Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 600
behandeld worden; komt daar de kunst nu bij
dan is men zeker van een succes.
Ik had de rolverdeeling wel eenigszins anders
begeerd. Noch de Heer Morin, noch de Heer Clous
waren op hun plaats, 't Is waar, dat men Van
Schoonhoven moeilijk op Bouwmeester kon doen
Ifjken; maar in elk geval hact Clous Noirville moe
ten zyn.
De Heer Bouwmeester heeft vooral de
tooneelen met de twee Susannaas uitmuntend gespeeld :
sober en toch volledig, diep gevoelig, zonder sen
timentaliteit. Mej. S. Bos heeft hem, als volwas
sene Susanna, voortreffelijk ter zijde gestaan. Het
stuk eindigt, in de oorspronkelijke bewerking, met
twee pistoolschoten, die elk een menschenleven
kosten. Het foutieve van deze oplossing is vooral
hierin gelegen, dat het een flaauwe herhaling is
van het hoofdfeit. Ik zal het niet opnemen voor
het tooneel met de pop in den roman: maar
de zwarigheid is door de Heeren Mary en Grisier
niet overwonnen.
't Was jammer, dat de Heer Bouwmeester de 12
jaar afstands, tusschen de twee helften van het
stuk, niet zichtbaar gemaakt had in zijn haarkleur.
1 Was nu al te onwaarschijnlijk, dat Mev. de
Noirvüle Hoger Laroque niet herkende. Toe te
juichen daarentegen is de ernstige poging, die de
Heer Clous gedaan heeft, om, als Luversan, op
Laroque te gelijken.
Kortom: het vleugelgeklepper van den Draak
is nog zoo verwerpelijk niet.
Behalve van het, naar driërlei begrip, bereide
romanextrakt, door ons besproken, houden wij,
voor deze week, nog aanteekening van het stre
ven van den Heer de la Mar, met zijne
Nedèrlandsche tooneelisten", die zijne eigenaar
dige napoleontiesch-militaire neigingen nog weer
eens lucht heeft kunnen geven in Waterloo", dat
het Paleis voor Volksvlijt ons aanbood, en die het
publiek van Tivoli vermaakt heeft, onder anderen,
met een stukjen van onzen vriend Hubertus Jansen,
eene van die zedige kunstenaarsnaturen, die den zin
voor muziek, tooneel en letteren in zijne geheele
omgeving levendig-houdt. De geneesheer, of dat
heeft mijn commensaal gedaan", is een aardig
blijspelletjen. De ontknoping is ongemeen, men zou
echter wel begeeren dat zij wat voorbereid was;
de beide vrijers komen wat plotselijk uit de lucht
vallen. De drie bedrijfjens werden vlot afge
speeld door de Heereu Thönissen en Poolman en
de Dames Van Ollefen-Kley, F. van Biene en
Kamphuysen.
Benige leerlingen der Tooneelschoolhebben,
Maandag,onder toezicht van den ervaren direkteurBouberg
Wilson,eene voordracht gehouden in de Hollandsche
Maatschappij Demeisjens hebben,uit de dramatische
letterkunde,voorgedragen:?AnnaBoleyn"en het too
neel tusschen den Daufijn en Maria de Commines,
Ie en 2e tooneel uit het 2e Bedrijf van Lodewijk
den Xle", beide van Schimmel, benevens Célimène
en Arsinoé-s twistgesprek uit Molières
Misanthrope", naar myne vertaling. Hierbij was gezorgd
voor eenige toelichting, die de hoorders op de
hoogte van de toestanden bracht. De losse stukken
?waren: 't Is maar een kind'1 en Het stief kind"
van Van Heyst, Een lied van de zee" van Helene
Swarth, Rika's spoortocht" van Van Zeggelen,
Liefdewraak" van Piet Paaltjes, De monnik van
Heysterbach" van Bogaers, Klein Maartje" van
Elfiot Boswelj en dan, wat wij het eerst hadden
mogen noemen: de heerlijke bespiegeling op
Bethlehems kindermoord, door Vondel, als een Reizang,
zijn amsterdamschen Klaerissen" op Kerstnacht
in den mond gelegd. Het talrijk gehoor was uit-der
mate- ingenomen met de korrekte voordrachten,
die op menige plaats van veel gevoel, aanleg en
soms van reeds vermeesterd talent bij de meisjens
getuigden.
De Spectator" heeft met een penfout van mij
aardig gebadineerd. In mijn verslag van Prof.
van Hamels spreekbeurt", ter laatst aangeduide
Maatschappij", heb ik het idylliesch dramaatjen
van Alfred de Musset tot titel gegeven: On ne
joue pas avec l'amour": ik had moeten zeggen
(citeeren): On ne badine pas avec l'amour".
Ik was waarschijnlijk onder den indruk van de
vertaling Liefde is geen speelgoed"; of is
misschien de fout te wijten aan mijn
hollandsche korrektheid, die bezwaarlijk tot het gebrui
ken van het woord badiner kon overgaan in een
anderen zin dan de Dictionnaire de l'Académie '
toelaat? Badiner zal uij Musset als een trope
zy'n op te vatten: zoo als men, van iets zeer
ernstigs sprekend, zeggen zou: dat is geen gek
heid". Gebadineerd met de liefde, in den letter
lijken zin, wordt er in De Mussets dramaatjen
geheel niet.
20 D. '88. ALB. TH.
. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
(Beethoven-avond in het Concertgebouw. Le
» Hoi d'Ys, opera in vier bedrijven, tekst
van Ed. Blau, muziek van Ed. Lalo, iii de
ransche Opera).
Het is een gelukkig denkbeeld van het Bestuur
van het Concertgebouw geweest af en toe concer
ten te arrangeeren, geheel gewijd aan werken van
nzelfden componist, tenminste wanneer de keuze
uit die werken zooals hier het geval was
met de noodige zorg geschiedt. Het programma
van het Beethoven-Concert op Maandag 17 Decem
ber bevatte de volgende nummers: 1. Zevende
Svmphonie; 2. Triple-Concert voor piano, viool en
violoncel (de hh. Röntgen, Timmer en Bosmaiis)
met begeleiding van orkest; 3. Septett voor viool,
alt, violoncel, clarinet, fagot, hoorn en contrabas;
en 4. Ouverture Leonore n°. 3.
Aan de beide eerstgenoemde werken wenschte
ik een woord te wijden. De inleiding, Poco
sostenuto" van de Symphonie werd m. i. iets te lang
zaam genomen. Ook spijt het mij nog eens te moe
ten zeggen, dat de ff's in deze Symphouie mij lang
niet als zoodanig in de ooren klonken. De fTs hoort
men in het Concertgebouw slechts dan wanneer
het zware koper aan het woord is. Het is wel
voor iedereen waaronder ik misschien
bescheidelijk ook mijzelf mag rangschikken in de
hoogste mate vervelend, mij telkens op hetzelfde
te zien terugkomea: maar de taak van een verslag
gever is m. i. nu een niet in de eerste plaats
te zwijgen maar te spreken van de dingen zoo
als ze zijn of hem voorkomen te zijn, daar
hij anders toch in plaats van \eralng-ffever
verslag-onthouder zou moeten heeten. Sommigen
is het weliswaar aangenamer een verslaggever
veel en lang te hooren zwijgen inplaats van spreken,
maar men kan nu eenmaal niet altijd en iedereen
aangenaam zijn, en zoolang er bij ons geen censuur
bestaat, hoop ik de dingen bij hun waren naam te
kunnen noemen. Staat er dus nu ergens een ff
voorgeschreven, maar hoor ik slechts een mf, dan
kan ik als versl&gyever niet nalaten zulks mee te
deelen. Ditmaal zal ik nu eens niet onderzoeken
hoe het kwam, dat ik in plaats van fFs mfs
hoorde; ik vermeld slechts het feit en doe dit des
te gereeder wijl ? zooals iedsr moet inzien
dit gemis aan absolute toonsterkte op den indruk,
dienden werk maakt, belangrijk moetinflucnceereu.
En 'zoo schrijf ik het mede daaraan toe, dat, de
symphonie in quaestie ditmaal geen grooteren indruk
op mij maakte. Overigens werd vooral het eerste
gedeelte van de symphonie niet zoo opgevat en
uitgevoerd als het m. i. behoort. Zoo werd inde
doorwerking van het eerste gedeelte geen voldoende
climax gelegd. Het rhythmus, dat hier vooral
van af pag. 18, maat 10 in de orkestpartituur van
Peters zoo'n geweldige rol moet spelen, speelde
die rol niet. Er is mij geen ander werk bekend,
waarin het rhythmus eeu zoodanige kracht vau uit
drukking aanneemt als hier. Geen melodie ter
wereld kan vau ontzaglijker aard wezen dan dit
tot in de wolken opstijgend, titanisch rhythmus.
In geen ander werk van Beethoven wordt met zoo
eenvoudige middelen een dergelijk maximum van
kracht bereikt. Het genie vindt hier heviger,
stormachtiger een uitweg, dan in eenig ander mij
bekend werk. Welnu, deze beteekenis erlangde
het rhytlimus hier in geenen deele.
Verder hoorde ik niets van de begeleidingsfiguur
in 2e violen en alten van het hoofdthema van het
eerste Allegro, wat nu niet zoo heel erg is zoolang
deze en dergelijke figuren niet veel meer dan
vulstemmen" zijn, maar wat wél erg wordt, zoodra
zij van thematischen, aard worden (h.v. op pag. 11,
laatste 4 maten en pag. 24 maat 2 en vgg.). Als
dan moet men ze duidelijk kannen onderscheiden,
wat echter hier niet het geval was. Ook had ik
ofschoon het niet voorgeschreven staat de laatste
4 maten van pag. 23 en vgg., waar afwisselend
hoboe, fluit en clariuet dit korte motief in een zoo
weemoedig licht plaatsen, iets langzamer genomen
willen zien en het. tempo eerst weder bij de intrede
der pauken, bl. 24, 2c maat, gaandeweg willen
zien versnellen. Want dit alles is wel niet voor
geschreven, zooals ik reeds opmerkte, maar
iiergens schrijft men ook bij een groot crescendo in
een snel tempo ooit stringendo voor, ofschoon
en terecht hier toch altijd een stringcndo ge
maakt wordt, waarouder de tempo-énheid vau liet
werk toch nooit lijdt. Integendeel: voerde men
eau dergelijk crescendo volgens een metronoom,
d. w. z. zonder euige versnelling van tempo uit,
dan zou men den indruk ontvangen dat er getrokken
werd, ritardando werd gespeeld; juist dan zou de
eenheid van tempo schijnbaar verbroken worden
en overigens het crescendo al zijne uitwerking
missen. Eu zoo schijnt het van eeu
kunststaudpunt niet alleen verdedigbaar, maar zelfs noodza
kelijk de hier bedoelde plaats langzamer uit te
voeren dan evenwel bepaald voorgeschreven staat.
Te langzaam scheen mij weder liet Allegretto, dat
hier meer dan eens Audante klonk. Het strijk
kwartet bedekte hier pag. 42, laatste maat eu
4e maat de houten blaasinstrumenten, die echter
pag 43, hier geene ;7vul3temmen", maar de afslui
ting van het thema zelve zijn, cu dus vernomen
moeten worden. In liet Scherzo kwamen mij de
tusschendcelen: Assui meno presto te langzaam
genomen voor; ook hoorde ik hier de Ie
clannet, die op deze plaats de melodievoercnde stem
heeft, met name het cis daarin, niet; terwijl de
hoorns hier te sterk waren. Het finale was m. i.
verreweg het best geslaafde gedeelte en werd niet
veel entrain en juist inzicht opgevat. Eeu geluk
kige gedachte van den heer Kes scheen mij hier
zijn handelwijze bij p's op fs volgende.
Daartusschen maakte hij n. 1. een kleine pauze, waardoor
de toonmassa gelegenheid kreeg, zich geheel op te
lossen en liet p, dat nu volgde, duidelijk kou ou
derscheiden worden, een manier vau doen, dubbel
noodzakelijk hier, waar het ecu heel klein beetje
galmt. Het werk was zeer zoigvuldig ingestu
deerd; dit viel uit alles op te merken, en daarom
was het applaus zér welverdiend, waarmede <ie
heer Kes na afloop van de Symphonie ditmaal ge
huldigd werd. Wanneer ik dan ook meende hier
en daar een opmerking te moeten maken, dan was
dit niet uit gebrek aan waardecriug voor liet vele
goede en uitstekende, dat deze concerten opleveren,
maar juist tengevolge van mijn waardeeriug. Want
waar men zulke hooge eischen stellen, mag en kan
als aan deze j concerten, daar zou men ook graag
de allerhoogste willen bevredigd zien. Eu daartoe
zou m. i. hoofdzakelijk nog slechts wat meer indi
viducel leven: subjectieve opvatting bij den hoer
Kes noodig zijn!
Over het Triple-Coucert zal ik om de be
spreking van dit Concert niet al te lang te maken
maar zeer kort zijn. Het werd zeer verdienstelijk
uitgevoerd, vooral naar het mij voorkomt in de
partij van den heer Bosmaus, die trouwens in dit
werk verreweg de dankbaarste, hoewel zwaarste
taak had. Het hoofdmotief van het laatste deel is
voor violoncel verbazend zwaar ; ook zijn dergelijk
snelle passages, als die der violoncel in dit deel
worden toebedeeld, niet zeer voor dat instrument ge-*
schikt. De viool kwam mij hier wat dun, wat schraal
voor; ook had de heer Timmer blijkbaar met een
weerspannige quint te kampen. De pianopartij
vervulthier geen buitengewoon dankbare en tamelijk
afgebroken rol. Het werk, dat m. i. lang niet tot de
geniaalste van Beethoven behoort, werd evenwel
door het publiek zeer toegejuicht, waartoe zonder
twijfel zijne vertolking door drie zoozeer geachte
kunstenaars als de HH. Röutgeu, Bosmaus en
Timmer belangrijk medewerkte.
En nu een woordje over Ie Roi d'Ys". De
tekst komt in het kort op het volgende neer. Le
Roi d'Ys heeft twee dochters : Margared en Rozenu.
De eerste van haar zal in het huwelijk treden
met oen prins Kariiac, een mariage de raisou".
dat teil doel heeft dcu oorlogzuchtigcu Karnac,
die reeds meermalen den Roi d'Ys" sloeg, aan
het Huis Ys" te verbinden. Doch Margared be
mint niet hem, maar zekeren door haar
doodgewaanden Mylio. De onverwachte terugkomst van
dezen maakt het haar onmogelijk langer aan een
huwelijk met Karnac te denken, wieu zij derhalve
kort en bondig hare hand opzegt. Karnae, woedend,
werpt den Roi d'Ys zijuen haudschoen toe (het
geen zooals men weet in barbaarsehe tijden een
oorlogsverklaring beduidde), uitdaging voor den
Koning door Mylio aanvaard. Margared gaat er
met dit al niet op vooruit, want schoon r;)'Mylio
bemint, wil deze geenszins haar, doch slechts hare
zuster Rozenn beminnen, die hem ook hare weder
liefde schenkt. De teleurgestelde Margared zweert
haren zuster, Mylio en verder de geheele wereld
een eeuwigdureuden haat. Inmiddels wordt, het
leper, waarmede Karnac aangerukt is, door Mylio
totaal verslagen. Slechts Karnac blijft tegen wil en
dank gespaard. Deze en de plichtvergeton Marga
red, toegevende aau hunne wraakzucht, besluiten
de stad Ys door liet openzetten van eeue sluis
te doen onderloopcn. Wel wordt Margared door
de geestverschijning van zekeren Saiut-Corentin
(beschermheilige van Bretagne het land, waarin
het stuk speelt) tijdelijk tot berouw eu beterschap
gebracht, maar spoedig wordt de stem der deugd
in haar weer gesmoord door den listigcn Kardec,
die hare ijverzucht prikkelt door breed uit te meten
van het geluk dat nu hare zuster iu de armen
van Mylio wacht. Dit laatste doet de deur toe
en ... de sluis open, tengevolge waarvan de stad
werkelijk onderloopt. De Roi d'Ys" enz. zijn
echter op een heuvel gevlucht. Hemelschc stem
men vermanen uu Margared zich als zoenoffer in
de golven te werpen, waarna het water zal terug
trekken, hetgeen geschiedt. Karnac is inmiddels
reeds door Mylio gedood.
Het slot, van den tekst vind ik zwak. Het stuk
speelt in een christelijk land, hetgeen men uit de
viering van het Kerstfeest in het begin kan opma
ken. Welnu, de God des Christeus is geen God
van zoenoffers, zooals de hcidtmsche godheid, die
de zelfopoffering van een Curtius eischte; de
Christen deukt zieh God niet als eeu vertoornd
wezen, dat n. b. door zelfmoord zou te verzoenen
zijn ! Berouw toont mon niet door te willen sterven,
maar door later te willen leven. Dat hemclsche
stommen" Margared dus zulk ccn slechten raad
kunnen geven, maakt in een stuk, waarin de
Christeugod een zoo groote rol speelt een
onzuiveren eu zeer onbevredigenden indruk. Het deed
mij daarom goed, dat, bij de opvoering de
hcmclsche stemmen" achterwege bleven. Voorts had de
verschijning van den Heiligen Corentijn m. i. óók
gerust kunnen wegblijven, l", vind ik niet,
dat men in een drama bovennatuurlijke en daarom
uitwendige middelen mag bezigen tot ontwikkeling
van psychische toestanden, 2" blijkt trouwens het
middel vau de verschijning vau den Heilige en
terecht niet proefhoudend, daar Margared spoedig
deze verschijning eu haar daardoor opgewekt be
rouw enz. vergeet. Er is hier dus stilstand,
onnoodigc ophoudiug in het drama, dat later zichzelf
moet corrigcereii. In hot drama moet m. i. nooit
op vorige toestanden wordeu teruggekomen: wat
zou er b. v. van het drama in quaestie worden
wanneer ook Karnac eens berouw kreeg, Mylio en
Rozcnn elkander begonnen vervelend te vinden, eu
Margared ten slotte Karnac toch niet zoo'n hél
slechte partij oordeelde ? Men zou dan bij het slot vau
het stuk wel vrijer ademhalen dan nu wijl men
Margared zoenonersgewijze in de wilde baren ziet
verdwijnen maar ons kunstgevoel zou door zulk
schipperen toch maar weinig bevredigd worden.
Over eenige zwakheden in den tekst zal ik zwijgen,
maar moet toch nog even vermelden, dat ik sluizen
en sluisdeuren weinig dichterlijke elementen vind,
en dat het gedurende het Kerstfeest in Bretagne
geen zomer is. Vau deze en andere zwakke plaat
sen ontdaan, komt mij echter de tekst voor te
zijn: klassiek, mooi, eenvoudig; ccn diep gevoels
leven schilderend, grootsche contrasten bevattend,
en van een inêosleepeud karakter.
Wat nu de muziek betreft: ook deze schijnt
mij haar hoogtepunt te bereiken vóór de verschij
ning vau Corentin, om daarmede en daarna in be
teekenis te verliezen. De zichtbare voorstelling
op het tooneel van een geest en zijne schildering
door de muziek kan in. i. nooit eeu diepe
kunstimpressie geven. Veel dieper impressie zon de
muziek hier maken als die voorstelling achterwege
bleef. Ik ben zoo vrij hier te verwijzen naar het
geen ik over dit onderwerp in vorige kronieken,
b'.v. a propos vau den Draak Fafucr in Wagner's
Sicgfricd zeide. Mijn stellingen, daar aangestipt,
vond ik opnieuw in de episode Corentin bewaar
heid. Trouwens die verschijning was hier nogal
gebrekkig voorgesteld en deed meer aan een sol
daat iu zijn schildcrhuisje dan aan iets anders deuken.
Hoe het zij, de muziek van Lalo bereikt voor mij
u;\ Coreatiu iu 't algemeen niet meer de hoogte als
daarvoor. De Opera begint met een Ouverture,
waarvan de vorm mij nog niet geheel helder is, en
mij niet bijzonder kon pakken. Dadelijk vernield ik
evenwel, dat Lalo zich hier ecu meester betoont,
die het handwerk" iu den uitgebreidstcn zin des
wouds verstaat en met wiens kunst, vooral in hare
détails, het w M de moeite is kennis te maken. In
de eerste acte acht ik een fout de uitingen van
verschillende personen (iu casn Rozenn eu Mar
gared pag. 4 v. o. eu pag. C en 7, 3e scène)
gelijktijdig te doen plaats hebben. Ook in het ge
wone leven spreekt men iu normale omstandighe
den (zooals hier) niet tegen elkaar in. Hier was een
ensemble" overbodig en ongcwenscht. Zeer schoon
acht ik de 4e scène, terwijl de 5e, het wederzien
vau de gelieven Mylio en Rozenn muzikaal
vuriger had kunnen zijn. De (ie scène gaat bij het
optreden vau Kariiac ccn muzikaal getypeerde
eu met bijzondere voorliefde behandelde figuur
een dieper geest ademen, en die geest blijft den
componist tot aau het slot vau deze akte bij.
De geheele laatste scène komt mij uitstekend mu
zikaal bewerkt, van groote kracht en veel leven
voor. Het begin van d'c 2e acte voldeed mij min
der dan het misschien gedaan zou hebben bij eeu
andere Margared dan deze. Deze Margared (Mevr.
Balleroy) had te weinig zeggingskracht. De partij
van Mylio in: Oui je Ie sens, je l'attcste" (1)1.17)
is niet zeer verheven, maar nadert het, allcdaagsche.
Mylio is over't geheel m .i. de minst geslaagde figuur
in het werk; daarenboven zong de heer Adricn liarbe
deze partij wel wat zoetig en geaffecteerd. De woor
den : sou poux" ! bl IS met falsetstem gezon
gen, erlangden door een al te zalige uitdrukking haast
ecu ironische beteekenis. l u de 3e scène van de
2e acte wordt de muziek weer zeer belangrijk,
o. a. in het couplet van Margared: Ah que dans
sa maiu trompée" en gedurende het geheele 2e ge
deelte van deze acte, de duistere
samenzweeringvan Margared en Karnac bevattend altijd minus
de episode Corentin. In de 3e acte is Mylio zeer
zoetig; Rozeim zeer lief in de woorden: Oii cela
pourra vous plaire", pag. 30; Margared uitstekend
schoon iu: Ah plutöt qu'ils périssent", pag. 33;
en komt mij verder het begin van de 4e scène in
deze acte eveneens zeer welgeslaagd voor. Het
slot bevredigde mij minder misschien ook ten
gevolge van een uit den aard der zaak op dit
toouecl onvoldoende mise en scène.
In 't algemeen schijnt mij het werk zeer belang
rijk, en ongewoon sehooue détails bevattend, maar
(misschien tengevolge van al te veel handeling en
afwisseling) iets te weinig breed uitgewerkt en
diep. Er spreekt uit deze muziek geen bijzonder
machtige geest, maar weleer eeu fijnbeschaafdc en
kundige. De opvoering was over 't geheel zeer
welgelukt te noemen. Karnac (de heer Balleroy)
en Rozeim (Mme. Hollebekc) bevielen mij het
best. De eerste door (iets te veel!) dramtisch
vuur en de laatste door haar bijzonder liefe
lijk, meer lyrisch talent. Mme. Balleroy gaf
wel ia 't algemeen een juist beeld van Margared,
maar was in deze rol te sober, te eeutouig in spel
en te weinig uitdrukkingsvol in stem om altijd
te kunnen boeien.
Ecu bezoek aan deze nieuwe en interessante opea
is evenwel allen kuustvrienden ten zeerste aan te
raden.
20 December.
F.
FRANS NETSCHER'S MENSCHEN
OM ONS."
Er staan in dezen bundel novellen" van Net
scher geen-een novelle en vier groote en drie
kleine studies. De groote: Mijmering," Een
Incident," Nog Eens?" en Droog Brood;" de
kleine: Een Bal." En de kinderen?" en Kerst
misganzen,'' 't Zijn geen novellen, maar studies.
De beer Netscher is geen novellist, maar een
student. Een student in een soort van half- of
heel-niet-wetenschappelijke zielkunde. Zijn werk
is geen novellistiek, maar het resultaat van zijn
gestudeer.
Mijmering'' is de oplossing van het vraagstuk:
wat zal een goedig burgerlijk weeuwtje, een ernstig,
moreel gestel, maar dat veel behoefte aan een
man heeft, alzoo voelen en denken als ze in een
schemerige tuinkamer met niemand in huis dan
de meid in de keuken, alleen aan 't soezen gaat?
Dan zal ze, zegt Netscher, eerst lief aan haar man
denken on zich allerlei tooneeltjes met hem
herinneren, en dan zal zo merken dat ze ook
wel eens aan een anderen man denkt, en dan zal
ze zichzelf heel slecht vinden omdat zo aan een
anderen man denkt en dan zal ze het toch niet
kunnen laten aan hem te denken, ja, ze zal zich
verbeelden dat hij vóór haar staat, en baar kust;
en dan zal ze eindelijk bedenken dat ze dien
man nooit hebben zal en met een zucht, in een
droevige neerslachtigheid, voortgaan met de Icc mr
van een Tauchnitz-dceltje.
Een Incident" is de oplossing van het
vraagstuk: Hoe zal een ruzie zijn tusschen
ccn gezonde, goede, Indisch-bloedigj,
burgcrlijk-licl'bebbcnde vrouw en een onbeduidenden,
op zijn onaantastbaarheid tukken, mot opzet
bedaarden, aristocratischen man, als die vrouw
gemerkt heeft dat die man in den schouwburg
heeft staan praten met een dame van verdacht
allooi." Dan zal. zegt Netscher, die vrouw eerst
koel zijn en gesloten, en niets antwoorden. En
de man zal zenuwachtig en bang worden en in
zijn geheugen nazoeken wat hij nu weer kan
hebben uitgevoerd. En dan, thuis, bij de minste
kleine aanleiding of zonder aanleiding zal do vrouw
loskomen, en de man zal verbluft staan en stot
teren. Maar dan zal hij zich bedaard houden en
doen alsof de vrouw met baar burgerlijk geruzie
bom niet aan 't woord wil laten komen, en de
bonding aannemen van een lijdzaam, verstandig
man die niets anders doen kan dan zijn vrouw
haar onhebbelijkheid laten uitvieren en niet te
kwalijk afnemen. En dan, als ze moe is, zal hij
haar vragen of dat nu alles is en haar berispen
over haar kwaaJdenkendheid en burgerlijkheid,
en als ze dan hcelemaal de kluts kwijt is en zich
gaat verbeelden dat ze toch wel ongelijk hebben
kou en ook altijd zoo opvliegend is, dan zal hij
zeggen dat ze nu naar bed moet gaan. En in
bed zal zo alles nog eens over voelen en or heel
niet meer uit wijs worden en zich weder zacht
gestemd voelen en verlangen dat baar man nu
maar bij baar kwam en hem roepen. En dan zal
hij, die mot zijn figuur toch een bootje verlegen
was, on daarom wat lang treuzelde, bij baar komen
en dan zal zij vragen of' hij haar nooit ongelukkig
' zal maken en zoo iets niet weer doen, en dan
zal hij met zijn hand over haar baren strijken on
zoggen dat or immers niets gebeurd is en dat ze
zich ook niet altijd zoo op moet winden. En als
zij dan nog een beetje gehuild heeft, zal alles
weer in orde zijn.
Zoo zijn ook Ennie" en Droog Brood" do
oplossingen van twee vragen, het eerste naar ceii
periode uit eon vrouwenleven, bet tweede naar
een hooi vrouwen-leven: gestellen zoo on zoo,
omstandigheden zus on zus.
*
Ik won bot ccn en ander zeggen over wat in
die grootere studies te prijzen en to misprijzen
valt. To prijzen valt erin l", do ernst, waarmee
j do student Notscher de vraagstukken, die hij zich
zelf opgaf, heeft opgelost. Stukje voor stukje, mot
ccn aanbevelenswaardige vastberadenheid, gaat
hij in zijn herinnering van loktuur en ondervinding
na boe de persoon in kwestie nu zus dan zoo doen en
l zeggen zal. L2". Zijn toenemen in bot aandurven van
altijd uitgebreider vraagstukken. Zijn eerste studie
bevat ccn enkel uurtje van ccn vrouw alleen, zijn
tweede een boel stuk avond van een vrouw met baar
man, zijn dorde ccn tijdsverloop van eenige maanden
van ccn vrouw mot oen huishouden n een vreemden
man, zijn vierde het heolo loven van een vrouw
met bet huishouden van baar ouders, haar eigen
huishouden, tot baar kleinkinderen toe. Dat is
een vooruitgang van belang. Een student, dio in
zoo weinig tijd zulke vorderingen maal» t, mag
hopen, dat hij mettertijd ccn woordvoerder zal