Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.600
jnoet den soldaat ingeprent worden, dat hij
.i zonder bevel halt maakt, al is het vijandelijk
.'"INwr-ook zoo hevig, dat een teruggaan slechts
V^BSt; vernietiging leidt, terwijl - daarentegen een
groote beslistheid en vastberadenheid tot aan
. vjjand doorgezetten aanval steeds gelukken zal.
' Bjj de verdediging moet de soldaat steeds stand
den en zich doordringen van het bewustzijn,
hoe nader de vijand komt hoe meer
vernietide vuuruitwerMng voor hem is, en daarom
de verdediger steeds zijne meeste munitie
dat oogenbïik bewaren.
Ook treft men in dit tweede gedeelte nog de
belangrijke bepaling aan, dat niemand, zonder
bevel of zonder gewond te zijn, zich uit den
gevaarlijken vuurkring van het gevecht mag verwij
deren. H\j die zonder bevel gewonden uit het
geTOcht brengt of niets doende achter de vechtende
toepen wordt bevonden, maakt zich aan
lafhartigheid schuldig. Het sluit met verschillende
opnwrkingen, waarvan het slot luidt: Het reglement
Wt het taktische onderricht niet uit, maar beperkt
w. tot vaste grondbeginselen. De vorming van den
te»ep heeft volgens de bedoeling van het reglement
ts gehad, als deze in staat is te verrichten
de oorlog van hem eischt en hij in vredestijd
s overbodigs heeft geleerd
: Bet derde gedeelte behandelt de parade, het
' -~ KÜMden der vaandels en de signalen. Aan dit
geteite a^n 36 van de 208 bladzijden, die het
«eglement beslaat, gewijd.
Seljaakspel.
JSindstelling eener partij gespeeld door de heeien
J, P., wit en Gr. B. Neuman, zwart in 1859.
ZWAHT
abcdefgh
WIT
Wit dwingt mat in hoogstens 8 zetten.
PROBLEEM No. 6
van den heer G N. Cheney in Olmütz.
ZWART
abcde fgh
WIT
"Wit begint en geeft in 3 zetten mat.
VOOR MINDERGEOEFENDEN.
W^j laten hieronder eene partij volgen, die naar
"bet oordeel van de meeste en beste schrijvers, de
gewichtigste opening is, welke wel een zekere,
maar niet heel krachtige attaque geeft.
Gewone opening (Giuoco piano), (a.
Wit. Zwart.
1ste zet e2 e4 e7 e5
2 gl f3 b8 c6
3 fl c4 f8 c5
4 c2 c3 g8 f6 (6
5 f3 g5 o o
6 f 2 f4 h7 h6 (c
7 g5 X f7 fêX f7
8 c4 - f7 f g8 X f7
9 f4 X e5 c6 X e5 (d
10 d2 d4 f6 X e4
11 o o t f7 g8
12 d4 X c5 en wit staat beter.
«) Deze opening noemen de italiaansche schrijvers Giuoco
piano" (gewone opening) welke benaming ook wij hebben
aangenomen. Deze wordt als de voornaamste opening
beschouwd.
b) Deze zet c2 c3 geeft gelegenheid tot dl bS ver
volgens door d2 d4 een centrum te vormen, hetgeen
. wart echter kan verhinderen, door g8 f6 een zet die
reeis in 1511, als de beste is aangegeven.
c) Dit is de beste zet daarop, want als zwart e5 f4
Z6U spelen, zou wit het centrum verbreken.
d) Als zwart nu mot f6, c4 zou nemen, zou door den
lOen zet dl f3 t een looper verloren gaan.
OUD-AMSTERDAMSCHE VERSCHEIDEN
HEDEN.
De strijd over de vergrooting der stad in den aanvang
der zeventiende eeuw.
Sedert de regeering na bekomen octrooi vau de
Staten in 1593 begonnen was de stad voor de tweede
maal uitteleggen, met een strook aan de west
zijde der oude veste, begrepen tusschen Singelen Hee
rengracht van het Y af tot aan het Koningspleinen
van daar tusschen Singel en Reguliersdwarsstraat,
Amstel en Amstelstraat, was de bevolking voort
durend en meest door vestiging van buiten toege
nomen, nieuwe industrieën hadden zich bij de reeds
bestaande gevoegd, zoodat de luttele oppervlakte
door deze tweede vergrooting gewonnen weldra
niet meer voldoende bleek, om aan den navraag
Baar bouwterrein te voldoen. Ruimte in overvloed
?was er nog buiter, de stad te vinden langs den
Buitensingel en aan de paden, die op dien
Buitensingel uitkwamen. Daar hadden vele welgestelde
Amsterdammers hunne zomertuinen met een
speelhuisje vaak er in, en naar de eigenaars dier tuinen
droegen die paden soms hunnen naam. Andere
paden waren er weder reeds omstreeks 1560 a, 1570
in den eersten woningnood aangelegd door ver
schillende godshuizen b.v. het Marieten- en het
Marien-concent op de landerijen die zij
daarvoorlang in eigendom hadden, of door ondernemende
particulieren als b.v. Jan Bout Claesz en Jan
Gerritsz bijgenaamd Jan Hanszen, die daar erfjes
voor kleine woningen uitgegeven hadden, wel is
waar in contraventie van de keuren op het
buitenbouweu, maar om der noodzakelijklieidswille met
oogluikende toelating van de regeering.
Een eerste vereischte voor het bouwen was daar,
buiten de stad in het drassige weiland, het
ophoogen vau den groud geweest. Voor drie gulden
kon men de vierkante roede drie voeten ophoogen.
Eerst daa was liet terrein vrij van dagelijkschen
wateroverlast. In 1609 telde men het zeker niet
geringe getal van 3330 woningen en getimmerten
buiten de poorten, waarvan er 592 als nieuw wer
den aangeduid, en alleen 320 zich tusschen IJ en
Regulierspoort langs den Buiten-singel bevonden.
Schoon de regeering zich niet tegen dit buiten
bouwen verzette, bleef zij niet blind voor de
mogelijke gevaren daaraan verbonden. Immers
ingeval de vijand zich voor de stad zou vertoonen,
zou hij op den verhoogden bodem, die nu niet
meer onder water kon gezet worden, een geschikt
terrein vinden, om daaruit de stad te bestoken, en
in de woningen zou hij gelegenheid vinden, om zich
te nestelen. Wel was er bepaald, dat al het ge
timmerte daar, gelijk men het noemde, t op den
brandt", d. i. om in geval van nood aanstonds te
kunnen worden platgebrand, gebouwd moest wor
den, maar ook daaraan had men zich niet gehou
den, en wat het ergste was, zelfs leden der
regeering hadden zich daaraan schuldig gemaakt,
zoodat het ieder duidelijk werd, dat de scherpe
bepalingen nimmer zouden worden toegepast.
Daarbij kwam nog, dat de stad groot nadeel leed
door de gemakkelijklieid waarmede de
buitenwoners dfe gemeeiie landsnüddelcii en de
stadsaecijusen kouden ontduiken. En wat zou er ge
beuren, zoo redeneerde men, als bij een
onvoorzienen vijandelijkeu aanval heel die bevolking van
have en dak beroofd, schuil zocht binnen de
wclverdedigde stadsmuren ?
Op grond van deze en dergelijke overwegingen
werd het octrooi van 7 Augustus 1C09 tot eeneii
nieuwen uitleg verkregen. Maar niet aanstonds werd
er met liet werk eeu aanvang gemaakt. Eerst moesten
de plannen in den raad worden goedgekeurd, en
dit geschiedde niet vóór 20 April 1610. Merkwaar
dig zou het zijn om te weten, wat er bij de be
raadslagingen over deze zaak in de vroedschap werd
gezegd. Het verdient de aandacht, dat eerst den 4
Juli van het volgende jaar commissarissen tot
besogne vau de rarniuge der nieuwe forf.ificatie cu
aencleven van dien" werden benoemd. In dien
tusscheutijd werd er blijkbaar heel wat gehaspeld
en ten slotte den 29 Augustus ]C11 werden de
burgemecsteren met de commissarissen gelast nieuwe
projecten te maken, waarvoor verandering van liet
octrooi noodig was, welke plannen 9 April 1612
na gehouden overleg met den Prins werden over-,
gelegd. Toch duurde het tot Maart 1013 cor men
de tegenstand dergcucu, die de vcrgrooting wilden
uitstellen, van anderen, die haar geheel wilden
afstellen, kon overwonnen beschouwen,en tot nieuwe
commissarissen benoemd werden, behalve burge
meesteren en Thesauriereu, de oud-burgemeester
Reinier Pauw, de schepen IJsbraud Bon, de
oudschepen Dirk de Vlaming cu de fabriekmccster
Johau van Hoorn.
Eer het zoover kwam, is er zeker menig hard
woord in den raad gevallen. Wat wij er vau weten
putten wij uit de aauteckeningen vau den
OudBurgemeester Comelis Piutersz. Hooft, die niet
Harmea van de Poll, Jacob de Graaff. schepenen,
Joris Jorisz. en Dr. Joan ten Crootciihays,
thcsauriereu, in 1011 tot commissaris was benoemd, omdat
zij bij de nieuwe plannen niet geïnteresseerd waren
en niet aan het buiteubouwen met ovcrtredin"
der keuren hadden gedaan. Hij noemt twee per
sonen, die. zich daarmede wel hadden trachten te
bcvoordecleu n.l. Frans Hendriksz. Oetgens, in 1012
Burgemeester, eu Jan Jacobsz. Huydecoper, sedert
dat jaar Thesaurier. De eerste schijnt veel land te
hebbeu gekocht, waarvan alleen regeeringsledcn
konden weten dat liet binnen de stad getrokken
en daardoor veel meer waard zou worden. De andere
had veel buiten getimmerd en gehoogd.
De oud-Burgemeester Hooft, die als een eerlijk
en rechtschapen man bekend staat, die zijne
roepingals regeerder enisfig opvatte, was van niceiiing, dat
er gehandeld moest worden in overeenstemming
met de letter van het octrooi, waardoor de
voordeeleu der vergrooting geheel in de stadskas zouden
zijn gevloeid. Immers, zoo de erven, die niet tot
straten, grachten eu pleinen behoefden vergraven
te worden, door de stad, tegen billijke taxatie vau
den gerechte, werden genaast, en zij werden later
binnen de stad getrokken en, daardoor iu waarde
vooruitgegaan, verkocht, dan zou daardoor de schat
kist der stad niet weinig worden gebaat. Zij, die
eigenaars waren vau gronden, welke binnen de
nieuwe muren zouden komen, begrepen, dat zij
dit voordeel zouden missen, eu dat, als Burgemeester
Hooft zijn zin kreeg, er zelfs kans bestond, dat
zij de opstallen, die zij tegen de keuren op die
landen hadden gebouwd, niet zouden vergoed
krijgen, omdat meende Hooft het ecue
premie op het overtreden der keuren zou schijnen
en iedereen, die nu nog gehoorzaam aan de wet
was geweest, gerechtigd zou wezen ongehoorzaam
te worden, door alleen op eigen voordeel te letten.
Het was ook voornamelijk op Hooft's herhaald
aandringen geweest, dat het verbod op het
buitenbouwen werd geoctroyeerd en dat do jurisdictie,
aanvankelijk uitgebreid in conformiténiet de vcr
grooting der stad, die slechts ??gelijk bekend is,
voor de helft werd begonnen werd vermeerderd
in conformitémet de geprojecteerde, dat is de
geheele vergrooting, zooals die eerst na 't midden
der zeventiende eeuw haar beslag kreeg. Daarmede
werden de ongeoorloofde voordeden uit de
buitcnbouwerij op ecu terrein, dat men wist, dat binnen
betrekkelijk korten tijd onder de jurisdictie zou
vallen, voorgoed onmogelijk gemaakt.
Middelcrwijl werd er tegen de partij van Hooft
geïntrigeerd. In 1012 werd Joris Jorisz. vau de
Thesaurie verwijderd en door Huydecoper vervan
gen, Burgemeester Oetgens bleef op 't kussen en
werd voorzittend burgemeester voor het eerste
kwartaal. Terwijl vroeger burgemeesteren zich met
de maatregelen der commissie niet hadden bemoeid,
moest nu alles met zooveel spoed behandeld wor
den als met Oetgens' belangen het best overeen
kwam. Dit schijnt evenwel slechts voor een deel
gelukt te zijn, maar niet dan tengevolge van uit
stel van hot reeds aangevangen werk der vergrooting.
In 1613 kwam burgemeester Kromhout op het
kussen, die ook vele gronden had aangekocht.
Met Oetgens verecuigd, hebben zij de commissie
Hooft uit het zadel gelicht, cu de nieuwe commissie
was blijkbaar gewilliger, daarbij natuurlijk geholpen
door den zeker niet minder bij de zaak geïnteres
seerden raad der stad, die met voorbijgang van de
uitdrukkelijke en voor geen andere uitlegging
vatbare octrooi, ecu geheel ander systeem van
verdeeling der bouwgronden ging volgen.
MEESTER NAAST GOD.
De Nelson, een dor beste schepen van de Royal
Steam Navigation Company, komende van Amerika
met een lading katoen, bevond zich op den eersten
Kerstdag van het jaar 188.. aan don ingang van
het Kanaal. De nacht was bijna gevallen; zware,
laag neerhangende wolken doorvlogen bet zwerk,
voortgejaagd door een sterken oostenwind, en de
zee was onstuimig, maar toch, zoo God wilde,
hoopte de bemanning den volgenden morgen op
vaderlandschen grond, te midden van vrienden en
bloedverwanten, den tweeden Kerstdag te vieren.
De kapitein Mauw wandelde op het halfdek;
de tweede stuurman Mathcws, de eerste was op
de heenreis gestorven, stond op de brug den
roerganger met de hand zijn bevelen toe te
wenken en door de spreekbuis naar clc machine
kamer te seinen. Een matroos kwam uit het
lantaarngat met de drie aangestoken lichten, die
hij op hun plaats wilde brengen: het witte in den
fokkcmast, de twee andere in het bezaanswant,
groen aan stuurboord, rood aan bakboord.
De kapitein hield stil en riep van hot achter
schip, waar hij zich bevond:
Borg je lantarens!"
Het bevel was zoo vreemd, zoo in strijd met
de uitdrukkelijkste regelen voor de scheepvaart,
dat de lampenist verkeerd verstaan meende te
hebben.
Zul je die lichten innemen, voor den duivel!"
herhaalde de kapitein woedend.
De man verdween onder de kap.
De bootsmansmaat O'Brien naderde den stuur
man.
Wat nu, moeten wij zonder lichten varen?
hier, waar het wemelt van schepen als van rijtuigen
in Piccadilly, ea met zulk weer nog wel!"
Ik begrijp er niets van; maar de manier waarop
het bevel is uitgevaardigd, maakt elke opmerking
overbodig. Wij zullen drommels goed moeten
uitkijken, als wij ons niet in den grond willen
laten zeilen. Met dien verduivclden wind kan
men geen twee kabcllcngten van zich af hooren en
een schip zou boven op ons zitten, voor dat de
uitkijk geluid kon geven."
Maar welke reden kan hij hebben, om zulk
een order te geven '.?"'
Ik weet het niet. Den ouwe doet in de laatste
dagen erg raar. Ik ken hem zoo'n beetje, den
eencn dag is hij vroolijk, en kan hij alles velen
on den volgenden is hij ongeveer even plezierig
in den omgang als de kat met negen staarten;
er gaan soms weken voorbij, dat hij geen mond
opendoet. Maar dit is de eerste maal, dat hij
de manoeuvres er bij
haalt".De wind gierde door het want, de ijzeron stan
gen en pardoens trilden bijwijlen als de snaren
vau een reusachtige harp. Ken stem op don
bak riep:
Schip vooruit aan stuurboord!"
Door het strccpig floers van regendroppolen
zag de tweede stuurman in den nacht de lichten
van een stoomboot schemeren, alle drie de lichten.
Dus die boot kwam recht op de Nclson aan en
zou hun op zijde, in de midschecps aanvaren.
Trachten van koers te veranderen? Onmogelijk!
Ternauwernood dertig seconden nog en do bot
sing zou hebben plaats gehad; tijd om te wenden
was er niet meer!"
In dit oogenbïik van spanning had Mathews
gelukkig de tegenwoordigheid van geest om niet
te laten stoppen; do eenige kans op behoud lag
nog in snelheid misschien zou die boot achter
de Nclson voorbijloopen, in plaats haar in tweeen
te varen.
De bootsmansmaat had de klep der stoomfluit
opengetrokken; kreten van ontzetting klonken op
de vreemde boot. Deze met den wind achter
zich luisterde beter naar het roer; het stuurrad
moest inderhaast een paar slagen omgedraaid zijn.
want het vaartuig viel eenigszins naar bakboord
af. Mathows niet de vuisten krampachtig om de
reeling van de brug geklemd, meende do romp
onder hem te hooren kraken.
De stoomer gleed rakelings achterom voorbij,
in zijn vaart bet boord der Nelson schurend,
waarbij een ra gebroken en een sloep uit de
davids werd gerukt. Een stroom van vloeken en
vorwenschingen klonk van de onbekende beman
ning op ziju dek en de stoomer verdween in den
nacht.
De kapitein stond nog steeds op het achterdek;
niemand bad in die verschrikkelijke minuut om
hem gedacht. Mathcws, nog geheel ontdaan, klampte
hem aan met de vraag:
U hebt het gezien kapitein; moeten wij zon
der lichten blijven doorvaren ? 't Is een geweldige
verantwoordelijkheid, die gij daar op u neemt!"
Ik heb niets aan mijn eens gegeven orders te
veranderen, mijnheer. Ik ontneem u het bevel: ga
naar uw hut."
Dit werd op zulk een kort afgebeten toon
gezegd, dat don tweeden stuurman niets overbleef
dan te buigen en te gehoorzamen, terwijl kapitein
Mauw in zijn plaats de brug beklom.
O'Brien had zic.h intusschen bij Mathews ge
voegd, maar eer hij nog een woord had kunnen
spreken, begon do Nelson afschuwelijk te slingeren.
De bevelhebber had den koers gewijzigd. In plaats
voor de golven weg to loopen, had het vaartuig
een kwart wonding naar bakboord gemaakt en
kreeg zo nu dwarsscheeps tegen zich aan.
Als dat zoo doorgaat, gaan wij ondersteboven
als een bak!" riep de bootsmaat ongerust.
De tweede stuurman haalde zwijgend de schou~
ders op.
£eg eens, mijnheer Mathews, wij moeten een>
anderen koers uit en gauw ook, of voordat het
morgen wordt, zitten wij aan den grond; zooals.
wij nu voorleggen, loopen wij regelrecht op het
strand. Als het niet zoo regende zou de uitkijk
al een vuurtoren geseind hebben.
Kom mee, O'Brien."
En in weerwil van het bevel, om zich om
laag te begeven, klom de tweede stuurman op
de brug, gevolgd door den bootmansmaat, eu
verschool zich in den schaduw van het
zeildoekfcche windscherm tegen de borstwering.
Do regen word minder en hield gaandeweg
op; de opeengepakte wolkenmassa werd vaneen
gereten, raaar do wind bedaarde niet. Do twee
mannen bespiedden met angstige blikken hun
kapitein, die rechtop, zwijgend, midden op de
brug stond met den rug naar het stuurrad, dat
de beide roergangers, dio het vaartuig slechts met
de grootste moeite in zijn zonderlinge richting
konden houden, krampachtig vastgrepen. Het weer
klaarde meer en meer op en de uitkijk riep:
Licht vooruit, recht voor den boeg !"
Alle hens was aan dek gekomen. De wacht te
kooi had het beneden niet kunnen uithouden,
door het onverdragelijk werken en slingeren, dat
de boot deed, en het volk verbaasde zich over de
ongewone handelwijze van zijn gezagvoerder.
Allen staarden naar het witte licht dat daar in
de verte schitterde.
't Is een der vuurtorens van Ierland,"fluisterde
O'Brien den stuurman in het oor. 't Is moeilijk
te raden welke, wij moeten een heel eind zijn
afgedreven, 't Wordt tijd dat don ouwo een streek
of wat laat afhouden wo loopen er bot op; 't
zou dolzinnigheid zijn met zulk weer den wal nog
dichter te naderen."
Een uur verstreek, zonder dat de kommandant
van de JVcJson van koers liet veranderen. Hot
kustlicht kwam zichtbaar nader, kapitein Mauw
merkte dit ook wel, hij wendde er zelfs geen oog
van af.
Maar toch liep het vaartuig, in weerwil van zijn
zonderlinge bewegingen, nog geen dadelijk gevaar ;
moedig doorstond het den schok der onstuimige
golven en de kust was nog veraf genoeg om niet voor
stranding to behoeven to vreezen. Een paar om
wentelingen van het rad waren voldoende om de
Nelson voor den wind en in de vorige richting
terug to brengen.
Nog een uur verliep, maar de kapitein verroerde
zich niet! Mathews, hoewel ernstig verontrust, durfde
niet tusschen beiden komen. Oogenschijnlijk handelde
kapitein Mauw volmaakt kalm en koelbloedig,
en voordat de tweede stuurman zich gerechtigd
zon achten, hem het commando to ontrukken,
moest hij er wel zeer degelijke gronden voor
hebben.
Steeds broeder werden de scheuren in het
wolkgordijn ; de maan verzilverde eenige oogenblikken
den zoom van liet baar nog bedekkend floers en
verlichtte daarna plotseling clc brug van het schip.
Aller oogen richtten zich op den kapitein; den
kreet ontsnapte ieders borst!
Blootshoofds, met verwilderde haren en een
vreemden gloed in de oogen staarde de gezag
voerder in liet licht, dat zijn waarschuwend schijn
sel uitstraalde in den nacht.
Do stuurman sprong overeind;
Kapitein! ..."
Terug allen!" bulderde deze, en de twee
matrozen, die het rad vasthielden opzijile slin
gerend, greep hijzelf de spaken en hield met ijzeren
greep alleen het roer, dat twee forsche kerels ter
nauwernood onder den zwaren golfslag hadden
kunnen bedwingen.
Maar kapitein, wij zullen vergaan binnen
een kwartier zijn wij in de branding!"
Terug!;' herhaalde do bevelhebber op hocschen
toon, terwijl hij een revolver voor den dag haalde
en bijna onmiddellijk vuur gaf'. Maar bliksemsnel
had Mathcws zich gebukt en de kogel vloog over
zijn hoofd; oogenblikkolijk had liij zijn partij ge
kozen.
Helpt, mannen!"
De matrozen stortten zich op de brug; een
vrceselijke worsteling volgde. Mauw, wiens woede
zijn krachten scheen te vcrticnvondigeii, klemde
zijn vingers krampachtig om de spaken en stuurde
het vaartuig verder op zijn noodlottige-]) koers. In
dio nauwe ruimte was voor twee mannen nauwe
lijks plaats genoeg om don kapitein van zijn post
te kunnen rukken. Weer knalde een schot . . .
de worsteling duurde voort, totdat men eindelijk
slaagde don gezagvoerder een touw over hot hoofd
te werpen en met geknevelde armen naar beneden
op het dek to laten zakken.
liet werd tijd! Reeds hoorde men het don
derend gebruisch dor kokende golven, die door den
storm togen den rotswand werden gezweept; ecu
paar minuten later en de Nelson zou tegen die
rotsen verbrijzeld zijn geweest.
Snol als do gedachte plaatste de stuurman zich
zelf aan het rad ; de boot, dubbel gemakkelijk ge
hoorzamend aan de vereende krachten van wind
en roer, wendde bevallig don steven en ontvluchtte
de ongastvrijc kust, die bijna baar graf was ge
worden.
Den volgenden morgen, bij het opkomen van
den vloed, liep de Nelson de haven vau Kolrush
in Ierland binnen. De ongelukkige kapitein Mauw,
ten prooi aan een vrecsclijke aanval vau razernij;
liep te brullen in zijn kajuit.
Een krankzinnige had in dien onstuimigcn
Kerstnacht de Nclson gecommandeerd.
VOOR DAMES.
Dinerioiletten. T)c boa. --
Sclioonheidsconconrs te Turijn. De i/rootstc
vrouwen. Brandadc. Het
LordMuyor's Banket.
November", schrijft eeno dor beste
berichtgeefsters uit Parijs, is het saizoen van jacht en
theater. Het ecne sluit het andere niet uit; want
men vindt altoos wel tijd om even naar Parijs te
stoomen voor de langverwachte première, zonder
daarom zijn plichten als chütelaine te verzuimen,
of een uitnoodiging voor cle zoozeer geliefde
ra?fye-jw/per-jachten af to slaan". Het is een kost
baar seizoen, want men heeft de jachtcostumen
noodig, de groote avondtoiletten voor t\n premi er es,
de wandelcostumen, en de groote dinertoiletten.