De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 30 december pagina 4

30 december 1888 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND. No. 601 - te doen, en hij zal in 't laatste geval reeds na -weinige uren, en wel nadat de eerste gangen .gegraven zjjn, het verwyderen der bij de verhui«ing gevallen dooden kunnen waarnemen. De Fransche schrijver Ernest Andrébeweert thans ook, dat bij de meeste mieren de dooden in iraaie symmetrische lijnen naast elkaar worden gelegd ert h\j heeft in z\jn werk Les fourmis" daarvan een aardige afbeelding gegeven. Volgens de door hem aangehaalde mededeelingen eener jjverige waarneemster van mieren in Florida, mrs. Treat, zouden b\j de slavenhoudende mieren de meesters niet met de dienaars op eenzelfde kerk hof worden bijgelegd, maar op een verschillende begraafplaats komen. Ook worden volgens deze bron slechts de doode hoeren in regelmatige rijen naast elkaar gelegd, terwijl de minderen hot en haar over elkaar worden geworpen, een wijze van doen, die niet bijzonder strookt met de beginselen van socialisme, waarvan overigens de mierenwe reld doortrokken schijnt Er is nog meer! Men is thans tot de belang rijke ontdekking gekomen dat de mieren lijkplechtigheden organiseeren, welk voor die der menschen in plechtigheid niet behoeven onder te doen. De gewichtigste waarnemingen zijn wel is waar af komstig van eene veraf wonende, nog weinig als onderzoekster op dat gabiecl bekende dame, maar ook bekende natuuronderzoekers bevestigen die mededeelingen en vullen ze aan met geljjksoortige waarnemingen. Aan de Linnean Society te Londen werd volgens de mededeelingen van Andréen White door een dame, mrs. Hatton te Sidney, de navolgende waarneming" voorgelegd : Een kleine jongen, die zich bij vergissing op een mie renhoop had neergelegd, werd weldra door de mieren aangevallen. Op het geschrei van den knaap kwam weldra de moeder toeloopen, die haar kind van de dieren bevrijdde en daarbij eenige twintigtal len mieren doodde, die over het lichaam van het kind rondliepen. Een halfuur na deze wraakoefening lagen de slachtoffers nog op dezelfde plaats, omringd door een groot aantal hunner broeders (misschien wel zusters!) die het zeer druk schenen te hebben. Daarop verwijderde zich een deel van hen en be gaf zich naar een nabijgelegen heuvel, die door dezelfde mieren werd bewoond. De deputatie ging binnen in het nest, deed verslag van het gebeurde en trad toen na verloop van vijf minuten, vergezeld van een aantal andere mieren, weer naar buiten. Daarop vormden de treurenden zich tot een stoet, bestaande uit twee rijen, en deze bewoog zich in de volmaakste orde, langzaam voort tot op de plek, waar de ziellooze overblijfselen der dooden lagen. Twee draagsters traden toen voor uit en namen een lijk op, dat zij op hun hoofd tilden; vervolgens kwamen twee mieren zonder last en plaatsten zich achter haar, om, indien noodig, af te lossen. Nu schaarden zich weer gelijke groepen van vier mieren, twee draagsters en twee aflosters, achter de eersten, totdat er geen doode meer lag. De lijkstoet zette zich toen, gevolgd door ongeveer tweehonderd rouwdragenden, die buiten den stoet gingen, op plechtige wijze in beweging en begaf zich naar een zandige plaats aan den oever van het meer. Van tijd tot tijd bleven de draagsters staan, legden hun last be hoedzaam neder, de helpsters namen die op en de processie zette zich opnieuw in beweging. Weldra bereikt men de bestemde plaats en de treurenden, die den lijkstoet volgden, begonnen nu kleine graven te maken, waarin de afgestor venen werden neergelegd. Het emplooi van doodgraver geneen enkelen niet aan te staan; deze poogden zich te verwijderen, alvorens hun arbeid was voltooid. Maar de discipline ?was streng. De weerbarstigen werden achtervolgd en met geweld naar het kerkhof teruggebracht. Daar werden zij door een mieren-rechtbank ter dood veroordeeld en het vonnis werd terstond, op de plaats zelve, voltrokken." Het is in het belang der wetenschap ten zeerste te betreuren, dat mrs. Hatton niet nog meer Bijzonderheden aangaande hare hoogst interes«ante waarnemingen van de mieren-rechtbank heeft medegedeeld. Was het een heidensche of een christelijke lijkplechtigheid ? Waren er bepaalde Klaagsters aangesteld en had er een doodenmaal plaats? Of werd de ter-aarde-bestelling gevierd met christelijke lijkzangen of een lijkrede? Naar alle waarschijnlijkheid scheen het toch wel een lijk Ie klas te zijn. Misschien leiden deze regelen er toe dat mrs. Hatton ons nog meerdere bijzonder heden meldt en mededeelt op welke wijze de rechtspleging bij de mieren in zijn voegen gaat. Was er een soort van staatsprocureur, die de aan klacht indiende, en had de misdadige een verde diger of niet? Jammer genoeg is uit de mede deelingen niet op te maken of mrs. Hatton het alles zelf heeft waargenomen, of dat het haar door de moeder van den onvoorziditigen knaap is medegedeeld of dat het slechts indirect door middel van de een of andere tante te harer kennis ge komen is. Tot onze geruststelling diene, dat White gel\jksoortige waarnemingen als Mrs. Hatton heeft gedaan en zelfs eens heeft gezien, dat een on troostbare mier, door haar gezellinnen met ge weld moest worden weerhouden om een pas be graven zuster weer op te graven, ten einde de dierbare trekken der overledene nog eenmaal te aanschouwen. Wie xou nu bij de mieren zooveel zielesmart hebben vermoed? Jammer genoeg heeft White ons niets naders gemeld omtrent de hou dingen en bewegingen, waardoor die goedhartige zuster haar smart en bedoelingen heeft kenbaar gemaakt. Heeft ze tranen vergoten en deze met een soort van zakdoek afgedroogd, of heeft ze slechts het hoofd afgewend en de voorpooten ge wrongen, zooals wij de handen? Of verstaat White iets van de mieren-taal en heeft hij de klachten van deze mier en de troostwoorden harer zusters begrepen ? Dergelijke bijzonderheden zouden juist niet van belang ontbloot zijn Ten einde aangaande bet verwijderen der doo den iets naders te kunnen waarnemen en te zien of er begrafenis plaats heeft of niet, hield ik in groote glazen vijf verschillende nesten van drie mierensoorten, en wel van de roode boschmier, de zwarte weide-mier en de gele gras-mier. Bij het 'overbrengen der dieren uit hun natuurlijke woonplaatsen in de glazen, waren er reeds ter stond een aantal dooden gevallen, en zoodra de noodzakelijkste gangen in den aardhoop waren ge graven, ten einde een verbinding mogelijk te maken, werden ook terstond de dooden aan de oppervlakte van de aardhoop gebracht. Deze werden het allereerst op de een of andere plaats nedergelegd. Gelijktijdig werden echter ook een me nigte poppenhuiden en gekneusde poppen naar boven gedragen en evenals de dooden ergens neergelegd. Bij het zeer bevolkte nest der gele gras-mieren, vond ik den volgenden dag ongeveer 60 lijken aan de oppervlakte verstrooid liggen; een geringer aantal ook op de andere neeten. Den tweeden dag had er een interessante verandering plaatsgegrepen. Bij de zwarte weide-mieren waren, evenals bij de gele gras-mieren, de gezamenlijke, aanvankelijk verstrooid liggende lijken op een bepaalde plaats bijeengebracht, zoodat de gezamenlijke dooden uit n nest (ongeveer 100) slechts ongeveer 3 cM2 van de oppervlakte innamen. Van een begrafenis of van het leggen der lijken in regelmatige rijen was echter geen sprake geweest Zij lagen veeleer wanordelijk over elkaar geworpen en tusschen de doode mieren bevonden zich ook de gekneusde poppen en de poppenhuiden; dit alles nu vormde eenyoadig een hoopje vuilnis. Ik hoogde nu in alle glazen aan eene zijde de aarde op, tot aan den rand van het glas, zoodat de dieren dien gemakkelijk konden bereiken. Na verloop van eenigen tijd beklom de eerste mier den top van de zandhoop. De verandering werd in haar vollen omvang en beteekenis spoedig erkend en het duurde niet lang of een der mieren pakte een lyk op sleepte het naar den glasrand en wierp het eenvoudig buiten het glas. Spoedig daarop gebeurde hetzelfde met een andere doode, en den volgenden morgen waren de gezamenlijke lijken en met deze alle poppenhuiden en gekneusde poppen buiten het glas geworpen, evenals de in zijstegen wonende bewoners der zuidelijke landen den gezamenlijken keukenafval, het kamervuil en ook al eenig gestorven huisdier het venster uit op de straat werpen. Al zijn nu ook de plaatsen, waar de lijken worden neergelegd, niet als kerkhoven maar slechts als vuilnishoopen te beschouwen, zoo is toch altijd dat wegbrengen van lijken, resp. van het nest verontreinigende dingen, waardig onze bewonde ring te wekken. Ter verklaring van het genoemde, op dit gebied altijd interessante verschijnsel, moeten wij echter het volgende in 't oog houden. In het diereiirijk komen altijd die handelingen tot een hoogen graad van ontwikkeling, die een belangrijke voor waarde zijn voor het dierenbestaan. Nu is in de samenleving van een bevolking, die haar leden binnen een zoo beperkte ruimte als een mierennest bij duizenden telt, de zindelijkheid een der eerste levensvoorwaarden; vandaar dat dan ook de reinheidszin niet alleen bij de mieren, maar ook bij de bijen, de termieten e. a. bevolkingen vormende en in nesten levende dieren zeer sterk ontwikkeld is. Voor dien reinheidszin is niet eens een hooge graad van intellect noodig; het is vol doende dat het organisme der dieren aldus ont wikkeld zij, dat de reiik van dooden en andere het nest verpestenden dingen, den dieren hoogst onaangenaam zijn, om die zoo doelmatige en de fantasie van menigen waarnemer zoo zeer opwek kende handelingen mogelijk te maken. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Wat er ook tegen gedaan worde, en wat men er van zegge, stellig gaan de Hollanclsche lief hebbers, al zijn 't nog juist niet die in de hoofd stad, langzaam aan vooruit in kunstbeschaving. Als een bewijs daarvan kunnen we o. a. noemen dat kort geleden oen voornaam Haagsch liefhebber een belangrijke schilderij beeft gekocht van Engelands meest artistiekcn schilder, den grooten en veel miskenden Jaincs Whistler. Het was de be kende en ongemeen smaakvolle lumstkooper, de heer E. J. Wisselingk te 's Hage, die het onver wachte fortuin had dit deftige schilderij in de hofstad te plaatsen. De kooper, baron v. L., is waarlijk een witte raaf. Voor den grooten Franschen schilder van het rustieke leven J. T. Millet, die (na zijn dood na tuurlijk) in steeds ruimer kring gedevoueerde bewonderaars telt, zal binnenkort in den publieken tuin te Cherbourg een standbeeld worden opge richt, gemodelleerd door den beeldhouwer Chapu. Van een zeer kurieus en sinds lang uitverkocht boekje : Souvenirs de Barbison J. T. Millot, par Alexandre Piedagncl, is bij Fischbacher te Parijs een keurige herdruk verschenen. De Graphic heeft nu ook afbeeldingen gegeven van twee der elf Graeco-Egyptische, te Fajjum op de mummiekisten in de graven gevonden, en in waarde zeer ongelijke portretschilderstukken die het eigendom van de National Gallery zijn ge worden. De manskop is werkelyk verbazend van subtiele individualiteit. In de Galerij Durand-Ruel, Rue Lafitte, te Pa rijs, zal den lOen Januari een tentoonstelling van peintrcs-graveurs geopend worden. Er zullen wer ken zijn van Besnard, Bracqnemond, Cazin, Fantin-Latour, Ch. Jacque, J. L. Brown, Lhermitte, Tissot, Ribot, llédouin, etc. Van een zeer begaafd Amsterdamsch artist,die nog weinig bekend is, doordien hij zich tot heden bijna geheel van exposeeren onthield, de heer A. J Derkinderen, zal de volgende week in de kunstzaal van hot Panorama tentoongesteld wor den een omvangrijk schilderij, dat bestemd is om tegen een wand in de kerk van het Begijnhof te Amsterdam te worden aangebracht. De kunst van den heer Derkinderen is ons bekend als zeer gedistingeerd en zeer persoonlijk. Dit schilderij is de vrucht van jaren arbeids. Bij de firma Boussod Valadon en Co. in den Haag is een portret geëxposeerd van den heer J. H. L. de Haas, door de bekenden Duitschen vorstenschilder Lenbach geschilderd. De heer de Haas in den laatsten tijd in de Ilaagsche kunstwereld zeer besproken. Kort geleden meldden de Haagsche Couranten dat deze heer als blijk van erkentelijkheid voor de behartiging der be langen van de Hollandsche kunst te München, door het schildersgenootschap Pulchri Studio tot eerelid was benoemd. Dit bericht was voorbarig. Inderdaad was een voorstel in dien geest gedaan, maar terwijl de stemlijst hierover voor de leden van het genootschap nog ter teekening lag, heeft de heer de Haas te kennen gegeven dat hij voor deze eer niet in aanmerking wenschte te komen Naar we vernemen zou de Brusselsche kooien schilder zich binnenkort metterwoon in den Haag vestigen. Van de kostbare bij Hanfstangl met tekst van den heer Bredius, uitgegeven fotogravnre-verzameling: Die Meistorwerke des Rijksmuseum", zijn de 14de en 15de aflevering, de laatsten, ver schenen. De veertiende is voornamelijk gewijd aan de Cuyps. De Nederlandsche Spectator van 22 Doe. heeft het voorrecht een artikeltje te bezitten van den heer Jozef Israëls over de tweeëntwintig landschapteekeningen door Goethe op zijn zestigste jaar vervaardigd, en waarvan de leden der Goethegesellschaft dezer dagen bij het Goethe-jaarboek de lichtdrukreproductie ontvingen. De heer Is raëls acht bedoelde teekeningen den grooten Goethe niet onwaardig". Niemand, dunkt ons, zoo bevoegd hierover te spreken, als onze eerste schilder met zijn fijn oordcel, die bovendien een uitnemend Goethe-kenner is. Het vertegenwoordigend lichaam der Weener kunstenaars heeft op een uitnoodiging van het Parijsche Comité, aan het hoofd waarvan Munkaczy staat, om mede te werken voor de aan staande Internationale tentoonstelling, met een weigering geantwoord. Een zeer gediscuteerde figuur in de geschiedjnis der Engelsche kunst is nog altijd de schil der, (lichter, graveur, kritiekschrijver en spiritualist William Blake, die als een voorlooper van Rossetti en de zijnen mag beschouwd worden, maar dian men om zijn ongemeene uitspraken nog veelal voor eenvoudig krankzinnig hoort uitmaken. Nu werd voor eenige dagen op een auctie in Londen een van 1830 gedateerde brief verkocht van John Linnel over Blake. waarin over hem interessante getuigenis wordt afgelegd. John Linnel schrijft o. m.: Een ding moet ik zeggen, ik kon in al mijn gesprekken met hem nooit een oogenblik grond vinden om hem ongezond te noemen, hij kon, als hij wilde, zijn paradoxen altijd voldoende verklaren, maar tot menigeen sprak hij zoo dat zij hoorende niet konden hooren". Hij geleek meer op het oude ideaal van deugd dan ik ooit in deze wereld verwachtte te te zien; hij vreesde niets zoozeer als rijk te zijn, uit vrees van zijn geestelijke rijkdommen te zullen verliezen hij was tegelijkertijd allersubliemst in zijn uitdrukking, mot de eenvoudig heid en de vriendelijkheid van een kind." Nu het Kunstcongres te Liverpool gesloten is, spreekt men al weer van een congres dat te Edinburg zal gehouden worden. Bij Hachette te Parijs is het eerste deel ver schenen van een kolossaal werk FHistoire de l'Art pendant la Renaissance" door Eugène Müntz. Dit deel, dat niet minder dan 500 illustraties bevat, houtsneden, chromo-typographieën, phototypieën enz., is gewijd aan de Italiaansche primi tieven. De brand in de groote stoom-boekbinderij van Sperling te Leipzig, wier door verzekering alles zins gedekte schade ettelijke honderdduizenden beloopt, heeft op de boekenmarkt ter gelegenheid van Kerstmis groote verwoestingen aangericht. Deze boekbinderij, in Duitschland de grootste in haar soort, was het voortbrengsel eener eigenaar dige usantie van den Duitschen boekhandel, vol gens welke elke buitenlandsche uitgever zijn com missionair in Leipzig heeft, die de verschillende be stellingen naar het voorschrift van den uitgever doet toekomen aan de comrnissiehandelaars over geheel Duitschland. Uit dit gebruik ontstond de behoefte het inbinden der boeken, voor zooverre deze ge bonden worden uitgegeven, in Leipzig te doen geschieden. Aangezien nu in Duitschland de boekhandel, wat de belletrie betreft, tegen Kerstmis den groot sten toevoer krijgt, bevonden zich geheele reeksen van noviteiten in de boekbinderij van Sperling, die juist werden ingebonden of wachtten op hun feestgewaad. Meer en meer vernoemt men bij zonderheden aangaande de geleden verliezen. Zoo | is het jongste werk van den Berlijnschen humo- j rist, Schmidt-Cabanis, geheel verbrand. Van Bodenstedt's Herinneringen" is het voor de binderij bestemde gedeelte der editie eveneens een prooi der vlammen" geworden. En zoo krijgen dan ook de comraissichandelaars vele hunner brieven, inhoudende bestellingen van gebonden exemplaren van noviteiten, terug met de aanteckening: Ge bonden niet verkrijgbaar, aangezien bij Sperling verbrand." Nu er te Carlsruhe een monument voor den dichter Scheffcl zal worden opgericht, is er een groote strijd ontstaan over de vraag of deze een standbeeld-" of een bustendichter'1 is. Bij de ] jury heett het standbeeld-ontwerp van Heer het | gewonnen van het buste-ontwerp van Bolz; maar i een handige oppositie heeft nu beweerd, dat de [ aard van Scliettél's talent hem meer voor de kalm waardeerende hulde van een borstbeeld, dan voor de monumentale van een standbeeld geschikt maakte, TOONEEL EN MUZIEK. De concertdirecteur Colonne te Parijs heeft zijn mededinger Lamoureux, die zich zooveel moeite geeft voor Wagner-muziek, eene nouveaut op dit gebied afgesnapt. Hij heeft eene symphonie uit Wagner's jeugd, welk werk hem door de familie slechts voor ne maand uit het familie archief te Bayreuth is afgestaan, doen opvoeren. Het werk is, gelijk Wagner zelf trouwens ver klaarde, geheel een copie van het Andante uit Beethoven's vijfde en het Allegretto van Beethoven's zevende symphonie. Belangrijker was eene werkelijke nouveautébij Colonne, eene cantate Velléda van Erlanger, den prix de Rome van dit jaar. Deze cantates hebben steeds denzelfden vorm: ouverture, aria voor so praan of tenor, duet voor sopraan en tenor, terzet met bijvoeging eener basstem! De dichter van Velléda, Beissier, heeft eenvoudig de intrige van Norma genomen en die wat geconcentreerd: aria van Severus, duet met Norma, Orovist ver rast hen, Norma (hier Velléda) doodt zich om de goden te verzoenen. De muziek is echter volstrekt niet banaal, maar buitengewoon mooi; de behan deling der zangstemmen vooral is zeer gelukkig, melodie en toch met de eischen der declamatie overeenstemmend. De ouverture was weinig beteekenend, maar de begeleiding van den zang tege lijk interessant en zeer bescheiden. Mad. Montalba er. de H.H. Saléza en Fournel werden zeer toe gejuicht. Gabrielle Krauss. van de opera, zong bij Co lonne fragmenten uit Gounod's Sapplio, en uit Ghick's Alcente. Bij Lamoureux was nog geen eigenlijk nieuws, alleen eene allerliefste Paratie van Gabriel Fauré, en fragmenten uit Ghick's Orphée. Eene dame, Mlle de Pierpont, gaf op het harmonium, dat vroeger niet als concert-instrument voorkwam, eene Berceuse van Guilmant, en op ditzelfde instrument, met begeleiding van viool en piano, een arrange ment van Elsa's gang ter kerk" door Saint-Saëns. Hoe Italiëwat tooneelspeelkunst betreft ook voor een groot deel van het buitenland afhan kelijk is, blijkt uit de aankondigingen der stukken, waarmede het saizoon gtopend wordt. Dit saizoen begint eerst na Kerstmis. Het Ttairo nazionale te Rome opent met Scribe's Verre d'Eau (II bicchier d'ucqua), het Teatro del Vuile met het Duitsche blijspel 11 bibliotecario. De groote opera, in het Teatro Costanzi huldigt Italiëen begint met Rossini's Barbiere en Gugliclmo Teil; maar van de 52 overige groote muziekschonwburgen in Italiëopenen er, in liet vaderland der muziek, 19 met vreemde opera's Van de Italiaansche meesters is Verdi er het sterkst vertegenwoordigd, elf' maal. met Rigole.tto, Aula, Simon Jioccaneijra, Otello, l Lombardi en La Traviata; van de vreemde meesters Meyerbeer negen maal. met de Ugonotti. lioberto il )iatolo, Afrieana en Dinorah. Bize't komt met Curmen vier maal voor, van Gounod vindt men Poliuto en Romeo e Giuliettn. Te Parma geeft men LoJtengrin, te Turijn lannUiiuser. LETTEREN EN WETENSCHAP. De Poolsche romanschrijver Sienhiwicz, wiens roman Te vuur en te zwaard," eerst onlangs in het Duitsch vertaald in de prunkf. Xtg. is ver schenen, ontving dezer dagen een klein pakket, dat aan hem gericht en voorzien was van den poststempel to Kiew. Bij opening van het pakket bleek, dat het 15000 roebel bevatte, benevens een kaart met de woorden: Henrykowi Sienhiwiczowi. Michacl Wolodyjowski. De romancier heeft nu in het tijdschrift S/oii'o verklaard, dat het aanvaarden van zulk een geschenk evenmin met zijn talen ten als met zijn wenschen in overeenstemming zou zijn. Hij was wel nic-t rijk, maar verdiende toch meer dan hij noodig had Daarom kon hij, ofschoon don gever ten zeerste dankbaar, dat geschenk niet aannemen. Hij had liet geld bij een Kredietvereeniging voor den landman gedepo neerd, alwaar het binnen drie jaar ondor het overleggen van bewijsstukken kan worden in ont vangst genomen. Na dion tijd zal hij over het geld naar eigen goeddunken beschikken. Bij de erven F. Bohn te Haarlem is verschenen een Jaarboek van het Onderwijs in Nederland, uitgegeven door don heer mr G. F Hubrecht, Secretaris-Generaal van Binnenlandsche Zaken, en dat telken jare zal verschijnen, indien het debiet de kosten dekt en de verschijning in onze onderwijswereld welkom zal wezen." Het eerste gedeelte bevat eene opgave van alle hoogere zoo wel als lagere, bijzondere zoowel als openbare scholen, mot vermelding van de daaraan verbonden bestuurderen en onderwijzers, der aan het toezicht verbonden personen, enz., in het kort, een vraagboek voor alïcn die zich aan het onderwijs toe wijden, op welker volledigheid en juistheid men gerust mag zijn, met het oog op de krachten, waaraan wij de samenstelling ervan hebben te danken. liet werk is verrijkt met eenige opstellen over met het onderwijs in verband staande on derwerpen, waaronder wij o. a. opmerken een opstel van den oud-minister J. Kappeijne v. d. Coppello, aandringende op vereenvoudiging van de juridische examens aan de universiteit. Militaire Zaken. Marine en Koloniale Aangelegenheden, (Vervolg) door jhr. J. II. I', Schmidt auf Altenstad<t, gepensioneerd kapitein ter zee. 's Gravcnhage, AV. Cremer, 1888. In No. 594 van dit blad (11 Nov. 1888) werd door ons het geschrift aangekondigd, waarop liet bovengenoemde een vervolg is. Allereerst wordt hierin besproken eene noodza kelijke uitbreiding der marine voor de verdedi ging of de handhaving der neutraliteit van onze Westindische bezittingen; alsmede het in goeden toestand brengen dor verdedigingswerken van Curacao en Suriname. Wat de marine betreft, acht S. hiertoe noodig l pantserschip van groot charter, 2 torpedoschepen, 4 torpedovaartuigon of booten en l ramschip. AYat Nederland aangaat, wenscht hij tot hand having der neutraliteit of tot verdediging van de Schelde bovendien: l pantserschip, l torpedoschip en 2 torpedovaartuigcn of booten aan te schatten. Ook is S. van meening dat Vlissingen, versterkt, eene goede oorlogshaven zou zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl