een eeuwig groot parelgrijs meer.
Het helm op de duinen wuifde even warm en
hartelijk alsof het midden in 't badseizoeu was.
Scheepjes en booten, alle met rood, wit en blauw
in top,' dreven uitlokkend en bevallig op den effen
waterspiegel. Als weleer de zeemeerminnen, zouden
ze er iemand toegebracht hebben de
Novembermaand te vergeten, en zich in het water te stor
ten om ze na te zwemmen.
Het feest te Seheveningon is in allen deele ge
lukt. Al hadden sommige heeren van de ecrewacht
sigaren in den mond, en hunne zwaar gebouwde
rossen eigenlijk straatkameelen, in de wieg ge
legd voor het ophalen der pinken knoopen in
hunne staarten, het geheel maakt een goeden in
druk. De prins moge 's avonds, bij de gevallen
stortbuien doornat zijn gevorden 's morgens is
hij in allen luister geland.
'Waarschijnlijk zal in 1913 die landiugs-comcdie
niet zoo natuurgetrouw kunnen opgevoerd worden,
om de dood eenvoudige reden dat dau op het strand
een changement de decors" zal hebben plaats
gehad. De directie van het stukje wercldtooneel
's Graveiihage, heeft immers juist verleden Dinsdag
besloten om eene heuschelrjke zeehaven bij Sche
veningen aan te brengen?
Wil men nu, na zooveel overeenkomst,, teil slotte
ook het verschil weten tussehcu den Haag en een
Nieuwsblad? Welnu dan: vau een courant be
staan altijd heel veel exemplaren, maar de Residentie
is eeuig in hare soort.
Uit de Bissehopstad.
Verleden Zondag was ik op mijne
ochtendwandeling de S t. Pieters-ICerk binnengestapt;
niet zoozeer uit Frümmigkeitstricbe", want als
ik eerlijk mag zijii, dau zeg ik mede:
»0 Christ, je ne suis pas de ceux que la prière
Dans tes temples muets ameue a pas tremblants";
maar om te zien boe bet inwendige van bet al
oude gebouw onder de leiding vau den heer Alb.
Nybiu'd was gerestaureerd.
Wie eeuiiren tijd geleden het kerkgebouw be
zocht, dut iu de elfde eeuw gesticht, sedert de
zeventiende eeuw als bedehuis der \Vaaisehe
gemeente wordt gebruikt, werd onwillekeurig on
aangenaam getroffen door de onooglijke banken,
die het auditorium vormden en die de schooue,
rijzige pilaren, die er als 't ware iu getimmerd
stonden, zoo zeer ontsierde!].
Dat oude is voorbijgegaan en het is alles nieuw
geworden!
De schoone zuilen, die terecht de bewondering
van menig oudheidkenner trokken, zijn nu weder
vrijgemaakt en verheffen zicb statig, zonder de
bouten aanhangsels. De oude smakelooze banken
zijn opgeruimd en vervangen door nieuwe van
eikenhout-wagenschot, met doeltreffende versie
ringen. De preekstoel en enkele antieke banken,
langs de kerkwanden, zijn ontdaan van eene
dikke zwatte verflaag eu uit dat omhulsel fc
voorschijn gekomen als oud eikenhout met keu
rig snijwerk.
Vau dat snijwerk, welks bestaan men niet
ver
Wij voeren geen druk gesprek, maar ge
meten ongestoord vau eikaars gezelschap.
Soms zien wij elkander eens aan, en dan
glimlacht mijne vrouw op de haar_eigcn kalme,
gelukkige manier of zij reikt ,nij hare hand,
waarop ik ridderlijk een kus druk.
Ik sta wel eens op, loop eens op en neer en
steek een sigaar op, en verder hoort men het
bedaarde getik van de pendule, en het ruischen
van den ketel met kokend water, die, (laar ik
er zoo op gesteld ben, altijd aanwezig is.
Zoo gaan de uren voorbij, de gelukkige
qogenblikken van ons onbezorgd, jong huwe
lijksleven.
Met de laatste post komen er gewoonlijk
nog brieven, en ook dien avond ga ik nog
even naar mijn studeerkamer en maak wat ik
kan voor den Maandag in orde.
Mijne vrouw is dan reeds naar onze kamer
gegaan, en als ik zachtjes binnenkom, slaapt
zij reeds.
Hans, de poes, is in de keuken opgesloten,
ik hoor haar in de stilte van den nacht soms
miauwen, en ik denk weer er over, wat wij
toch met het arme beest moeten beginnen.
Ook de gedachten mijner vrouw houden
zich met dat vraagstuk bezig, want als ik mij
over haar heen buig, om een echtelijke» kus
op haar zachte warme wang te drukken, be
weegt zij even haar hand, die op het. (lek rust
en zegt droomerig: »Neen, poes, vort!"
Er gaat bijna een weck voorbij, zonder
dat er bijzonder op Hans, de, poes gelet wordt.
Ik word bijna geheel in be<lag genomen door
mijn arbeid. Er komen allerlei moiisehen met
de meest verschillende /.aken bij mij om mij
te spreken, en mijne gedachten worden gvhoel
in pacht genomen door al de quaesties, die
moedde, zijn afgietsels genomen voor het Rijks
museum.
Ook een paar muurschilderingen zijn ontbloot,
Over welke ik u wellicht later meer mededeel.
Terwijl ik onder de booge tempelbogen rond
wandelde en mij aangetrokken gevoelde door het
zooveel meer met het karakter van het gebouw
in overeenstemming gebrachte geheel, viel mijn
oog op het latijnsche opschrift:
«Fundata ac dotata est basilica hacc a D.
Bernuldo, XX trajectino episcopo, imperante
Henrico III, Couradi filio, ac cledicata ipsis
Kal. Maiis auno a nato ServatoreMXLVIII;
cui B. E. M. H. P. P."
(Deze kerk is door Bernoklus den 20steu
Bisschop van Utrecht gesticht, onder Hen
drik III, Koenraads'zoon en is door hem
ingewijd den Isteu Mei 1048. De dan vol
gende letters beduiden: »Cui Beruuldo Ec
clesiae niotiunientuiti hoc posuerunt." (De vijf
collegiale kerken hebben dit grafschrift ter
eere van Bernulphus gesteld).
Mijne nieuwsgierigheid was geprikkeld, van die
stichting der St. Pieterskerk eu haren stichter
wilde ik meer weten, sloeg verscheidene bronnen
na eu vond de volgende bijzonderheden:
Men schreef 1027, bisschop Adelbold van
Utrecht was kort geleden gestorven en de kapittels
konden het omtrent de keuze van zijn opvolger
niet eens worden.
Deze oneenigbeicl had ten gevolge dat zij den
Duitscheu Keizer, Koeuraad II verzochten naar
Utrecht te komen, ten einde eene beslissende
stem iu deze gewichtige zaak uit te brengen.
Vergezeld van zijne gemalin Ghisela, ging de
Keizer op weg. De reis duurde echter langer dan
men had gedacht en de Keizerin, welke in ge
zegende omstandigheden verkeerde,kou ten slotte
de vermoeienissen van den tocht niet meer door
staan, zoodat Koen raad, toen de. stoet te Oos
terbeek, nabij Arnhem, gekomen was, besloot
daar voorloopig te blijven.
Het hooge echtpaar nam zijnen intrek hij
Beruulplius, destijds pastoor der parochie (Ber
nulphus wordt elders ook Bernoldus, Berno en
Benno genoemd) en al zeer spoedig bestond er
tussehen gasten en gastheer grootc vriendschap.
Intusschen kwamen de afgezanten der kapit
tels den Keizer te gemoet, hem meldende dat hij
met ongeduld te Utrecht werd verbeid. Gehoor
gevende aan dien drang, besloot de Keizer al
lén verder te reizen en liet zijne gemalin, be
nevens een deel van het gevolg teu huize van
Bernolphns achter.
Gedurende Koenraads afwezigheid had de
bevalling der Keizerin plaats en werd de jong
geborene, eeu prins, door Bernulphus in zijne
parochiekerk gedoopt.
Op uitdrukkelijk verzoek der Keizerin, ging
de geestelijke zelf de blijde tijding1 der geboorte
van een zoon, aan den Keizer boodschappen,
welke de?i eerwaardige» man vriendelijk ontving
en hem, voor zoolang het verblijf te Utrecht
mocht voortduren, de zorg voor gade en kiud
opdroeg.
Tot eene bisschopskeuze kwamen inmiddels de
kapittels, thans met den Keizer vergaderd, niet:
tot dat zij dezen ten slotte de macht gaven, om
naar eigen goedvinden een opvolger voor bisschop
Adelbold aan te wijzen.
Van deze macht maakte Koenraad gebruik om
zijne ingenomenheid en dankbaarheid aan Ber
nulphus te bewijzen. Hij wees den ccnvoudigen
dorpspastoor als XXstei) bisschop van Utrecht
aan, en deze werd spoedig daarop, volgens het
sedert Karel den Groote heerschend gebruik, door
de Kapittels als zoodanig gehuldigd.
Bisschop Benmlphiis werd de opvoeder van
den prins, later Keizer Hendrik III, die onder
zijn «lak geboren werd.
Zeer dikwijls kwam Hendrik uit zijn Dnitsche
staten naar Utrecht, om zijn leermeester, diea hij
steeds zijn pleegvader noemde, te bezoeken.
Bij die bezoeken deed de keizer veel voor kerken
eu armen en werd ook, blijkens het door mij
aangehaalde opschrift, de St. Pieterskerk gesticht.
Het zonde mij thnns te ver voeren, indien ik
U alle merkwaardige voorvallen van het aloude
gebouw wilde vernielden. Hetgeen ik
aangetee[ kond rond omtrent stichter en aanleiding tot de
stichting wilde ik u in hedendnagscheu vorm
mededeelen.
POLYI>EGMO>T.
mij soms als raadseltjes opgegeven worden
om op te lossen. Kom ik van mijn bureau,
dan wijd ik ook de avonden aan het werk,
en mijne vrouw en mijn kind kunnen maar
een enkel uurtje van mijn gezelschap genieten.
Ik heb somtijds wel eens lust, om wat werk
over boord te gooien, en mij meer aan mijn
huisgezin te wijden Ik meen somtijds, dat ik
niet goed doe, mij zooveel met anderer be
langen onledig t o houden, zoodat zoo ik
mij verbeeld wat mij liet naaste is er onder
lijdt. Als ik blij mag wezen een half uurtje
bij mijn vrouw te kunnen doorbrengen, wan
neer ik na hel middagmaal nog even blijf'
ziüeu en dan weder naar mijn studeerkamer
moei, heb ik aanvechting om te denken: laat
ik dezen avond eens voor mijzelf nemen, vooral
als mijn ander ik op de canapénaast, mij is
komen ziften, en met een mijner handen in
de hare zit ie, vertellen van wat grappen onzen
jontren al uithaalt. Doch als ik bij een nieuwe
'zaak er over spreek om die nu eens naar een
ander te zenden, komt mijne vrouw er tegen op.
-je moei, niemand wegsturen, die je hulp
inroept", y.egt zij dun. »lk heb je graag bij
mij, maar je werk gaat voor.
jfk zal mijn troost wel bij ons kind zoeken.
Later nl.s hij'grooter wordt en ik zijn opvoeding
niet meer alleen aandurf, en als je naam geves
tigd is, kun je altijd je wat terugtrekken uit
het werk."
Dat laalsie, ieder weet het, is gemakkelijker
gezegd, dan gedaan. Het werk hoopt zich op
en vormt een wal om ons heen, en het is
moeilijk als men er eens door omsloten is er
weder uil t<> koinon.
Mijne vrouw denkt er anders over /ij vindt
zich'Veil' klaarblijkelijk erg moedig en ilink
dat -zij zich zoo aan mijn werk opoffert'',
Uit Parijs.
ALMANAKKEN.
De almanakken komen weder de een na den
ander opdagen.
Eerbied voor de oude gewoonte! Zij herinneren
u, dat het jaar oud wordt en brengen als een.
voorgevoel van de aanstaande winterkoude mede.
Daar zijn ze weer, allen met nzelfde scepticisme,
door hun uitgever aan do markt gebracht. Met
nzelfde scepticisme, dat zonder blikken of blozen
het dwaze, en erger dan dit, met het stichtelijke
element satnenflanst, en tegelijkertijd den almanak
met prentjes aan het Journal Amusant en der
gelijke bladen ontleend, waarop het wemelt van
cocottes, te koop aanbiedt met dien, vol stichte
lijke plaatjes (men moet toch z'n oude clichés
ergens voor gebruiken!) waarop de verschijningen
van de heilige Maagd te Lourdcs zijn afgebeeld.
Uier hebt gij den oudvader, eerwaardig boven
allen: den Triple Liégcoisl Hij is gedrukt, vol
komen zooals dat behoort, op zakjcspapier en be
vat, behalve de tabel van kermissen en
wcekmarktoc" die grondslag van alle almanakken
een aantal zeer roerende anekdoten, uit oude
verzamelingen voor de zooveelste maal voor den
dag gehaald. Hebben wij ons niet weder eens ver
kwikt aan het avontuur van dien ter dood ver
oordeelde, die tegenover zijn rechters de meest
af keerwekkende gevoelloosheid heeft aan den dag
gelegd" en die zijn eerste tranen van gevoel ver
giet, wanneer het hem gelukt in zijne gevangenis
een rat te temmen! Vrij moge de wereld schudden
op hare grondvesten, eerst dan zou or van een
werkelijke omverwerping aller dingen sprake kun
nen zijn, wanneer de Triple Liégeois ophield ons
aneJtdoten van dergelijke gehalte op te disschen.
De Almanach du Savoir-civre (de Almanak der
welleveiiüheid en goede manieren) niaakt bij voor
keur zijn studie van alle denkbare vormen van
plichtpleging voor zulke lieden, bij wie
cenboeksken vau enkele sous tehuis behoort b. v. hoe
men zich hooft te gedragen bij de plechtige wij
ding van een kerkklok, een schip, een vlag (sic)
on hij geeft voor dergelijke plechtigheden de kost
baarste wenken en raadgevingen. Ook verzuimt
hij niet op hot punt van huwelijkszaken eenige
vingerwijzingen te geven en weidt bij namen uit
voerig uit over de wijze, waarop het
sacramenteelo ja" moet worden uitgesproken: men dient
vooral op te passen dit niet te luid uit te spre
ken, want dat zou zoo aanstellerig staan".
De Almantich asirologiqiie (de hterrekundige
Almanak) bepaalt zich ondanks zijn wijdschen
titel, tot grappen en aardigheden van een zeer
middelmatig gehalte, welke in den vorm van voor
zeggingen zijn gekleed. Hij deelt ons b. v. mede,
dat in het volgende jaar de fhali (chat, kat) van
Perzie de Sowis (muis) zal komen zien spelen in
het Théatre Francais. Zeg nu eens, dat dat niet
geestig is! Houd op of ik zou mij ziek lachen !
Met een aplomb, dat werkelijk bewonderens
waardig is, voorspelt de Doubléalmaiiach Mathieu
de la J)rómc het weiier voor iedercn dag van het
jaar lbo!): zoo voorspelt het storm en onweder
,,op de oostelijke helling der Apennijnen'', vorst
in het groothertogdom Baden eu (ja, hij is slim
en knap ooi», die meteoroloog, dio de zaak van
wijlen Mathicu heelt overgenomen!) dikke mist
op de Theeras. Wie durft nu nog de onbeschaamd
heid te hebben oui te twijfelen aan de kennis
van zulk een man'!
De tegenwoordige almanak, ik weet het heel
goed, is lang niet moer wat hij vroeger was; dat
wil zeggen, hij heeft de groote populariteit, waarin
liij vroeger doelde, verloren, toen hij nog bijna de
eenige goedkoope uitgave mocht heetcn, omdat
den boekhandel velerlei belemmeringen in den
weg werden gelegd. i\Iet groot ongeduld werd de
colporteur die mot almanakken te koop liep, afge
wacht. Tegenwoordig worden de bewoners van het
platteland, die heel wat meer op de hoogte zijn
der gebeurtenissen dan voorheen, met allerlei
goedkoope boekwerken als overstroomd. Bovendien
hebben zij hun dagblad, dat overal doordringt,
dat denkbeelden opwekt, ze telkens hernieuwt en
voortdurend intellectueel voedsel verschaft.
Maar nu de almanak in weerwil van dat alles,
nog altijd zijn getrouwen, zijn publiek, zijn vaste
klanten telt, kan men niet anders dan met
leedwezen het feit constateeren, dat hij nog maar
maar de natuur gaat ook bij haar menigmaal
boven de leer, en het naar bed brengen van
onzen jongen of het op mijn studeerkamer bren
gen vau een kop thee is altijd een zeer ge
schikte aanleiding om mij een beetje op te
houden, en ecu half uurtje te blijven keuvelen.
(rod weet, hoe zeer het mij zelf spijt, als ik
dan zeggen moet: >^NTu, kind, ik moet weer
aan den gang", en als ik haar dan zie weg
gaan, en bij de deur nog eens^ talmen, en. tot
den jongen' hoor zeggen: »Wij moeten weg,
vent, pa moet werken!" Ik laat mij echter
ook niet, zijdelings overhalen, als ik eenmaal
voor mijn schrijftafel zit, maar ik sluit wel
! eens mijn cylinderbureau wat vroeger, om voor
de avond geheel om is, nog wat in de huis
kamer te kunnen gaan rusten, of een klein
i eindje met mijn vrouw om fe gaan loopen als
i er nog brieven op de post moeten. Overigens
! zijn mijn vrouw en ik, zeer standvastig en
consequent.
l Er is wel eens over gesproken, dat mijne
vrouw 's avonds op mijn studeerkamer zou
: komen zitten. Zij zou natuurlijk geen woord
ze<«>-en, en ook zitten werken. Wij hebben
i cr"cens de proef mee genomen, maar dan
i kwam er weder iemand om .-menheer" te
sprei ken, en dan moest zij vertrekken. Het gebeurde
'?? ook' wel, dat zij zulk ccn ernstige zaak te
j bespreken had, 'dat ik even i>:oc*l luisteren,
i en hoe kunnen mcnschen die pas zoo kort
! p-etrouwd zijn goed overleggen als zij niet
i 'dicht naast elkaar zitten. Mijne vrouw is
tcii! minste het sterkste in liet debatleeren als zij
i op mijn knie zit, met haar arm om mijn hals.
! Dat blijkt daaruit, dat zij dun altijd haar ziii
i krijgt. 'Maar zij is ook zeer verstandig, die
i vrouw van mij. , , .