De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 23 december pagina 5

23 december 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 600 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. z'jjn in zyn vak. Maar wat is te misprijzen, of juister gezegd, wat onaangenaam zal worden ge vonden door die lezers, die, in een bundel novellen, novellen dachten te zullen vinden, is dit dat deze studies, als veel min of meer wetenschappelijk geschryf, van een taaiheid zijn, en geschreven in een jargon, die ze voor elk niet-student onleesbaar maken. Van een taaiheid, ja., eigenlijk gezeid is er bijna geen bladzy in het werk van den heer Netscher die niet pngeloofel\jk taai is,- van die ijverige, brave taaiheid, waarmee we op school vraagstukken met logarithmen erin oplosten en waarvan sommige van ons zoo mager ?werden. Ik kan me niet begrijpen hoe de heer Netscher, een jeugdig Hagenaar, er lust in heeft .zoo vervelend te wezen, ik los nooit meer vraag stukken met logaritmen op, juist om die brave taaiheid-, hoe komt de heer Netscher er dan toe andere vraagstukken op te lossen, waar hij even braaf-taai bg wordt? En in een jargon zei ik. Ja, men weet dat ieder student en elk geleerde in een of andere wetenschap niet tuiten een vak-taal kan, die voor leeken vrij wel onverstaanbaar kan wezen. Zoo'n vaktaal, zoo'n jargon heeft Netscher ook. En die taal, als Ik me niet bedrieg, is samengesteld uit twee ele menten : 1°uit fyziologische en psychologische termen zooals ze in handboeken voorkomen, en 2°uit bewegingen en aandoeningen omschrijvende zegswijzen, zooals de groote fransche romanschrij ver Emile Zola het eerst, en oorspronkelijk, heeft gebruikt. Hoe hij fyziologische en psychologische termen in plaats van gewone-menschen-taa) getruikt, kan men b.v. treffend zien in dezen zin: Dit vooruitzicht n.l. dat ze 't in den eersten tijd niet te ruim zou hebben ?wekte de affiniteit van haar werkzaam tem perament nog sterker op." Waarom niet, een voudig : Ze werd er werkzamer door. Wat is dat voor taal: een vooruitzicht, dat de affiniteit van een werkzaam temperament opwekt? Laat dat in een handboek staan, maar verveel er ons niet mee. Ergens vroeger lees ik: door te sterk verbruik konden hare levensuitingen tijdelijk niet meer met de oude wildheid plaats grijpen". Schrijft iemand dit nu wezenlyk voor zijn pleizior zoo? Waarom niet: ze was voor een poosje te afgemat om zoo wild te zijn ? Dat zou Hollandsen zijn en leesbaar. Zoo, ten tweede, zijn van Zola, ?dingen als: Het witte twee-slaapsledikant was blank in de reinheid der heldere lakens; een groote, gouden knoop, die een ster nabootste; haar blikken liepen in de rondte; al zulke zinnetjes waarin de dingen gezegd worden iets te doen wat zij niet doen, waarin twee indrukken door een omschrijving die met in" begint aan «Ikaar worden gezet, zijn van iemand, die zelf geen verbeelding heeft om zijn eigen fantasieuitdrukkingen te maken en ze overneemt van een ander, in dit geval van Zola. Netscher wil vertellen wat hij vindt van werke lijke menschen. Hij heet goede oogen in idjn hoofd en goede ooren er aan, de eerste om te kijken, de laatste om te luisteren: 't een zoo goed als het ander is- afdoend uit zijn werk gebleken. Maar hij heeft de menschen zooveel niet in de werkelijkheid maar in handboeken en in Zola bestudeerd, dat hij ze meer handboek-achtïg en Zolaïstisch dan werkelijk ziet, en zijn taal tot een handboek-achtig en Zolaïstisch jargon heeft ver knoeid. Ik zou hem aanraden de handboeken en Zola nu eens te laten rusten, en enkel, heel oplettend, heel ernstig de -werkelijkheid en de werkelijke taal te bestudeeren. Werkelijke menschen en werkelijke taal moet hij maken. Daar zal hij ook wat minder braaf en taai van worden, verbeeld ik me en ons minder vervelen dan hij tot nu toe gedaan heeft. Hij zal wat minder een student" en wat meer een menscb en een schrijver worden, en dat zal hem te pas komen tegen den tijd dat hij opstellen gaat schrijven, die hij met recht novellen noemen mag. ALBEKT VEBWEY. ') Menschen om ons. Bundel Novellen door Frans Netscher. 's Graveffhage. W. A. Morel 1888. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. De bekende Engelsch-Amerikaansche uitgever j George Routledge, van wien we nog de vorige week j een nieuwe uitgave aankondigden, is te Londen overleden. Hij was het voornamelijk die in de laatste tien jaren door de bezorging van zoovele uitnemende Picture-books de kunst van oen boek waarlijk artistiek uit te dossen in Engeland tot een verwonderlijke hoogte opvoerde. Zonder een zoo bekwaam en smaakvol uitgever hadden Kate Greenaway, Walter Crane en Randolph Caldecott niet kunnen tot stand brengen wat ze bereikt hebben, een totale artistieke omwenteling in hunne kunst. Van den bekwamen Brusselschen schilder Emile Wauters, die na den dood van Gallait door het Belgisch publiek eenigermate als hun nationale schilder beschouwd wordt, zijn in den Cercle artistique te Brussel een verzameling studiën en schetsen geëxposeerd. Men kent Wauters als een artistiek gematigd en gematigd artistiek schilder. Bij een Fransche uitgaaf van den Vicar of Wakefield zijn etsen gevoegd door Adolphe Lalauze. De handige aquarelliste Madame Madeleine Letnaire illustreerde een in-octavo uitgave van l'Abb Constantin, het boek dat aan Ludovic Halévy een fauteuil in de Academie bezorgde. De uitgave van een bruikbaar boek voor etsen verzamelaars werd indertijd door den dood van den schrijver Charles Ie Blanc gestaakt. De uit gave is nu hervat van dit Fransche handboek. waarvan de langademige titel in 't Hollandsch luidt: Handboek voor den prentenlicfhebber, bevattende: 1. een alfabetische lijst van <le gra veurs van alle landen, waarin beschreven zijn de zeldzame, kostbare en belangwekkende prenten, met de aanwijzing der verschillende staten, en opgaat der prijzen die sedert een eeuw deze prenten op openbare veilingen in en buiten Frankrijk hebben opgebracht; ^ een lijst der . prenten waarvan de makers alleen door gefigu reerde merken bekend zijn; 3. een dictionnaire van de monogrammen der graveurs; 4. een lijst van de schilders, beeldhouwers, bouwmeesters of teekenaars, naar welke de in het werk genoemde prenten zyn gegraveerd, met verwvjzing naar de artiesten die hun werk hebben gereproduceerd; 5. een methodieke tabel van alle prenten in het werk besproken; en voorafgegaan door beschou wingen over de geschiedenis der graveerkunst, haar verschillende procédés, de keuze van prenten en de wijze van die te bewaren, door Ch. Ie Blanc. Als dit werk, dat bij Vieweg te Parijs wordt uitgegeven, niet alles bevat wat maar een minu tieus prentenverzamelaar wenscht na te pluizen, moet de titel wel zeer liegen. De commissie die geconstitueerd is om te Nancy een monument op te richten ter nagedachtenis aan Claude Gellée, genaamd Claude Lorrain, Frankrijks grootste landschapschilder van den vroegeren tijd, en wiens invloed een paar eeuwen lang ook op Hollanders en Engelschen verbazend geweest is heeft een wedstrijd geopend tusschen twaalf Fransche artiesten van hare keuze. Het zijn de beeldhouwers Mercié, Falguière, Rodin, Barrias, Delaplanche, Gautherin, Marqueste, Lanson, Saint-Marceaux, Aubé, Bartholdi, Bailly. Hij die met de uitvoering belast wordt zal een bruto honorarium van 45.000 frs. ontvangen. Tet buitenlandsche eereleden der Akademie van Beeldende Kunsten te München zijn behalve de Hollanders Israëls, Mesdag en De Haas, be noemd: J. M. N. Whistler te Londen, Dagnan Bonveret en Koepping te Parijs, Beulliure en Monteverde te Rome. Het Tweede-Kamerlid de heer J. T. Cremers heeft aan het Kunstnijverheid-Museum te Haarlem in bruikleen afgestaan zijn verzameling Japansche en Chineesche voorwerpen, door hem uit het Oosten meegebracht. Het is een fraaiere collectie dan dat gedeelte der verzameling van kapitein van Scherm beek, dat door dezen heer reeds vroeger aan genoemd museum ten gebruike werd afgestaan. Beide collectiën zijn in dezelfde zaal geplaatst. Uit Dusseldorf zelf wordt aan de Kölnisclie Zeitung geschreven, dat de groote tentoonstelling van Dusseldorfsche kunst den indruk geeft dat de jongere generatie op de oudere de overwinning heeft behaald. Het uitvoerige artikel is trouwens verder zeer Dusseldorfsch getint. In de Kunsthalle te Hamburg zijn door de Antwerpsche kunstverzamelaar Mencke tijdelijk een tachtigtal Oud-Nederlandsche schilderijen tentoon gesteld. Van Rubens zijn er zes, van Rembrandt twee, van Van Dijck drie. Verder stukken van Lastman, Lievens, Brouwer. Dou, Isaac van Ostade, Casp. Netscher, Jac. Ruisdael, Dav. Teniers, Abts hoven, Van Avercamp, Beeldemaker, Bega, Beschey. Bloemaert, Both, de Bray, Brosterhuyzen, de Cuyps, Van der Does, Diepcnbeeck, Eeckhout, Flinck, Jan van Goyen, Pieter Gysels, Frans Hals, De Heem, Van der Helst, Ilobbema, Pieter do Hooch. Een hoogst interessante verzameling dus voor de studie der Oud-Nederlanders. In de zalen van het Handelsmiuisterie te Weenen is een tentoonstelling geopend van kunst nijverheid producten uit Bosnië. Men beweert dat in dit huisvlijtwerk goede Oostcrsche overleverin gen (waarbij ook naderhand een Italiaansche invloud k-wam), bewaard zijn gebleven. Men wil in Oostenrijk het produceeren van dit werk aanmoe digen zooals men 't ook bij ons het nationale houtsnijwerk doen gaat. TOONEEL EN MUZIEK. Hot Parijsche Théatre du Vaudeville is bijzonder gelukkig. Na het groote succes van de surprises du Divorce had het zonder bezwaar een paar teleur stellingen kunnen dragen; in plaats daarvan heeft het een nieuw succes in handen gekregen, La sécuritédes families, van Albin Valabrègue, die nu eens gelukkiger, dan weer minder gelukkig is geweest. De titel van het stuk is die van een agentschap voor informatiën, op do wijs van de vermaarde agence Tricoche et Cacolet". Aan deze vennootschap hebben twee bejaarde mannon, Chambodard en d'Arzerolles, het bewaken van hun mooie jonge vrouwen toevertrouwd. Madame Cham bodard nu is deugdzaam, madame d'Arzorollcs minder. Bij ongeluk geeft de directeur van dit agentschap, Rondinot, aan ieder der twee mannen de inlichtingen die voor den ander bestemd zijn, zoodat Chambodard ten onrechte ongerust is en d'Arzerolles belachelijk triomfeert. Het quiproqno wordt met ieder incident ingewikkelder en grap piger, tot het vóór het vallen der gordijn alles op bevredigende wijze wordt opgelost. Het derde bedrijf speelt in een hotel, dat door de Agence Rondinot opzettelijk is ingericht voor het constateercn van /lagrants délits, een koste lijke vinding, en waarvan de schrijvers tot op den uitersten rand van hot gewaagde partij getrokken hebben. De dialoog is geestig on pikant; het stuk wordt telkens schaterend toegejuicht. Op 14 Februari 1880 zal, ten bate van het Onderling Diamantslijpers Weduwen- en Weezonfonds, de Koninklijke Verceniging het Ned. Tooneol eene voorstelling geven, waarbij opgevoerd zal -worden Don Cesar de Bazan", welk stuk in jaren niet vertoond en bij liet Ned. Toonecl nog nooit is opgevoerd. 11. Zondag werd in het Operagcbouw to Berlijn door de Berlijnsche trompetters en paukcnisten het Keizerlijk echtpaar de gebruikelijke beilgroet gebracht. Ongeveer 300 trompetters, bazuinblazers, paukenisten on hoornblazers hadden zich op de j tribune opgesteld. Precies te twaalf uur verschenen i de Keizer en de Keizerin en hun broeder hertog j Günther in de koninklijke middelloge. De hulde j begon met den Keizersgroct. Een der trompetters, j de heer Königsberg, sprak daarna een feestrede j uit. Van machtige werking was liet koraal: ; Eine feste Burg'', Iloil Dir im Sicgeskranz", een koor uit Iphigenie ia Aulis", en een ,, Armeemarsch Friedrich des Groszen", die moest worden herhaald. Het slot vormde do Deutsche Kaiscrhymnus" van Kosleck. LETTEREN EN WETENSCHAP. Nu dezer dagen het-stadje Apolda, een plaats door hare tabaksfabrikatie bekend, ter sprake kwam, door den burgerschapsijver van het gemeentebestuur, dat niet-stemmende kiezers beboet, heeft men beweerd, dat de regels in het bekende studentenlied: Knaster, den gelben, Hat una Apollo praparirt, moesten luiden: Knaster, den gelben, Hat uns Apolda praparirt, en vervolgens dat het stadje Apolda zijn naam van Apollo afleidde. Men weet dat Havard den naam van Medemblik als Medea blickt" verklaart, naar een oude godin of koningsdochter, liefst de Medea van Jason, die daar aan het strand zou gestaan heb ben en wier beeld de ondergaande zon verguldde. Apolda en Apollo hebben een ander vorscher er toe gebracht, op te merken, hoe in een ander lied, Schubert's beroemd Lob der 'Ihranen, de compo nist waarschijnlijk alleen het eerste couplet gele zen, en zijn muziek niet voor de overige couplet ten bestemd heeft. Men zingt er niet Göthe's verzen bij, maar een ondergeschoven gedicht van A. W. von Schlegel, Laue düfte, Blumendüfte"; de eerste eoupletten zijn allerliefst maar zonder veel beteekenis. Maar wat te denken van het derde, dat dapper gezongen wordt: Nicht mit süszen Wasserflüssen Zwang Prometheus Unsern Leim. Nein, mit Thranen; Drum in Sehnen Und im Schmerz Sind wird daheim." Men vraagt, wat de dichter met Leim" heeft kunnen bedoelen. De naaste conjectuur is Lehm", waaruit Prometheus schepselen maakte; in alle edities komt hetzelfde woord voor; dus von Schlegel heeft, met merkwaardige ongegeneerdheid, zich maar, voor het rijm op daheim", met Leim" voor Lehm" beholpen. Van het achtste Oriëntalisten-Congres, dat te Stockholm en te Christiania zal gehouden worden, is door den heer E. J. Brill te Leiden het pro gramma verzonden. Aanvragen om lidmaatschap moeten ook aan den heer E. J. Brill gericht worden. Hot congres zal van 2 tot 13 September ge houden worden. Het zal in vijf sectiën verdeeld zijn, waarvan zich de eerste met de Semitische talen en de Islam, de tweede met de Arysche, de derde met de Afrikaansche en de Egyptologie, de vierde met Centraal- en Oostelijk Azië, de vijfde met den Maleischen Archipel en Polynesi zal bezighouden. De koning van Zweden zal een der zittingen te Stockholm bijwonen; te Chris tiania zal de minister van onderwijs het congres presideeren. Tot de feestelijkheden van het congres behooron: Zondag l September, vriendschappelijke bij eenkomst en collation in de salons van het Grand Hotel. Maandag openingszitting; voorstelling der gedelegeerden aan den Koning. Boottocht, recep tie en feest te Ilasselbacken. Dinsdag, soiree bij graaf Carlo de Lansberg, secretaris van het feest comité. Woensdag, tocht per specialen trein, naar Oud-Upsala en Upsala, receptie door de studenten. Donderdag, galavoorstelling in de opera. Vrijdag, receptie op het kasteel Drottingholm. Zaterdag, concert, vertrek naar Christiania. Zondag 8 Sep tember: Déjenner te Charlottenburg, bezoek aan de stad, soiree in de vrijmetselaarsloge Maandag, tocht naar JRygdö: kasteel Oscarshall, Noorsche oudheden, ontvangst op hot kasteel Rygdö. Dins dag tocht naar de watervallen van Hóneton, soiree te Christiania. Woensdag, banket te Cüristiania. Donderdag, déjeuner te Wennenborg, tocht naar Götheborg, receptie en afscheidsfeest. Dat Gordon, de heldhaftige verdediger van Kartoem, geestelijk diep in hot mysticisme stak, is bekend. Onlangs vernamen wij uit con artikel in do Unirersal Review, een weinig tijd geleden opgericht, ondernemend tijdschrift, dat hij zich in allen ernst bezighield met het opsporen van het verloren Paradijs. En het gelukte hem niet alleen de oorspronkelijke ligplaats op de Sechellencilanden te vinden, maar ook de aldaar groeiende kokosnoot aan te wijzen als de verboden vrucht, die eenmaal oorzaak van den zondenval onzer onvoorziclitige stamvaders was geweest. Nu vormen die SecheHcn, oostelijk van Zanzibar gelegen, oen door koraalriffen omgeven eiland, waarop bezwaar lijk plaats is voor de vier stroomen, die volgens den Bijbel den tuin van Eden zouden hebben be sproeid. Ook is het niet gemakkelijk in te zien, waarom de daar groeiende kokosnoot (coco de nier) zulk een verleidende kracht op Adam en Eva zou hebben uitgeoefend. De Belgische rogeering heeft voor het staats archief een gcheolo rcoks handschriften van waarde uit do beroemde Cheltenham-verzameling aange- ! kocht. De meeste dier stukken werden in het begin dezer eeuw in Belgiëopgekocht door Sir Thomas Philipps voor oud perkament." Behalve de schatten van groote waarde uit oude abdijen in het Walenland, die in gcheele collecties naar Engeland werden overgebracht en nu terugkeoren, worden verschillende werken genoemd die van beteekenis zijn voor de Nodcrlanclschc literatuur, o.a. een exemplaar van Jacob van Maerlant's Rymkroniek", en Spieghol Historiael" (13e eeuw); oen onuitgegeven gedicht uit dcnzelfden tijd: Seven vroedcn van binnen Romen", zoomede onder den titel van Ijoec van der Rosen" een gedeeltelijke vertaling van den Roman de la Rose j enz. De/e handschriften zijn met kleinere ge dichten vcreenigd in n band. De uitgave dier werken is opgedragen ain de Vlaamsche Academie. De uit do abdij Charabron afkomstige werken uit tle l'Je en l:!e eeuw kenmerken zich door hun goed onderbonden banden. Onder deze bevinden zich de gesta" van Keizer Friedrich II, door Pierre des Vignes. Uit de abdij St. Ghislain kwamen: een wereldgeschiedenis in de Fransche taal uit de 14e eeuw, een Fransche Bijbel uit denzelfden tijd, zoomede een prachtige Flavius Josephus. Onder de handschriften, die aan de abdij Aula» toebehoorden, wordt een volledige kroniek vaa Sigbert v. Gembloux genoemd; uit Stavelot stam men voorts drie onschatbare handschriften uit de lle en 12e eeuw, kortom, de aangekochte ver zameling, groot 400 stuks, is in alle opzichten van groote waarde. Het nummer van de Monde lllustrévan 15 December bevat een portret van prins Roland Bonaparte en eene fraaie reeks illustratiën naar photographieën door dezen op zijne reis in Corsika verzameld en vervaardigd. Een artikel van den heer F. Escard, bibliothekaris van den prins, vergezelt de illustratiën; het dient tevens als aan kondiging van een boek over Corsika, dat de heer Escard onder handen heeft, en dat, met platen en kaarten versierd, weldra zal verschijnen. Prins Roland Bonaparte zal zijn ethnologischo reizen in Zweden, Noorwegen, Lapland zjjn tochten in de Alpen, in Tyrol, in Italiëerf' Ame rika, thans doen volgen door eene reeks van studiereizen in de verschillende deelen van Frank rijk, uit ethnograpbisch en anthropologisch oog punt. Het reisje naar Corsika, dat zeven weken duurde, was daarvan het begin. Van vertaalde werken werden ons gezonden: Jonas Lie, Een hmvelvjkslwen, naar het Fransen door Mevr. J. L. de Roever-van der Goes; uit gave van S. Warendorf te Amsterdam. Het verhaal van Jacob Mörk en zijn lief vrouw tje Aletta en welke ondervinding zij van het huwelijksleven opdeden, is aardig en prettig verteld; de huiselijke en intelligente Noorsche menschen komen er weer van hun besten kant in uit; het werkje is een aanwinst voor ons lezend publiek. De vertaling, los en aangenaam, alleen een beetje haastig gecorrigeerd, laat zich zeer goed genieten. Marie Corelli, Thelma, eene Noorsche prinses, uit het Engelsch door Hanna van Brielen. Uit gave van P. Gouda Quint te Arnhem. In dit boek treedt het Noorden veel Noorseher op dan in het vorige; middernachtszon, zee meeuwen, rotspartijen, Odin en Thor; toch maakt het werk met zijn beeldschoone, zonderlinge, geheimzinnige prinses veel meer den indruk, in een fantasie-Noorden te spelen. De menschen die er wezenlijk wonen, nemen de natuur kalmer op dan Marie Corelli doet. Haar boek is intusschen uiterst boeiend en belangwekkend geschreven; een ro mantische roman, die zijn kring van lezers bij zonder behagen zal. Militaire Zaken. HET NIEUWE PRUISISCHE EXERCITIE REGLEMENT VOOR DE INFANTERIE. Dit reglement is korten tijd geleden aan de troepen uitgereikt. Het wordt beschouwd als eene goede verbinding van de oud-Pruisische stijfheid mot de door de tegenwoordige gevechtswijze geeischt wordende beweegbaarheid der taktische vormen. Van nu af aan zal de infanterie steeds met den oorlogstoestand voor oogen geoefend wor den, en dat beginsel straalt in het geheele regle ment door. Reeds in het begin wordt gezegd: het exerceeren heeft ten doel onderricht en voorbereiding van aanvoerders en soldaten tot den oorlog. Alle oefe ningen moeten derhalve met den oorlogstoestand rekening houden. De belangrijkste eischen, welke de oorlog aan den krijgsman stelt, zijn: strenge ondergeschiktheid (discipline) en orde, gepaard aan de hoogste krachtsinspanning. Den troep deze eigenschappen te doen verkrijgen, zoodat ze hem tot een tweede natuur worden, is het hoofddoel van alle oefeningen. In den oorlog kan men alleen het eenvoudige gebruiken. Daarom moeten slechts weinige een voudige Tormen gebezigd worden, doch deze moeten dan ook met groote zorgvuldigheid beoefend en met veel zekerheid beheerscht worden. De bepa lingen van-het reglement strekken tot richtsnoer; zij dienen zoo wel voor oorlogs- als vredestijd en alle zoogenaamde kunstenmakerijen zijn verboden Het reglement bestaat uit drie deelen. Het eerste gedeelte behandelt de vorming van den enkelen man, de afdeeling zoowel in gesloten als verspreide orde de compagnie, het bataillon, het regiment en do brigade. De oefeningen van het bataillon vormen den grondslag voor de leiding van het gevecht. De linie-formatie is vervallen. liet bataillon wordt slechts op drie verschillende wijzen opgesteld: u in dubbele kolonne (overeen komende met de oude kolonne op het midden), b in diepe kolonne (de tier compagniën in com pagnies kolonne achter elkander), c in breede kolonne (do vier compagniën in compagnies kolonne naast elkander). De compagnies kolonne bestaat uit dr-ie op twee gelederen ? achter elkander gestelde afdeelingen en is voortaan de grondvorm voor alle bewegingen en opstellingen tot het gevecht. Voor de compagnie is het carrébehouden, voor het bataillon is dit evenwel vervallen. Alle vormen van het reglement zijn eenvoudig, waardoor ook het groote voordeel verkregen wordt, dat de reserven en landweer binnen den kortst mogelijken tijd volgons de nieuwe voorschriften kunnen geoefend worden. liet tweede gedeelte behandelt het gevecht en wel na eene inleiding opvolgend: de waarde van het oefeningsterrein, de verspreide en gesloten orde, het schietgevecht, de verhouding tot de andere wapens, de aanwending van het pionniersgoreedschap, het gedrag van aanvoerders en soldaten in het gevecht, de uitbreiding der gelederen, do aanval en verdediging; dan volgt het gevecht van. meer talrijke troepcn-afdeelingeu compagnie, bataillon, regiment en brigade. Dit tweede gedeelte van hot reglement vooral is bijzonder belangrijk. Daaruit blijkt, dat tegen woordig de verspreide orde (tiraillourlinie) voor de Infanterie de hoofdvorm is voor het gevecht; hoewel de gesloten formatie als reserve of om, in verbinding met de tarailleurlinic cenc beslis sing te geven, toch nog veel waarde blijft behouden. Bij het schietgevecht, wordt gezegd, moet or naar gestreefd worden om met zoo weinig mogelijk verliezen en zoo veel mogelijk vuuruitwerking van eigen zijde den vijand zoo spoedig mogelijk te lijf te gaan. Bij het vooruitgaan tegen deii vij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl