De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 16 december pagina 3

16 december 1888 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 599 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. die nu nog m\jn deel is 't semper virens" van hél mijn leven moge zijn. 'k Begrijp niet, ging.-de juffrouw voort, Tirat u eigenlijk nog beter wil; als je tegenwoor dig wat aan de menschen verdient, dan denken ze ook maar meteen dat ze je kunnen trappen, maar ik pas er voor, hoor je." In mezelf zei ik: Ook al met de revolutiekoorts behebt" en hafluid voegde ik erbij : Bent u waar achtig ook al besmet?" Maar nu had je haar moeten zien en hooren; haar gezicht nam afwisselend alle kleuren aan, behalve groen" terwijl haar klepperende tong geen minuut rust nam; eindelijk kwam ze aan het slot: Besmet, wie en wat is hier besmet, groene \ buitenpummel, wacht tot je droog achter je ooren bent en kom dan eens terug om me in mijn eigen huis te veraffronteeren" Natuurlijk heb ik haar direct de huur opgezegd, naar ondertusschen ziet de toekomst er duister voor mij uit; de winter in 't verschiet en geen dak boven mijn hoofd! Wat schiet me anders over dan ook revolutionair te worden'? Als ik niet spoedig geschikte kamers vind dan is weldra ook mijn leus: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. La propriété, c'est Ie vol! Leve de Revolutie!" t. t. DANDOLY. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. De voorstellingen van Offenbachs Vert-Vert", getiteld Kakatoe" zijn hervat, nu Mev. Buderman, die alleraardigst de titelrol vervult, hersteld is en de Heer Kreeft, steeds onverzwakt, zijn dansles aan het pensionaat kan geven. Mise en scène, met inbegrip van kostumen en dekoraties, is met zoo veel trouw aan historie en smaak ingericht, als Trrj ze van de Heeren Prot gewoon zijn. De gele genheid heeft mij ontbroken dit werk in Parijs te zien; maar gelijk het hier wordt voorgesteld en ?waarschijnlijk een afspiegeling is van de Fransche vertooningen; maakt het eenigszins den indruk yan eene dition purée. * * Indien de beschuldiging, in het weekblad Het Tooneel tegen mij uitgebracht, dat ik met germanofobie behebd ben, gegrond was, dan zou ik m\j moeten ontzien Marie Kolb, van het Odéon" in ons midden te verwelkomen: maar de beschul diging is onverdiend. Franz Schubert is voor mij de Koning van het lied, en ik stel zijn genre oneindig hooger dan de romances van Mademoiselle Puget. Voor mij zijn de sinfoniën van Beethoven en de oratorioos van Mendelssohn onovertroffen, en de Berlijner Meyerbeer staat bij mij hooger dan de Normandiër Auber. De Stabat Mater" van Haydn is van wat heerlijker stempel dan die van Rossini! Een schooner muzikaal juweel dan Du bist wie eine Blume" van Liszt heeft een Franschman nooit geschreven. De Duitsche schilderscholen der XIXo Eeuw staan, in mijn oog, veel hooger dan de Fransche, en Goethes Faust" heeft met de werken van Shakespeare te-recht de eer gedeeld, een bron en geliefkoosde stof voor de romantisten in de eerste helft dezer Eeuw te zijn. Maar de kunst van tooneelstukken te maken, verstaan de Duitschers niet. Mevrouw Kolb heeft, met hare kunstbroeders, hier het kluchtspel Décoré" van Henri Meilhac gegeven, voorafgegaan, van La sarabande du Car dinal" van het zelfde Akademielid. De beide werken maken, op uitstekende wijze, de ongeoorloofde liefdeshistories belachelijk. De moralisten vergissen zich, wanneer ze zulke kos telijke kastijdingen over n kam scheren met Stukken als bijv. Madame Caverlet", waarin do echtscheiding in een gunstig licht geplaatst wordt; of ook met spelen, waarin op ernstige wijze de noodlottigheid geschetst wordt van huwelijken, die niet gelukkig en echter wettige huwelijken zijn. Décoré" is oen meesterstuk van vlotte, vernuf tige en korrekte fransche komiek. De Heeren Eugène Didier en Edouard Georges hebben de komische partijen, Mev. Kolb de beminnelijke,wel ?vrat lichtzinnige, met groot talent vervuld. La sarabande" heeft de toeschouwers vermaakt, die een weinig vertrouwd zijn met de geschiedenis van het fransche hof onder Richelieu. Mev. Kolb gaf ons nog Le fou rire" ten beste, dat wij niet minder goed van Mev. Rö'ssing ge hoord hebben. * Roger la bonte" is in vollen gang. De Koninkl. Vereeniging heeft meegedeeld, dat zij van het drama een handschrift had aangekocht, en de Tooneelfirmaas A. van Lier en Kreukniet, Blaazer en Bigot hebben de bewerkingen van den roman der Heeren Jules Mary en G. Grisier, die respektievelijk te danken of te wijten zijn aan de Heeren Boudier en Van Sprinkhuysen, voor het voetlicht gebracht. Saterdag aanst. zal de vertaling der dramatische bewerking van de oorspronklijke auteurs op het Leidscheplein gespeeld worden; inmiddels gaven de voorstellingen in den Salon des Variété* en in het Grand Thédtre aanleiding tot niet onbe langrijke vergelijkingen der opvatting van de beide bewerkers, en tot de nog belangrijker ontsluyoring van twee talenten. De hoofd-inhoud en het beloop van het Drama komt op de beide Amstelstraattooneelen vrij wel over-een. De knoop is van zonderlingen aard. Roger Laroque, een anders braaf en geacht man eerst soldaat, daarna industrieel heeft een oogenblik in ongeoorloofde betrekking gestaan met de hartstochtelijke Julie de Noirville. Daarna bevriend met haar man, dien wij als een nog jong talentvol advokaat, maar teringlijder, lecren ken nen, heeft hij, in den oorlog, dezen het leven gered. Hij brak tevens alle betrekking met Julie af. Deze vrouw wil zich op hem wreken. Luversac, die in het stuk de schelmenrol vervult, heeft óók een (ouden) wrok tegen Hoger, die hem in het leger eene kastijding had opgelegd; hij biedt Mev. de Noirville zijn hulp aan. Zij aanvaardt deze, zonder te weten, wat haar bondgenoot voorheeft. In der tijd heeft Laroque aan Julia, dio in geld nood zat, fr. 100,000 verschaft. Thands is Laroque zóó slecht bij kas, dat een faljissèment voor de deur staat. Lurersac beweegt Julia een brief aan Laroque te schrijven, waarbij hem gezegd worden, dat hiernevens de fr. 100,000 gerestitueerd wordt. Met de verschaffing van dat geld belast zich de verrader. Daartoe vermomt hij zich als Laroque, dringt bij den krediteur binnen, wien Lafoque juist een schuld van genoemd bedrag had afge daan, vermoordt den krediteur en steelt het geld, dat hij, met Juliaas brief Laroque in handen speelt. Laroque wordt van de dubbele misdaad verdacht, als hij, dien men wist dat wrak stond, in het bezit van zulk een belangrijke som wordt gevon den, en ondervindt zelfs, dat zijn vrouw en doehtertjen, die door een open venster den moord, op hun overbuurman gepleegd, gezien hebben, gelooven, dat hij de schuldige is De advokaat Noirville zal zijn vriend Laroque voor de rechtbank verdedigen. Hij doet dit: maar het eenig bewijs van zijn onschuld kan geleverd worden door den persoon te noemen, van wien Laroque de fr. 100,000, die men bij hem vond, gekregen heeft. Daar Laroque hier Mev. de Noirville voor houdt, weigort hij aan den eisch der rechtbank te voldoen. Maar te midden van zijn pleidooi wordt Noirville door den schelm in het stuk onderricht, dat het zijne eigen vrouw is. Toch maakt hij zich gereed zijn vriend te redden; maar als hij den naam der vrouw zal uitspreken, krijgt hij een hevig zenuwtoeval en valt dood. Luversac wordt later herkend als de raddraayer dezer tragische gebeurtenissen. Laroque en Mevr. de Noirville stemmen, na langen strijd, in het huwelijk hunner inmiddels volwassen kin deren toe; op Laroque blijft een schijn van schuld drukken en hij trekt naar de^ nieuwe waereld. De bewerking van den Heer van Sprinkhuysen bevat een komiesch element van goed effekt. Die van den Heer Boudier heeft meer ruimte gegeven aan sommige onderdeelen : als, de beschuldiging van Laroque, de huiszoeking bij hem, en do terecht-zitting. Op de bewerking van den Heer Boudier drukt de fout, dat hij zijn personaadjes wat veel allerlei dingen aan elkaar laat vertellen, die zij reeds weten, maar waarvan het publiek op de hoogte gebracht moet worden. De inleiding dan ook. een gesprek tusschen de Heeren Malhorbe (Noirville) en Royaards hebben zij niet weten te redden. De kompozitie van den Heer van Sprinkhuysen, die trouwens het stuk in 't buitenland is gaan zien. beveelt zich door meer levendigheid aan, ofschoon de kortheid der tafereelen wel iets tooverlantaarnachtigs aan de voorstelling geeft. Het opmerklijkste van do beide voorstellingen is de fijn bestudeerde en diepe opvatting dor rol van den teringachtigen Advokaat door den Heer van don Heuvel (in den Salon"J en het debuut van den Heer Royaards (als Laroqne, in het.,Grand Thëiitre"), dat bijna een volledige triomf was. Het uiterlijke van den Heer Van den Heuvel, zijne opvatting, zijn uitspreken van de rol, was een waar en treffend kunststuk : hot bedrijf der te-recht-zitting vergeet men nooit meer. En de Heer Royaards, dien wij nog zoo weinig kenden, pas aan het tooneel verbonden, heeft ter-stond een betrekkelijk groote hoogte bereikt. Hij heeft zijn uiterlijk, taal on toon dan ook al aanstonds in zijn voordeel : maar heeft ook waarlijk met veel gemoed en te-gel ij k goede smaak de beste gedeelten van het stuk in het licht doen komen. 't Is geen geringe voldoening voor onze Tooneelschool, twee zulke kunstenaars, als de Hoeren van den Heuvel en Royaards onder hare kwckelingen geteld te hebben. 13 Dec. '88. ALB. Tu. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Ditmaal begin ik met ecu schuld af te doen, die ik nog bij de Liedevfafel Kulvrpe uitstaande heb. lu mijn vorige kroniek beloofde ik niet een woord van deze liedcrfafel te gewagen, doch ver gat haar oogenblikkelijk voor iets anders. Ik wil nu trachten mijn verzuim weer goed te, maken door het concert, dat de Licdertafcl Euturpe ter viering van haar 40-jarig bestaan den l en Decem ber in het concertgebouw gaf, zeer welgeslaagd te noemen, en gaarne te verklaren, dat dit mannen koor haast beantwoordt aan het ideaal, dat men zich van een (hedendaagse!)) mannenkoor (in zijne door hedcndaagsche componisten voorgeschreven manier van zingen) maar vormen kan. Het is een andere vraag of zelfs ecu ideaal VHM een mannenkoor werkelijk in een kunstbehoefte kan voorzien. Ik geloof het niet: de klank van eeu mannenkoor komt mij daartoe te nzijdig, te levenloos voor. Leven ontstaat slechts door pariii!» van het mannelijk aan liet vrouwelijk clement, en hier is slechts het mannelijk element vertegen woordigd. Een mannenkoor staat tot een gemengd koor als een faufare-corps?of zoo men wil: een liannoiiie-corps tot een strijkorkest, in welk laatste samenstel het vrouwelijk element in het strijkkwartet, met name de violen, optreedt. Een avond van uitsluitend mannenkoren is voor mijn kunstgevoel even onbevredigend als voor mijn goeden smaak eene heeren-iniddagsocieteit. Beide zijn niet compleet, zijn in den grond onnatuurlijk, wansmaak. Beide herinneren aan de genoegens dier ond-Gcrmaiic», wier vrouwen hoofdzakelijk dienden tot het koken van den dagelijksehen pot en liet in toom honden van de kinders, terwijl hunne echtgenooten jaagden, vischten, vochten, eu voornamelijk . . ., dronken. . . . Overigens herhaal ik, dat het Mannenkoor jRuterpe als zoodanig en in zijn soort zeer goed is te noemen en de talentvolle directeur, de Heer Messchaert, op fijne nuanceering, nheid in klankvolume en opvatting blijkbaar en met groot succes voortdurend uit is. In afwachting van ecu aan het mannenkoor Kulcrpe%e6vcwc.(ii\?A. vrouwenkoor, bestemd om liet eerste aan te vullen en te volmaken, wensch ik Euterpe allen mogelijken voorspoed toe. Ik heb in dit blad nog niet gesproken van Catharina en Lambert, Opera in 3 bedrijven vanden Heer C. van der Linden, tekst van ? bewerkt, door J. G. v. W. In De Amsterdammer Dagblad toor Nederland van 13 December heb ik eenigszins uit voerig bij deze opera, voornamelijk bij de muziek hiervan, stilgestaan. Dat ik dit op zoo weinig vleiende wijze heb gedaan, was voornamelijk een gevolg van de m. i. zeer gevaarlijke ophemeling van liet werk en zijn promotie tot, meesterwerk" door den Heer Prof. Alb. Th. De muzikale critiek bij ons te lande in /oo weinig eenigszins bevoegde handen berustende, krijgt het oordeel van iemand van gezag al strekt zich dit gezag geenszins tot de toonkunst uit verbazend veel gewicht. Ik achtte het in het belang van de goede zaak (om misverstand te voorkomen: in het belang van de kunst) dit gewicht waar het m. i. een bepaald schadelijke drukking moet veroorzaken zooveel zulks iu miju zwakke krachten stond op te heffen. Ik heb mij van die taak, geloof ik, niet zoo goed gekweten als ik wel gewenscht had; daarom voeg ik hier nog iets toe aan hetgeen ik omtrent deze zaak reeds zeide. Ik zeide o. a. dat de tekst ver bazend slecht was, ten eeuenmale ongeschikt voor muzikale behandeling, en nauwelijks n waarlijk dramatisch moment bevatte. Er loopt een ge rucht, dat, de oorspronkelijke tekst van Dumas père is. ;,En Dumas wist het toch beter dan een een voudige E." zal menigeen gissen. Maar ik raad deuzulken lo. eens af te wijken van hun gewoonte op gezag" aan te nemen eu zich te laten verblin den door ecu beroemden naam; 2o. zich eens af te vragen of beroemde mannen ook niet wel eens prullen hebben geschreven ; 3o. en vóór alles zelf het tekstboekje te lezen of liever: de Opera te hooren ; 4o. te bedenken of een goede tekst, voor een tooueelspel ook per se een goede operatekst moet wezen. Iedereen die den tekst eens goed doorleest (en liefst ook nog den gesproken, niet gedrnkteu, tekst gehoord heeft) zal bij nadenken moeten toestem men, dat die tekst zeer weinig serieus, waars be vat. Onwaarheid is het, die hier op alles haar stempel drukt. Iedereen liegt en bedriegt hier. De sergeant Lambert is geen burger, maar een markies, Cathcriua is geen marketentster, maar een burg-gra vin. Zij trouwt niet uit iiefdc maar uit berekening (n.l. om in het regiment te kunnen blijven en met, dit de grenzen te bereiken). Zij offert, aan hare zelfzucht Lambert, die haar waarachtig bemint, op; maakt, hem tot haar speelbal en verleidt hem eindelijk (een oogeublik valscbe liefde huichelende) ten einde haar broeder te kunnen laten ontsnappen zijn post te verlaten, te descrteeren op straffe van den kogel. liet doel heiligt, de middelen" denkt blijkbaar dit valsche trc altijd. Ik zal niet onderzoeken of dit monsterachtige wezen niet nog valseh geteckend is óók, e u of monsterach tigheid en broederliefde in n eu dezelfde persoon zoodanig kunnen ontwikkeld zijn, als bij deze vrucht eener ongezonde fantasie. Ik wil slechts zeggen, dat het, onware element (ter wille van een intrigue", die trouwens al van zelf onwaarheid voor onderstelt) hier het hoofdelement is. Welnu de muziek heeft een diepen afkeer vau alles wat, on waar is, vau alle iutriguc. (Wii'ii moet niet o,a. een liefde tegen de borst, stuiten, die zooals Wagner haar hier en daar schildert ? door een liefdedrank ki/itxfma/if/ is opgewekt? Is zoo'u onechte liefde niet in de hoog ste mate walgelijk? Want wat, doet Wnguev, die deze liefde van zoo'n arm, bedrogen, dronken ge maakt schepsel bezingt, anders dan den liefdeilranlc verheerlijken, die deze persoon bedwelmde? In grijpingen van zulk een platten aard op de ont wikkeling van het, zielelevcn moesten op het tooneel nimmer plaatsvinden! Hoe gemakkelijk overigens voor den dillettant-diehter, alle mogelijke psychische aandoeningen, die hij te dom is te verklaren, maar die hij evenwel noodig heeft, te bcwcrkstcllingen door /.uAke jammerlijke middelen ) Doch afgescheiden van alle ontcf/rirheiff, is de stof van deze Opera (Cathariiia en Lambert) ? op zichzelf en daarvoor beide veel te weinig eenvoudig, te innig, te idealistisch; maar daaren tegen veel te druk, te uiterlijk en te ufgeziiugd ansforri/tisrh. Hoe kan kunst in 't algemeen en muziek in 'f, bijzonder z:ch in Godsnaam met slaiidcerscliil eu dergelijke fratsen ' e/.ighoudcn, waarvan in deze opera zoo herhaaldelijk sprake is? Is kunst niet democratisch? Is knust, niet eeu gave des hemels; is de hemel niet het voorwerp vau hare hoogste aspiraties; on zijn er in (iods hemel generaals en ministers? Wat, voor ellendige rol speelt de knust, speelt de muziek toch; de muziek, die wil veredelen, verheffen, maar die zich hier in dienst stelt, van enghartige en kleingeestige veeten en vooroordeelen on eeu apolosric houdt op het grofste onverstand, dat ooit 's menschen geluk in den weg stond. .Moge overigens de tekst voor een tonne.elxpel al eenigo waarde hebben, voorde muziek, die zich moeilijk leent lot het schilderen van poIkiek gclia.-pel, adeltrots, soldaten-humlmg en au deren nonsense, is zij geheel onvoldoende. Het nig ware, dat in den geheelen tekst te vinden is, eu dat ons altii',n"en. ntenschelijk gevoel aandoet, is het, duet tusschen Cathariua en Lambert (pag. 20?22), waarbij de muziek van den Heer v. d. Linden evenwel volstrekt, niet, op de hoogte van den toestand is, maar juist hier haar culminatie punt van trivialiteit, bereikt. Er is overigens nog eene en gewichtige reden waarom de tekst, niet voor muzikale behandeling geschikt, is. n.l. deze: dat, de toestanden, de, stemmingen aan veel te snelle afwisseling onderhevig zijn, de dialoog te levendig is. De muziektaal is veel langzamer van uitdruk king dan de speeltafel; zij kan de laatste niet bij houden, en het gevolg bij een vluggeu dialoog is uu, dat de muziek ten achter raakt bij den tekst en niets anders doet dan hinderlijk wezen. Deze uitwerking, hinderlijk wezen, is meestal die van de muziek iu deze opera; zij doet niets anders dan de handeling belemmeren, storen en overst.aanbaar maken. AVij zouden door het tooneelspel misschien geboeid kunnen worden, indien de muziek er niet ware ; helaas kan ik niet zeggen, dat wij ook door de muziek zouden geboeid worden zonder tooneelspel! Men zie de pgg. .30 eu 31 om maar een voor beeld te nemen en overwegc of hier de muziek iets anders kun doen dan jf ophouden of slechts eeu geluid maken, waarnaar men beziggehouden door de handeling, die hier gaat spannen niet het minste luistert! Deze eu dergelijke plaatsen van den tekst, en al die korte zinnetjes kunnen mij wel doen gelooven, dat werkelijk Dumas père hier van de oorspronkelijke auteur was (van wicu men toch vertelt dat, zijn uitgever hem per regel be taalde), maar bewijst l o. zelfs het vaderschap vau Dumas niet voor de muzikale geschiktheid vau den tekst eu zon ik 2o. dezen reeds op zichzelf onbe langrijk en leelijk vinden, al had der liebe Herrgott zelf hem geschreven. Om op het gebied der Opera "te blijven, wensch ik hier nog te gewagen van de fransche Opera, waarin j.l. Dinsdagavond Mme Marie Roze als Carmen optrad. Deze, naar het schijnt, zeer be roemde, zangeres; roem, geslaafd door een voor mij liggend (immers nooit liegend) réclamebiljet, extraits des journavx en de hooge prijsnotecring van de Fransche Opera op Dinsdag; deze beroemde zangeres dan schijnt hare glaiisperiode gehad te hebbeu omme en bij den Fransch-Dnitschen oor log, welke, als ik mij nog wel herinner, vau '7Ó-'71 plaats vond. De waarheid is naiëf en kent geen geheimen. En zoo verraden die uaieve extraits des journavx, die alle vergelijkingen tusschen Marie Roze van later en Marie Roze gedurende fcimiée terrible bevatten terrible voor de 'ranschen altijd dat Marie Roze's glansperiodc samenviel met dat umiée terrible, waarin overigens haar udmirable conduite (waarin bestond dit V) misschien op de critiek en hare verdere car rière van eenigen invloed was. De naïcvcteit dier extraits maakte, dat ik eenigszins met een partipris Dinsdag naar de Opera toog. Glansperiode in 70 dat, gaf te deuken. Eeu voorgevoel zeide mij, dat, deze zangeres een eenigszins versleten stem moet hebbeu; nu het heeft me niet bedrogen. Gelukkig evenwel voor deze artiste, dat er roem bestaat; volgens l'Echo du Nord do Lillc" geeft roem zelfs recht op hulde (niet talent, wel neen!) aar het, schrijft: ,Le public a fait a cette artiste l'accueil auquel lui dounait dicit sa cél brité" kan het fraaier? Indien overigens de roem haar recht geeft op zooveel ruikers als zij Dinsdagavond hier ontving, dan doet dit, niet haar talent dit is zeker. Ik bedoel en ik haast me om dit, er bij te voe gen haar talent, vau zangeres. Want deze zangeres is waarlijk eeu buitengewone actrice; een geïncarneerdc Carmen, die deze verleidende rol zoo dan al niet meeslepend zong, dan toch zeer meeslepend speelt. .?Ik zal niet beweren, dat de liefde, die in deze opera geschilderd wordt, van buitengewoon verheven aard is te noemen; inte gendeel is zij veeleer vooral de soort van liefde, die Carmen er op nahoudt vau buitengewoon lagen aard, terwijl die van Joséten minste nogtrouw is; maar bij die zuidelijke volken schijnen de lagere elementen, waaruit de jonge liefde is samengesteld, zóó vele en zóó groot, dat, van liefde minus die elementen niet veel overblijft. Moge dit eenigszins tot, excuus strekken van den gedeeltelijkeu inhoud van een stuk, dat, in zuidelijke lauden speelt al te kras haast schijnt, de tweede acte, waarin het ongebonden zigeunervolkje wel wat al te natuurlijk aan den gang is, indruk, \velke lang niet geneutraliseerd wordt, door de verschijning van de vrome Michaëla. Want deze is van zóó overmatig ver heerlijkten, aetherischen aard, dat zij - iu plaats vau den bezielenden indruk van een mede gevoelend wezen van vleesch en bloed den kouden indruk vau een heiligenbeeld maakt. Het was daarom van den schrijver van het libretto zeer juist gezien, dat, hij Michaëla een zoo weinig ovcrvu'geudeu in vloed op de handeling toekende. Hoc het zij, Marie Roze, wier stem?zoo deze dan al vroeger heerlijk geweest, zijn moge op dit oogenblik slechts mat en dof is, ontwikkelde groot e gaven als actrice, en werd waardig bijge staan en volgens mijn beseheiden mecning in vuur eu kracht (zooal niet fijnheid van op vatting) overtroffen! door den heer Adrien Bavbr> (Don José), wiens slem, schoon betrek kelijk veel kla.nkrijker dan die vau Roze, ook al niet zijn fort is, maar die evenals gene dien dichterlijken, impvessionableu aanleg van den waarachtigen kunstenaar bezit, en dien aanleg steeds crescendo tot groote cu geweldige gelding wist te brengen. In 'l algemeen slaagde deze belans'rijke en waarlijk oorspronkelijke; opera zeer goed en kunnen wij dus iru:t, helaugsU'lUug de opvoering van Lalo's Ie Rui d'.i's eerstdaags tege moet zien. E. 1.3 December. MUZIEK'AAL OVERZICHT. Rotterdam. l:ïDec. 1888. Mevr. Pascalides-Basta trad na C'irmen hier nog tweemaleii op, namelijk als Fr uu, Fliith in Micolaï's Lustir/K Weibcr en als Normn. In beide partijen behaalde zij groot succes en dit \vas wel verdiend, want zijn ook hare ste;»niii!dcleii niet meer gansch ongerept en bare coloratuur niet zoo aristocratisch als we het hier bij leden onzer opera zelve vaak gehad hebben het volle mol lige geluid, do schitterende hoogte, de gratie ecnerzijds en do humor anderzijds in baar spel, kortom: het geheel van haar optreden boeit in hooge mate, en men zal Mevr. P. stellig ia aan genaam aandenken behouden Beide bovengenoemde opvoeringen slaagden uitnemend; Nicolaï's heerlijke, geestige partituur was bij de hoeren l!ehrens-/'Vs/rt//, von RongardtFlnl/tt Mastortt'-Jïei'c/i, Mevr. Jaïdo-Jmiu Jieich en Mej. Kronold-/t»)i« in de beste handen, terwijl ook do kleinere partijtjes goed bezet waren. Slechts de heer Werthoiiu slaagde er niet in, als Fenton te voldoen; liet is jammer dat hij sommige eigenaardigheden niet schijnt te kunnen over winnen, want het geluid is waarlijk zoo slecht niet en hij heeft répertoire genoeg. Van Nor ma sprekende, komt aau de Adaltjisa van mej. Simony hooge lof toe ,? zij mocht zich gerust een goed deel van de toejuichingen na de grooto scène met Nornia toeöigencn eu had zeer stellig eveneens een bloemgeschenk verdiend, waar deze nu toch aan mevr. P. aangeboden werden. De hoor Walther zong en speelde Serenifs met gloed en warmte, de beer Behrens was natuurlijk een uitmuntende Orovist. terwijl ook de kleinere partijtjes in goede handen waren. Het eerste bedrijf aanhoorende dacht ik zoo: er is toch niets nieuws onder de zon! want als de Druïden eertijds op deze muziek en met deze zangen godsdienst oefening bidden, waren zij eigenlijk niets dan de voorloopers van het Leger des Ilcib! Het historisch concert, hier door een vierfal pro fessoren van het Bnisselsche Conservatoire met medewerking van Mej. Elly Warnots gegeven op antieke instrumenten (daartoe door het museum

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl