De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 30 december pagina 1

30 december 1888 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEfDAMMER A'. 1888 WEEKBLAD VOOB NEDERLAND. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 30 December Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.40. I N B O V D: r VAN VERRE EN VAN NABIJ. - FEUILLE TON : De vrouw in het zwart, een indruk door Jo. van Sloten. UIT DE BISSCHOPSTAD, »' door Polydegmon. KUNST EN LETTEREN: Eet tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. 'f. Litolffs Escadron volant. Le livre d'or, de la '.'>?? Comtesse Diane, beoordeeld door J. A. L. .)?? Nieuwe uitgaven in Griekenland, door J. van ;~ Merwesteyn. Bibliographie der Middelneder>? landsche Taal- en Letterkunde, door Louis D. $ Petit, beoordeeld door Alb. Th. Begraafplaat> «en yan mieren, door G. H. Schneider. VARIA. L MILITAIRE ZAKEN. Een stokpaardje, l naar het Hoogduitsch van E. Budde. 100 jaar." door J. v. M. Jr. SCHAAKSPEL. - Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. - INGEZON DEN. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIEN. Van verre en van nabij. Het Engelsche Parlement is uiteengegaan, en zal eerst op 31 Januari zijne Zittingen hervatten. De herfstzitting, die op de geheiligde traditiën van Christmas inbreuk dreigde te maken een gevaar, dat gelukkig is afge wend is even langdurig als onvruchtbaar geweest. Aan wien de schuld ? Aan de regee ring zegt de oppositie. Aan de stelselmatige oppositie en het »obstructionisme" der vereenigde Gladstonianen en Parnellisten zegt *de regeerjngspartij. Aan de onhandigheid van den leider m het Lagerhuis, de heer Smith zeggen velen uit beiderlei kamp. En allen hebben meer of min gelijk. *Ireland blocks the way'' in deze formule resumeert zich de geheele onmacht van het Engelsche Parlement. Of dit bezwaar zou zijn weggenomen, als de heer GJadstone in de plaats van Lord Salis bury met de leiding der zaken was belast, betwijfelen wij zeer. De pogingen van den eerste om Ierland ie verzoenen door concessiën, welke voor'de eenheid des rijks noodlot tig moeten zijn. werden met geen beteren uitslag bekroond dan het streven van Lord Salisbury, om de wet en de orde in het Groene Erin door toepassing van drakonische maatregelen te handhaven. In de rede. met welke, namens de Konin gin, de zittingen van Hooger en Lagerhuis voorloopig werden gesloten, werd dan ook van hetgeen op het gebied der binnenlandsche staatkunde was voorgevallen, in uiterst be scheiden termen gesproken, en alleen de Local Government BUI werd de eer eener afzon derlijke vermelding waardig gekeurd. De Koningin ^betreurt het", dat de Amerikaansche Senaat de visschers-conventie heeft verwor pen, maar vertrouwt, dat de tot stand geko men tijdelijke schikking dadelijke moeielijkheden zal voorkomen. Zij maakt met ingenomenheid melding van de schitterende Feuilleton. BE TEOÜf IN HET ZffART. (Een indruk) DOOK Jo VAN SLOTEN. Een kille Decemberochtend! Als een grijze sluier, waardoor de omtrek ken van huizen en boomen flauw en onbe stemd doorschemeren, hangt de morgenschemering boven Amsterdam en langzaam trekt ?v de nacht zich terug. f* Statig en massief staat de kerk in den mist, i' droomerig schijnen de twee slanke, vierkante torens op de omliggende huizen neer te zien. Als zwijgende wachters staan vóór de kerk de zware pilaren, waarachter de geloovigen, die naar de mis gaan, verdwijnen, als ver slonden door de duisternis. In de kerk is het zoo licht als tallooze kaarsen het maken kunnen, slechts in de uiterste hoeken der vleugels en boven in den koepel blijft een half doorzichtige duisternis hangen. Telkens als een der deuren met knarsenden draai geopend wordt, zendt de schemering een grauwen nevel naar binnen, die zich vereenigt met den blauwigen, geurenden wierook walm en als een mystiek waas door de kerk zwevend, langzaam omhoog stijgt. Als oogen die nu en dan knippen, maar toch, zoo lang ze kunnen, wakker willen blij ven, schitteren de kaarsvlammen door dien blauwgrijzen damp,een matgeel licht afstralend langs n zijde der reusachtige, witte kolom men die er m haar blanke kilheid uitzien als van sneeuw gevormd. Donkere schaduwen zweven er om heen, houden er zich achter verborgen of glijden er spookachtig langs. 't Is huiverig in de groote ruimte, de slui pende kou is er minder scherp maar even doordringend als buiten toch zijn de kerkoperatiën bij Soeakim en van de voortreffe lijke houding der Egyptische troepen, en stelt den toestand van Egypte als gunstig voor. Aan de samenwerking met Duitschland op de oostkust van Afrika wordt eene afzonder lijke paragraaf gewijd, die niet zeer in den smaak van de meeste Engelschen zal vallen: »In de bezittingen, welke de sultan van Zanzibar op het vasteland heeft" zoo vernemen wij »is een opstand uitgebroken, die aan leiding heeft gegeven tot aanmerkelijk verlies van menschenlevens en eigendommen in de Duitsche nederzettingen op die kust." Wat gaat ons dat aan? vraagt men in Engeland. De Koningin zal het uitleggen. «Het is duide lijk, dat het opnieuw krachtiger optreden van den slavenhandel, waarvan deken teekenen zich ongelukkig in verschillende deelen van Afrika hebben geopenbaard, in hooge mate heeft bijge dragen tot het doen ontstaan van deze rustverstoringen. Ik heb met den keizer van Duitschland samengewerkt tot het leggen eener blokkade voor het in opstand gekomen ge deelte der kust, ten einde niet slechts den uitvoer van slaven, maar ook den invoer van oorlogsbehoeften te voorkomen " Men gelooft in Engeland algemeen, dat het oproer aan de oostkust van Afrika uitsluitend het gevolg is geweest van de verregaande onhandigheid (om geen erger woord te gebruiken) waarmede de Duitsche nederzettingen werden bestuurd; men neemt het Lord Salisbury kwalijk dat hij voor de Duitsche regeering de kastanjes uit het vuur haalt, en zelfs de ministerieele Standard herdenkt met weemoed den tijd, waarin de invloed van Engeland aan de kust van Zanzibar oppermachtig was, en men noch van eene Duitsche Oost-Afrikaansche maat schappij, noch van oproer onder de inboor lingen, iets bemerkte. Tegen de verwachting, herhaaldelijk door Russische en Fransche bladen uitgesproken, hebben de verkiezingen in Serviëtot geener lei ongeregeldheden aanleiding gegeven, en zal het werk der grondwetsherziening waar schijnlijk met goeden uitslag worden bekroond. Eenige dagen geleden hebben de radicalen, die in de nieuwe Skoeptchina de overgroote meerderheid zullen uitmaken, en voor wier oppositie men het meest bevreesd was, eene vergadering gehouden, waarin hun leider, de oud-minister kolonel Groeïtch, eene lange rede hield en er op wees, hoe grootmoedig de koning aan de natie vrijheden had ge schonken, waarop niemand had durven hopen. De vergadering scheen hiermede in te stem men ; de naam van den koning althans werd met luide toejuichingen begroet. Den vol genden dag hielden de radicalen eene nieuwe vergadering, in welke de ontwor pen constitutie in bijzonderheden werd begangers talrijker dan op andere dagen want 't is Zondag en 't loopt tegen Kerstmis. Daar zijn er van allerlei soort: oude vrou wen met wollen doeken en omhoog getrokken schouders, hoestend en kuchend of heimelijk babbelend me_t haar buren; jonge meisjes wier lippen zich snel en zacht bewegen, ter wijl zij de kralen van haar rozenkrans hoor baar door de vingers laten glijden en bij ieder openduwen der deur, bij eiken voetstap, nieuwsgierig omzien. Daar komen er die langzaam en ernstig het teeken des kruises maken en met diepen eerbied de knie voor het altaar buigen, ande ren wier vingertoppen droog blijven als ze de hand naar den wijwaterbak uitstrekken. Er knielen daar wien, onder het vroom feprevel der lippen, gedachten vol vvereldsche erekening door het hoofd woelen, maar ook die werkelijk troost komen vra<ren aan het geloof', waarin ze het vertrouwen hunner kin derjaren hebben gelegd, waaraan ze zich vast klemmen nu ze op rijper leeftijd zijn, als aan den eenigen steun die hun is over gebleven Daar knielt ook een vrouw in rouwgewaad, in het ruim, zijwaarts van het hoogaltaar, over een bidstoel gebogen. Stil en onopgemerkt is zij binnengekomen, gevolgd door een dame, die achter haar is gaan zitten met een geopend gebedenboek op den schoot. De bejaarde heer, die de beide dames ver gezelde, is dicht bij den ingang blijven staan, tegen een der pilaren leunend, waarop het licht een vergroot en onduidelijk silhouet afteekent van zijn goed besneden gezicht niet grijzenden baard. Met strakken blik kijkt hij voor zich uit, in de kerkruimte die, met haar zachtgeel schijnsel en diepblauwe schaduwen, aan. een Rembrandtiek schilderij doet denken. Peinzend ziet hij naar den priester, die voor het altaar ligt geknield, naar de koor knapen in hun witte kleederen, en zoekend dwaalt zijn blik rond, als onzichtbare zansproken. Men zal zich herinneren, dat hun voornaamste bezwaren gericht waren tegen de bepaling, dat niet slechts het recht om oorlog te verklaren of vrede te sluiten, maar de geheele leiding der buitenlandsche staat kunde aan den koning zou worden overge laten, hetgeen door den koning zoo werd opgevat, dat hij bij de keuze van een minister van buitenlandsche zaken niet zou behoeven te rade te gaan met de wenschen vaii de parlementaire meerderheid. De radicalen schij nen geneigd te zijn, om ook op dit punt toe te geven, en de constitutie en bloc goed te keuren. Wat dus de koning en de grondwet betreft, kan men de crisis als geëindigd be schouwen. Maar Russische zendelingen zijn weder druk bezig om het zaad der verdeeld heid te strooien. »De bekende Russische ko lonel Kessjakotf" zegt de Standard-correspondent te Belgrado j»die als handlanger van generaal Kaulbars in Bulgarije zooveel vuil werk deed, is de vorige week in Servi aangekomen, waar hij in alle stilte zijne ge heime instructiën vervult, en beproeft, de Serviërs tegen Oostenrijk op te zetten." Na de redevoering van den heer ChallemelLacour, die, wellicht tegen de bedoeling van den redenaar, minder een pleidooi was tegen het radicalisme dan een requisitoir tegen de Republiek, is de redevoering van den heer Jules Ferry de gemoederen in Frankrijk komen bezig houden. Het was een soort van pro gram-rede, die de ex-pfemier hield Een pro gram van reactie zeggen de vrienden vanden heer Floquet; een program van actie?zeggen de opportunisten. Eigenlijk laten zich de denk beelden van den heer Ferry samenvatten in de weinige woorden, waarmede hij voor ecnige jaren den toestand schetste: »la Francenese sent pas assez gouvernée." Vandaar, volgens hem, het hand over hand toenemen van het Boujangisme; vandaar het voortdurend aan groeien van de schare der ontevredenen, die alles beter achten dan het behoud van den bestaanden toestand. De radicalen, die het gezag van den president ondermijnen en den senaat bedreigen, willen de regeering overbrengen in de handen eener onverant woordelijke, steeds wisselende volksvertegen woordiging en maken daardoor alle stabiliteit onmogelijk. De boulangisten willen eveneens alles op losse schroeven zetten, en elk der partijen, die thans den generaal volgen, hoopt in de verwarring haar slag te kunnen slaan. Als redder komt nu de heer Ferry met zijne »sterke regeering", en voert daarbij tevens met zijne gewone handigheid eene kleine wending uit naar de rechterzijde. Zal men naar hem luisteren en hem volgen? Het zal afhangen van het verloop der Boulanger-koorts, waardoor de natie thans is gers hun stemmen verheffen, terwijl de mach tige orgeltonen. nu somber en zwaar, dan zacht en smeltend, in breede golven door de nevelige stilte ruischen. De korte preek die nu volgt en waarin de priester spreekt over »de nederigen van harte wien hiernamaals de hoogste luister wacht," is geheel onverstaanbaar voor hém en onwil lekeurig dwalen zijn oogen naar de dame in het zwart, die werktuigelijk een poos naarde zachte, sleepcncle stem geluisterd heeft, omdat ook zij de taal van den priester niet verstaat. Eenige oogenblikken zweven haar blikken in het rond, om dan peinzend in het kaarslicht op het altaar te blijven staren, dat stil en helder brandt, zoo turend vallen haar oogleden langzaam dicht. Slaapt ze ? Neen, wan t af en toe heft zij zs weer op en blij ven de oogen, mat en treurig, op n punt gericht. De kerk, het altaar is verdwenen. Een kort oogenblik is de ruimte vóór haar donker en ledig, maar dan ontrolt zich voor haar geestesoog een diorama en vliegensvlug trekken bonte, soms half vergeten tooneelen, haar herinnering voorbij. Groote steden ziet ze, prachtige paleizen, zalen vol goud en purperglans, waardoor zich een vrouw beweegt die haar evenbeeld schijnt, maar jonger is en schponer, een vrouw die geen grijze haren en diepe rimpels heeft, geen scherpe trekken die van smart en ver nedering getuigen, zooals de hare. Alleu buigen zich vol eerbied voor die schoone, jeugdige vrouw en waar ze haar blikken wendt, daar ontmoet ze een lach vol dankbare hulde. Al wat verbeelding haar voortopverde lost zich op in een donkere wolk waaruit de werke lijkheid weer te voorschijn treedt, een minuut lang ziet ze alles weer duidelijk om zich heen, hoort ze het verschuiven van stoelen, het toeslaan van ecu deur dan keert de mach tige Fee opnieuw terug, om haar nogmaals rond te voeren in het verleden, dat voor immer voorbij is gegaan. aangetast. Men zal haar weldra weder den pols kunnen voelen- Te Parijs moet eene verkiezing voor de Kamer plaats hebben, ter vervanging van zekeren, dezer dagen overle den, heer Hude, van wien men alleen weet, dat hij als >socialiste-républicain" te boek stond. Natuurlijk stelt generaal Boulanger zich candidaat. en het zal bij eene zekere kategorie van kiezers zijn prestige niet weinig verhoogen, wanneer de wereldstad hem als haren afgevaardigde begeert. Maar in dit geval is het nog zeer onzeker, of de conser vatieven uit het Seine-departement den gene raal zullen steunen. Minder zwarigheden maakt de rechterzijde in het departement van de Somme, waar haar candidaat, generaal Mqntaudon, optreedt met een zuiver Boulangistisch pro gramma. Elders zijn weder anti-boulangistische manifestatiën aan de orde. Zoo wordt langzamerhand, terwijl nog tien maanden moeten verloopen, het »voor of' tegen Bou langer" de groote quaestie, en de woorden van mannen als Challemel-Lacour en Ferry hebben hoogstens de beteekenis van een incident. Het laat zich begrijpen, dat onder deze omstandigheden het bedreigde ministerie zijn best doet, om de opportunisten te vriend te houden, en de verzekering heeft gegeven, dat onder alle na het Nieuwjaarsrecès te behan delen onderwerpen, de prioriteit zal worden gegeven aan de wederinvoering van den scndin d'arrondissement, waarin de vroegere vrienden van den heer Gambetta het beste middel zien om het Boulangisme te bestrijden. Uit de Bissehopstad. STUDENTEN-MIE. ..r^li Heere", zege Mis, als zij na afloop van het diner een studenten-eetkamer, voor kortgele den geïnstalleerden, binnenkomt, en Dach jochies" als de hceren reeds een paar zomervacantics ach ter den rug hebben. Voorwaar wel een bewijs dat Mie menschenkennis heeft. Trouwens, hot is niet anders van haar te ver wachten. Wie is Mie? vragen zij, die met onze academiebisschopstad onbekend zijn en misschien velen van hen, die met haar wel bekend zijn, doch ge heel buiten het academie-leven staan. Wie, wat en hoe Mie is, zullen zij, na lezing mijner schets, wellicht weten. Reeds zijn zeventig Meizonnen voor Mie voorbygegaan; en reeds zagen vijftig dier zonnen haar altijd even trouw, geregeld, onverstoorbaar en kalin hare dagelijksche bezigheden verrichten. Hare dagelijksche bezigheid fruit verkoopen; en dat wel hoofdzakelijk aan de studeercnde jon gelingschap ; en al weer een bewijs van haar groote menschenkcnnis het liefst aan het aris tocratisch gedeelte. Andere tafereelen, die steeds somberder worden. Dezelfde schoone vrouwenfiguur van daareven, maar eenige jaren ouder, met deu arm om de schouders van haar eenig kind, een knaap nog, afscheid nemend van haar echtgenoot, met ongeduld door het leger ver wacht, den man waarop de hoop van heel een volk is gevestigd. Dan volgt een slagveld, groot en bloedig, en een siddering bevangt eensklaps de vrouw in 't zwart. Wat beteekent die kreet welke ze daar verneemt te midden van het gebulder der kannonnen en 't kermen der gewonden. Wieriep die afschuwelijke woorden?Hoor,daar klinken ze weer:?»a bas Ie trai;re"!en opnieuw vaart een schok haar door de leden. Ze ziet hoe een man, haar man, zijn degen overgeeft aan den overwinnaar, en, door haar verbeel ding meegesleept, maakt ze met de hand een afwerende beweging en krampachtig sluit ze de oogen om dat pijnlijk tooneel van verne dering niet langer te zien. Weer zijn de beelden omgetooverd; het slagveld is een belegerde stad geworden. Zij moet vluchten uit die stad, welke eerst haar zucht tot weelde heeft gehuldigd en tege moet is gekomen en die nu niets dan haat en verachting voor haar heeft. Sterker klopt haar het hart, als ze weer die dagen doorleeft toen smaad eu vernedering nog geheel nieuw voor haar waren. ...Afrika! De donkere inboorlingen grijnzen haar aan, hun witte tanden blikkeren, misschien. is hij, die haar zoon in den bloei zijner jeugd vermoordde, er wel onder; toornig balt ze de hand. Men wijst haar de plek aan waar hij ge sneuveld moet zijn, ver van zijn vaderland, ver van zijn moeder alleen onder een vreemden hemel. En als ze eenige oogenblikken later nedcrknielt om te bidden voor hem, die zijn vader zoo spoedig is gevolgd, dan vraagt ze zich vol vertwijfeling af: waarom hij heen moest gaan, hij de eenige die misschien liet verlorene nog eenmaal had kunnen her

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl