Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 600
De Tweede Kamer «ette de behandeling der
begcooting voort; Oorlog, Veslrngbegrooting,
Waterstaat, Koloniën en Marine kregen hun
beslag. en dit alles zonder dat er veel
verandering in het voorgedragen budget werd
gebracht. Oorlog en Marine, beiden trouw
verdedigd en gesteund door de meerderheid,
als stond het beheer van die takken van
dienst onder den invloed der politiek, dreigen
aanleiding te geven tot groote verdeeldheid
in het parlement. Had de heer Van Vlij
men zich niet vergist en zijn vergissing
den daarop volgenden dag beleden, dan
zou men durven zeggen dat er zelfs on
der de meerderheid een drietal afgevaar
digden zich bevindt, dat de wijze waarop
ons defensie-stelsel is ingericht en wordt vol
tooid, afkeurt. De tegenstemmers en afwezigen
waren te zamen 31 in getal. Bij Marine werd
een amendement, om niets te beslissen om
trent de herstelling van het Zilveren Kruis
met 61 tegen 2C stemmen aangenomen, doch
de post betreffende den aanbouw van een nieuw
pantserschip te schrappen, goedgekeurd met
55 tegen 34 stemmen. De geneele begrooting
werd aangenomen met 68 tegen 16 stemmen;
de laatste alleen van liberalen.
Het is een zeer bedenkelijk verschijnsel, dat
de meerderheid van Oorlog en Marine een
partijzaak maakt, en dit zelfs in zulk een
mate, dat zij er niet tegen op ziet, gelden voor
den bouw van een nieuw schip toe te staan,
zonder eenige zekerheid te hebben, dat zij
niet wederom, als bij den bouw van Nautilus
en Buyskes slecht zullen worden _ besteed.
Dat de Eerste Kamer die zich moeilijk door
Jiefde voor dit kabinet als een geheel kan laten
leiden, deze zonderlinge Marinebegrooting zal
goedkeuren, is meer dan wij verwachten mogen.
. De door ons aangekondigde oppositie tegen
Koloniën is niet achterwege gebleven. Achttien
liberalen stemden tegen. Bij deze verdeeld
heid in het liberale kamp kan men verwach
ten, dat de Eerste Kamer verstandig genoeg
zal| zijn, geen politiek conffict uit te lokken;
trouwens de toestand, waarin de koloniën,
onder Sprenger van Eyk gebracht zijn, zal
de liberalen wel weerhouden hier op avon
turen uit te gaan.
EMIN-PACHA EN STANLEY.
Zeer toevallig kwam het bericht omtrent de
gevangennemicg van Emin-Paeha jnist te Berlijn
aan, terwijl men over de wering van den slaven
handel en de koloniale politiek debatteerde, en in
eene loge, terzijde van de vergaderzaal, zat de
Afrikareiziger, luitenant Wissmann, die weinige
maand'n geleden had verklaard: /.De expeditie
tot bevrijding van Emin-paeha is van buitenge
wone belangrijkheid; want de positie van Em
iPacha te Wadelai is de grondsteen van den muur,
welke alleen nog de Arabieren van Soedan van
die van het Zuiden gescheiden houdt. Valt deze
muur, dan kunnen de Arabieren van het Zuiden
door die van het Noorden van ammnnitie voor
zien worden, en al hun waren, hun ivoor en an
dere bij dezen ter markt brengen."
Wissmann zou dan weder aan het hoofd eener
nienwe expeditie ter bevrijding van Emm gesteld
?worden. Dit is nu onnoodig; Emin is thans naar
alle waarschijnlijkheid de gevangene van Osman
Digma en wellicht Stanley met hem.
Emin-Paeha is van afkomst een Poolsche Jood,
over de pijn moest heenzetten, want dat het
hem anders niet meer zou gelukken den voet
in den engen schoen te wringen.
Spoedig stond de trein stil, men stapte uit
en na wederzijdsche begroetingen ging het
achttal paarsgewijze naar het feestgeoeuw,
waar het concert reeds een aanvang had
genomen. ^
D£ar was alles n opgewektheid, n feest
stemming. Zwartgerokte kellners vlogen heen
en weer; reusachtige bowls, geflankeerd door
,eene menigte glazen, prijkten op alle tafeltjes.
Slechts hier en daar en bij wijze van uit
zondering tin telde de goudgele Rudesheimer
in fijn geslepen, bolronde bokalen, en op aller
gelaat blonk gloed en leven en geest en
joligheid!
En met elke pauze kon men zien hoe de
feestvreugde nog maar altijd crescendo was.
Dan vlogen kwinkslagen en plagerijen van
rechts naar links en van links naar rechts en
daar was niemand, die iets kwalijk nam en
ieder amuseerde zich.
Iedereen, behalve Willem!
"Wel had hij zich lang kranig gehouden, de
arme martelaar, maar nij werd nu werkelijk
suf van de pijn, die op zijn gelaat te lezen stond.
»Wat ben je stil, Willem, lach toch eens
tegen ie dame,'' plaagde de ondeugende Marie.
»Willem trekt een gezicht als een oorworm,"
spotte Anna.
»Heb je misschien kiespijn," vraagde het
goedhartige Carolientje, »zeker een holle kies;
die moet je laten plombeeren in Crefeld!"
Jeaniiette, die naast hem zat, zei niets, maar
ze dacht: »Ik vind hem van avond alles
behalve! ....
't Concert was geëindigd en de dans zou
beginnen.
Twee aan twee wandelden de paren door de
zaal en in zijn wanhoop en overmoed bood
Willem den arm aan Jeannette en nam een
der eerste plaatsen vóóraan in.
De in X. wonende dansers zien dit wel,
maar ze laten het toch passeeren. De Polonaise
neemt een aanvang en Willem kan zich nu
niet meer terugtrekken; goedschiks of'kwaad
schiks moet hij alle buigingen eu zwenkin
gen meedoen, terwijl het angstzweet hem op
het aangezicht staat.
Nu wordt het teeken gegeven tot een
algemeene polka; Willem huppelt en trekkebeent
als een kreupele, Jeannette steeds met zich
medevoerende. Sommige kenners, die 't hem
nog niet vergeven hebben, dat hij zich zoo
even op den voorgrond plaatste, lachen
luidIsaac of Eduard Schnitzer genaamd; zijne moeder,
Panline Schnitzer, de dochter van een bankier te
Neisse, hertrouwde na Sehnitzers dood met een
Christen. De knaap studeerde in de medicijnen,
ging naar Turkije, werd waarschijnlijk Muzelman,
trouwde met eene nicht van den Pacha van Yauina
en kwam bij Gordon in dienst, die hem als dokter,
als gezant en weldra als gouverneur in de
Aequator-provincie gebruikte.
Men weet, dat de steun, door Engeland aan den
Khedive Ismail-Pacha indertijd verleend, vooral
aan den invloed der antislavery-society te danken
was. Toen in 1869 de Engelsche officier Sir Samuel
Baker de eerste expeditie in Soedan ondernam, om
ten zuiden van Gondokoro een veroveringstocht
te maken, was zijn tweede opdracht het uitroeien
van den slavenhandel, maar gedurende vier jaren,
tot 1873, bereikte hij noch het een noch het ander.
Eugelsche regeering aan de Egyptische het ontruimen
van geheel Soedan had aangeraden, en de raad
door deze was opgevolgd. Aan Lupton Bey's re
geering werd een einde gemaakt door een opstand
der Dink a-negers; de man zelf is thans te
Omdurman gevangene van de derwischen en werkt
er als slaaf in eene smederij. Emin-Pacha's positie
was gunstiger, omdat zijne provincie verder van
het hoofdkwartier van den Mahdi in Soedan ver
wijderd was. Hij had in den beginne nog een leger
van 2000 maa geregelde troepen. Maar langzamer
hand moest hij het eeue station na liet andere
opgeven, en zich steeds meer stroomafwaarts
naar het Zuiden terugtrekken. Zijne brieven
uit 1884 tot Januari 3886 aan Dr. Junekcr geven
een uitvoerige beschrijving van het verblijf te
Lado. Emin trok in 1885 naar Muggi, naar
Labore, eindelijk naar Wadelay, zijn laatste brief
In 1874 zond de Khedïve den beroemden Gor
don naar Soedan, een held en een dweeper. Hij
beschouwde zich als door God gezonden; van
1874 tot 1870 was hij onvermoeid werkzaam,
straffend en belooneud, stations oprichtend, de
slavenliandelaars bestrijdend en den staat organi
seerend. In 1876 keerde hij naar Engeland weer,
om zijn geschokte gezondheid te herstellen; toen
hij zich, in strijd met zijn voornemens, liet over
halen om weer naar Afrika te gaan, was het met
het beslnit om zijn doel te bereiken of als marte
laar te vallen. Het laatste is te Khartoem ge
schied, iu 1885.
Dr. Schnitzer had reeds in 1878 den titel van
Bey gekregen en werd in dat jaar door Gordon
tot moedir te Lado aangesteld. Het was in 1880
dat de Mahdi (moedir Mohammed Ahmcd' zich
verhief en al de verbitterden, ontevredenen,
teleurgestelden en vijanden om zich vereenigde. Gordon,
die hem in den beginne te weinig geteld had, zag
de macht van den Madhi met iedercn dag tocucuu-u,
en vernam dat op het eind van 1883, het gelieelc
Engelsche leger, 8000 man, tmder kapitein Hicks,
door hem verslagen was. Hij liet echter Eiuin-Pactia
te Lado aan den Nijl, en Lupton-bey aau den
Bahral-Gazal. Zij waren er nog, toen reeds generaal Baker
bij Soeakim door Osman-Digma verslagen was, toen
Gordon was vermoord en Khartoem gevallen, toen de
keels om de gekke sprongen die Willem maakt;
hij bemerkt dit wel, maar houdt zich goed.
Daar komt een dikke Pruis aandansen, een
slungel met het goedhartigste gezicht ter
wereld; zoodra bij Willem passeert lacht hij
te^en zijn kameraden en zegt, op Willem
wijzend: »Krüppel wil l immer vorantanzen!"
Daarop half onderdrukt, maar ook luid gelach
in den naastbijzijnden kring!
Dat was Willem te veel! Met Jeannette
nog steeds aan den arm, die (ik meen Jean
nette) intusschen doodsbleek geworden is,
scharrelt hij voort tot bij zijn kwelgeest.
»Mein Herr," zegt hij, »ist das Sitte in
Deutschland? So etwas thut man in Holland nicht!''
»Das macht nichts!'' zegt de ander, die
Willem blijkbaar voor ontoerekenbaar houdt.
»Mein Herr," steunt Willem, »du bist ein
Lump!'' »Das macht auch nichts !" schatert
de ander en weg is hij met zijn Dulcinea!
De eerste dans is geëindigd; bleek van over
spanning en pijn en trillend van woede wan
kelt Willem met Jeannette naar het tafeltje,
waar de andere zes reeds hebben plaats ge
nomen. Het kleine incident was niet onop
gemerkt gebleven, maar 't rechte van de zaak
snapte niemand. Alen was namelijk van
ineening dat Willems onderdanen met het schoeisel
van den een of anderen forschen Pruis in
onzachte aanraking waren gekomen, en vroeg
vol belangstelling naar zijn toestand. Willem
oordeelde het raadzaam ze in dien waan te
laten; hij is reeds vreeselijk met zijn figuur
verlegen en spreekt geen woord. Hij zou'zich
wel willen wegdenken! Wel houden allen,
zelfs de _ spotlustige Marie, heur lachlust in,
doch Willem zag maar al te wel wat een
moeite dat kostte, hij zag er dan ook op en
top uit als »le chevalier de la triste figure!"
Maar, op het alleronverwachst, daar biedt
het naïve, medelijdende Carolientje in allen
ernst aau hem morgen een pleister te laten
bezorgen; haar mama heeft er reeds menigeen
mee geholpen en ze zijn onfeilbaar tegen alle
mogelijke kneuzingen en
anderszinsDe andere dames houden den zakdoek voor
den mond; ze schijnen het vreeselijk benauwd
te hebben. Willem echter werpt bet lieve
kind zulk een woedenden buk toe, dat hij
veel heeft van een roofdier, die op 't punt
staat, zijn prooi te verslinden. Carolientje. in
de meening- dat zij iets zeer vcrschrikkelijks
gezegd moet hebben, raakt op haar beurt in
ue war en kleurt tot achter haar ooren.
Gelukkig begon daarop de volgende dans
en Willem bleef' alleen aan zijn tafeltje zitten,
is van 2 November ]887; hij schreef toen, dat
hij besloten had, iu zijne provincie stand te hou
den, wat er ook gebeurde. De brief bleef zeven
maanden onderweg; men kan zich dus een denk
beeld vormen van Emiu's isolement.
Den 2en Juli van datzelfde jaar 1887, was Stanley
met 520 man van het station Aroewimini aan den
Congo op weg gegaan om hem te zoeken. De
betrouwbare berichten over dezen tocht reiken tot
12 Juli 1887; verder is er van Stanley niets ge
hoord. De Eugelsche majoor Bartelott, die met
120 man in eeue versterkte plaats aau de Congo
was achtergebleven trok hem, op valsche berichten
afgaande, na; hij werd weinig dagen later vermoord.
Sinds dien tijd heeft men van allen niets dan
losse geruchten. Emin is, naar verhaald wordt, toen
hij van Stanley's expeditie hoorde, naar Wadelay
teruggekeerd; hij is volgens andere berichten den
Mahdi te gemoet getrokken.
De sombere ontkuoopiug ligt in de twee volgende
brieven, die thans bij het Engclsch kommaudo te
Soeakim zijn aangekomen.
(Brief van Osmau Digma).
In den naam van den grooten God! Dit is van
Osman-Digma aan den Christen, die gouverneur
is te Soeakim. Laat mij u berichten, dat eenigen
tijd geleden Rundlc mij een brief zond, waarin hij
terwijl hij met verbeten woede zag hoe de
elegante Jeannette als een sylphide met een
ander met een rrecmde door de zaal
zweefde Doch, -«faire bonne mine d
maurais jeu" was zijn zaak; dat zag hij in,
en om zijn leed te verzetten, dronk hij't eene
glas bowl na 't andere, veel meer dan hem
dienstig was.
En zóó kwam do avond toch óók om!
Te kwart na elven _ 't was toen juist
pauze vertrok men in de joligste stemming
naar den trein en tegen half ee_n waren allen
weer thuis. Wel had het sommigen gespeten,
dat ze de lol niet tot het einde toe hadden
kunnen genieten, maar dat was spoedig ver
geten; men had zich toch kostelijk geamuseerd.
Weldra lagen allen in Morpheus armen!
Willem echter kon niet slapen. Met haast
bovenmenschelijke inspanning bad hij zijn
schoenen uitgekregen en hij ademde nu weer
vrijer. De wijn was hem naar 't hoofd ge
stegen en allerlei gedachten doorkruisten zijn.
brein. Wat ter wereld kon dien verwenschten
schoenmaker er toe bewogen hebben, hem er
juist nu, zoo te laten inloopen; de man had
toch altijd zoo goed voor hem gewerkt! On
willekeurig nam hij de schoenen nog eens in
de hand en hield de zolen tegen elkaar! . . .
Juist even groot waren ze!
Steeds meer en meer venyarden zich zijne
gedachten; de pijn, de hevige gemoedsaan
doening en ook (ïe krachtige Meiwijn maakten
hem duizelig. Eén ding stond hem echter met
ontzettende helderheid voor den geest, name
lijk, dat hij 't bij Jeannette voor goed ver
korven had.
Hij begaf' zich naar bed en viel eindelijk in
slaap. Doch ook daarin kon de arme jongen
geen verkwikking vinden. Hij zag, namelijk
in zijn droom, niets anders dan wanhopig
lange rijen van gepaarde bottir.es, die, hoe hij
ze ook bekeek en weer bekeek, toch even
groot bleven en die hem toch maar niet wil
den passen, zoodat hij ten slotte altijd in
zijn droom wakker werd met de verrukke
lijke overtuiging dat zijn ne voet grooter
was dan de andere.
Toen hij den volgenden morgen zeer laat
ontwaakte, was zijn eerste werk den schoen
maker te ontbieden om hem eens flink den
mantel te vegen en hem dan voor goed de
deur te wijzen
Met een vriondelijken glimlach op't gelaat,
waardoor Willem's woede intusschen het kook
punt bereikte, trad Jan Crispijn binnen.
mij vroeg naar den man die gouverneur was in de
Aequatoriaal-provincie. Toen die brief aankwam, zond
ik hem dadelijk naar den Khalifa (den Mahdi). De
Khalifa heeft mij het antwoord gezonden en mij me
degedeeld, dat de bedoelde gouverneur van den
Aequator in onze handen was gevallen, en nu in het
gevolg van den Mahdi is. Do bijzonderheden van
zijn val zijn de volgende: De Khalifa zond
stoombooten naar den Aequator, ouder beval van een
der opperhoofden, OmarSaleh; deze bereikten Lado,
en bij hunne komst aldaar bevonden zij, dat de
troepen van gezegden gouverneur, die uit krijgs
knechten en officieren bestonden, den gouverneur
hadden gevangen genomen, tegelijk met een reiziger,
die bij hem was; zij sloten hen in boeien en lever
den hen over in de handen van ons opperhoofd.
Nu is de gpnsche provincie in onze handen, en al
de bewoners hebben zich ouderworpen aau den
Mahdi. Wij hebben al de wapenen en al de
ammunitie, die daar was, weggenomen, en ook al de officie
ren en den opperschrijver gebracht bij den Mahdi, die
hen vriendelijk ontving, en thans zijn zij bij hem. ok
hebben zij al de banieren, die zij hadden, aau hem
overhandigd; derhalve, indien Rundie wenscht te
weten, wat er van dien gouverneur is geworden,
zeg hem mijne boodschap. Ik voeg hier aan toe
een afschrift van een brief, dien ons opperhoofd in
den Aequator zond aan den Khalifa, en ook een
afschrift van den brief, dien Tewfik heeft gezonden
aan den gezegden gouverneur. Ook zend ik u een
dozijn patronen, die van den Aequator zijn mede
gebracht. Ik prijs God voor de overwiuiiiug der
geloovigen en de nederlaag der ongeloovigen. Ge
zegeld: Osmau."
Brief van Omar Saleh, gedagteekend 10 Safar 1306.
In den naam van den grooten God! Dit is van
den geringsten der dienaren Gods aan zijn Meester
en zijn Hoofd, den Khalifa. Wij trokken op met
de stoombooten en het leger. Wij bereikten de
stad Lado, waar Emin, de Moedir van den
Aequator,verblijf houdt. Wij kwauen in die plaats op 5 Safar
1306(10 October 1888). Wij moeten de officieren en de
manschappen danken, die deze verovering hebben
gemakkelijk gemaakt vóór onze komst. Zij vingen
Eiiiiu, en een reiziger, die met hem was, eu sloegen
beiden iu ketenen, De officieren eu de manschappen
weigerden te gaan naar de Turken in Egypte.
Tewtik (de Khedive) zond aau Emin een der rei
zigers, wiens naam is Stauley. Deze Stanley bracht
mede een brief van Tewlik aan Emin, gedagteekend
8 Jemal Aowal, 1304, No. 81, en Emin bevelende,
met Stanley mede te gaan, en aan de rest der troepen
de keus te laten om naar Caïio te gaan of te blijven.
De troepen weigerdeu te gehoorzamen aau de bevelen
der Turken, en ontvingen ons met blijdschap. Ik vond
vele struisvedereu en veel ivoor. Ik zend hiermede,
aan boord van de Bordaitt, de officieren en den opper
schrijver. Ik zend ook den brief, die van Emin tot
Tewiik kwam, met de banieren, die wij aau de
Turken ontnamer. Ik hoorde, dat er eeii ander
reiziger was, die IA> Emiu kwam, maar ik hoorde,
dat hij terugkeerde. Ik zie naar hem uit. Als hij
weer terugkomt zal ik hem zeker vangen. Al de
hoofden der provincie met de inwoners waren ver
blijd o us te outvaiigeu. Ik heb al de wapenen en
de ammuiiitie medegenomen. Zend mij de officieren
eu cleii opperschrijver terug, als gij hen gezien
hebt en hun de noodige voorschrifteu hebt gege
ven, want zij kunnen mij van groot uut zijn."
Een lieuter-tefegrarn, hodennacht ontvangen,
deelt mede, dat op 21 December te Zanzibar
brieven van Stanley-Falls van W Augustus aan
gebracht zijn. In die brieven wordt gemeld, dat
op b Augustus een schrijven van Stanley was
ontvangen. Stanley bevond zich te Bonalya, aan.
»Goeden morgen, mijnheer Bramsen, nu heb
ik uwétoch eens netjes eu vlug geholpen,
niewaar?"
Willem ma,akt een beweging alsof hij den
man naar de keel wil vliegen, maar hij be
dwingt zich.
»Zwijg, uilskuiken," roept hij uit, »je hebt
mijn schoen met voorbedachten rade te kort
gemaakt en daardoor mijn heelen avond be
dorven; daar, kijk zelf, vlegel!" eu hij werpt
hem de bottine toe. «Verder heb je, hoewel ik
bet je uitdrukkelijk heb bevolen, er toch geen
rekening bij gedaan! Maar ik heb geen lust
mij op een ezel ais jij bent, nog langer boos
te maken; dien schoen neem je mee, eu als ie
zóó is, dat ik 'm kau dragen, dan zal ik je
betalen. Van mij echter krijg je in 't vervolg
geen stuk werk meer in handen!"
Baas Jan was een oogenblik verbluft; hij
beziet den schoen vaii alfe kanten en schudt
zijn hoofd. Daarop steekt hij er zijn hand in,
tikt zich tegen ''t voorhoofd en. ... weldra
zetelt er een blijmoedig glimlachje op zijn
eerlijk schoenmakersgelaat, want hij heeft een
ontdekking gedaan.
Vooraan, aau den neus, beeft hij iets gevoeld,
dat daar bepaald niet thuis behoort eii met
moeite werkt hij het naar buiten. Daar komt
iets aan 't daglicht, dat veel op een kluit
papier machégelijkt. Langzaam ontwart hij
het, ontdoet het van zijn omhulsel eene
enveloppe eu uu verschijnt, in optima
forma, neen, dat 's niet waar, maar toch
daar verschijnt een deugdelijke
schoenmakersrekening en ditmaal nog wel zóó schoon
gecalligrapheerd als er misschien nooit of
mnimer een tweede den winkel van baas Crispijn
zal verlaten.
En Willem kan een schaterlach niet weer
houden als baas Jan. hem daar met komischeu
ernst laat lezen:
Voor aau UEd. geleverd a contant:
Eeu paar KXTKA FUNK bottines.... /'U.50.
Jeannette, die werkelijk veel van Willem
hield, was te verstandig om hem om 'u kleinig
heid te laten loopeii en Willem is nu al sedert
een paar jaar met haar getrouwd. Als de
twee kleintjes niet te veel «muziek" maken,
zoodat zij ze veilig een ooganblik aan hem
kan toevertrouwen en ze wil hem dan eens
plagen, dan haalt zij lachend een verfrommeld
document voor den dag, en met koddige ge
baren, leest zij dan de rekening van da
extra fijne boltiites
voor