Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Met de in zyn eerste geschrift reeds noodig
geoordeelde uitbreiding der vloot komt S. nu tot
de volgende totale vermeerdering: n. 1. 7
pantser?schepen (waarbg gevoegd moeten worden _de 2
bestaande ramtorenschepen van het auxiliair
eskader), 12 torpedoschepen, 21 torpedovaartuigen
of booten (waarvan 15 van groot en 6 van klein
model) en 3 gepantserde ramschepen van klein
charter.
De hiertoe benoodigde uitgaven worden door
hem geraamd op ruim 36 millioen gulden.
Ter bemanning van bovengenoemde versterking
der oorlogsvloot worden berekend noodig te zijn
2971 onderofficieren en minderen (waaronder 774
inlanders) en 249 officieren. Bovendien acht S,
het wenschelük om het personeel nog te vermeer
deren met 673 onderofficieren en minderen en 40
officieren ter aanvulling van het aantal dat
gewooniyk op 4 schepen verdeeld voortdurend
in de vaart is en dus op een gegeven oogenblik
aan eene eventueele binnenlandsche verdediging
onttrokken wordt.
De totale vermeerdering van personeel zou dus
bedragen 3644 onderofficieren en minderen (waar
onder 774 inlanders) en 289 officieren (waaron
der 22 hoofdofficieren).
Om de gelden te verkrijgen, ten einde het
Ned.Ind. leger en de Indische militaire marine te kun
nen uitbreiden en versterken, forten te kunnen
bouwen en verdedigingswerken aan te leggen, geeft
S. het denkbeeld in overweging, om
eenegeldleening door of ten behoeve vau Ned.-Indiëte doen
sluiten met garantie door het moederland.
Voorzeker zal iedereen zulk een denkbeeld moe
ten toejuichen en wij meenen zelfs dat Nederland
die leening wel geheel voor eigen rekening zou
kunnen nemen. De koloniën toch behporen aan
het moederland en hebben niet weinig tot den
Woei en rijkdom van dit laatste bijgedragen.
Indiëzou dan, zooals S. ook voorstelt, naarge
lang van zijn vermogen, eene jaarlijksche som als
rente en in tijden van voorspoed ook voor
amortisatie aan het moederland dienen uit te keercn.
Verder acht S. het bilhjk, dater voor de marine
eene wijziging gebracht worde in de.
pensioensverhooging voor werkelijk verblijf in de koloniën.
Zooals bekend is, bedraagt deze tegenwoordig voor
een officier onverschillig of hij vlagofficier dan
?wel adelborst Ie klasse is 75 gulden, vooreen
onderofficier 15 gulden en voor mindere schepe
lingen 7.50 gld. 'sjaars.
S wenscht deze voor werkelijk verblijf in de
koloniën bijv.: voor de officieren te doen toenemen
van 50 tot 200 gld., naargelang men een hoogeren
rang en bij de rangen van luitenant ter zee
Ie en 2e kl. meer ancienneteit bezit. Voor het
verblijf tusschen de keerkringen wordt de bestaande
regeling voldoende geacht.
Daar dit punt voor het geheele personeel der
marine van groot belang is, .?want bovenstaand
?beginsel wordt ook door de onder-officieren en
minderen gewenscht, willen we bij de volgende
daarvoor door S. aangegeven gronden een oogenblik
stilstaan.
Het is toch lang niet hetzelfde op welke wijze
?en in welke betrekking men een groot aantal
levensjaren in de tropische gewesten doorbrengt;
er behoort daarbij inzonderheid rekening te word m
gehouden met den leeftijd en met de al of niet
snelle bevordering in rang of graad der betrokke
nen. Eun verblijf onder de heete luchtstreken
zal byv. een gezond jong mensch in den regel
minder schaden dan een persoon van leeftijd, aan
gezien het weerstandsvermogen van eerstgenoemde
uit den aard der zaak zoo veel grooter is."
AVat bierboven ?> ezegd wordt, kan in menig
.geval waar zijn, maar is het in de meeste geval
len juist?
Volgens onze meening moet dit betwijfeld worden
Eerstens dunkt het ons niet goed mogelijk te
bepalen welke betrekking, welke
dienstomstandiglieden den meest schadelijken invloed op de ge
zondheid uitoefenen. IBovendien zal het wel van
het lichaamsgestel afhangen of men op jeugdigen
leeftiijd beter dan later tegen het Indische kli
maat dat ook niet overal het zelfde is be
stand is. Het is waar, naar gelang men ouder
wordt, bekleedt men een hoogeren rang (waaraan
evenwel ook een grooter vast pensioen verbonden
is) en heeft men eene grootere verantwoordelijk
heid ; maar zullen daardoor de persoonlijke werk
zaamheden schadelijker wezen voor lichaam en
.geest, dan die welke men jonger zijnde moet
verriciiten? Wij gelooven dat dit al zeer verschil
lend zal zijn; en leggen doorgestane vermoeie
nissen op jeugdigen leeftijd ondergaan niet vaak
den grond tot een spoediger wij zullen maar
ronduit zeggen versleten zijn, tot eene vroegere
pensionneering, dan anders het geval zou wezen.
Wij gelooven daarom, dat, zoo voor het
marinepersoneel eene vermeerdering van bovengenoemde
ponsioensverhooging wenschelijk is, deze op wel
licht even billijke en zeker veel eenvoudiger wijze
te verkrijgen is door het beginsel van de
pciisioensverhooging te laten zooals dit nu is, maar deze
bijv: te stellen voor officieren (ook voor die, welke
van het Ned. leger naar Indiëworden gedetacheerd)
?op 100 gids, voor onderofficieren op 20 gids. en
voor mindere schepelingen op 10 gids per jaar.
Verder brengt S. een woord van hulde aan het
wakkere korps mariniers en wordt terecht op zeer
waardeerende en voor dat korps vereerende wijze
het groote nut daarvan besproken. Ten slotte wijst
S. op het zoo wenschelijke eener verdere uitbrei
ding van het officierskorps van 's rijks
stoomvaartdienst (officieren-machinisten). Moge de geachte
schrijver ook voor dit vervolg van zijn geschrift,
in de behartiging der door hem besproken belangen,
voldoening vinden voor zijn nuttigen arbeid.
EEN STOKPAARDJE.
Naar E. BUDDE.
Het is reeds langen, langen tijd geleden. Aan
de helling van een der heuvels, die liet dal van
den Tigris begrenzen, stond op een open plek in
het kreupelhout een kleine hut; de vloer eu de
achterwand werden gevormd door deu heuvel zelve,
de zijmuren waren uit takken ineengevlochten,
evenals liet dak, dat aan de voorzijde op twee
palen rustte. Voor het huis stond een kleine,
don?ierkleurige vrouw; zij hield haar hand boven de
«ogen en zag naar het westen, waar de zon juist
in rossen gloed onderging; zij zuchtte diep en
treurig, want uit de rivier, die door het dal aan
haar voet stroomde, zag zij grijze dampen opstijgen
en rij wist, wat dat voor haac beteeken.de. Vroeger
was haar kleine Heth, een mollig, vroolijk knaapje
geweest, maar sedert drie jaar begon hij telkens
in dat gedeelte van het, jaar, waarin de dampen
opstijgen,, te kwijnen; hij wilde dan uiet, eten eu
zijn arm lichaampje rilde dikwijls van koude, terwijl
zijn oogen als vuur gloeiden. Dit jaar brandde de
zon liecter en was de bruinachtige nevel dichter
dan ooit. en daar binnen in de Lut lag de kleiue
Heth eu was te lusteloos om zijn strooleger te
verlaten.
Juist toen zij zich omwendde, om de hut bin
nen 1e gaan, hoorde zij iemand, die blijkbaar langs
de helling naar boven kwam. roepen, en bleef
daarom staan; kort daarna ritselden de struiken
eu kwam daaruit een man te voorschijn. Eeu ge
looide huid hing over zijn sclioudcrs en was door
een koord van boombast over zijn borst dichtge
knoopt, een dichte bos zwart haar zwierde woest
langs zijn voorhoofd, in zijn linkerhand droeg hij
een zak van gcitevel, in zijn rechter een
hamervormige knots met steeueu knop; hij zag er ruig
en woest uit, eu in zijn oogen schitterde onver
saagde moed, maar tevens ook een milder gloed, toen
zijn blik op de vrouw viel. Zij ijlde hem haastig
te premoet en vroeg: Hebt gij het gekregen?"
Ja", zeide hij, de spitsbaard heeft zich lang
laten smeeken eu ik heb er vier van mijn beste
bijlen voor moeten geven, maar ik heb het." Te
vens opende hij ziju linkerhand en liet haar eeu
klein voorwerp zien; het zag er uit als een schrijf
tafeltje van halfvergane leisteen, waarin een on
duidelijke, op eeu slang gelijkende figuur gegrift
was.
Zij greep er naar, maar trok haar hand weer
terug en zeide: Kom, leg gij het hem op, ik weet
niet, of ik het wel doen mag!"
Ik moet er eerst een gat in boren", antwoordde hij.
Zij t gij niet bang?"
Neeu, de spitsbaard heeft gezegd, dat ik het
doeu moet."
En tegelijkertijd ging hij naar de open plek
naast de liut. D'aar lag een boomstomp waar
van op ruwe wijze een soort zitplaats vervaar
digd was, en vlak daarbij hingen aan twee mis
vormde hoornen eeu groot aantal gereedschappen
vau vuursteen : priemen, boren, hamers en dergelijke
meer. Daarnaast was eeu groot aantal steeueu
platen van. allerlei soort opgestapeld, en. uit, de
groote menigte afval en splinters, die rondom
lagen, bleek, dat hier een werkplaats was, waariu
vlijtig gewerkt werd. Bij het, laatste licht der
ondergaande zon zocht hij de fijnste, scherpste
boor uit, die aan ecu langen, dunnen steel beves
tigd was, zette die op het plaatje en draaide met
vaste, geoefende hand; spoedig was er een gaatje
in, hij trok er een bastvezel door en giug daarna
met ziju vrouw de hut binnen.
Daar lag het kind op het stroo; de vader hing
hem den talisman behoedzaam orn den hals, eu
beide ouders bleven voor de legerstede staan,
treurig er toch iu hunne onbeholpenheid vol on
bestemde hoop op de werking van het,
toovermiddel. Plotseling sloeg de kleine Heth de oogen op
en strekte zijn armpjes naar ziju vader uit: Zijt
gij teruggekomen eu hebt ge wat voor mij mee
gebracht?"
//Ja, kereltje, een mooi amulet heb ik je al om
gehangen, en hier heb ik nog iets lekkers voor je
meegebracht, een zoet brood, zooals de wijze man
beneden in het dal die met, honig er in bakt."
De kleine greep naar deu ronden koek, beet, er
in, kauwde eu slikte; maar toen hij hem voor de
tweede maal aan ziju mond wilde brengen, trok
hij plotseling de hand terug; er ging een rilling
door zijn vermagerd lichaam, hij spalktc ziju oogen
wijd open eu zeide met een zonderlinge beslist
heid: Nu zal ik uooit, nooit, meer eeu brood
eten." De vrouw stiet een zactiten kreet uit, en
ontvlood door de deur; ook de man werd bleek en
zeide: Wacht maar, manneke, morgen zal het, je wel
weer smaken. En hoor eens naar mij, ik heb wat,
gezien, o zoo wat mooi's! Eeu groot, prachtig
dier, en een man zat daar boven op. liet dier
was volstrekt uiet kwaadaardig, geheel anders
dan de buffels en beren in het, bosch. Ze noemen
het een paard, het heeft mooie oogen en een
prachtigeu staart van lange, zwarte haven, eu du man
bindt het eeu touw om deu neus eu gaat op zijn rug
zitten cu stuurt het met het touw daarheen, waar
hij wil. Hij behoeft dan znlf niet te loopen, maar
het paard loopt met, hem, veel sneller dan de menseh,
zoo snel, dat niemand het kan inhalen:
Allemenscben waren uitgeloopen eu hebben er met verba
zing naar staan kijken; zij zeggen, dat hij uit het
gebergte was gekomen en dat ziju volk vele vau
die dieren heeft; dat moeten zeker rijke, sterke
menscheu zijn, die alles kunnen nemen, wat zij willen
hebben!
O, dat moet, mooi ziju," zeide Heth op
droomerigcn toon, daar moet ge mij morgen meer van
vertellen. Maar nu ben ik erg moe; ik wil gaan
slapen."
Omzichtig boog de vader zich over het knaapje
hecu, schudde het stroo wat op, zorgde er voor
dat de kleine zoo gemakkelijk mogelijk lag ru
dekte hem met ecu harig geitevel toe. Heth sloot
al spoedig de oogen en zijn vader ging naar buiten,
waar zijn vrouw het, avondmaal voor hem gereed
zette: melk eu rapunselachtige knollen, vaarmee
eeu steenachtige akker op rlc helling van den
heuvel beplant was, benevens een van de brooden,
die hij iu deu zak mee naar boven gebracht had.
Zij zette dat alles op een ell'eu plek vau den grond
neer eu trok zich vervolgens terug, daar het den
vrouwen niet geoorloofd was bij den maaltijd van den
man tegenwoordig te zijn eu de godsdienstige voor
schriften van de tooveuaars waren sterk genoeg, om
zelfs tot ju deze afgelegen hut hun invloed ttcloen gel
den. Hij hurkte voor de gereed gezette spijzen neer en
stilde zijn eersten honger; maar spoedig legde hij het
brood neer cu verzonk in diepe, droevige gepeinzen.
Zou het toovermiddel wel helpeu ? Hij was gewoon, dat
alle inensehcu, die hij kende, onvoorwaardelijk ge
loofden, dat de priesters over geheimzinnige krach
ten kondeu beschikken; ook bij hem was het tot
nu toe nooit opgekomen, te twijfelen aan dat,
wat hij vau kindsbeen af als waarheid had aange
nomen. Maar de zonderlinge kalme toon, waarop
het doodzieke kind zijn weigering had uitgesproken,
had zijn ziel met groote, akelige overtuigingskracht
beroerd.
Nu zal ik nooit, nooit meer een brood eten,"
klonk het nog in zijn ooren en de kleine had gerild,
alsof hij met deze wereld gebroken en een
afschuw van het leven. had. Ja, in het gemoed van
den vader steeg het voorgevoel en de vrees op,
dat de geest der ziekte van de lippeu van den
knaap, meer de waarheid sprak, dan de spitsbaard
beneden aan de rivier met al ziju tooverspreukeu
en amuletten. Met een treurig hoofdschuddeu stond
hij op, aam ziju knots in de hand en ging de hut
binnen, om te slapen. Voorzichtig, bijna onhoorbaar
kwam nu de kleiue vrouw naderbij, ruimde de over
blijfselen van den maaltijd weg, dronk de melk uit en at
het overschot van het brood op; daarna sloop ook zij
de hut binnen.
De man en zijn gezellin waren uit deu vreemde
hierheen gekomen. De boomen, waaronder zij als
kinderen gespeeld haddeu, wareu ver
stroomaf\vaarts aan de rivier gegroeid, daar waar de groote
stam vau de koningen vau het dal" wooude. Zijn
vader was daar ecu steeusplijter en wapeumaker
geweest en de zoon had het beroep vau deu oude
geleerd. De jongen was ziju levcniang eeu zonder
linge knaap geweest, over wiens vreemde iuvallen
zij, die des avonds om den haard zich vereenigden,
dikwijls het hoofd geschud hadden, maar hij leerde
het ambacht buitengewoon vlug eu reeds op
zestienjarigeu leeftijd was hij op de gedachte geko
men eeu vuursteeueu pijl vau zijn vader zoolang
te slijpen en scherp te maken, totdat hij vau voren
rond en zoo spits als de stekel vau een schor
pioen geworden was. Ziju vader gaf dien pijl aan
den koning ten geschenke eu verwierf zich daar
door een goede positie, want alle groote jagers en
wapendragers wilden nu. dergelijke pijleu hebben,
zoodat hij nauwelijks aan aller navraag kon vol
doen. Tot dank bouwde hij voor zijnzoou een hut
van boomtakken en schonk hij hem twee vrouwen.
Zij waren joug eu welgemaakt en werkten met
de getrouwheid vau slaven op den akker en
verzorgden het vee, maar de zonderling wilde
ook op dit gebied zijn eigen keuze doen : op
zekereu dag boud hij ziju zware bijl eu een paar
bijzonder harde gereedschappen bijeen, liet zijn
vrouwen iu deu steek, giug er vau door en nam
de bruiue Mesea, de dochter vau eeu lijfeigciie,
mee in den vreemde.
Voor de hunueu bleven beide verdwenen; zij
trokken stroomopwaarts laugs deu Tigris, totdat
zij eindelijk aau eeu plaats kwamen, iu welker
nabijheid allerlei soort vau bruikbarcn steen
gevondeu werd. Daar zeide hij: hier zullen wij blijven;
ik heb hier mijn groudstofl'en bij de hand, er is
geen gebrek aau water eu beneden in het dal aau
de rivier woueu meusclieu; hier kunnen wij leven".
En hij ging aau het werk, draaide een vuurboor,
rooide de struiken, maakte den grond, vaar hij
zijn hut, wilde opslaan, efi'eu, vlocht de muren vau
boomtakkeu, mankte een zitplaats vau een boom
stam en ziju werkplaats was gereed. Met ziju bijl
doodde hij den los eu den wolf, die te dichtbij zijn hut
kwamen eu eens ook ecu man, die Mesea wilde o ver
vallen. Zelfs dengrimmeustiertradhij tegen eu deed
hem verschrikt terugdeinzen al kon hij hem dan ook
niet overwinnen. En middelerwijl sloop de vrouw,
eveneens met eeu bijl gewapend, door het kreupel
hout en zocht wortels eu vruchten, deels tot on
middellijk gebruik, deels om dou dorren,
steeuachtigeu akker te beplanten. Zij haalde ook vogel
nesten uit, eu bracht haar mau deu inhoud daarvan,
ja, het gelukte hun zelfs al spoedig, gezamclijk
eenige jonge geiten te vangen; de vrouw maakte
deze tam, door ze op vaste tijden water te geven;
eu zoo fokte zij langzamerhand een kleine kudde aan,
die des avonds geregeld biuneu eeu door hou op
gerichte omheining terugkeerde. Tweemaal in de
maand, bij nieuwe cu bij volle maan, daalde hij
in het dal neer, om de voortbrengselen vau ziju
vlijt aan de markt te brengen eu daarvoor audere
dingen, iu de eerste plaats brood, in te ruilen;
want daar beneden had men reeds koren eu kende
men de kunst de korrels fijn te wrijven en daar
van dunne koeken te bakken. Iu den beginne
zagen de bewoners vau het land deu vreemdeling
met booze blikken aau cu meer dan eens was het
tot een gevecht tusschen hem en eeu zijner
beroepsgcnooteu gekomen ; maar hij was sterk en joeg
ziju tegenstanders vrees aan; zijn meerdere be
kwaamheid iu het vak kwam hem goed van pas,
de menscheii vonden ziju waren beter, dan die,
welke tot uu toe daar te lande gemaakt werden
eu zoo kreeg hij al spoedig veel klanten ouder
de mannen, die op de maaufeesten bijeen kwamen,
om ruilhandel te drijven. Het, ging hem iu alle
opzichten goed, totdat zijn kind ziek werd ....
Den volgenden morgen stond de man voor de
legerstede vau het kind, iu afwachting, dat Let
zou ontwaken. Toen de kleine de oogen opende,
sloeg de vader hem een poosje nauwlettend gade,
maar er was geeu zweem vau herstel waarneem
baar. Na een oogenblik iu gedachten verzonken te
ziju, vroeg hij: Wilt gij met, mij naar buiten
gaau ?" En Heth antwoordde: Ja, draag mij als
het u belieft!" Daarop nam de vader hem voor
zichtig iu zijn armen eu legde hem buiten iu de
schaduw van een hoogen boom, op een plaats, waar
de grond met dorre bladen bedekt \vas, neer en
terwijl hij zijn steeueu spleet, babbelden zij
met, elkander. Steeds opnieuw moest hij hem eeu
beschrijving van het paard gcveu en de oogjes
van deu kleine schitterden, wanneer hij over het,
vreemde dier sprak. O, wat zou ik graag ecu
paard willen hebben," riep hij telkens, wat zoude
ik graag een paard zien."
Terwijl hij daar zoo lag en zijn oogen voor
een poosje gesloten had, zat de vader in ge
peinzen verdiept naast hem; hij liet het
gercedschiip rusten en een paar traiicu rolden
langs ziju wangen, toen hij bij zich zelf dacht:
,,Ja, ventje, wanneer je nog maar gezond genoeg
was, om je naar beneden te laten dragen!" Hij
dacht, na en trok niet zijn beitel lijnen op ecu
steeupn plaat. Op eens verhelderde zijn gezicht; zijn
blik was op eeu boomvvortel gevallen, (lic dicht bij
hem lag, eeu zonderling gevormd ding, dat, vier
korte takken als pooten in (Ie lucht stak. Hij sprong
op en knipte met duim en vinger als om een plot
seling bij hem opgekomen gedachte lichamelijk vast,
te houden; ,,ik zal het wel in orde krijgen, zoo zal
ik het, aanleggen," riep hij uit.
Daarop giug hij weer zitten cu maakte vau eeu
stuk vuursteen eeu nieuwen beitel, waaraan hij zeer
handig een halfronden vorm wist, te geven, Boven
op deu berg kende hij een plaats vaareen laag vau
een zachte steensoort werd aaugctroiien, waaruit
hij vroeger reeds bekers vervaardigd had; daarvaa
baalde hij uu eenige groote klompen ea toog ver
volgens aan het werk. Een vreemdsoortig werk,
zooals zijn vrouw opmerkte, toen zij hem zijn eten
bracht, noch een pijl, noch een bijl, noch een van
de andere voorwerpen, die zij anders onder zijn
handen zag ontstaan. Drie stukken verknoeide hij,
maar z weetend en bij zich zelf mompelend begon
hij telkens onvcrdroten opuieuw, en eindelijk,
na twee dagen zwoegens, kwam de vorm duide
lijk te voorschijn, vier pooten, een dierenkop met
ooreu, eeu dikke staart; het werd een lomp ding,
maar toch kou men er met eenigcii goeden wil'
eeu paardje in herkennen. De vrouw deinsde voor
dat maaksel achteruit; zij hield het voor een too
vermiddel, maar hij was nog eeu dag bezig met
vijlen eu polijsten, legde het den volgeuden morgea
op het bed vau deu kleinen Heth eu deed de deur
wijd open, om te kunnen zien, hoe blij het kind
was, wanneer hij zeide: dat is een paard, dat is
uw paardje!"
Ziju moeite en volharding werden beloond- de
kleine straalde van vreugde en wilde het paardje
dagen lang niet loslaten; Lij nam Let mee uaar
bed als hij sliep en het moest mee, wanneer hij
naar buiten gedragen werd eu bij ziju vader voor
de deur zat; eu wanneer hij weer eens zong wat
hij bijna verleerd had, dan deed hij het, wel is
waar slechts zacht en maar even, wanneer ziju
magere Landen het diertje streelden.
Ach, zijn zingen werd steeds zachter en ver
stomde spoedig geheel en al; die vreugde was zijn.
laatste vreugde geweest; toen Let weer nieuwe
maan was, lag de kleine Heth daar dood en de
handjes, die nog over het paardje gevouwen waren
waren voor altijd verstijfd. De vrouw schreide en
gilde eu reet zich het lichaam open met scherpe
splinters, de man zat voortdurend sprakeloos
naar Let lijk te staren. Tegen den middag
stond hij op, ging naar den berg en Laaide groote
platte steenen. »Hier kan ik uiet blijven", sprak
hij, maar ik zal een grafteeken voor hem oprich
ten, zooals dat op het graf van ouzen koningszoon
daar ginds bij de monding der rivier;" en onderwijl
hieuw hij vierkante stukkeu uit de door hem ge
haalde steeucn.
Het dak eu de waudeu der hut brak lui voor
zichtig af en de palen schudde hij zoo lang lieeu en
weer, totdat zij los zaten eu Lij ze uit den grond
kon trekken. Des nachts hielden beide de wacht
opdat geen der rondsluipende dieren te dicht zou
naderen. Toen de zou opkwam, legden zij dea
kleine neer op friscli stroo, midden op de plaats
waar het huisje gestaan had; het paardje legde
hij op zijn borst en de Landjes gevouwen daarop
Vervolgens kuste hij hem uog eens. Met zijn ruwe
hand streek hij zachtjes een verdord blad we"- dat
pp het voorhoofd vau ziju doodeu lievelin" geval
len was en daarna begon hij zijn droevigen
arbeidhij metselde hem m; zooals hij daar lag, bouwde
hi] een vierkaute kamer om hem heen, sloot die
vau hoven met een grooteii, platten steen en richtte
daarboven een kleine pyramide op.
Des avonds was ziju werk voltooid en stond
het grafteekcii op de plaats, waar vroeger het
huisje gestaan had. Daarop wapende hij zich met
zijn bijl, boud zijn gereedschappen bijeeu, nam zijn
vrouw bij de haud en sloeg met haar deu wc<* naar
het noorden iu uit de verte klonken nog°haar
wanhoopskreten, ouder het slaken waarvan zij de
oude woning verliet, om aan de zijde van hareu
makker eeu nieuwe te zoeken.
Het was zeven duizend jaar later. Aan den oever
van den Tigris liepen tegen den avond twee
Europeauen, met een gevolg van met pieken eu schop.
pen gewapende mamicu. De oudste zeide: Van
daag hebben wij te vergeefs gewerkt. Eu toch ziet
deze dorre bodem er uit, alsof hij alles, wat aan
hem is toevertrouwd, voor eeu wig'moest bewaren."
En tevens wierpen beide ouderzoekende, speurende
blikken langs de helling. Plotseling verwijderde
de^ jongste de binocle vau ziju oogen eu zeide :
Kijk eens daar ginds naar dat vooruitstekende
gedeelte van den tegenover liggendeu rotswand;
dat ziet er eigenaardig uit eu doet het vermoeden
bij mij opkomen, dat daar menschenhaudeu aan het
werk geweest zijn, men zou zeggen, dat de grond
daarvoor vlak gemaakt was." Juist," zeide
deliiderc, maar de verhoudingen zijn zoo klein, alsof
het kindera-el-k is. Het is echter altijd de moeite
waard, het te onderzoeken; laten wij er heen gaan."
Zij staken dientengevolge het dal door en be
klommen eeu der heuvels aan de tegenover gele
gen zijde. Daar heeft eeu huisje gestaan", zelden
beide bijna te gel ijker tijd, toen zij ter plaatse
aangekomen waren, oudste vorm, grond en ach
terwand vlak gemaakt. Maar die hoop daar, ziet
er eerder als een tumulus uit." Een hunner nam
zelf ecu schop ter hand, om de overblijfselen, die
men zou kunnen vinden, voorzichtig 'uit te "ra
ven. _ Terwijl hij het puiu langs de helling uaar
beneden liet rollen, riep ziju makker op eens;
Halt!" cu Laaide van onder het puin. een drie
kant^ voorwerp te voorschijn, dat Lij ziju mak
ker liet zien. Een lauspuut, vuursteen, techniek
zooals in het Lol vau Eizics, maar aau de spits
(?enigszins gepolijst; dat is merkwaardig, liet schijnt
mij bijna toe, alsof wij onzen dag toch nog goed
zullen maken." Nu greep ook de jongste naar een
schop, en al spoedig stieten zij onder do puin
hoop op een harden bodem; een kh-iue steeuen
kamer met een daarboven opgerichte half
iuzevallcn pyramide kwam te voorschijn. De beide "ge
leerden zagen elkander aan. /.Hoogst merkwaardig,"
zeide de ccne en de andere knikte daarbij met, het
hoofd, dat, is niet van gebakken steenen opgemetseld
zooals de monumenten uit, later tijd iu' de vlakte'
maar uit serpentiinsteen." En de andere voegde n
aan toe: Dat moet zeer oud ziju; wanneer uien
bedenkt, dat serpentijnstecu de grondstof voor zoo
veel werken uit de latere steeupcriode was lio-t
het vermoeden voor de Land, dat tusschen dezen
tumulus en die laaspunt eenige samenhang bestaat,
dat beide misschien het werk van denzclfdeu meester
zijn, eu dan zouden svij dus een monument uit het
overgangstijdperk tot deu ge.polijsten steen voor ons
hebben. AVij zullen hier dan zeker nog wel meer
overblijfselen uit dien tijd vinden; maar in de aller
eerste plaats zullen wij dit Lier openen." Voor
zichtig begon nieu nu de pyramide te verwijderen.
De laatste plaat viel in puin naar beneden' en nu
zagen zij het binnenste vau een kleine grafkamer.
Beide bogen zich voorover eu woelden met hun
handen iu de overblijfselen rond. Eerst kwamen
eeaige platte, Lalf vergane stukken been te voor-~
J