Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.599
stemmen had, is onzinnig, omdat het doel
zelf der vergadering den niet-katholiek uik
sloot. Hier is gehandeld te kwader trouw
en, naar het groote aantal der
rustverstoorders en hunne eenheid van handelen schijnt
te bewijzen, naar een vooraf beraamd plan.
Ieders vrijheid verdient slechts zoo lang
gewaarborgd te zijn, als hij van zins is de
gelijke vrijheid van anderen te eerbiedigen.
En nu een aantal socialisten zich gedraagt
als Zondag gebeurde, is gebleken dat de so
ciaal-democratische partij, die zelve aan deze
voorvallen geene schuld behoeft te hebben,
elementen herbergt, die het met de vrijheden
der burgers niet verder meenen, dan ze voor
zich, en niet voor anderen, te verlangen On
verklaarbaar is dit niet, evenmin ongewoon,
dat eene partij, die scherpe oppositie voert,
zich blind tuurt op eigen grieven_ en eigen
wenschen, en de verplichting niet ziet om de
verkondigde beginselen op allen gelijkelijk
toe te passen. Het gevoel van rechtvaardig
heid is bij de arbeidersklasse niet sterker ont
wikkeld, dan bij welke andere klasse ook.
Gelijkelijk dragen zij met de voordeelen de
aadeelen van de menschelijke natuur. Alleen
hebben zij, voor het oogeublik, een beter recht
om van rechtvaardigheid te spreken, omdat
hunne werkelijke, tastbare grieven door nie
mand op goede gronden kunnen worden ge
loochend.
Een sprekend voorbeeld was deze ver
gadering van Zondag, hoe eene partij die
eendracntelijk heet te streven naar een groot
doel, in zich de kleinste menschelijke eigen
schappen'voelt werken en woelen. Zouden
wij zoover van de waarheid zijn, indien wij
het vermoeden uitspraken, dat bij afwezigheid
van_de intellectueele leiders, een paar kleine
koninkjes, de tucht moe, op eigen hand eens
een stukje op 't getouw hebben gezet? Daar
schuilt natuurlijk in enkele individuen wat
religiehaat, in andere wat heerschzucht of
roemzucht, en een paar door dergelijke motieven
gedreven lieden hebben op een vrijen Zondag
middag en bij de sterk ontwikkelde liefheb
berij van vergaderen, spoedig een honderd
man of wat bijeen om een stukje «propaganda
van de daad" uit te voeren.
Zeker was het voor deze bezoekers een
lokaas, dat de vergadering een doel had, nauw
verwant aan godsdienstige overtuiging, en zoo
reactionair als men» zich maar denken kan
Eene contra-revolutie is het logisch gevolg
van het door den heer Brouwers thans niet
voorgestelde protest. He; gold de
machtsherstelling van den Paus, van hem die in de
schatting der Katholieken de vertegenwoor
diger van God op aarde is.
Nu is er in de socialistische beweging ten
onzent, een element gemengd, dat haar vreemd
kou zijn. Velen noemen zich atheïsten, of
zoo zij het woord al niet gebruiken, blijkt uit
hunne schrifturen de talrijke ingezonden
stukken in licchi voor AVen zeer duidelijk,
dat zij van een Godsgeloof niet willen weten
Deze overtuiging is zeker even eerbiedwaar
dig als elke andere, wanneer zij door naden
ken is verkregen. Vergis ik mij echter niet,
dan wordt zij dikwerf opgeraapt uit lectuur,
door den tot onderscheiden en zelfstandig
denken onbekwame, niet verwerkt, 't Blijft
hem zoo aan de kleeren hangen, en het staat
in vele gezelschappen, vooral van jongelieden,
goed. 't Is zoo kinderachtig voor groote jon
gens om nog te gelooven.
Vandaar tot minachting van en vijandschap
tegen den godsdienst, is slechts eene kleine
schrede te maken. De levensbeschouwing zit
van buiten; met innerlijke bezwaren, zooals
de waardeering van den ernst van anderen
lichtelijk zou opwerpen, komt zij niet in aan
raking.
In dat volkje vindt men de beeldstormers.
Hun is een last van vooroordeel van de
ongelukkige woorden: »Poesje weg! Poesje
weg!''
Het verdwijnen van de oude Hans had
groot opzien verwekt. Mijne vrouw gaf nog
eens hare bevreemding te kennen, en ik hoorde
de meid aan de geopende tuindeur roepen:
»Poes, poes, poes!"
Ik bezat echter de kracht om te zwijgen en
gaf alleen een onverstaanbaar antwoord, toen
mijne vrouw nog eens herhaalde: »Zoo'ii beest!
waar zou hij zitten, die arme Hans!"
*
* . *
Als mijn vrouw en ik geen vast plan heb
ben gemaakt om uit te gaan, blijven wij Zon
dags gewoonlijk na koffiedrinken een uurtje
zitten, om te wachten of er ook bezoekers
komen. Meestal niet te vergeefs. Mijne vrouw
heeft een uitgebreide familie, en vaak komen
een oom en tante eens kijken,of schoonmama
zoekt ons eens op. De jongen wordt dan be
wonderd en moet al zijne kunsten yertoonen
tot hij knorrig wordt en gaat grienen; de
kennissen worden besproken, er is een nieuwe
verloving openbaar geworden of een onver
wacht sterfgeval heeft plaats gevonden en onze
salon is voor een paar uren gevuld met een
geluid yan Zondagsche jurken, babbelende
vrouwenstemmen, complimentjes, geur van
madeira en port, en van glacéhandschoenen.
Als men ons dan vroeg genoeg met rust laat,
en onze jongen in slaap is gevallen, gaan
mijne vrouw en ik nog even. voor den eten
een straatje om. Is de laatste visite vertrok
ken, dan wipt mijne vrouw vlug naar boven
om zich te kleeden, en ik krijg mijn besten
hoogen hoed vast. Ik maak in het portaal de
knoopjes van de handschoenen mijner vrouw
yast, en wij krijgen een kleur als er nog weder
gescheld wordt.
»Niet thuis", roep ik dan zacht tegen de
dienstbode, en wij gaan achter de trap staan,
terwijl mijne vrouvy, nieuwsgierig als zij is,
over de leuning kijkt, heel eventjes natuur
lijk maar.
Is het een gewoon beleefdheidsbezoek, mis
schien wel van vervelende menschen, dan
houden wij ons stil en wachten tot »zij de
schouders gevallen, en, licht van tred, hup
pelen zij de wereld in, om den strijd te aan
vaarden tegen eiken godsdienst, die immers
niet anders kan zijn dan dom vooroordeel.
Er zijn in dezen strijd hoogst ernstige man
nen geweest^ en die hebben de ideeën niet
weinig vooruitgebracht. Hen willen de klei
nen, die aan hun woorden hangen, navolgen
in 't groote werk der bekeering. Dat moesten
zij laten, want dat werk past niet in zwakke
handen. Zooals Otto Spielberg zegt: Ich stelle
mein Ich der bestehenden Ordnung ge.yenüber,
indem ich in ihr meinen schümmsten i eind
crkenne .... Ich schlage mein Tatxe gegcn dm
Kulturstaat; met dezelfde verwaandheid trek
ken zij los op het Godsbegrip.
Ik kan mij het genoegen niet ontzeggen een
voorbeeld van dezen strijd aan te halen.
Ecnigen tijd geleden las men in de dagbla
den, dat de vereeniging »De Dageraad'' de
vertaling had uitgegeven van een Latijnsch
middeneeuwsch werkje, getiteld De tribus
impostorilus. Pompeus luidde het in de
adververtentiën: OVER DRIK BEDRIEGERS (Mozrcs,
JEZUS, MOHAMMED;. Het boekje heeft geene
grootere waarde dan die eener historische
curiositeit. Maar de wijze waarop »De Dage
raad" het, eerst in haar tijdschrift, later in
afzonderlijke afdrukken aan den man bracht,
bewees dat de vereeniging, die toen nog alleen
de bevordering van het »yrij denken" beoogde,
het geschik t achtte voor middel van propaganda.
En vraagt men nu waarom zij met het
moderne middel der dagbladannonce op deze
drie voorgangers van groote bewegingen het
stempel van bedrieger drukt, dan zullen zij
tenauwernood een zoo goed antwoord weten
te geven als de koning van Nepaul, die al
zijne godsbeelden met kanonschoten liet ver
brijzelen, omdat zij, na groote offeranden te
hebben aanvaard, zijne schoone vrouw niet
voor de kinderpokkeu hadden gevrijwaard.
Indien dergelijke smakeloosheid kan
opkomen in de hersens der ontwikkelde
mannen die De Dageraad besturen, welken
vorm moet _dan de strijd aannemen bij hen
die Zondag in Stroucken waren ?
De tegenstelling der maatschappelijke be
langen heeft niets te maken met het verschil
van denkwijze omtrent den godsdienst, en
eene sociale beweging als die waaraan vele
onzer werklieden zich hebben aangesloten en
die de trotsche spreuk «Recht voor Allen" in
haar vaandel voert, ziet hare gevaarlijkste
vijanden in het hoopje lieden, dat Zondag al
die menschen naar Stroucken heeft gelokt.
Het zou mij verwonderen, als werkelijke
arbeiders daarin de hand hadden gehad.
Dezen gevoelen zoowel in fabriek en werk
plaats als in do overvulde volksbuurten
te zeer de noodzakelijkheid der verdraag
zaamheid; zij weten tegoed dat menschelijke
eigenschappen niet af te nieten zijn naar
kerkgelpof en ongeloof, om het in hun hoofd te
krijgen eene vergadering van Roomschcn in
de war te gaan sturen.
Maar zij zijn met een natten vinger mee1
te troonen door het volkje van nietarbeiders,
dat men in elke arbeidersbeweging' aantreft,
en die in de beschimping der overtuiging van
anderen de kracht zoeken, die zij door het
ontbreken eener zelf verworven
overtuigingontberen. N^g1 daargelaten de drijfveren die
ik boven noemde.
Wat tucht aangaat en zuivering der gele
deren, gebiedt zelfbehoud aan de sociaal-de
mocratische partij in Nederland het voorbeeld
te volgen harer Duitsche voorgangers. Eene
yergoelijking van het Zondag gebeurde, als
in lucht mor Allen te lezen is, geeft van een
streven in die richting geen blijk.
T.
hoek om zijn", maar een enkele keer is het
een goede vriend met zijne vrouw, die wij
even zelden, als gaarne zien, en dan komt
het goede hart mijner vrouw weer boven en
zij verraadt zichzelf.
»Och, neen, Bctje! wij zijn wel tehuis", en
met veel pret en gelach wordt dan liet verhaal
gedaan, dat wij dachten dat het heel iemand
anders was, en wij gaan weer zitten en bab
belen weer, en mijne vrouw wreekt zich dooi
den vriend met zijne echtgenoote ten eten te
houden.
Ook den Zondag na den moord hebben wij
bezoek gehad, maar wij zijn toch nog bijtijds
het huis uitgekomen, on kijken voor wij de
stoep afgaan nog eens rond langs beide zijden
van de gracht.
»He!" zegt mijne vrouw, ;>liet ijs is dikker
dan ik daclifc. Kijk eens, wat een stcenen er
op liggen. En daar loopt er al een jongen
op Akelige jongen! moet jecr doorvallen",
gaat zij voort, net alsof een straatjongen er
wat om geven zou, al kon hij liet op dien
afstand hooren, en zij wendt haar hoofd af,
terwijl zij zegt: »Ik moet er maar niet naar
kijken".
Ik zie met genoegen naar den brecden wit
ten grafsteen, dien de natuur gevormd heeft
boven het lijk van Hans, als mijne wederhelft
mij aan mijn arm trekt, en roept:
»Daar bij het huis ligt een zakdoek, dien
ik ken. Dat is er een met een gekleurden
rand van jou!"
Die vrouw van mij heeft sterke oogen. Ik
zet mijn lorgnet op, zie ook dien kant uit en
ja, daar ligt hij, de strop van onze oude
huisvriendin, de poes.
»Raap hem eens op", fluistert mijne vrouw,
die een kleur heeft gekregen, »je hebt hem
zeker van nacht verloren."
»'tls zoo gek," zeg ik zacht.
»Maar 't is er een van de vier-en-twintig,"
zóó dringt zij aan.
Ik zie nog eens om mij heen, haal met mijn
wandelstok den doek naar mij toe, en vlug
bukkend, raap ik hem op.
»'t Is een schandaal, zoo nonchalant als je
BRIEVEN UIT GROOT MOKUM.
Amice!
Behalve vele gebroken harten" dito banket
letters en de zoogenaamde brokken" waarvan de
voorraad altijd kolossaal schijnt te wezen, zijn alle
sporen van het gevierde St. Nicolaasfecst ver
dwenen, maar de herinnering is gebleven en voor
enkelen is die herinnering bitter en onuitwischbaar.
Je hebt .natuurlijk uit de couranten vernomen
welk afschuwelijk geschenk de hoeren Stork eu
Jolles, eu naar men zegt ook de burgemeester,
hebben ontvangen en je zult zeker even hartelijk
wenschen. als wij hier allen, dat men de scha
vuiten zal ontdekken om ze eens Hink tot voorbeeld
voor anderen te stellen.
't Schijnt dat de sociaal-democraten nu ze zoo
langen tijd lum fatsoen hebben gehouden, hun
schade willen inhalen. Hoe virult je dat de trotsche
vrijheidsmannen" hun leus van Vrijheid, Gelijkheid
eu Broederschap hebben gehandhaafd bij de mee
ting der Kaüioiieke Leo-Verceniging, geleid door
pastoor Brouwers? 't Is een uitstekend staaltje
van de wijze waarop zij de vrijheid" zouden opvatten
a'.s ze eens kans zagen om aan het roer te komen.
Ik was er uit nieuwsgierigheid even gaan
luisteren: 't was me haast slecht bekomen.
Zonder kleerscheuren uit de zaal gedrongen,
was ik, door de woelende menschenzee heen, tegen
een der muren van den schouwburg te land ge
komen, waar ik geduldig wachtte tot de politie
de lui, vóór mij, wat op zou ruimen.
Non, meheer, da's me 'n pan daar," zei een
fatsoenlijk uitziend werkman, terwijl hij naar
Maison Stroucken wees.
Van der Stadt was zeker bang voor z'n hachic,
dat ie zoo bijtijds beenen heeft gemaakt'', viel
een ander hem in de rede,
Nou, da' kan je aan je hart voole, als 't op
vechten aankomt, dan zegge de meeste aanvoer
ders : ho, maar! laat mijn der eerst uit, assieblief!"
(iossiemijne, 't is kompleet 'n palingoproer !"
zei een juffrouw met een schel stemmetje, die,
-wat lengte en dunheid betrof, zelf wel iets van
een paling had.
Iloor die nou!" sprak minachtend een vrouw
die, waarschijnlijk haastig uit een der omliggende
buurten gesneld, met do eene hand haar coiffure
op het achterhoofd bedwong terwijl de andere
baar katoenen jaoqnetto," dat wel knoops- on
andere gaten maar geen knoopen bezat, over
elkaar hield geslagen. De soosjalon hebbe hun
Zondagscentjes wat vroeg opgemaakt; ze slachte
me man wat, 'n doodgoeie Uimmel, maar as ie 'n
spatje op heb, dan wil ie ook altijd vcchte."
Er was wel iets waars in hetgeen die vrouw
zei, de strijdlust van een Amsterdammer, tenmin
ste van zulk soort, is meestal in Schiedam gestookt.
Dat aan de wcrkeloozen door eenige particu
lieren gratis brood en koflie wordt verstrekt, is
iets wat do socialen ook al niet kunnen verkrop
pen. Ze staan aan den ingang van het lokaal en
trachten de bezoekers te weerhouden door het
vooruitzicht dat ze daarbinnen slechts weitebrood
en in hot Volkspark wittebrood kunnen krijgen,
waarvan zij de monsters versch en wel meebren
gen. Of ze daarmee ,,goede zaken" maken geloof
ik niet, misschien gaan zo spoedig tot verleide
lijker lekkernijen over, als b. v. dynamietpastcien
of geïmiteerde buskniitworst.
Over vele en velerlei dingen heeft een naderende
revolutie haar rooden weerschijn geworpen. De
letterkunde heeft haar revolutionairen in do
Zolaisten, die hun grooten hervormer trachten te
imiteeren door walgelijke eigenaardigheden na te
volgen, die alleen aan een genie vergeven kunnen
worden, evenals lui die een beroemd redenaar
pogen na te bootsen door b.v. op dezelfde
onhebbej lijke manier, als hem toevallig eigen is, hun
neus te snuiten.
In de schilderkunst wanen sommigen, omdat
ze aan de grenzen" der kunst thuis hooren,
zich pioniers der vooruitgang" en klodderen er
, goedsmoeds op los; enfin, 't is te hopen dat
l'iclura uit die groezelige klodderzee schooner
en reiner dan ooit moge herrijzen.
daarop bent," hernoemt mijn vrouw geërgerd.
»Je moeder moest het weten. Zij heeft ze nog
zelf gemerkt. Alle vierentwintig met
trekletters".
Ik zwijg.
»En wat is hij mal toegeknoopt, wat kan je
er toch mee gedaan hebben", vervolgt zij, nog
met den doek in haar hand. »En er is een
winkel haak ook in, kijk eens aan!"
Dat is van den steen, fluistert een stem in
j mijn binnenste, en ik ben blij als er een paar
kennissen voorbijgaan en wij moeten groeten.
De zakdoek is weggeborgen in de mof van
mijne vrouw, en wij wandelen voort gearmd
en zwijgend.
Zal ik alles vertellen? Maar ik vat weder
moed om dit niet te doen, als ik mijne vrouw
aanzie, die klaarblijkelijk denkt aan bet
gestommel 's nachts en den Zaterdagavond. Zij
lacht, zij ziet er goddelijk uit, met die hooge
kleur en hare glinsterende oogen, en ik haal
haar arm wat dieper door den mijne- Zij houdt
j haar mof voor baar frissehen welbesneden
mond, als om baar lachen te verbergen en kijkt
een anderen kant uit. Wij spreken niet meer
over den o_ngelukkigen zakdoek, en beginnen
weer prett.ig te babbelen genietende van ons
uurtje vrijheid, onze gezondheid en onze jeugd.
Als wij tehuis komen vinden wij de tafel
| gedekt. Ónze jongen is weder wakker en zit
ons in zijn stoel te wachten- \\rat een pret
als hij zijne moeder ziet. Hij schreeuwt het
uit en bonst met zijne kleine vuisten op de
tafel.
Eerst legt mama echter haar mooien hoed
en mantel af voor zij hem neemt, ... maar
wie zit daar bij de kachel, ineengedoken als
van ouds, maar nu nog droog kuchende er bij.
't Is Hans, de vervallen, verhavende, ver
dronken oude Hans.
»Poes is terug", roept mijn zoon.
En de meid getuigt het ook Even nadat
wij uit waren gegaan, was Hans door den
tuin teruggekomen, en toen de tuindeur was
opengedaan dadelijk naar binnen gesneld.
»Wat gelukkig, dat ik wat melk nad klaar
In de geneeskunde is eeu revolutie ontstaan
tegen de geneesmiddelen De Allo- en
hoiiKBOj pathen worden meer en meer verdrongen door de
Mypnotisten. Waar je vroeger aloë, rhabarber of
wel braakwijn voor noodig had, is na de aanblik
van den dokter voldoende. Hij ziet je stijf in de
oogen; zijn wilskracht zegt: zóó zij het en zoo
komt het dan ook, des te vlugger naarmate je
geest meer unaccustomed". is. to weigh, to
argue and to resist", zooals Dr C. Lloyd Tuckey
in de laatste aflevering van de Nineteeiïth Century
zegt.
De revolutie onder de mannen des vredes"
beschouwen we sinds lang als iets dat onafschei
delijk aan het begrip Godsdienst" verbonden is
en bij de gevaarlijke straatgevechten der school
jeugd?misschien zij 11 het wel catccliïsauten heeft
ieder, zelfs de politie, zich in Godsnaam maar
nedergelegd ; evenzeer heeft de dienstboden-revo
lutie zich te veel uitgebreid om er in 't bijzonder
op te wijzen.
De dames-modes, die uit Parijs tot ons komen,
brengen ons jasvormige lijven met lange panden.
en groote revers, waarbij geen andere titel dan
burgercs" past, of de korte lijfjes uit het direc
toire, maar de meeste Amsterdamsche dames, wars
vau alle revolutie zoowel buiten-als binnenshuis"
durven die omwentelingsmode nog niet aau.
Dat alle dames echter niet even lieftallig zijn,
bewijst het gerucht, dat alhier zes vaten met
dynamiet aangekomen zouden zijn. Dit gerucht
werd spoedig nader bevestigd door de
mededeeling dat die vaten bestemd waren voor een ge
nootschap van pantottWhcldcn met een zeer
oproerig programma, dat echter door de tijdige
ontdekking, gelukkig onschadelijk is gemaakt
Kortom in elk gebied is een woeling te bespeu
ren, een rcvolutiegeest ontstaan, die velen het hoofd
zwaar en het harte angstig maakt.
Revolutiën moeten gewaardeerd worden, zegt
men, als een zuivering die evenals een onweder veel
bedorvens vernietigt; men moet echter niet ver
geten, dat daarbij ook veel, wat goed en bruikbaar
is.verloreu gaat, zoodat het verlies derhalve ook even
groot kan zijn als het gewin. Docb in ons land
brommen de oiiweders dikwijls uren vooruit, ter
wijl ze bij hun nadering blijken slechts
»opfrisschende buien" te zijn; laten we hopen dat onze
revolutiën ook daarin aan hen gelijken.
Tot zoover had ik dezen brief gisteren morgen
geschreven, toen mijn hospita boven kwam met
mijn ontbijt.
Zijn de broodjes nu. versch, juffrouw'? vroeg ik,
onschuldig, want een paar dagen lang waren de
kadetjes zoo smakelijk als houtwol geweest.
NüV Ze zijn altijd versch, meneer, 'k be
grijp niet hoe u daarover klagen durft, we eten,
ze zelf ook, on de onze zijn nog al meestentijds
van den vorigen dag."
Als ze niet zoo'u akelig kort, dik mensch ware,
wier gelaat bij de minste onaangenaamheid
blauwroi.d opzwelt, zoodat je direct haar ambitie"
voor apoplexie ontdekt, zou ik gevraagd hebben
of ik ook bij vergissing de broodjes vau beneden"
verorberd had, maar ze liet me niet eens tijd
om dat vermoeden uit te spreken eu ratulde
ver! der: Dat is nu ieder oogenblik dat u zoo iets
bijzonders hebt dan is de boter sterk en dan de
melk goor; 'k moet u zeggen, ik bob jaren lang
met God en met cere commeiisaals gehouden
maar nog nooit niüt zoo'n lastig mensch getroffen
als uwe, on dat waren dan toch hoeren die on
dervinding hadden, terwijl u zóó groen van je
dorp komt!"
Daar ging me een pijnlijke steek door het hart,
dat was de tweede maal in n week dat ik dat
kleurig adjectief naar mijn hoofd kreeg.
't Is waar, 't is een troost te weten dat er geen
enkele Zeer Geleerde doctor in 't land bestaat
die ook niet eenmaal groen" is geweest en onder
ons gezegd reken ik me te midden van de
vele jeugdige grijsaards" onzer eeuw, die op hun
vijfentwintigste jaar geprononceerd beschimmeld"
zijn dien naam ook niet als een smaad aan;
van harte wensch ik dat de trissche levensmoed
gezet", zegt mijne vrouw.
Doch nu wordt liet mij te erg, en ik leg
een volledige, berouwvolle bekentenis af.
l »Dus was het de grog niet!" zegt mijne.
l vrouw eindelijk, en dan steekt zij hare hand
l uit en haalt mij naar haar toe, zoodat wij,
! mijn vrouw, ik en onze zoon, tot groote
vreugde van den laatste, alle drie op de kunap
zitten. >Arm mannetje", zegt zij, 'had je dat
van nacht eens stilletjes willen doen zouder
dat ik het wist. Wat vriendelijk van je!" Zij
slaat baar arm om mijn hals en geeft mij
een hartelijken zoen, terwijl mijn zoon mij aan
mijn neus trekt en in mijn haren grijpt, maar
dan voegt zij er ondeugend bij: »maar had
je daa niet gezien, dat je Hans op het ijs
gooide?"
>Ik wou er zelf maarniet eens naar kijken',
antwoord ik, nk maakte maar gauw, dat ik
j in huis kwam!"
=En nu krijgt Hans wat extra melk van
mij", herneemt vervolgens mijne vrouw »en
nu moet hij, hoe akelig hij er ook uitziet,
maar voor goed bij ons blijven".
Ik krijg mijn jongen te bewaren, poes krijgt
melk, en op de schooue woorden mijner vrouw
zeg ik luide: =amen!"
Maar het mocht niet lang zoo zijn. _ De
nachtelijke koude had Hans een longziekte
bezorgd. Zij liep nog wat kuchend en grom
mend rond, maar viel bij den dag- af. Eens
kwam zij, wij zaten na den middag nog wat
bij elkaar, naar mijne vrouw toeloopen en
viel niet een klageiiden schreeuw aan
baaivoeten neder.
"Wij wisten eerst niet wat het was, maar
! weldra werd het ons duidelijk.
i -Zij sterft", zeide mijne vrouw meewarig,
! voorde eerste en eenigste keer in haar leven
i de poes bij haar juiste geslacht noemende.
' En zoo was het, na een minuut of tien was
Hans dood.
In den tuin vond zij haar graf.
»Zoo is hij toch nog bij ons, en zijn eigen
natuurlijken dood gestorven," besloot mijne
vrouw en ik heb haar niet tegen gesproken.
Dit is de geschiedenis van Hans, de poes.