Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND.
No. 601
- te doen, en hij zal in 't laatste geval reeds na
-weinige uren, en wel nadat de eerste gangen
.gegraven zjjn, het verwyderen der bij de
verhui«ing gevallen dooden kunnen waarnemen.
De Fransche schrijver Ernest Andrébeweert
thans ook, dat bij de meeste mieren de dooden in
iraaie symmetrische lijnen naast elkaar worden
gelegd ert h\j heeft in z\jn werk Les fourmis"
daarvan een aardige afbeelding gegeven. Volgens
de door hem aangehaalde mededeelingen eener
jjverige waarneemster van mieren in Florida, mrs.
Treat, zouden b\j de slavenhoudende mieren de
meesters niet met de dienaars op eenzelfde kerk
hof worden bijgelegd, maar op een verschillende
begraafplaats komen. Ook worden volgens deze
bron slechts de doode hoeren in regelmatige rijen
naast elkaar gelegd, terwijl de minderen hot en
haar over elkaar worden geworpen, een wijze van
doen, die niet bijzonder strookt met de beginselen
van socialisme, waarvan overigens de mierenwe
reld doortrokken schijnt
Er is nog meer! Men is thans tot de belang
rijke ontdekking gekomen dat de mieren
lijkplechtigheden organiseeren, welk voor die der menschen
in plechtigheid niet behoeven onder te doen. De
gewichtigste waarnemingen zijn wel is waar af
komstig van eene veraf wonende, nog weinig als
onderzoekster op dat gabiecl bekende dame, maar
ook bekende natuuronderzoekers bevestigen die
mededeelingen en vullen ze aan met
geljjksoortige waarnemingen.
Aan de Linnean Society te Londen werd
volgens de mededeelingen van Andréen
White door een dame, mrs. Hatton te Sidney, de
navolgende waarneming" voorgelegd : Een
kleine jongen, die zich bij vergissing op een mie
renhoop had neergelegd, werd weldra door de
mieren aangevallen. Op het geschrei van den knaap
kwam weldra de moeder toeloopen, die haar kind
van de dieren bevrijdde en daarbij eenige twintigtal
len mieren doodde, die over het lichaam van het kind
rondliepen. Een halfuur na deze wraakoefening lagen
de slachtoffers nog op dezelfde plaats, omringd
door een groot aantal hunner broeders (misschien
wel zusters!) die het zeer druk schenen te hebben.
Daarop verwijderde zich een deel van hen en be
gaf zich naar een nabijgelegen heuvel, die door
dezelfde mieren werd bewoond. De deputatie ging
binnen in het nest, deed verslag van het gebeurde
en trad toen na verloop van vijf minuten, vergezeld
van een aantal andere mieren, weer naar buiten.
Daarop vormden de treurenden zich tot een
stoet, bestaande uit twee rijen, en deze bewoog
zich in de volmaakste orde, langzaam voort tot
op de plek, waar de ziellooze overblijfselen der
dooden lagen. Twee draagsters traden toen voor
uit en namen een lijk op, dat zij op hun hoofd
tilden; vervolgens kwamen twee mieren zonder
last en plaatsten zich achter haar, om, indien
noodig, af te lossen. Nu schaarden zich weer
gelijke groepen van vier mieren, twee draagsters
en twee aflosters, achter de eersten, totdat er
geen doode meer lag. De lijkstoet zette zich toen,
gevolgd door ongeveer tweehonderd rouwdragenden,
die buiten den stoet gingen, op plechtige wijze in
beweging en begaf zich naar een zandige plaats
aan den oever van het meer. Van tijd tot tijd
bleven de draagsters staan, legden hun last be
hoedzaam neder, de helpsters namen die op en
de processie zette zich opnieuw in beweging.
Weldra bereikt men de bestemde plaats en de
treurenden, die den lijkstoet volgden, begonnen
nu kleine graven te maken, waarin de afgestor
venen werden neergelegd.
Het emplooi van doodgraver geneen enkelen niet
aan te staan; deze poogden zich te verwijderen,
alvorens hun arbeid was voltooid. Maar de discipline
?was streng. De weerbarstigen werden achtervolgd
en met geweld naar het kerkhof teruggebracht.
Daar werden zij door een mieren-rechtbank ter dood
veroordeeld en het vonnis werd terstond, op de
plaats zelve, voltrokken."
Het is in het belang der wetenschap ten zeerste
te betreuren, dat mrs. Hatton niet nog meer
Bijzonderheden aangaande hare hoogst
interes«ante waarnemingen van de mieren-rechtbank heeft
medegedeeld. Was het een heidensche of een
christelijke lijkplechtigheid ? Waren er bepaalde
Klaagsters aangesteld en had er een doodenmaal
plaats? Of werd de ter-aarde-bestelling gevierd
met christelijke lijkzangen of een lijkrede? Naar
alle waarschijnlijkheid scheen het toch wel een lijk
Ie klas te zijn. Misschien leiden deze regelen er
toe dat mrs. Hatton ons nog meerdere bijzonder
heden meldt en mededeelt op welke wijze de
rechtspleging bij de mieren in zijn voegen gaat.
Was er een soort van staatsprocureur, die de aan
klacht indiende, en had de misdadige een verde
diger of niet? Jammer genoeg is uit de mede
deelingen niet op te maken of mrs. Hatton het
alles zelf heeft waargenomen, of dat het haar door
de moeder van den onvoorziditigen knaap is
medegedeeld of dat het slechts indirect door middel
van de een of andere tante te harer kennis ge
komen is.
Tot onze geruststelling diene, dat White
gel\jksoortige waarnemingen als Mrs. Hatton heeft
gedaan en zelfs eens heeft gezien, dat een on
troostbare mier, door haar gezellinnen met ge
weld moest worden weerhouden om een pas be
graven zuster weer op te graven, ten einde de
dierbare trekken der overledene nog eenmaal te
aanschouwen. Wie xou nu bij de mieren zooveel
zielesmart hebben vermoed? Jammer genoeg heeft
White ons niets naders gemeld omtrent de hou
dingen en bewegingen, waardoor die goedhartige
zuster haar smart en bedoelingen heeft kenbaar
gemaakt. Heeft ze tranen vergoten en deze met
een soort van zakdoek afgedroogd, of heeft ze
slechts het hoofd afgewend en de voorpooten ge
wrongen, zooals wij de handen? Of verstaat White
iets van de mieren-taal en heeft hij de klachten
van deze mier en de troostwoorden harer zusters
begrepen ? Dergelijke bijzonderheden zouden juist
niet van belang ontbloot zijn
Ten einde aangaande bet verwijderen der doo
den iets naders te kunnen waarnemen en te zien
of er begrafenis plaats heeft of niet, hield ik in
groote glazen vijf verschillende nesten van drie
mierensoorten, en wel van de roode boschmier,
de zwarte weide-mier en de gele gras-mier. Bij
het 'overbrengen der dieren uit hun natuurlijke
woonplaatsen in de glazen, waren er reeds ter
stond een aantal dooden gevallen, en zoodra de
noodzakelijkste gangen in den aardhoop waren ge
graven, ten einde een verbinding mogelijk te
maken, werden ook terstond de dooden aan de
oppervlakte van de aardhoop gebracht. Deze
werden het allereerst op de een of andere plaats
nedergelegd. Gelijktijdig werden echter ook een me
nigte poppenhuiden en gekneusde poppen naar boven
gedragen en evenals de dooden ergens neergelegd.
Bij het zeer bevolkte nest der gele gras-mieren,
vond ik den volgenden dag ongeveer 60 lijken aan
de oppervlakte verstrooid liggen; een geringer
aantal ook op de andere neeten. Den tweeden dag
had er een interessante verandering plaatsgegrepen.
Bij de zwarte weide-mieren waren, evenals bij de
gele gras-mieren, de gezamenlijke, aanvankelijk
verstrooid liggende lijken op een bepaalde plaats
bijeengebracht, zoodat de gezamenlijke dooden uit
n nest (ongeveer 100) slechts ongeveer 3 cM2
van de oppervlakte innamen. Van een begrafenis
of van het leggen der lijken in regelmatige rijen
was echter geen sprake geweest Zij lagen veeleer
wanordelijk over elkaar geworpen en tusschen
de doode mieren bevonden zich ook de gekneusde
poppen en de poppenhuiden; dit alles nu vormde
eenyoadig een hoopje vuilnis.
Ik hoogde nu in alle glazen aan eene zijde de
aarde op, tot aan den rand van het glas, zoodat
de dieren dien gemakkelijk konden bereiken. Na
verloop van eenigen tijd beklom de eerste mier
den top van de zandhoop. De verandering werd
in haar vollen omvang en beteekenis spoedig erkend
en het duurde niet lang of een der mieren pakte
een lyk op sleepte het naar den glasrand en
wierp het eenvoudig buiten het glas. Spoedig
daarop gebeurde hetzelfde met een andere doode,
en den volgenden morgen waren de gezamenlijke
lijken en met deze alle poppenhuiden en gekneusde
poppen buiten het glas geworpen, evenals de in
zijstegen wonende bewoners der zuidelijke landen
den gezamenlijken keukenafval, het kamervuil en
ook al eenig gestorven huisdier het venster uit op
de straat werpen.
Al zijn nu ook de plaatsen, waar de lijken
worden neergelegd, niet als kerkhoven maar slechts
als vuilnishoopen te beschouwen, zoo is toch altijd
dat wegbrengen van lijken, resp. van het nest
verontreinigende dingen, waardig onze bewonde
ring te wekken.
Ter verklaring van het genoemde, op dit gebied
altijd interessante verschijnsel, moeten wij echter
het volgende in 't oog houden. In het diereiirijk
komen altijd die handelingen tot een hoogen
graad van ontwikkeling, die een belangrijke voor
waarde zijn voor het dierenbestaan. Nu is in de
samenleving van een bevolking, die haar leden
binnen een zoo beperkte ruimte als een
mierennest bij duizenden telt, de zindelijkheid een der
eerste levensvoorwaarden; vandaar dat dan ook
de reinheidszin niet alleen bij de mieren, maar
ook bij de bijen, de termieten e. a. bevolkingen
vormende en in nesten levende dieren zeer sterk
ontwikkeld is. Voor dien reinheidszin is niet eens
een hooge graad van intellect noodig; het is vol
doende dat het organisme der dieren aldus ont
wikkeld zij, dat de reiik van dooden en andere
het nest verpestenden dingen, den dieren hoogst
onaangenaam zijn, om die zoo doelmatige en de
fantasie van menigen waarnemer zoo zeer opwek
kende handelingen mogelijk te maken.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Wat er ook tegen gedaan worde, en wat men
er van zegge, stellig gaan de Hollanclsche lief
hebbers, al zijn 't nog juist niet die in de hoofd
stad, langzaam aan vooruit in kunstbeschaving.
Als een bewijs daarvan kunnen we o. a. noemen
dat kort geleden oen voornaam Haagsch liefhebber
een belangrijke schilderij beeft gekocht van
Engelands meest artistiekcn schilder, den grooten en
veel miskenden Jaincs Whistler. Het was de be
kende en ongemeen smaakvolle lumstkooper, de
heer E. J. Wisselingk te 's Hage, die het onver
wachte fortuin had dit deftige schilderij in de
hofstad te plaatsen. De kooper, baron v. L., is
waarlijk een witte raaf.
Voor den grooten Franschen schilder van het
rustieke leven J. T. Millet, die (na zijn dood na
tuurlijk) in steeds ruimer kring gedevoueerde
bewonderaars telt, zal binnenkort in den publieken
tuin te Cherbourg een standbeeld worden opge
richt, gemodelleerd door den beeldhouwer Chapu.
Van een zeer kurieus en sinds lang uitverkocht
boekje : Souvenirs de Barbison J. T. Millot, par
Alexandre Piedagncl, is bij Fischbacher te Parijs
een keurige herdruk verschenen.
De Graphic heeft nu ook afbeeldingen gegeven
van twee der elf Graeco-Egyptische, te Fajjum op
de mummiekisten in de graven gevonden, en in
waarde zeer ongelijke portretschilderstukken die
het eigendom van de National Gallery zijn ge
worden. De manskop is werkelyk verbazend van
subtiele individualiteit.
In de Galerij Durand-Ruel, Rue Lafitte, te Pa
rijs, zal den lOen Januari een tentoonstelling van
peintrcs-graveurs geopend worden. Er zullen wer
ken zijn van Besnard, Bracqnemond, Cazin,
Fantin-Latour, Ch. Jacque, J. L. Brown, Lhermitte,
Tissot, Ribot, llédouin, etc.
Van een zeer begaafd Amsterdamsch artist,die
nog weinig bekend is, doordien hij zich tot heden
bijna geheel van exposeeren onthield, de heer
A. J Derkinderen, zal de volgende week in de
kunstzaal van hot Panorama tentoongesteld wor
den een omvangrijk schilderij, dat bestemd is om
tegen een wand in de kerk van het Begijnhof te
Amsterdam te worden aangebracht. De kunst
van den heer Derkinderen is ons bekend als zeer
gedistingeerd en zeer persoonlijk. Dit schilderij
is de vrucht van jaren arbeids.
Bij de firma Boussod Valadon en Co. in den
Haag is een portret geëxposeerd van den heer
J. H. L. de Haas, door de bekenden Duitschen
vorstenschilder Lenbach geschilderd. De heer
de Haas in den laatsten tijd in de Ilaagsche
kunstwereld zeer besproken. Kort geleden meldden
de Haagsche Couranten dat deze heer als blijk
van erkentelijkheid voor de behartiging der be
langen van de Hollandsche kunst te München,
door het schildersgenootschap Pulchri Studio tot
eerelid was benoemd. Dit bericht was voorbarig.
Inderdaad was een voorstel in dien geest gedaan,
maar terwijl de stemlijst hierover voor de leden
van het genootschap nog ter teekening lag, heeft
de heer de Haas te kennen gegeven dat hij voor
deze eer niet in aanmerking wenschte te komen
Naar we vernemen zou de Brusselsche kooien
schilder zich binnenkort metterwoon in den Haag
vestigen.
Van de kostbare bij Hanfstangl met tekst van
den heer Bredius, uitgegeven
fotogravnre-verzameling: Die Meistorwerke des Rijksmuseum",
zijn de 14de en 15de aflevering, de laatsten, ver
schenen. De veertiende is voornamelijk gewijd aan
de Cuyps.
De Nederlandsche Spectator van 22 Doe. heeft
het voorrecht een artikeltje te bezitten van den
heer Jozef Israëls over de tweeëntwintig
landschapteekeningen door Goethe op zijn zestigste
jaar vervaardigd, en waarvan de leden der
Goethegesellschaft dezer dagen bij het Goethe-jaarboek
de lichtdrukreproductie ontvingen. De heer Is
raëls acht bedoelde teekeningen den grooten
Goethe niet onwaardig". Niemand, dunkt ons,
zoo bevoegd hierover te spreken, als onze eerste
schilder met zijn fijn oordcel, die bovendien een
uitnemend Goethe-kenner is.
Het vertegenwoordigend lichaam der Weener
kunstenaars heeft op een uitnoodiging van het
Parijsche Comité, aan het hoofd waarvan
Munkaczy staat, om mede te werken voor de aan
staande Internationale tentoonstelling, met een
weigering geantwoord.
Een zeer gediscuteerde figuur in de
geschiedjnis der Engelsche kunst is nog altijd de schil
der, (lichter, graveur, kritiekschrijver en
spiritualist William Blake, die als een voorlooper van
Rossetti en de zijnen mag beschouwd worden,
maar dian men om zijn ongemeene uitspraken nog
veelal voor eenvoudig krankzinnig hoort uitmaken.
Nu werd voor eenige dagen op een auctie in
Londen een van 1830 gedateerde brief verkocht
van John Linnel over Blake. waarin over hem
interessante getuigenis wordt afgelegd. John
Linnel schrijft o. m.: Een ding moet ik zeggen,
ik kon in al mijn gesprekken met hem nooit een
oogenblik grond vinden om hem ongezond te
noemen, hij kon, als hij wilde, zijn paradoxen
altijd voldoende verklaren, maar tot menigeen
sprak hij zoo dat zij hoorende niet konden
hooren". Hij geleek meer op het oude ideaal van
deugd dan ik ooit in deze wereld verwachtte te
te zien; hij vreesde niets zoozeer als rijk te zijn,
uit vrees van zijn geestelijke rijkdommen te
zullen verliezen hij was tegelijkertijd
allersubliemst in zijn uitdrukking, mot de eenvoudig
heid en de vriendelijkheid van een kind."
Nu het Kunstcongres te Liverpool gesloten is,
spreekt men al weer van een congres dat te
Edinburg zal gehouden worden.
Bij Hachette te Parijs is het eerste deel ver
schenen van een kolossaal werk FHistoire de
l'Art pendant la Renaissance" door Eugène Müntz.
Dit deel, dat niet minder dan 500 illustraties
bevat, houtsneden, chromo-typographieën,
phototypieën enz., is gewijd aan de Italiaansche primi
tieven.
De brand in de groote stoom-boekbinderij van
Sperling te Leipzig, wier door verzekering alles
zins gedekte schade ettelijke honderdduizenden
beloopt, heeft op de boekenmarkt ter gelegenheid
van Kerstmis groote verwoestingen aangericht.
Deze boekbinderij, in Duitschland de grootste in
haar soort, was het voortbrengsel eener eigenaar
dige usantie van den Duitschen boekhandel, vol
gens welke elke buitenlandsche uitgever zijn com
missionair in Leipzig heeft, die de verschillende be
stellingen naar het voorschrift van den uitgever doet
toekomen aan de comrnissiehandelaars over geheel
Duitschland. Uit dit gebruik ontstond de behoefte
het inbinden der boeken, voor zooverre deze ge
bonden worden uitgegeven, in Leipzig te doen
geschieden.
Aangezien nu in Duitschland de boekhandel,
wat de belletrie betreft, tegen Kerstmis den groot
sten toevoer krijgt, bevonden zich geheele reeksen
van noviteiten in de boekbinderij van Sperling,
die juist werden ingebonden of wachtten op hun
feestgewaad. Meer en meer vernoemt men bij
zonderheden aangaande de geleden verliezen. Zoo |
is het jongste werk van den Berlijnschen humo- j
rist, Schmidt-Cabanis, geheel verbrand. Van
Bodenstedt's Herinneringen" is het voor de binderij
bestemde gedeelte der editie eveneens een prooi
der vlammen" geworden. En zoo krijgen dan
ook de comraissichandelaars vele hunner brieven,
inhoudende bestellingen van gebonden exemplaren
van noviteiten, terug met de aanteckening: Ge
bonden niet verkrijgbaar, aangezien bij Sperling
verbrand."
Nu er te Carlsruhe een monument voor den
dichter Scheffcl zal worden opgericht, is er een
groote strijd ontstaan over de vraag of deze een
standbeeld-" of een bustendichter'1 is. Bij de ]
jury heett het standbeeld-ontwerp van Heer het |
gewonnen van het buste-ontwerp van Bolz; maar i
een handige oppositie heeft nu beweerd, dat de [
aard van Scliettél's talent hem meer voor de kalm
waardeerende hulde van een borstbeeld, dan voor
de monumentale van een standbeeld geschikt
maakte,
TOONEEL EN MUZIEK.
De concertdirecteur Colonne te Parijs heeft
zijn mededinger Lamoureux, die zich zooveel
moeite geeft voor Wagner-muziek, eene nouveaut
op dit gebied afgesnapt. Hij heeft eene
symphonie uit Wagner's jeugd, welk werk hem door
de familie slechts voor ne maand uit het familie
archief te Bayreuth is afgestaan, doen opvoeren.
Het werk is, gelijk Wagner zelf trouwens ver
klaarde, geheel een copie van het Andante uit
Beethoven's vijfde en het Allegretto van
Beethoven's zevende symphonie.
Belangrijker was eene werkelijke nouveautébij
Colonne, eene cantate Velléda van Erlanger, den
prix de Rome van dit jaar. Deze cantates hebben
steeds denzelfden vorm: ouverture, aria voor so
praan of tenor, duet voor sopraan en tenor, terzet
met bijvoeging eener basstem! De dichter van
Velléda, Beissier, heeft eenvoudig de intrige van
Norma genomen en die wat geconcentreerd:
aria van Severus, duet met Norma, Orovist ver
rast hen, Norma (hier Velléda) doodt zich om de
goden te verzoenen. De muziek is echter volstrekt
niet banaal, maar buitengewoon mooi; de behan
deling der zangstemmen vooral is zeer gelukkig,
melodie en toch met de eischen der declamatie
overeenstemmend. De ouverture was weinig
beteekenend, maar de begeleiding van den zang tege
lijk interessant en zeer bescheiden. Mad. Montalba
er. de H.H. Saléza en Fournel werden zeer toe
gejuicht.
Gabrielle Krauss. van de opera, zong bij Co
lonne fragmenten uit Gounod's Sapplio, en uit
Ghick's Alcente.
Bij Lamoureux was nog geen eigenlijk nieuws,
alleen eene allerliefste Paratie van Gabriel Fauré,
en fragmenten uit Ghick's Orphée. Eene dame, Mlle
de Pierpont, gaf op het harmonium, dat vroeger
niet als concert-instrument voorkwam, eene
Berceuse van Guilmant, en op ditzelfde instrument,
met begeleiding van viool en piano, een arrange
ment van Elsa's gang ter kerk" door Saint-Saëns.
Hoe Italiëwat tooneelspeelkunst betreft ook
voor een groot deel van het buitenland afhan
kelijk is, blijkt uit de aankondigingen der stukken,
waarmede het saizoon gtopend wordt. Dit saizoen
begint eerst na Kerstmis. Het Ttairo nazionale
te Rome opent met Scribe's Verre d'Eau (II
bicchier d'ucqua), het Teatro del Vuile met het
Duitsche blijspel 11 bibliotecario. De groote opera,
in het Teatro Costanzi huldigt Italiëen begint
met Rossini's Barbiere en Gugliclmo Teil; maar
van de 52 overige groote muziekschonwburgen in
Italiëopenen er, in liet vaderland der muziek, 19
met vreemde opera's
Van de Italiaansche meesters is Verdi er het
sterkst vertegenwoordigd, elf' maal. met Rigole.tto,
Aula, Simon Jioccaneijra, Otello, l Lombardi en
La Traviata; van de vreemde meesters Meyerbeer
negen maal. met de Ugonotti. lioberto il )iatolo,
Afrieana en Dinorah. Bize't komt met Curmen
vier maal voor, van Gounod vindt men Poliuto
en Romeo e Giuliettn. Te Parma geeft men
LoJtengrin, te Turijn lannUiiuser.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
De Poolsche romanschrijver Sienhiwicz, wiens
roman Te vuur en te zwaard," eerst onlangs in
het Duitsch vertaald in de prunkf. Xtg. is ver
schenen, ontving dezer dagen een klein pakket,
dat aan hem gericht en voorzien was van den
poststempel to Kiew. Bij opening van het pakket
bleek, dat het 15000 roebel bevatte, benevens een
kaart met de woorden: Henrykowi Sienhiwiczowi.
Michacl Wolodyjowski. De romancier heeft nu in
het tijdschrift S/oii'o verklaard, dat het aanvaarden
van zulk een geschenk evenmin met zijn talen
ten als met zijn wenschen in overeenstemming
zou zijn. Hij was wel nic-t rijk, maar verdiende
toch meer dan hij noodig had Daarom kon hij,
ofschoon don gever ten zeerste dankbaar, dat
geschenk niet aannemen. Hij had liet geld bij een
Kredietvereeniging voor den landman gedepo
neerd, alwaar het binnen drie jaar ondor het
overleggen van bewijsstukken kan worden in ont
vangst genomen. Na dion tijd zal hij over het geld
naar eigen goeddunken beschikken.
Bij de erven F. Bohn te Haarlem is verschenen
een Jaarboek van het Onderwijs in Nederland,
uitgegeven door don heer mr G. F Hubrecht,
Secretaris-Generaal van Binnenlandsche Zaken,
en dat telken jare zal verschijnen, indien het
debiet de kosten dekt en de verschijning in onze
onderwijswereld welkom zal wezen." Het eerste
gedeelte bevat eene opgave van alle hoogere zoo
wel als lagere, bijzondere zoowel als openbare
scholen, mot vermelding van de daaraan verbonden
bestuurderen en onderwijzers, der aan het toezicht
verbonden personen, enz., in het kort, een
vraagboek voor alïcn die zich aan het onderwijs toe
wijden, op welker volledigheid en juistheid men
gerust mag zijn, met het oog op de krachten,
waaraan wij de samenstelling ervan hebben te
danken. liet werk is verrijkt met eenige opstellen
over met het onderwijs in verband staande on
derwerpen, waaronder wij o. a. opmerken een
opstel van den oud-minister J. Kappeijne v. d.
Coppello, aandringende op vereenvoudiging van
de juridische examens aan de universiteit.
Militaire Zaken.
Marine en Koloniale Aangelegenheden,
(Vervolg) door jhr. J. II. I', Schmidt
auf Altenstad<t, gepensioneerd kapitein
ter zee. 's Gravcnhage, AV. Cremer,
1888.
In No. 594 van dit blad (11 Nov. 1888) werd
door ons het geschrift aangekondigd, waarop liet
bovengenoemde een vervolg is.
Allereerst wordt hierin besproken eene noodza
kelijke uitbreiding der marine voor de verdedi
ging of de handhaving der neutraliteit van onze
Westindische bezittingen; alsmede het in goeden
toestand brengen dor verdedigingswerken van
Curacao en Suriname. Wat de marine betreft,
acht S. hiertoe noodig l pantserschip van groot
charter, 2 torpedoschepen, 4 torpedovaartuigon of
booten en l ramschip.
AYat Nederland aangaat, wenscht hij tot hand
having der neutraliteit of tot verdediging van de
Schelde bovendien: l pantserschip, l torpedoschip
en 2 torpedovaartuigcn of booten aan te schatten.
Ook is S. van meening dat Vlissingen, versterkt,
eene goede oorlogshaven zou zijn.