De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 23 december pagina 6

23 december 1888 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.600 jnoet den soldaat ingeprent worden, dat hij .i zonder bevel halt maakt, al is het vijandelijk .'"INwr-ook zoo hevig, dat een teruggaan slechts V^BSt; vernietiging leidt, terwijl - daarentegen een groote beslistheid en vastberadenheid tot aan . vjjand doorgezetten aanval steeds gelukken zal. ' Bjj de verdediging moet de soldaat steeds stand den en zich doordringen van het bewustzijn, hoe nader de vijand komt hoe meer vernietide vuuruitwerMng voor hem is, en daarom de verdediger steeds zijne meeste munitie dat oogenbïik bewaren. Ook treft men in dit tweede gedeelte nog de belangrijke bepaling aan, dat niemand, zonder bevel of zonder gewond te zijn, zich uit den gevaarlijken vuurkring van het gevecht mag verwij deren. H\j die zonder bevel gewonden uit het geTOcht brengt of niets doende achter de vechtende toepen wordt bevonden, maakt zich aan lafhartigheid schuldig. Het sluit met verschillende opnwrkingen, waarvan het slot luidt: Het reglement Wt het taktische onderricht niet uit, maar beperkt w. tot vaste grondbeginselen. De vorming van den te»ep heeft volgens de bedoeling van het reglement ts gehad, als deze in staat is te verrichten de oorlog van hem eischt en hij in vredestijd s overbodigs heeft geleerd : Bet derde gedeelte behandelt de parade, het ' -~ KÜMden der vaandels en de signalen. Aan dit geteite a^n 36 van de 208 bladzijden, die het «eglement beslaat, gewijd. Seljaakspel. JSindstelling eener partij gespeeld door de heeien J, P., wit en Gr. B. Neuman, zwart in 1859. ZWAHT abcdefgh WIT Wit dwingt mat in hoogstens 8 zetten. PROBLEEM No. 6 van den heer G N. Cheney in Olmütz. ZWART abcde fgh WIT "Wit begint en geeft in 3 zetten mat. VOOR MINDERGEOEFENDEN. W^j laten hieronder eene partij volgen, die naar "bet oordeel van de meeste en beste schrijvers, de gewichtigste opening is, welke wel een zekere, maar niet heel krachtige attaque geeft. Gewone opening (Giuoco piano), (a. Wit. Zwart. 1ste zet e2 e4 e7 e5 2 gl f3 b8 c6 3 fl c4 f8 c5 4 c2 c3 g8 f6 (6 5 f3 g5 o o 6 f 2 f4 h7 h6 (c 7 g5 X f7 fêX f7 8 c4 - f7 f g8 X f7 9 f4 X e5 c6 X e5 (d 10 d2 d4 f6 X e4 11 o o t f7 g8 12 d4 X c5 en wit staat beter. «) Deze opening noemen de italiaansche schrijvers Giuoco piano" (gewone opening) welke benaming ook wij hebben aangenomen. Deze wordt als de voornaamste opening beschouwd. b) Deze zet c2 c3 geeft gelegenheid tot dl bS ver volgens door d2 d4 een centrum te vormen, hetgeen . wart echter kan verhinderen, door g8 f6 een zet die reeis in 1511, als de beste is aangegeven. c) Dit is de beste zet daarop, want als zwart e5 f4 Z6U spelen, zou wit het centrum verbreken. d) Als zwart nu mot f6, c4 zou nemen, zou door den lOen zet dl f3 t een looper verloren gaan. OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDEN HEDEN. De strijd over de vergrooting der stad in den aanvang der zeventiende eeuw. Sedert de regeering na bekomen octrooi vau de Staten in 1593 begonnen was de stad voor de tweede maal uitteleggen, met een strook aan de west zijde der oude veste, begrepen tusschen Singelen Hee rengracht van het Y af tot aan het Koningspleinen van daar tusschen Singel en Reguliersdwarsstraat, Amstel en Amstelstraat, was de bevolking voort durend en meest door vestiging van buiten toege nomen, nieuwe industrieën hadden zich bij de reeds bestaande gevoegd, zoodat de luttele oppervlakte door deze tweede vergrooting gewonnen weldra niet meer voldoende bleek, om aan den navraag Baar bouwterrein te voldoen. Ruimte in overvloed ?was er nog buiter, de stad te vinden langs den Buitensingel en aan de paden, die op dien Buitensingel uitkwamen. Daar hadden vele welgestelde Amsterdammers hunne zomertuinen met een speelhuisje vaak er in, en naar de eigenaars dier tuinen droegen die paden soms hunnen naam. Andere paden waren er weder reeds omstreeks 1560 a, 1570 in den eersten woningnood aangelegd door ver schillende godshuizen b.v. het Marieten- en het Marien-concent op de landerijen die zij daarvoorlang in eigendom hadden, of door ondernemende particulieren als b.v. Jan Bout Claesz en Jan Gerritsz bijgenaamd Jan Hanszen, die daar erfjes voor kleine woningen uitgegeven hadden, wel is waar in contraventie van de keuren op het buitenbouweu, maar om der noodzakelijklieidswille met oogluikende toelating van de regeering. Een eerste vereischte voor het bouwen was daar, buiten de stad in het drassige weiland, het ophoogen vau den groud geweest. Voor drie gulden kon men de vierkante roede drie voeten ophoogen. Eerst daa was liet terrein vrij van dagelijkschen wateroverlast. In 1609 telde men het zeker niet geringe getal van 3330 woningen en getimmerten buiten de poorten, waarvan er 592 als nieuw wer den aangeduid, en alleen 320 zich tusschen IJ en Regulierspoort langs den Buiten-singel bevonden. Schoon de regeering zich niet tegen dit buiten bouwen verzette, bleef zij niet blind voor de mogelijke gevaren daaraan verbonden. Immers ingeval de vijand zich voor de stad zou vertoonen, zou hij op den verhoogden bodem, die nu niet meer onder water kon gezet worden, een geschikt terrein vinden, om daaruit de stad te bestoken, en in de woningen zou hij gelegenheid vinden, om zich te nestelen. Wel was er bepaald, dat al het ge timmerte daar, gelijk men het noemde, t op den brandt", d. i. om in geval van nood aanstonds te kunnen worden platgebrand, gebouwd moest wor den, maar ook daaraan had men zich niet gehou den, en wat het ergste was, zelfs leden der regeering hadden zich daaraan schuldig gemaakt, zoodat het ieder duidelijk werd, dat de scherpe bepalingen nimmer zouden worden toegepast. Daarbij kwam nog, dat de stad groot nadeel leed door de gemakkelijklieid waarmede de buitenwoners dfe gemeeiie landsnüddelcii en de stadsaecijusen kouden ontduiken. En wat zou er ge beuren, zoo redeneerde men, als bij een onvoorzienen vijandelijkeu aanval heel die bevolking van have en dak beroofd, schuil zocht binnen de wclverdedigde stadsmuren ? Op grond van deze en dergelijke overwegingen werd het octrooi van 7 Augustus 1C09 tot eeneii nieuwen uitleg verkregen. Maar niet aanstonds werd er met liet werk eeu aanvang gemaakt. Eerst moesten de plannen in den raad worden goedgekeurd, en dit geschiedde niet vóór 20 April 1610. Merkwaar dig zou het zijn om te weten, wat er bij de be raadslagingen over deze zaak in de vroedschap werd gezegd. Het verdient de aandacht, dat eerst den 4 Juli van het volgende jaar commissarissen tot besogne vau de rarniuge der nieuwe forf.ificatie cu aencleven van dien" werden benoemd. In dien tusscheutijd werd er blijkbaar heel wat gehaspeld en ten slotte den 29 Augustus ]C11 werden de burgemecsteren met de commissarissen gelast nieuwe projecten te maken, waarvoor verandering van liet octrooi noodig was, welke plannen 9 April 1612 na gehouden overleg met den Prins werden over-, gelegd. Toch duurde het tot Maart 1013 cor men de tegenstand dergcucu, die de vcrgrooting wilden uitstellen, van anderen, die haar geheel wilden afstellen, kon overwonnen beschouwen,en tot nieuwe commissarissen benoemd werden, behalve burge meesteren en Thesauriereu, de oud-burgemeester Reinier Pauw, de schepen IJsbraud Bon, de oudschepen Dirk de Vlaming cu de fabriekmccster Johau van Hoorn. Eer het zoover kwam, is er zeker menig hard woord in den raad gevallen. Wat wij er vau weten putten wij uit de aauteckeningen vau den OudBurgemeester Comelis Piutersz. Hooft, die niet Harmea van de Poll, Jacob de Graaff. schepenen, Joris Jorisz. en Dr. Joan ten Crootciihays, thcsauriereu, in 1011 tot commissaris was benoemd, omdat zij bij de nieuwe plannen niet geïnteresseerd waren en niet aan het buiteubouwen met ovcrtredin" der keuren hadden gedaan. Hij noemt twee per sonen, die. zich daarmede wel hadden trachten te bcvoordecleu n.l. Frans Hendriksz. Oetgens, in 1012 Burgemeester, eu Jan Jacobsz. Huydecoper, sedert dat jaar Thesaurier. De eerste schijnt veel land te hebbeu gekocht, waarvan alleen regeeringsledcn konden weten dat liet binnen de stad getrokken en daardoor veel meer waard zou worden. De andere had veel buiten getimmerd en gehoogd. De oud-Burgemeester Hooft, die als een eerlijk en rechtschapen man bekend staat, die zijne roepingals regeerder enisfig opvatte, was van niceiiing, dat er gehandeld moest worden in overeenstemming met de letter van het octrooi, waardoor de voordeeleu der vergrooting geheel in de stadskas zouden zijn gevloeid. Immers, zoo de erven, die niet tot straten, grachten eu pleinen behoefden vergraven te worden, door de stad, tegen billijke taxatie vau den gerechte, werden genaast, en zij werden later binnen de stad getrokken en, daardoor iu waarde vooruitgegaan, verkocht, dan zou daardoor de schat kist der stad niet weinig worden gebaat. Zij, die eigenaars waren vau gronden, welke binnen de nieuwe muren zouden komen, begrepen, dat zij dit voordeel zouden missen, eu dat, als Burgemeester Hooft zijn zin kreeg, er zelfs kans bestond, dat zij de opstallen, die zij tegen de keuren op die landen hadden gebouwd, niet zouden vergoed krijgen, omdat meende Hooft het ecue premie op het overtreden der keuren zou schijnen en iedereen, die nu nog gehoorzaam aan de wet was geweest, gerechtigd zou wezen ongehoorzaam te worden, door alleen op eigen voordeel te letten. Het was ook voornamelijk op Hooft's herhaald aandringen geweest, dat het verbod op het buitenbouwen werd geoctroyeerd en dat do jurisdictie, aanvankelijk uitgebreid in conformiténiet de vcr grooting der stad, die slechts ??gelijk bekend is, voor de helft werd begonnen werd vermeerderd in conformitémet de geprojecteerde, dat is de geheele vergrooting, zooals die eerst na 't midden der zeventiende eeuw haar beslag kreeg. Daarmede werden de ongeoorloofde voordeden uit de buitcnbouwerij op ecu terrein, dat men wist, dat binnen betrekkelijk korten tijd onder de jurisdictie zou vallen, voorgoed onmogelijk gemaakt. Middelcrwijl werd er tegen de partij van Hooft geïntrigeerd. In 1012 werd Joris Jorisz. vau de Thesaurie verwijderd en door Huydecoper vervan gen, Burgemeester Oetgens bleef op 't kussen en werd voorzittend burgemeester voor het eerste kwartaal. Terwijl vroeger burgemeesteren zich met de maatregelen der commissie niet hadden bemoeid, moest nu alles met zooveel spoed behandeld wor den als met Oetgens' belangen het best overeen kwam. Dit schijnt evenwel slechts voor een deel gelukt te zijn, maar niet dan tengevolge van uit stel van hot reeds aangevangen werk der vergrooting. In 1613 kwam burgemeester Kromhout op het kussen, die ook vele gronden had aangekocht. Met Oetgens verecuigd, hebben zij de commissie Hooft uit het zadel gelicht, cu de nieuwe commissie was blijkbaar gewilliger, daarbij natuurlijk geholpen door den zeker niet minder bij de zaak geïnteres seerden raad der stad, die met voorbijgang van de uitdrukkelijke en voor geen andere uitlegging vatbare octrooi, ecu geheel ander systeem van verdeeling der bouwgronden ging volgen. MEESTER NAAST GOD. De Nelson, een dor beste schepen van de Royal Steam Navigation Company, komende van Amerika met een lading katoen, bevond zich op den eersten Kerstdag van het jaar 188.. aan don ingang van het Kanaal. De nacht was bijna gevallen; zware, laag neerhangende wolken doorvlogen bet zwerk, voortgejaagd door een sterken oostenwind, en de zee was onstuimig, maar toch, zoo God wilde, hoopte de bemanning den volgenden morgen op vaderlandschen grond, te midden van vrienden en bloedverwanten, den tweeden Kerstdag te vieren. De kapitein Mauw wandelde op het halfdek; de tweede stuurman Mathcws, de eerste was op de heenreis gestorven, stond op de brug den roerganger met de hand zijn bevelen toe te wenken en door de spreekbuis naar clc machine kamer te seinen. Een matroos kwam uit het lantaarngat met de drie aangestoken lichten, die hij op hun plaats wilde brengen: het witte in den fokkcmast, de twee andere in het bezaanswant, groen aan stuurboord, rood aan bakboord. De kapitein hield stil en riep van hot achter schip, waar hij zich bevond: Borg je lantarens!" Het bevel was zoo vreemd, zoo in strijd met de uitdrukkelijkste regelen voor de scheepvaart, dat de lampenist verkeerd verstaan meende te hebben. Zul je die lichten innemen, voor den duivel!" herhaalde de kapitein woedend. De man verdween onder de kap. De bootsmansmaat O'Brien naderde den stuur man. Wat nu, moeten wij zonder lichten varen? hier, waar het wemelt van schepen als van rijtuigen in Piccadilly, ea met zulk weer nog wel!" Ik begrijp er niets van; maar de manier waarop het bevel is uitgevaardigd, maakt elke opmerking overbodig. Wij zullen drommels goed moeten uitkijken, als wij ons niet in den grond willen laten zeilen. Met dien verduivclden wind kan men geen twee kabcllcngten van zich af hooren en een schip zou boven op ons zitten, voor dat de uitkijk geluid kon geven." Maar welke reden kan hij hebben, om zulk een order te geven '.?"' Ik weet het niet. Den ouwe doet in de laatste dagen erg raar. Ik ken hem zoo'n beetje, den eencn dag is hij vroolijk, en kan hij alles velen on den volgenden is hij ongeveer even plezierig in den omgang als de kat met negen staarten; er gaan soms weken voorbij, dat hij geen mond opendoet. Maar dit is de eerste maal, dat hij de manoeuvres er bij haalt".De wind gierde door het want, de ijzeron stan gen en pardoens trilden bijwijlen als de snaren vau een reusachtige harp. Ken stem op don bak riep: Schip vooruit aan stuurboord!" Door het strccpig floers van regendroppolen zag de tweede stuurman in den nacht de lichten van een stoomboot schemeren, alle drie de lichten. Dus die boot kwam recht op de Nclson aan en zou hun op zijde, in de midschecps aanvaren. Trachten van koers te veranderen? Onmogelijk! Ternauwernood dertig seconden nog en do bot sing zou hebben plaats gehad; tijd om te wenden was er niet meer!" In dit oogenbïik van spanning had Mathews gelukkig de tegenwoordigheid van geest om niet te laten stoppen; do eenige kans op behoud lag nog in snelheid misschien zou die boot achter de Nclson voorbijloopen, in plaats haar in tweeen te varen. De bootsmansmaat had de klep der stoomfluit opengetrokken; kreten van ontzetting klonken op de vreemde boot. Deze met den wind achter zich luisterde beter naar het roer; het stuurrad moest inderhaast een paar slagen omgedraaid zijn. want het vaartuig viel eenigszins naar bakboord af. Mathows niet de vuisten krampachtig om de reeling van de brug geklemd, meende do romp onder hem te hooren kraken. De stoomer gleed rakelings achterom voorbij, in zijn vaart bet boord der Nelson schurend, waarbij een ra gebroken en een sloep uit de davids werd gerukt. Een stroom van vloeken en vorwenschingen klonk van de onbekende beman ning op ziju dek en de stoomer verdween in den nacht. De kapitein stond nog steeds op het achterdek; niemand bad in die verschrikkelijke minuut om hem gedacht. Mathcws, nog geheel ontdaan, klampte hem aan met de vraag: U hebt het gezien kapitein; moeten wij zon der lichten blijven doorvaren ? 't Is een geweldige verantwoordelijkheid, die gij daar op u neemt!" Ik heb niets aan mijn eens gegeven orders te veranderen, mijnheer. Ik ontneem u het bevel: ga naar uw hut." Dit werd op zulk een kort afgebeten toon gezegd, dat don tweeden stuurman niets overbleef dan te buigen en te gehoorzamen, terwijl kapitein Mauw in zijn plaats de brug beklom. O'Brien had zic.h intusschen bij Mathews ge voegd, maar eer hij nog een woord had kunnen spreken, begon do Nelson afschuwelijk te slingeren. De bevelhebber had den koers gewijzigd. In plaats voor de golven weg to loopen, had het vaartuig een kwart wonding naar bakboord gemaakt en kreeg zo nu dwarsscheeps tegen zich aan. Als dat zoo doorgaat, gaan wij ondersteboven als een bak!" riep de bootsmaat ongerust. De tweede stuurman haalde zwijgend de schou~ ders op. £eg eens, mijnheer Mathews, wij moeten een> anderen koers uit en gauw ook, of voordat het morgen wordt, zitten wij aan den grond; zooals. wij nu voorleggen, loopen wij regelrecht op het strand. Als het niet zoo regende zou de uitkijk al een vuurtoren geseind hebben. Kom mee, O'Brien." En in weerwil van het bevel, om zich om laag te begeven, klom de tweede stuurman op de brug, gevolgd door den bootmansmaat, eu verschool zich in den schaduw van het zeildoekfcche windscherm tegen de borstwering. Do regen word minder en hield gaandeweg op; de opeengepakte wolkenmassa werd vaneen gereten, raaar do wind bedaarde niet. Do twee mannen bespiedden met angstige blikken hun kapitein, die rechtop, zwijgend, midden op de brug stond met den rug naar het stuurrad, dat de beide roergangers, dio het vaartuig slechts met de grootste moeite in zijn zonderlinge richting konden houden, krampachtig vastgrepen. Het weer klaarde meer en meer op en de uitkijk riep: Licht vooruit, recht voor den boeg !" Alle hens was aan dek gekomen. De wacht te kooi had het beneden niet kunnen uithouden, door het onverdragelijk werken en slingeren, dat de boot deed, en het volk verbaasde zich over de ongewone handelwijze van zijn gezagvoerder. Allen staarden naar het witte licht dat daar in de verte schitterde. 't Is een der vuurtorens van Ierland,"fluisterde O'Brien den stuurman in het oor. 't Is moeilijk te raden welke, wij moeten een heel eind zijn afgedreven, 't Wordt tijd dat don ouwo een streek of wat laat afhouden wo loopen er bot op; 't zou dolzinnigheid zijn met zulk weer den wal nog dichter te naderen." Een uur verstreek, zonder dat de kommandant van de JVcJson van koers liet veranderen. Hot kustlicht kwam zichtbaar nader, kapitein Mauw merkte dit ook wel, hij wendde er zelfs geen oog van af. Maar toch liep het vaartuig, in weerwil van zijn zonderlinge bewegingen, nog geen dadelijk gevaar ; moedig doorstond het den schok der onstuimige golven en de kust was nog veraf genoeg om niet voor stranding to behoeven to vreezen. Een paar om wentelingen van het rad waren voldoende om de Nelson voor den wind en in de vorige richting terug to brengen. Nog een uur verliep, maar de kapitein verroerde zich niet! Mathews, hoewel ernstig verontrust, durfde niet tusschen beiden komen. Oogenschijnlijk handelde kapitein Mauw volmaakt kalm en koelbloedig, en voordat de tweede stuurman zich gerechtigd zon achten, hem het commando to ontrukken, moest hij er wel zeer degelijke gronden voor hebben. Steeds broeder werden de scheuren in het wolkgordijn ; de maan verzilverde eenige oogenblikken den zoom van liet baar nog bedekkend floers en verlichtte daarna plotseling clc brug van het schip. Aller oogen richtten zich op den kapitein; den kreet ontsnapte ieders borst! Blootshoofds, met verwilderde haren en een vreemden gloed in de oogen staarde de gezag voerder in liet licht, dat zijn waarschuwend schijn sel uitstraalde in den nacht. Do stuurman sprong overeind; Kapitein! ..." Terug allen!" bulderde deze, en de twee matrozen, die het rad vasthielden opzijile slin gerend, greep hijzelf de spaken en hield met ijzeren greep alleen het roer, dat twee forsche kerels ter nauwernood onder den zwaren golfslag hadden kunnen bedwingen. Maar kapitein, wij zullen vergaan binnen een kwartier zijn wij in de branding!" Terug!;' herhaalde do bevelhebber op hocschen toon, terwijl hij een revolver voor den dag haalde en bijna onmiddellijk vuur gaf'. Maar bliksemsnel had Mathcws zich gebukt en de kogel vloog over zijn hoofd; oogenblikkolijk had liij zijn partij ge kozen. Helpt, mannen!" De matrozen stortten zich op de brug; een vrceselijke worsteling volgde. Mauw, wiens woede zijn krachten scheen te vcrticnvondigeii, klemde zijn vingers krampachtig om de spaken en stuurde het vaartuig verder op zijn noodlottige-]) koers. In dio nauwe ruimte was voor twee mannen nauwe lijks plaats genoeg om don kapitein van zijn post te kunnen rukken. Weer knalde een schot . . . de worsteling duurde voort, totdat men eindelijk slaagde don gezagvoerder een touw over hot hoofd te werpen en met geknevelde armen naar beneden op het dek to laten zakken. liet werd tijd! Reeds hoorde men het don derend gebruisch dor kokende golven, die door den storm togen den rotswand werden gezweept; ecu paar minuten later en de Nelson zou tegen die rotsen verbrijzeld zijn geweest. Snol als do gedachte plaatste de stuurman zich zelf aan het rad ; de boot, dubbel gemakkelijk ge hoorzamend aan de vereende krachten van wind en roer, wendde bevallig don steven en ontvluchtte de ongastvrijc kust, die bijna baar graf was ge worden. Den volgenden morgen, bij het opkomen van den vloed, liep de Nelson de haven vau Kolrush in Ierland binnen. De ongelukkige kapitein Mauw, ten prooi aan een vrecsclijke aanval vau razernij; liep te brullen in zijn kajuit. Een krankzinnige had in dien onstuimigcn Kerstnacht de Nclson gecommandeerd. VOOR DAMES. Dinerioiletten. T)c boa. -- Sclioonheidsconconrs te Turijn. De i/rootstc vrouwen. Brandadc. Het LordMuyor's Banket. November", schrijft eeno dor beste berichtgeefsters uit Parijs, is het saizoen van jacht en theater. Het ecne sluit het andere niet uit; want men vindt altoos wel tijd om even naar Parijs te stoomen voor de langverwachte première, zonder daarom zijn plichten als chütelaine te verzuimen, of een uitnoodiging voor cle zoozeer geliefde ra?fye-jw/per-jachten af to slaan". Het is een kost baar seizoen, want men heeft de jachtcostumen noodig, de groote avondtoiletten voor t\n premi er es, de wandelcostumen, en de groote dinertoiletten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl