De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1888 30 december pagina 5

30 december 1888 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Met de in zyn eerste geschrift reeds noodig geoordeelde uitbreiding der vloot komt S. nu tot de volgende totale vermeerdering: n. 1. 7 pantser?schepen (waarbg gevoegd moeten worden _de 2 bestaande ramtorenschepen van het auxiliair eskader), 12 torpedoschepen, 21 torpedovaartuigen of booten (waarvan 15 van groot en 6 van klein model) en 3 gepantserde ramschepen van klein charter. De hiertoe benoodigde uitgaven worden door hem geraamd op ruim 36 millioen gulden. Ter bemanning van bovengenoemde versterking der oorlogsvloot worden berekend noodig te zijn 2971 onderofficieren en minderen (waaronder 774 inlanders) en 249 officieren. Bovendien acht S, het wenschelük om het personeel nog te vermeer deren met 673 onderofficieren en minderen en 40 officieren ter aanvulling van het aantal dat gewooniyk op 4 schepen verdeeld voortdurend in de vaart is en dus op een gegeven oogenblik aan eene eventueele binnenlandsche verdediging onttrokken wordt. De totale vermeerdering van personeel zou dus bedragen 3644 onderofficieren en minderen (waar onder 774 inlanders) en 289 officieren (waaron der 22 hoofdofficieren). Om de gelden te verkrijgen, ten einde het Ned.Ind. leger en de Indische militaire marine te kun nen uitbreiden en versterken, forten te kunnen bouwen en verdedigingswerken aan te leggen, geeft S. het denkbeeld in overweging, om eenegeldleening door of ten behoeve vau Ned.-Indiëte doen sluiten met garantie door het moederland. Voorzeker zal iedereen zulk een denkbeeld moe ten toejuichen en wij meenen zelfs dat Nederland die leening wel geheel voor eigen rekening zou kunnen nemen. De koloniën toch behporen aan het moederland en hebben niet weinig tot den Woei en rijkdom van dit laatste bijgedragen. Indiëzou dan, zooals S. ook voorstelt, naarge lang van zijn vermogen, eene jaarlijksche som als rente en in tijden van voorspoed ook voor amortisatie aan het moederland dienen uit te keercn. Verder acht S. het bilhjk, dater voor de marine eene wijziging gebracht worde in de. pensioensverhooging voor werkelijk verblijf in de koloniën. Zooals bekend is, bedraagt deze tegenwoordig voor een officier onverschillig of hij vlagofficier dan ?wel adelborst Ie klasse is 75 gulden, vooreen onderofficier 15 gulden en voor mindere schepe lingen 7.50 gld. 'sjaars. S wenscht deze voor werkelijk verblijf in de koloniën bijv.: voor de officieren te doen toenemen van 50 tot 200 gld., naargelang men een hoogeren rang en bij de rangen van luitenant ter zee Ie en 2e kl. meer ancienneteit bezit. Voor het verblijf tusschen de keerkringen wordt de bestaande regeling voldoende geacht. Daar dit punt voor het geheele personeel der marine van groot belang is, .?want bovenstaand ?beginsel wordt ook door de onder-officieren en minderen gewenscht, willen we bij de volgende daarvoor door S. aangegeven gronden een oogenblik stilstaan. Het is toch lang niet hetzelfde op welke wijze ?en in welke betrekking men een groot aantal levensjaren in de tropische gewesten doorbrengt; er behoort daarbij inzonderheid rekening te word m gehouden met den leeftijd en met de al of niet snelle bevordering in rang of graad der betrokke nen. Eun verblijf onder de heete luchtstreken zal byv. een gezond jong mensch in den regel minder schaden dan een persoon van leeftijd, aan gezien het weerstandsvermogen van eerstgenoemde uit den aard der zaak zoo veel grooter is." AVat bierboven ?> ezegd wordt, kan in menig .geval waar zijn, maar is het in de meeste geval len juist? Volgens onze meening moet dit betwijfeld worden Eerstens dunkt het ons niet goed mogelijk te bepalen welke betrekking, welke dienstomstandiglieden den meest schadelijken invloed op de ge zondheid uitoefenen. IBovendien zal het wel van het lichaamsgestel afhangen of men op jeugdigen leeftiijd beter dan later tegen het Indische kli maat dat ook niet overal het zelfde is be stand is. Het is waar, naar gelang men ouder wordt, bekleedt men een hoogeren rang (waaraan evenwel ook een grooter vast pensioen verbonden is) en heeft men eene grootere verantwoordelijk heid ; maar zullen daardoor de persoonlijke werk zaamheden schadelijker wezen voor lichaam en .geest, dan die welke men jonger zijnde moet verriciiten? Wij gelooven dat dit al zeer verschil lend zal zijn; en leggen doorgestane vermoeie nissen op jeugdigen leeftijd ondergaan niet vaak den grond tot een spoediger wij zullen maar ronduit zeggen versleten zijn, tot eene vroegere pensionneering, dan anders het geval zou wezen. Wij gelooven daarom, dat, zoo voor het marinepersoneel eene vermeerdering van bovengenoemde ponsioensverhooging wenschelijk is, deze op wel licht even billijke en zeker veel eenvoudiger wijze te verkrijgen is door het beginsel van de pciisioensverhooging te laten zooals dit nu is, maar deze bijv: te stellen voor officieren (ook voor die, welke van het Ned. leger naar Indiëworden gedetacheerd) ?op 100 gids, voor onderofficieren op 20 gids. en voor mindere schepelingen op 10 gids per jaar. Verder brengt S. een woord van hulde aan het wakkere korps mariniers en wordt terecht op zeer waardeerende en voor dat korps vereerende wijze het groote nut daarvan besproken. Ten slotte wijst S. op het zoo wenschelijke eener verdere uitbrei ding van het officierskorps van 's rijks stoomvaartdienst (officieren-machinisten). Moge de geachte schrijver ook voor dit vervolg van zijn geschrift, in de behartiging der door hem besproken belangen, voldoening vinden voor zijn nuttigen arbeid. EEN STOKPAARDJE. Naar E. BUDDE. Het is reeds langen, langen tijd geleden. Aan de helling van een der heuvels, die liet dal van den Tigris begrenzen, stond op een open plek in het kreupelhout een kleine hut; de vloer eu de achterwand werden gevormd door deu heuvel zelve, de zijmuren waren uit takken ineengevlochten, evenals liet dak, dat aan de voorzijde op twee palen rustte. Voor het huis stond een kleine, don?ierkleurige vrouw; zij hield haar hand boven de «ogen en zag naar het westen, waar de zon juist in rossen gloed onderging; zij zuchtte diep en treurig, want uit de rivier, die door het dal aan haar voet stroomde, zag zij grijze dampen opstijgen en rij wist, wat dat voor haac beteeken.de. Vroeger was haar kleine Heth, een mollig, vroolijk knaapje geweest, maar sedert drie jaar begon hij telkens in dat gedeelte van het, jaar, waarin de dampen opstijgen,, te kwijnen; hij wilde dan uiet, eten eu zijn arm lichaampje rilde dikwijls van koude, terwijl zijn oogen als vuur gloeiden. Dit jaar brandde de zon liecter en was de bruinachtige nevel dichter dan ooit. en daar binnen in de Lut lag de kleiue Heth eu was te lusteloos om zijn strooleger te verlaten. Juist toen zij zich omwendde, om de hut bin nen 1e gaan, hoorde zij iemand, die blijkbaar langs de helling naar boven kwam. roepen, en bleef daarom staan; kort daarna ritselden de struiken eu kwam daaruit een man te voorschijn. Eeu ge looide huid hing over zijn sclioudcrs en was door een koord van boombast over zijn borst dichtge knoopt, een dichte bos zwart haar zwierde woest langs zijn voorhoofd, in zijn linkerhand droeg hij een zak van gcitevel, in zijn rechter een hamervormige knots met steeueu knop; hij zag er ruig en woest uit, eu in zijn oogen schitterde onver saagde moed, maar tevens ook een milder gloed, toen zijn blik op de vrouw viel. Zij ijlde hem haastig te premoet en vroeg: Hebt gij het gekregen?" Ja", zeide hij, de spitsbaard heeft zich lang laten smeeken eu ik heb er vier van mijn beste bijlen voor moeten geven, maar ik heb het." Te vens opende hij ziju linkerhand en liet haar eeu klein voorwerp zien; het zag er uit als een schrijf tafeltje van halfvergane leisteen, waarin een on duidelijke, op eeu slang gelijkende figuur gegrift was. Zij greep er naar, maar trok haar hand weer terug en zeide: Kom, leg gij het hem op, ik weet niet, of ik het wel doen mag!" Ik moet er eerst een gat in boren", antwoordde hij. Zij t gij niet bang?" Neeu, de spitsbaard heeft gezegd, dat ik het doeu moet." En tegelijkertijd ging hij naar de open plek naast de liut. D'aar lag een boomstomp waar van op ruwe wijze een soort zitplaats vervaar digd was, en vlak daarbij hingen aan twee mis vormde hoornen eeu groot aantal gereedschappen vau vuursteen : priemen, boren, hamers en dergelijke meer. Daarnaast was eeu groot aantal steeueu platen van. allerlei soort opgestapeld, en. uit, de groote menigte afval en splinters, die rondom lagen, bleek, dat hier een werkplaats was, waariu vlijtig gewerkt werd. Bij het, laatste licht der ondergaande zon zocht hij de fijnste, scherpste boor uit, die aan ecu langen, dunnen steel beves tigd was, zette die op het plaatje en draaide met vaste, geoefende hand; spoedig was er een gaatje in, hij trok er een bastvezel door en giug daarna met ziju vrouw de hut binnen. Daar lag het kind op het stroo; de vader hing hem den talisman behoedzaam orn den hals, eu beide ouders bleven voor de legerstede staan, treurig er toch iu hunne onbeholpenheid vol on bestemde hoop op de werking van het, toovermiddel. Plotseling sloeg de kleine Heth de oogen op en strekte zijn armpjes naar ziju vader uit: Zijt gij teruggekomen eu hebt ge wat voor mij mee gebracht?" //Ja, kereltje, een mooi amulet heb ik je al om gehangen, en hier heb ik nog iets lekkers voor je meegebracht, een zoet brood, zooals de wijze man beneden in het dal die met, honig er in bakt." De kleine greep naar deu ronden koek, beet, er in, kauwde eu slikte; maar toen hij hem voor de tweede maal aan ziju mond wilde brengen, trok hij plotseling de hand terug; er ging een rilling door zijn vermagerd lichaam, hij spalktc ziju oogen wijd open eu zeide met een zonderlinge beslist heid: Nu zal ik uooit, nooit, meer eeu brood eten." De vrouw stiet een zactiten kreet uit, en ontvlood door de deur; ook de man werd bleek en zeide: Wacht maar, manneke, morgen zal het, je wel weer smaken. En hoor eens naar mij, ik heb wat, gezien, o zoo wat mooi's! Eeu groot, prachtig dier, en een man zat daar boven op. liet dier was volstrekt uiet kwaadaardig, geheel anders dan de buffels en beren in het, bosch. Ze noemen het een paard, het heeft mooie oogen en een prachtigeu staart van lange, zwarte haven, eu du man bindt het eeu touw om deu neus eu gaat op zijn rug zitten cu stuurt het met het touw daarheen, waar hij wil. Hij behoeft dan znlf niet te loopen, maar het paard loopt met, hem, veel sneller dan de menseh, zoo snel, dat niemand het kan inhalen: Allemenscben waren uitgeloopen eu hebben er met verba zing naar staan kijken; zij zeggen, dat hij uit het gebergte was gekomen en dat ziju volk vele vau die dieren heeft; dat moeten zeker rijke, sterke menscheu zijn, die alles kunnen nemen, wat zij willen hebben! O, dat moet, mooi ziju," zeide Heth op droomerigcn toon, daar moet ge mij morgen meer van vertellen. Maar nu ben ik erg moe; ik wil gaan slapen." Omzichtig boog de vader zich over het knaapje hecu, schudde het stroo wat op, zorgde er voor dat de kleine zoo gemakkelijk mogelijk lag ru dekte hem met ecu harig geitevel toe. Heth sloot al spoedig de oogen en zijn vader ging naar buiten, waar zijn vrouw het, avondmaal voor hem gereed zette: melk eu rapunselachtige knollen, vaarmee eeu steenachtige akker op rlc helling van den heuvel beplant was, benevens een van de brooden, die hij iu deu zak mee naar boven gebracht had. Zij zette dat alles op een ell'eu plek vau den grond neer eu trok zich vervolgens terug, daar het den vrouwen niet geoorloofd was bij den maaltijd van den man tegenwoordig te zijn eu de godsdienstige voor schriften van de tooveuaars waren sterk genoeg, om zelfs tot ju deze afgelegen hut hun invloed ttcloen gel den. Hij hurkte voor de gereed gezette spijzen neer en stilde zijn eersten honger; maar spoedig legde hij het brood neer cu verzonk in diepe, droevige gepeinzen. Zou het toovermiddel wel helpeu ? Hij was gewoon, dat alle inensehcu, die hij kende, onvoorwaardelijk ge loofden, dat de priesters over geheimzinnige krach ten kondeu beschikken; ook bij hem was het tot nu toe nooit opgekomen, te twijfelen aan dat, wat hij vau kindsbeen af als waarheid had aange nomen. Maar de zonderlinge kalme toon, waarop het doodzieke kind zijn weigering had uitgesproken, had zijn ziel met groote, akelige overtuigingskracht beroerd. Nu zal ik nooit, nooit meer een brood eten," klonk het nog in zijn ooren en de kleine had gerild, alsof hij met deze wereld gebroken en een afschuw van het leven. had. Ja, in het gemoed van den vader steeg het voorgevoel en de vrees op, dat de geest der ziekte van de lippeu van den knaap, meer de waarheid sprak, dan de spitsbaard beneden aan de rivier met al ziju tooverspreukeu en amuletten. Met een treurig hoofdschuddeu stond hij op, aam ziju knots in de hand en ging de hut binnen, om te slapen. Voorzichtig, bijna onhoorbaar kwam nu de kleiue vrouw naderbij, ruimde de over blijfselen van den maaltijd weg, dronk de melk uit en at het overschot van het brood op; daarna sloop ook zij de hut binnen. De man en zijn gezellin waren uit deu vreemde hierheen gekomen. De boomen, waaronder zij als kinderen gespeeld haddeu, wareu ver stroomaf\vaarts aan de rivier gegroeid, daar waar de groote stam vau de koningen vau het dal" wooude. Zijn vader was daar ecu steeusplijter en wapeumaker geweest en de zoon had het beroep vau deu oude geleerd. De jongen was ziju levcniang eeu zonder linge knaap geweest, over wiens vreemde iuvallen zij, die des avonds om den haard zich vereenigden, dikwijls het hoofd geschud hadden, maar hij leerde het ambacht buitengewoon vlug eu reeds op zestienjarigeu leeftijd was hij op de gedachte geko men eeu vuursteeueu pijl vau zijn vader zoolang te slijpen en scherp te maken, totdat hij vau voren rond en zoo spits als de stekel vau een schor pioen geworden was. Ziju vader gaf dien pijl aan den koning ten geschenke eu verwierf zich daar door een goede positie, want alle groote jagers en wapendragers wilden nu. dergelijke pijleu hebben, zoodat hij nauwelijks aan aller navraag kon vol doen. Tot dank bouwde hij voor zijnzoou een hut van boomtakken en schonk hij hem twee vrouwen. Zij waren joug eu welgemaakt en werkten met de getrouwheid vau slaven op den akker en verzorgden het vee, maar de zonderling wilde ook op dit gebied zijn eigen keuze doen : op zekereu dag boud hij ziju zware bijl eu een paar bijzonder harde gereedschappen bijeen, liet zijn vrouwen iu deu steek, giug er vau door en nam de bruiue Mesea, de dochter vau eeu lijfeigciie, mee in den vreemde. Voor de hunueu bleven beide verdwenen; zij trokken stroomopwaarts laugs deu Tigris, totdat zij eindelijk aau eeu plaats kwamen, iu welker nabijheid allerlei soort vau bruikbarcn steen gevondeu werd. Daar zeide hij: hier zullen wij blijven; ik heb hier mijn groudstofl'en bij de hand, er is geen gebrek aau water eu beneden in het dal aau de rivier woueu meusclieu; hier kunnen wij leven". En hij ging aau het werk, draaide een vuurboor, rooide de struiken, maakte den grond, vaar hij zijn hut, wilde opslaan, efi'eu, vlocht de muren vau boomtakkeu, mankte een zitplaats vau een boom stam en ziju werkplaats was gereed. Met ziju bijl doodde hij den los eu den wolf, die te dichtbij zijn hut kwamen eu eens ook ecu man, die Mesea wilde o ver vallen. Zelfs dengrimmeustiertradhij tegen eu deed hem verschrikt terugdeinzen al kon hij hem dan ook niet overwinnen. En middelerwijl sloop de vrouw, eveneens met eeu bijl gewapend, door het kreupel hout en zocht wortels eu vruchten, deels tot on middellijk gebruik, deels om dou dorren, steeuachtigeu akker te beplanten. Zij haalde ook vogel nesten uit, eu bracht haar mau deu inhoud daarvan, ja, het gelukte hun zelfs al spoedig, gezamclijk eenige jonge geiten te vangen; de vrouw maakte deze tam, door ze op vaste tijden water te geven; eu zoo fokte zij langzamerhand een kleine kudde aan, die des avonds geregeld biuneu eeu door hou op gerichte omheining terugkeerde. Tweemaal in de maand, bij nieuwe cu bij volle maan, daalde hij in het dal neer, om de voortbrengselen vau ziju vlijt aan de markt te brengen eu daarvoor audere dingen, iu de eerste plaats brood, in te ruilen; want daar beneden had men reeds koren eu kende men de kunst de korrels fijn te wrijven en daar van dunne koeken te bakken. Iu den beginne zagen de bewoners vau het land deu vreemdeling met booze blikken aau cu meer dan eens was het tot een gevecht tusschen hem en eeu zijner beroepsgcnooteu gekomen ; maar hij was sterk en joeg ziju tegenstanders vrees aan; zijn meerdere be kwaamheid iu het vak kwam hem goed van pas, de menscheii vonden ziju waren beter, dan die, welke tot uu toe daar te lande gemaakt werden eu zoo kreeg hij al spoedig veel klanten ouder de mannen, die op de maaufeesten bijeen kwamen, om ruilhandel te drijven. Het, ging hem iu alle opzichten goed, totdat zijn kind ziek werd .... Den volgenden morgen stond de man voor de legerstede vau het kind, iu afwachting, dat Let zou ontwaken. Toen de kleine de oogen opende, sloeg de vader hem een poosje nauwlettend gade, maar er was geeu zweem vau herstel waarneem baar. Na een oogenblik iu gedachten verzonken te ziju, vroeg hij: Wilt gij met, mij naar buiten gaau ?" En Heth antwoordde: Ja, draag mij als het u belieft!" Daarop nam de vader hem voor zichtig iu zijn armen eu legde hem buiten iu de schaduw van een hoogen boom, op een plaats, waar de grond met dorre bladen bedekt \vas, neer en terwijl hij zijn steeueu spleet, babbelden zij met, elkander. Steeds opnieuw moest hij hem eeu beschrijving van het paard gcveu en de oogjes van deu kleine schitterden, wanneer hij over het, vreemde dier sprak. O, wat zou ik graag ecu paard willen hebben," riep hij telkens, wat zoude ik graag een paard zien." Terwijl hij daar zoo lag en zijn oogen voor een poosje gesloten had, zat de vader in ge peinzen verdiept naast hem; hij liet het gercedschiip rusten en een paar traiicu rolden langs ziju wangen, toen hij bij zich zelf dacht: ,,Ja, ventje, wanneer je nog maar gezond genoeg was, om je naar beneden te laten dragen!" Hij dacht, na en trok niet zijn beitel lijnen op ecu steeupn plaat. Op eens verhelderde zijn gezicht; zijn blik was op eeu boomvvortel gevallen, (lic dicht bij hem lag, eeu zonderling gevormd ding, dat, vier korte takken als pooten in (Ie lucht stak. Hij sprong op en knipte met duim en vinger als om een plot seling bij hem opgekomen gedachte lichamelijk vast, te houden; ,,ik zal het wel in orde krijgen, zoo zal ik het, aanleggen," riep hij uit. Daarop giug hij weer zitten cu maakte vau eeu stuk vuursteen eeu nieuwen beitel, waaraan hij zeer handig een halfronden vorm wist, te geven, Boven op deu berg kende hij een plaats vaareen laag vau een zachte steensoort werd aaugctroiien, waaruit hij vroeger reeds bekers vervaardigd had; daarvaa baalde hij uu eenige groote klompen ea toog ver volgens aan het werk. Een vreemdsoortig werk, zooals zijn vrouw opmerkte, toen zij hem zijn eten bracht, noch een pijl, noch een bijl, noch een van de andere voorwerpen, die zij anders onder zijn handen zag ontstaan. Drie stukken verknoeide hij, maar z weetend en bij zich zelf mompelend begon hij telkens onvcrdroten opuieuw, en eindelijk, na twee dagen zwoegens, kwam de vorm duide lijk te voorschijn, vier pooten, een dierenkop met ooreu, eeu dikke staart; het werd een lomp ding, maar toch kou men er met eenigcii goeden wil' eeu paardje in herkennen. De vrouw deinsde voor dat maaksel achteruit; zij hield het voor een too vermiddel, maar hij was nog eeu dag bezig met vijlen eu polijsten, legde het den volgeuden morgea op het bed vau deu kleinen Heth eu deed de deur wijd open, om te kunnen zien, hoe blij het kind was, wanneer hij zeide: dat is een paard, dat is uw paardje!" Ziju moeite en volharding werden beloond- de kleine straalde van vreugde en wilde het paardje dagen lang niet loslaten; Lij nam Let mee uaar bed als hij sliep en het moest mee, wanneer hij naar buiten gedragen werd eu bij ziju vader voor de deur zat; eu wanneer hij weer eens zong wat hij bijna verleerd had, dan deed hij het, wel is waar slechts zacht en maar even, wanneer ziju magere Landen het diertje streelden. Ach, zijn zingen werd steeds zachter en ver stomde spoedig geheel en al; die vreugde was zijn. laatste vreugde geweest; toen Let weer nieuwe maan was, lag de kleine Heth daar dood en de handjes, die nog over het paardje gevouwen waren waren voor altijd verstijfd. De vrouw schreide en gilde eu reet zich het lichaam open met scherpe splinters, de man zat voortdurend sprakeloos naar Let lijk te staren. Tegen den middag stond hij op, ging naar den berg en Laaide groote platte steenen. »Hier kan ik uiet blijven", sprak hij, maar ik zal een grafteeken voor hem oprich ten, zooals dat op het graf van ouzen koningszoon daar ginds bij de monding der rivier;" en onderwijl hieuw hij vierkante stukkeu uit de door hem ge haalde steeucn. Het dak eu de waudeu der hut brak lui voor zichtig af en de palen schudde hij zoo lang lieeu en weer, totdat zij los zaten eu Lij ze uit den grond kon trekken. Des nachts hielden beide de wacht opdat geen der rondsluipende dieren te dicht zou naderen. Toen de zou opkwam, legden zij dea kleine neer op friscli stroo, midden op de plaats waar het huisje gestaan had; het paardje legde hij op zijn borst en de Landjes gevouwen daarop Vervolgens kuste hij hem uog eens. Met zijn ruwe hand streek hij zachtjes een verdord blad we"- dat pp het voorhoofd vau ziju doodeu lievelin" geval len was en daarna begon hij zijn droevigen arbeidhij metselde hem m; zooals hij daar lag, bouwde hi] een vierkaute kamer om hem heen, sloot die vau hoven met een grooteii, platten steen en richtte daarboven een kleine pyramide op. Des avonds was ziju werk voltooid en stond het grafteekcii op de plaats, waar vroeger het huisje gestaan had. Daarop wapende hij zich met zijn bijl, boud zijn gereedschappen bijeeu, nam zijn vrouw bij de haud en sloeg met haar deu wc<* naar het noorden iu uit de verte klonken nog°haar wanhoopskreten, ouder het slaken waarvan zij de oude woning verliet, om aan de zijde van hareu makker eeu nieuwe te zoeken. Het was zeven duizend jaar later. Aan den oever van den Tigris liepen tegen den avond twee Europeauen, met een gevolg van met pieken eu schop. pen gewapende mamicu. De oudste zeide: Van daag hebben wij te vergeefs gewerkt. Eu toch ziet deze dorre bodem er uit, alsof hij alles, wat aan hem is toevertrouwd, voor eeu wig'moest bewaren." En tevens wierpen beide ouderzoekende, speurende blikken langs de helling. Plotseling verwijderde de^ jongste de binocle vau ziju oogen eu zeide : Kijk eens daar ginds naar dat vooruitstekende gedeelte van den tegenover liggendeu rotswand; dat ziet er eigenaardig uit eu doet het vermoeden bij mij opkomen, dat daar menschenhaudeu aan het werk geweest zijn, men zou zeggen, dat de grond daarvoor vlak gemaakt was." Juist," zeide deliiderc, maar de verhoudingen zijn zoo klein, alsof het kindera-el-k is. Het is echter altijd de moeite waard, het te onderzoeken; laten wij er heen gaan." Zij staken dientengevolge het dal door en be klommen eeu der heuvels aan de tegenover gele gen zijde. Daar heeft eeu huisje gestaan", zelden beide bijna te gel ijker tijd, toen zij ter plaatse aangekomen waren, oudste vorm, grond en ach terwand vlak gemaakt. Maar die hoop daar, ziet er eerder als een tumulus uit." Een hunner nam zelf ecu schop ter hand, om de overblijfselen, die men zou kunnen vinden, voorzichtig 'uit te "ra ven. _ Terwijl hij het puiu langs de helling uaar beneden liet rollen, riep ziju makker op eens; Halt!" cu Laaide van onder het puin. een drie kant^ voorwerp te voorschijn, dat Lij ziju mak ker liet zien. Een lauspuut, vuursteen, techniek zooals in het Lol vau Eizics, maar aau de spits (?enigszins gepolijst; dat is merkwaardig, liet schijnt mij bijna toe, alsof wij onzen dag toch nog goed zullen maken." Nu greep ook de jongste naar een schop, en al spoedig stieten zij onder do puin hoop op een harden bodem; een kh-iue steeuen kamer met een daarboven opgerichte half iuzevallcn pyramide kwam te voorschijn. De beide "ge leerden zagen elkander aan. /.Hoogst merkwaardig," zeide de ccne en de andere knikte daarbij met, het hoofd, dat, is niet van gebakken steenen opgemetseld zooals de monumenten uit, later tijd iu' de vlakte' maar uit serpentiinsteen." En de andere voegde n aan toe: Dat moet zeer oud ziju; wanneer uien bedenkt, dat serpentijnstecu de grondstof voor zoo veel werken uit de latere steeupcriode was lio-t het vermoeden voor de Land, dat tusschen dezen tumulus en die laaspunt eenige samenhang bestaat, dat beide misschien het werk van denzclfdeu meester zijn, eu dan zouden svij dus een monument uit het overgangstijdperk tot deu ge.polijsten steen voor ons hebben. AVij zullen hier dan zeker nog wel meer overblijfselen uit dien tijd vinden; maar in de aller eerste plaats zullen wij dit Lier openen." Voor zichtig begon nieu nu de pyramide te verwijderen. De laatste plaat viel in puin naar beneden' en nu zagen zij het binnenste vau een kleine grafkamer. Beide bogen zich voorover eu woelden met hun handen iu de overblijfselen rond. Eerst kwamen eeaige platte, Lalf vergane stukken been te voor-~ J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl