De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 16 december pagina 2

16 december 1888 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.599 stemmen had, is onzinnig, omdat het doel zelf der vergadering den niet-katholiek uik sloot. Hier is gehandeld te kwader trouw en, naar het groote aantal der rustverstoorders en hunne eenheid van handelen schijnt te bewijzen, naar een vooraf beraamd plan. Ieders vrijheid verdient slechts zoo lang gewaarborgd te zijn, als hij van zins is de gelijke vrijheid van anderen te eerbiedigen. En nu een aantal socialisten zich gedraagt als Zondag gebeurde, is gebleken dat de so ciaal-democratische partij, die zelve aan deze voorvallen geene schuld behoeft te hebben, elementen herbergt, die het met de vrijheden der burgers niet verder meenen, dan ze voor zich, en niet voor anderen, te verlangen On verklaarbaar is dit niet, evenmin ongewoon, dat eene partij, die scherpe oppositie voert, zich blind tuurt op eigen grieven_ en eigen wenschen, en de verplichting niet ziet om de verkondigde beginselen op allen gelijkelijk toe te passen. Het gevoel van rechtvaardig heid is bij de arbeidersklasse niet sterker ont wikkeld, dan bij welke andere klasse ook. Gelijkelijk dragen zij met de voordeelen de aadeelen van de menschelijke natuur. Alleen hebben zij, voor het oogeublik, een beter recht om van rechtvaardigheid te spreken, omdat hunne werkelijke, tastbare grieven door nie mand op goede gronden kunnen worden ge loochend. Een sprekend voorbeeld was deze ver gadering van Zondag, hoe eene partij die eendracntelijk heet te streven naar een groot doel, in zich de kleinste menschelijke eigen schappen'voelt werken en woelen. Zouden wij zoover van de waarheid zijn, indien wij het vermoeden uitspraken, dat bij afwezigheid van_de intellectueele leiders, een paar kleine koninkjes, de tucht moe, op eigen hand eens een stukje op 't getouw hebben gezet? Daar schuilt natuurlijk in enkele individuen wat religiehaat, in andere wat heerschzucht of roemzucht, en een paar door dergelijke motieven gedreven lieden hebben op een vrijen Zondag middag en bij de sterk ontwikkelde liefheb berij van vergaderen, spoedig een honderd man of wat bijeen om een stukje «propaganda van de daad" uit te voeren. Zeker was het voor deze bezoekers een lokaas, dat de vergadering een doel had, nauw verwant aan godsdienstige overtuiging, en zoo reactionair als men» zich maar denken kan Eene contra-revolutie is het logisch gevolg van het door den heer Brouwers thans niet voorgestelde protest. He; gold de machtsherstelling van den Paus, van hem die in de schatting der Katholieken de vertegenwoor diger van God op aarde is. Nu is er in de socialistische beweging ten onzent, een element gemengd, dat haar vreemd kou zijn. Velen noemen zich atheïsten, of zoo zij het woord al niet gebruiken, blijkt uit hunne schrifturen de talrijke ingezonden stukken in licchi voor AVen zeer duidelijk, dat zij van een Godsgeloof niet willen weten Deze overtuiging is zeker even eerbiedwaar dig als elke andere, wanneer zij door naden ken is verkregen. Vergis ik mij echter niet, dan wordt zij dikwerf opgeraapt uit lectuur, door den tot onderscheiden en zelfstandig denken onbekwame, niet verwerkt, 't Blijft hem zoo aan de kleeren hangen, en het staat in vele gezelschappen, vooral van jongelieden, goed. 't Is zoo kinderachtig voor groote jon gens om nog te gelooven. Vandaar tot minachting van en vijandschap tegen den godsdienst, is slechts eene kleine schrede te maken. De levensbeschouwing zit van buiten; met innerlijke bezwaren, zooals de waardeering van den ernst van anderen lichtelijk zou opwerpen, komt zij niet in aan raking. In dat volkje vindt men de beeldstormers. Hun is een last van vooroordeel van de ongelukkige woorden: »Poesje weg! Poesje weg!'' Het verdwijnen van de oude Hans had groot opzien verwekt. Mijne vrouw gaf nog eens hare bevreemding te kennen, en ik hoorde de meid aan de geopende tuindeur roepen: »Poes, poes, poes!" Ik bezat echter de kracht om te zwijgen en gaf alleen een onverstaanbaar antwoord, toen mijne vrouw nog eens herhaalde: »Zoo'ii beest! waar zou hij zitten, die arme Hans!" * * . * Als mijn vrouw en ik geen vast plan heb ben gemaakt om uit te gaan, blijven wij Zon dags gewoonlijk na koffiedrinken een uurtje zitten, om te wachten of er ook bezoekers komen. Meestal niet te vergeefs. Mijne vrouw heeft een uitgebreide familie, en vaak komen een oom en tante eens kijken,of schoonmama zoekt ons eens op. De jongen wordt dan be wonderd en moet al zijne kunsten yertoonen tot hij knorrig wordt en gaat grienen; de kennissen worden besproken, er is een nieuwe verloving openbaar geworden of een onver wacht sterfgeval heeft plaats gevonden en onze salon is voor een paar uren gevuld met een geluid yan Zondagsche jurken, babbelende vrouwenstemmen, complimentjes, geur van madeira en port, en van glacéhandschoenen. Als men ons dan vroeg genoeg met rust laat, en onze jongen in slaap is gevallen, gaan mijne vrouw en ik nog even. voor den eten een straatje om. Is de laatste visite vertrok ken, dan wipt mijne vrouw vlug naar boven om zich te kleeden, en ik krijg mijn besten hoogen hoed vast. Ik maak in het portaal de knoopjes van de handschoenen mijner vrouw yast, en wij krijgen een kleur als er nog weder gescheld wordt. »Niet thuis", roep ik dan zacht tegen de dienstbode, en wij gaan achter de trap staan, terwijl mijne vrouvy, nieuwsgierig als zij is, over de leuning kijkt, heel eventjes natuur lijk maar. Is het een gewoon beleefdheidsbezoek, mis schien wel van vervelende menschen, dan houden wij ons stil en wachten tot »zij de schouders gevallen, en, licht van tred, hup pelen zij de wereld in, om den strijd te aan vaarden tegen eiken godsdienst, die immers niet anders kan zijn dan dom vooroordeel. Er zijn in dezen strijd hoogst ernstige man nen geweest^ en die hebben de ideeën niet weinig vooruitgebracht. Hen willen de klei nen, die aan hun woorden hangen, navolgen in 't groote werk der bekeering. Dat moesten zij laten, want dat werk past niet in zwakke handen. Zooals Otto Spielberg zegt: Ich stelle mein Ich der bestehenden Ordnung ge.yenüber, indem ich in ihr meinen schümmsten i eind crkenne .... Ich schlage mein Tatxe gegcn dm Kulturstaat; met dezelfde verwaandheid trek ken zij los op het Godsbegrip. Ik kan mij het genoegen niet ontzeggen een voorbeeld van dezen strijd aan te halen. Ecnigen tijd geleden las men in de dagbla den, dat de vereeniging »De Dageraad'' de vertaling had uitgegeven van een Latijnsch middeneeuwsch werkje, getiteld De tribus impostorilus. Pompeus luidde het in de adververtentiën: OVER DRIK BEDRIEGERS (Mozrcs, JEZUS, MOHAMMED;. Het boekje heeft geene grootere waarde dan die eener historische curiositeit. Maar de wijze waarop »De Dage raad" het, eerst in haar tijdschrift, later in afzonderlijke afdrukken aan den man bracht, bewees dat de vereeniging, die toen nog alleen de bevordering van het »yrij denken" beoogde, het geschik t achtte voor middel van propaganda. En vraagt men nu waarom zij met het moderne middel der dagbladannonce op deze drie voorgangers van groote bewegingen het stempel van bedrieger drukt, dan zullen zij tenauwernood een zoo goed antwoord weten te geven als de koning van Nepaul, die al zijne godsbeelden met kanonschoten liet ver brijzelen, omdat zij, na groote offeranden te hebben aanvaard, zijne schoone vrouw niet voor de kinderpokkeu hadden gevrijwaard. Indien dergelijke smakeloosheid kan opkomen in de hersens der ontwikkelde mannen die De Dageraad besturen, welken vorm moet _dan de strijd aannemen bij hen die Zondag in Stroucken waren ? De tegenstelling der maatschappelijke be langen heeft niets te maken met het verschil van denkwijze omtrent den godsdienst, en eene sociale beweging als die waaraan vele onzer werklieden zich hebben aangesloten en die de trotsche spreuk «Recht voor Allen" in haar vaandel voert, ziet hare gevaarlijkste vijanden in het hoopje lieden, dat Zondag al die menschen naar Stroucken heeft gelokt. Het zou mij verwonderen, als werkelijke arbeiders daarin de hand hadden gehad. Dezen gevoelen zoowel in fabriek en werk plaats als in do overvulde volksbuurten te zeer de noodzakelijkheid der verdraag zaamheid; zij weten tegoed dat menschelijke eigenschappen niet af te nieten zijn naar kerkgelpof en ongeloof, om het in hun hoofd te krijgen eene vergadering van Roomschcn in de war te gaan sturen. Maar zij zijn met een natten vinger mee1 te troonen door het volkje van nietarbeiders, dat men in elke arbeidersbeweging' aantreft, en die in de beschimping der overtuiging van anderen de kracht zoeken, die zij door het ontbreken eener zelf verworven overtuigingontberen. N^g1 daargelaten de drijfveren die ik boven noemde. Wat tucht aangaat en zuivering der gele deren, gebiedt zelfbehoud aan de sociaal-de mocratische partij in Nederland het voorbeeld te volgen harer Duitsche voorgangers. Eene yergoelijking van het Zondag gebeurde, als in lucht mor Allen te lezen is, geeft van een streven in die richting geen blijk. T. hoek om zijn", maar een enkele keer is het een goede vriend met zijne vrouw, die wij even zelden, als gaarne zien, en dan komt het goede hart mijner vrouw weer boven en zij verraadt zichzelf. »Och, neen, Bctje! wij zijn wel tehuis", en met veel pret en gelach wordt dan liet verhaal gedaan, dat wij dachten dat het heel iemand anders was, en wij gaan weer zitten en bab belen weer, en mijne vrouw wreekt zich dooi den vriend met zijne echtgenoote ten eten te houden. Ook den Zondag na den moord hebben wij bezoek gehad, maar wij zijn toch nog bijtijds het huis uitgekomen, on kijken voor wij de stoep afgaan nog eens rond langs beide zijden van de gracht. »He!" zegt mijne vrouw, ;>liet ijs is dikker dan ik daclifc. Kijk eens, wat een stcenen er op liggen. En daar loopt er al een jongen op Akelige jongen! moet jecr doorvallen", gaat zij voort, net alsof een straatjongen er wat om geven zou, al kon hij liet op dien afstand hooren, en zij wendt haar hoofd af, terwijl zij zegt: »Ik moet er maar niet naar kijken". Ik zie met genoegen naar den brecden wit ten grafsteen, dien de natuur gevormd heeft boven het lijk van Hans, als mijne wederhelft mij aan mijn arm trekt, en roept: »Daar bij het huis ligt een zakdoek, dien ik ken. Dat is er een met een gekleurden rand van jou!" Die vrouw van mij heeft sterke oogen. Ik zet mijn lorgnet op, zie ook dien kant uit en ja, daar ligt hij, de strop van onze oude huisvriendin, de poes. »Raap hem eens op", fluistert mijne vrouw, die een kleur heeft gekregen, »je hebt hem zeker van nacht verloren." »'tls zoo gek," zeg ik zacht. »Maar 't is er een van de vier-en-twintig," zóó dringt zij aan. Ik zie nog eens om mij heen, haal met mijn wandelstok den doek naar mij toe, en vlug bukkend, raap ik hem op. »'t Is een schandaal, zoo nonchalant als je BRIEVEN UIT GROOT MOKUM. Amice! Behalve vele gebroken harten" dito banket letters en de zoogenaamde brokken" waarvan de voorraad altijd kolossaal schijnt te wezen, zijn alle sporen van het gevierde St. Nicolaasfecst ver dwenen, maar de herinnering is gebleven en voor enkelen is die herinnering bitter en onuitwischbaar. Je hebt .natuurlijk uit de couranten vernomen welk afschuwelijk geschenk de hoeren Stork eu Jolles, eu naar men zegt ook de burgemeester, hebben ontvangen en je zult zeker even hartelijk wenschen. als wij hier allen, dat men de scha vuiten zal ontdekken om ze eens Hink tot voorbeeld voor anderen te stellen. 't Schijnt dat de sociaal-democraten nu ze zoo langen tijd lum fatsoen hebben gehouden, hun schade willen inhalen. Hoe virult je dat de trotsche vrijheidsmannen" hun leus van Vrijheid, Gelijkheid eu Broederschap hebben gehandhaafd bij de mee ting der Kaüioiieke Leo-Verceniging, geleid door pastoor Brouwers? 't Is een uitstekend staaltje van de wijze waarop zij de vrijheid" zouden opvatten a'.s ze eens kans zagen om aan het roer te komen. Ik was er uit nieuwsgierigheid even gaan luisteren: 't was me haast slecht bekomen. Zonder kleerscheuren uit de zaal gedrongen, was ik, door de woelende menschenzee heen, tegen een der muren van den schouwburg te land ge komen, waar ik geduldig wachtte tot de politie de lui, vóór mij, wat op zou ruimen. Non, meheer, da's me 'n pan daar," zei een fatsoenlijk uitziend werkman, terwijl hij naar Maison Stroucken wees. Van der Stadt was zeker bang voor z'n hachic, dat ie zoo bijtijds beenen heeft gemaakt'', viel een ander hem in de rede, Nou, da' kan je aan je hart voole, als 't op vechten aankomt, dan zegge de meeste aanvoer ders : ho, maar! laat mijn der eerst uit, assieblief!" (iossiemijne, 't is kompleet 'n palingoproer !" zei een juffrouw met een schel stemmetje, die, -wat lengte en dunheid betrof, zelf wel iets van een paling had. Iloor die nou!" sprak minachtend een vrouw die, waarschijnlijk haastig uit een der omliggende buurten gesneld, met do eene hand haar coiffure op het achterhoofd bedwong terwijl de andere baar katoenen jaoqnetto," dat wel knoops- on andere gaten maar geen knoopen bezat, over elkaar hield geslagen. De soosjalon hebbe hun Zondagscentjes wat vroeg opgemaakt; ze slachte me man wat, 'n doodgoeie Uimmel, maar as ie 'n spatje op heb, dan wil ie ook altijd vcchte." Er was wel iets waars in hetgeen die vrouw zei, de strijdlust van een Amsterdammer, tenmin ste van zulk soort, is meestal in Schiedam gestookt. Dat aan de wcrkeloozen door eenige particu lieren gratis brood en koflie wordt verstrekt, is iets wat do socialen ook al niet kunnen verkrop pen. Ze staan aan den ingang van het lokaal en trachten de bezoekers te weerhouden door het vooruitzicht dat ze daarbinnen slechts weitebrood en in hot Volkspark wittebrood kunnen krijgen, waarvan zij de monsters versch en wel meebren gen. Of ze daarmee ,,goede zaken" maken geloof ik niet, misschien gaan zo spoedig tot verleide lijker lekkernijen over, als b. v. dynamietpastcien of geïmiteerde buskniitworst. Over vele en velerlei dingen heeft een naderende revolutie haar rooden weerschijn geworpen. De letterkunde heeft haar revolutionairen in do Zolaisten, die hun grooten hervormer trachten te imiteeren door walgelijke eigenaardigheden na te volgen, die alleen aan een genie vergeven kunnen worden, evenals lui die een beroemd redenaar pogen na te bootsen door b.v. op dezelfde onhebbej lijke manier, als hem toevallig eigen is, hun neus te snuiten. In de schilderkunst wanen sommigen, omdat ze aan de grenzen" der kunst thuis hooren, zich pioniers der vooruitgang" en klodderen er , goedsmoeds op los; enfin, 't is te hopen dat l'iclura uit die groezelige klodderzee schooner en reiner dan ooit moge herrijzen. daarop bent," hernoemt mijn vrouw geërgerd. »Je moeder moest het weten. Zij heeft ze nog zelf gemerkt. Alle vierentwintig met trekletters". Ik zwijg. »En wat is hij mal toegeknoopt, wat kan je er toch mee gedaan hebben", vervolgt zij, nog met den doek in haar hand. »En er is een winkel haak ook in, kijk eens aan!" Dat is van den steen, fluistert een stem in j mijn binnenste, en ik ben blij als er een paar kennissen voorbijgaan en wij moeten groeten. De zakdoek is weggeborgen in de mof van mijne vrouw, en wij wandelen voort gearmd en zwijgend. Zal ik alles vertellen? Maar ik vat weder moed om dit niet te doen, als ik mijne vrouw aanzie, die klaarblijkelijk denkt aan bet gestommel 's nachts en den Zaterdagavond. Zij lacht, zij ziet er goddelijk uit, met die hooge kleur en hare glinsterende oogen, en ik haal haar arm wat dieper door den mijne- Zij houdt j haar mof voor baar frissehen welbesneden mond, als om baar lachen te verbergen en kijkt een anderen kant uit. Wij spreken niet meer over den o_ngelukkigen zakdoek, en beginnen weer prett.ig te babbelen genietende van ons uurtje vrijheid, onze gezondheid en onze jeugd. Als wij tehuis komen vinden wij de tafel | gedekt. Ónze jongen is weder wakker en zit ons in zijn stoel te wachten- \\rat een pret als hij zijne moeder ziet. Hij schreeuwt het uit en bonst met zijne kleine vuisten op de tafel. Eerst legt mama echter haar mooien hoed en mantel af voor zij hem neemt, ... maar wie zit daar bij de kachel, ineengedoken als van ouds, maar nu nog droog kuchende er bij. 't Is Hans, de vervallen, verhavende, ver dronken oude Hans. »Poes is terug", roept mijn zoon. En de meid getuigt het ook Even nadat wij uit waren gegaan, was Hans door den tuin teruggekomen, en toen de tuindeur was opengedaan dadelijk naar binnen gesneld. »Wat gelukkig, dat ik wat melk nad klaar In de geneeskunde is eeu revolutie ontstaan tegen de geneesmiddelen De Allo- en hoiiKBOj pathen worden meer en meer verdrongen door de Mypnotisten. Waar je vroeger aloë, rhabarber of wel braakwijn voor noodig had, is na de aanblik van den dokter voldoende. Hij ziet je stijf in de oogen; zijn wilskracht zegt: zóó zij het en zoo komt het dan ook, des te vlugger naarmate je geest meer unaccustomed". is. to weigh, to argue and to resist", zooals Dr C. Lloyd Tuckey in de laatste aflevering van de Nineteeiïth Century zegt. De revolutie onder de mannen des vredes" beschouwen we sinds lang als iets dat onafschei delijk aan het begrip Godsdienst" verbonden is en bij de gevaarlijke straatgevechten der school jeugd?misschien zij 11 het wel catccliïsauten heeft ieder, zelfs de politie, zich in Godsnaam maar nedergelegd ; evenzeer heeft de dienstboden-revo lutie zich te veel uitgebreid om er in 't bijzonder op te wijzen. De dames-modes, die uit Parijs tot ons komen, brengen ons jasvormige lijven met lange panden. en groote revers, waarbij geen andere titel dan burgercs" past, of de korte lijfjes uit het direc toire, maar de meeste Amsterdamsche dames, wars vau alle revolutie zoowel buiten-als binnenshuis" durven die omwentelingsmode nog niet aau. Dat alle dames echter niet even lieftallig zijn, bewijst het gerucht, dat alhier zes vaten met dynamiet aangekomen zouden zijn. Dit gerucht werd spoedig nader bevestigd door de mededeeling dat die vaten bestemd waren voor een ge nootschap van pantottWhcldcn met een zeer oproerig programma, dat echter door de tijdige ontdekking, gelukkig onschadelijk is gemaakt Kortom in elk gebied is een woeling te bespeu ren, een rcvolutiegeest ontstaan, die velen het hoofd zwaar en het harte angstig maakt. Revolutiën moeten gewaardeerd worden, zegt men, als een zuivering die evenals een onweder veel bedorvens vernietigt; men moet echter niet ver geten, dat daarbij ook veel, wat goed en bruikbaar is.verloreu gaat, zoodat het verlies derhalve ook even groot kan zijn als het gewin. Docb in ons land brommen de oiiweders dikwijls uren vooruit, ter wijl ze bij hun nadering blijken slechts »opfrisschende buien" te zijn; laten we hopen dat onze revolutiën ook daarin aan hen gelijken. Tot zoover had ik dezen brief gisteren morgen geschreven, toen mijn hospita boven kwam met mijn ontbijt. Zijn de broodjes nu. versch, juffrouw'? vroeg ik, onschuldig, want een paar dagen lang waren de kadetjes zoo smakelijk als houtwol geweest. NüV Ze zijn altijd versch, meneer, 'k be grijp niet hoe u daarover klagen durft, we eten, ze zelf ook, on de onze zijn nog al meestentijds van den vorigen dag." Als ze niet zoo'u akelig kort, dik mensch ware, wier gelaat bij de minste onaangenaamheid blauwroi.d opzwelt, zoodat je direct haar ambitie" voor apoplexie ontdekt, zou ik gevraagd hebben of ik ook bij vergissing de broodjes vau beneden" verorberd had, maar ze liet me niet eens tijd om dat vermoeden uit te spreken eu ratulde ver! der: Dat is nu ieder oogenblik dat u zoo iets bijzonders hebt dan is de boter sterk en dan de melk goor; 'k moet u zeggen, ik bob jaren lang met God en met cere commeiisaals gehouden maar nog nooit niüt zoo'n lastig mensch getroffen als uwe, on dat waren dan toch hoeren die on dervinding hadden, terwijl u zóó groen van je dorp komt!" Daar ging me een pijnlijke steek door het hart, dat was de tweede maal in n week dat ik dat kleurig adjectief naar mijn hoofd kreeg. 't Is waar, 't is een troost te weten dat er geen enkele Zeer Geleerde doctor in 't land bestaat die ook niet eenmaal groen" is geweest en onder ons gezegd reken ik me te midden van de vele jeugdige grijsaards" onzer eeuw, die op hun vijfentwintigste jaar geprononceerd beschimmeld" zijn dien naam ook niet als een smaad aan; van harte wensch ik dat de trissche levensmoed gezet", zegt mijne vrouw. Doch nu wordt liet mij te erg, en ik leg een volledige, berouwvolle bekentenis af. l »Dus was het de grog niet!" zegt mijne. l vrouw eindelijk, en dan steekt zij hare hand l uit en haalt mij naar haar toe, zoodat wij, ! mijn vrouw, ik en onze zoon, tot groote vreugde van den laatste, alle drie op de kunap zitten. >Arm mannetje", zegt zij, 'had je dat van nacht eens stilletjes willen doen zouder dat ik het wist. Wat vriendelijk van je!" Zij slaat baar arm om mijn hals en geeft mij een hartelijken zoen, terwijl mijn zoon mij aan mijn neus trekt en in mijn haren grijpt, maar dan voegt zij er ondeugend bij: »maar had je daa niet gezien, dat je Hans op het ijs gooide?" >Ik wou er zelf maarniet eens naar kijken', antwoord ik, nk maakte maar gauw, dat ik j in huis kwam!" =En nu krijgt Hans wat extra melk van mij", herneemt vervolgens mijne vrouw »en nu moet hij, hoe akelig hij er ook uitziet, maar voor goed bij ons blijven". Ik krijg mijn jongen te bewaren, poes krijgt melk, en op de schooue woorden mijner vrouw zeg ik luide: =amen!" Maar het mocht niet lang zoo zijn. _ De nachtelijke koude had Hans een longziekte bezorgd. Zij liep nog wat kuchend en grom mend rond, maar viel bij den dag- af. Eens kwam zij, wij zaten na den middag nog wat bij elkaar, naar mijne vrouw toeloopen en viel niet een klageiiden schreeuw aan baaivoeten neder. "Wij wisten eerst niet wat het was, maar ! weldra werd het ons duidelijk. i -Zij sterft", zeide mijne vrouw meewarig, ! voorde eerste en eenigste keer in haar leven i de poes bij haar juiste geslacht noemende. ' En zoo was het, na een minuut of tien was Hans dood. In den tuin vond zij haar graf. »Zoo is hij toch nog bij ons, en zijn eigen natuurlijken dood gestorven," besloot mijne vrouw en ik heb haar niet tegen gesproken. Dit is de geschiedenis van Hans, de poes.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl