Historisch Archief 1877-1940
Nb. 604
DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
fc.- '
,*-.Nog slechts n seconde van pijnlijke stilte, en
alle elementen geraken te gelijk aan het woeden.
De strijkinstrumenten doen een stormvlaag van
noten met toenemende kracht door de ruimte
gieren. De klarinetten gaan te keer als kinderen,
die ten doop gehouden worden. Te vergeefs roe
pen de bazuinen met hare vervaarlijke stemmen
herhaaldelijk: stilte !!! stilte !! l De violoncellen
en contrabassen stoien er zich hoegenaamd niet
aan. 't Is of zij er juist pleizier in hebben een
beweging te maken, alsof er een regiment
curassiers°aan het chargeeren is. De anders zoo kalme
man met de bekkens schijnt ook al aangestoken
en verwilderd door het algemeen geraas en getier.
Hy doet zijn koperen platen sidderend schitteren
als bliksemflitsen, en laat ze hard en
verachtetelijk niezen. Wacht, denkt op zyne beurt de
paukenist, ik zal je een handje helpen.
Een ratelslag zoo hevig en langdurig, dat hij ten
minste voor een oogenblik het gekakel van de
klarinetten tot zwijgen brengt, is zijn bescheid
Maar nu mengt ook papa Orgel zich in het
strijdgewoel. Behalve het vreeselijk geweld boven den
grond, ontstaat er nog een vervaarlijk
onderaardsch gedreun en gekraak, gelijk aan eene
aardbeving. Men moge over de moderne muziek
denken zooals men wil iedereen ademt ruimer
als ten laatste het onweder bedaart, en een heil
zame plasregen van kletterend handgeklap aan
toont dat het gedaan is. In de pauze brengen de
heeren bezoeken aan de dames Over het gehoorde
?wordt natuurlijk weinig of niet gesproken, omdat
men eerst den volgenden avond in de courant
met juistheid kan zien, hoe hoog of hoe laag de
verschillende klankeffecten genoteerd staan; men
houdt er niet van. zich te vergissen.
Daarenboven worden in den Haag te veel
vreemde dingen om niet te zeggen Kamper
streken uitgehaald, die ook besproken moeten
worden.
Schaatsenrijdsters op de Boschvijvers zakken
moedwillig door ijs van n nacht, en worden a
Ia Jonas in den Walvisch door een snoek al
thans door een politie-agent van dien naam
weer op het droge gebracht. Eon heele rist
paren verschijnt ten stadhuize om in den
echtelijken staat verbonden te worden, maar vindt geen
ambtenaar van den bur.erlijken stand ora hunne
voorgenomen huwelijken te bekrachtigen, daar
deze menschensoort meer houdt van reizen en
trekken, dan van op het stadhuis zitten. De
trouwlustigen kunnen er niet toe komen, hunne
groote plannen uit te stellen of te laten varen.
Zij wachten maar met Job's geduld ; en alweer
wordt bewaarheid de oude regel:
Wat baet het of ghij draeft en swoeght en V verhit?
Fortuyn liefst hem besoekt, dia wacht en stille zit."
Bloot toevallig keert een van onze Haagsche
Stanley's" nog wel een ex-wethouder, dien
men gelukkig vergeten had als ambtenaar van
den burgerlijken stand, te ontslaan juist van
een ontdekkingstocht huiswaarts en komt alles
nog in orde. Op het Strauss-bal neemt men proe
ven ract het dansen zonder orkest, op de manier
van de bewaarschool-kindertjcs. Zoo maar onver
wacht laat men daar nu en dan de hoelo muziek
thuis blijven. Onze raad verwerpt het plan van
een nieuw scbeepvaart-kanaal, en neemt dat plan
een paar weken later weer aan, alleen om de
gekke gezichten van de gefopte gemeentenaren
te zien, enz. enz. Z.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Frascati. Grand Thé&tre.
D<? Hoeren Prot hebben aanspraak op onze erken
telijkheid voor de smaakvolle en onbekrompen wijze,
waarop zij, naar hunne gewoonte, de operette
van Paul Ferrier La petite muette" in 't Hol
landser! hebben ten tooneele gehracht. Die een
reeks van aangename en eigenaardige muzikale
frazen hooren willen, waarbij door het dramatiesch
verband het militaire element met veel takt is
heengewerkt, die Kreeft, Dekeukelaere, Kiehl,
Van Beem en Mev. Buderman, met hur. gewone
verve en bedrevenheid, een luimig-bedoeld
zangspel willen zien uitvoeren, moeten niet nalaten
naar Frascati te gaan. 't Is echter wel jammer,
dat do Heer Gaston Serpette geen beteren text
voor zijn kompozitie gehad heeft dan het werk
van den Heer Ferrier, van wiens meeste komedies
(sedert zijn optreden in 1868) te-recht getuigd
wordt qu'ils u'ont guère eu de succes durable''.
Er komen een paar oude Heeren in het stuk voor,
die bij herhaling zeggen, dat zij er niets van be
grijpen. Wij vreezen, dat dit (althands met be
trekking tot deze hollandsche bewerking) ook met
vele toeschouwers het geval is geweest, en zelfs
ligt, bij ons. cnder de zelfde verdenking de
»edakteur van den korten inhoud" in het textboekjen.
Ge qui n1 est pas clair, n'est pas francais, en het
mag verwondering wekken, dat een
tooneelschrijver als de Heer Boudier niet getracht heeft, in
zijne vertaling, de zaken wat te verduidelijken.
Een jonge spaansche Dame wordt, door een
schrik, stom. Haar voogd, een andere Bartolo,
raadpleegt een dokter, een andere Diafoirus,
om haar te genezen. Als de snaren van het hart
in beweging worden gebracht, zegt hij, dan zul
len de spraaktuigen van zelf weer werkzaam wor
den. De voogd verbeeldt zich, dat de liefde, die
hij zich vleit haar in te boezemen, haar dus ge
nezen zal, en besluit zijn huwelijk door te zetten.
Maar de Senior a (ik schrijf er een i in, bij ge
mis ter drukkerij van de n con tilde") bemint
een jong Kolonel. De voogd, die, ex-Gooverneur
van Burgos, afwisselend gunstig en ongunstig
bij den Koning staat aangeschreven, krijgt de
t\jding, dat zijne pupil tot voorlezcres bij de
zuigeling-Infante benoemd is. Hij durft niet zcggeni
dat zij haar spraak verloren heeft. Door een
nieuw toeval krijgt ze deze te-rug. Dat moet
echter voor den voogd geheim worden gehouden,
opdat hij niet zou denken, dat zij iemant met meer
vuur bemint dan hem! Als dan ook Mercedes
zingt, spreekt en voorleest, zorgen de auteur en
regiseur, dat Don Joséd'Albatros niet op het
tooneel is. Hij wordt herbenoemd tot Goeverneur
van Burgos, de jonge Kolonel is de neef van Do»
Gil Perelies, die veel bij den Koning vermag, en
Don Joségeeft zijn toestemming tot het huwelijk
der gelieven.
Hoe merkwaardig zwak de samenstelling ook
zij, komen er t-och aardige bizonderheden in het
stuk voor: bijv. dat aan het eerste bedrijf door
Mev. Buderman pantomimiesch wordt deelgenomen,
en zij, in het tweede, met al de volheid en be
valligheid van haar zang-gave uptreedt; dat zij, |
al zingende, haar voorlezing houdt. Als zij ge
baren maakt, en zekere Casilda, haar zoogzuster,
raadt en uitspreekt wat zij bedoelt, betreurt men,
dat Jufv. Persoons (die hier de ~Xum- Yum gezongen
heeft) nog zoo weinig verstaanbaar Hollandsch
spreekt; want niet alleen zoo als Casilda zeide
ebbe de boome hoore" maar ook de toeschou
wers ; en al heeft het vlaamsch dialekt recht van
bestaan, in een hollandsch tooneelstnk, vooral in
een operette, dient men Hollandsch te spreken.
Ook behoorden de vertaler en de artiesten zich op
de hoogte te stellen van de uitspraak dor eigen
namen Ik laat de uitspraak der Spaansche g en
j daar ; maar Mercedes, met den klemtoon op de
eerste en laatste lettergreep, klinkt barbaarsch.
*
* *
De Heeren van Lier hebben een blijspel" ten
tooneele gebracht van den Heer Jack T. Grein,
die, in Londen, de eer onzer nationaliteit helpt
ophouden, en daarvandaan soms merkwaardige
zaken naar horwaards overbrieft. Hij is oen man
van kennis en smaak, die verschillende taaiin
strumenten met groot gemak bespeelt.
Zijn In den nachttrein" is eigenlijk een in
tooneelvorm geschreven anekdote. Mev. Ducoudray
is overgelukkig met haar lieven, trouwen man. Bij
't opgaan der gordijn, wacht ze hem af, met een
lamp en een theeblad ('t is een wintermorgen).
Hij moet, namelijk, van Brussel, p. nachttrein,
arriveeren (we zijn in Parijs). Daar komt hij De
ontmoeting is allerhartelijkst, maar de mari" is
een beetjen gcprseokkupeerd. Nu en dan geeft hij
een gilletjen. Hij heeft pijn aan zijn wintervoe
ten. Vrouw-lief dwingt hem toe te laten, dat ze
hem zijn pantoffels aantrekt. Zij trekt hem zijn
bottwes uit. O schrik! het oen e laarsjen is dat
van een vrouw. Inderdaad, hij heeft met een Dame
gereisd. Hij mag honderd maal zeggen, dat hij
zich, om zijn wiiitervoeten, ontschoeid had en in
vergissing, enz. Mev. Ducoudray ontsteekt in
toorn, hem van alles verdenkende. Zij laat haar
mantel komen, en vliegt naar Maitre Jules
Deslandes, een advokaat, rue zoo-on-zoo Daar
komt, bij Ducoudray, Mev. B i art binnen, de Damo,
met wie de goede man gereisd heeft: zij is wan
hopig. Na dat de Heer Ducondray de koepee
verlaten had, trok ze haar bottines wér aan, die
ze, om beter te kunnen slapen, in don wagen had
uitgedaan; en daar is n van de twee een
heerenI'aars! Wat zou ze doen? Ze ging naar huis
Haar hartelijke man ontving haar. en dw,ong haar,
om na de lange reis meer op haar gemak te
zijn, pantoffeltjens aan te doen. Snsannel
een heerenlaars!" Biart, oen joernalist, is woe
dend geworden, en naar een advokaat goloopen,
om een scheiding te bewerken.
Wat moet ik doen! Wat moet ik doen T'roept
Susanne, en Decoudruy vraagt: Naar welken
advokaat?" Kaar Maitre Deslnniicst rue zoo
enzoo!" Op het zelfde oogenblik gaat de deur
open, en Mev. Ducondrmj, de lieer Biart, bene
vens Maitre Di-slandes, treden binnen. Ah!!"
De goede Ducoudray vertelt prsecies de waar
heid; de advokaat glimlacht: Met. Ducondray en
de Heer Biart zijn overtuigd: men blijft samen
déjcunecren en Biart zal van hot geval een com
muniquévoor zijn dagblad maken, dat hem 80 frs.
opbrengt. Hiervoor noodigt hij de vrienden te
dineeron, en met champagne zal de nieuwe vriend
schap worden beklonken.
Men ziet het is een onschuldig intrigetjen ;
het heele stuk duurt 17 minuten. Het word zeer
goed gespeeld, door den Heer Mutters, Mev.
Verstraeten, den Hoer Andréen Mev. Andr
-Mceuwissen. Het is een aardig dingctjen, zonder
praetensie. 't Is wel wat onwaarschijnlijk maar er
zijn mannen, die heel kleine voeten hebben. Als
men een aanmerking zofi maken, zou het niet
zijn op den solüoqne, waar Mev. Vcrstraeten mee |
aan te vangen heeft. Alleenspraken te houden, en j
zelfs zaken aan het publiek te verhalen, is een
handeling, waartoe het naturalistische even zeer
als het klassieke tooneelstnk zonder verzet do
vrijheid neemt: maar het zou wezen op den stijl
der verhalen van de twee Dames. Mev. Andr
heeft zeer korrekt het opstel van den Heer Grein
te-rug-gegeven; maar ook Mev. Vcrstraeten is er
niet in geslaagd er genoegzame losheid in te
brengen. Voor het overige het stukjen maakt
den indruk van iets Fransch'. Is er geen overvloed
van fransche geestigheid in, over fransche licht
zinnigheid heeft de toeschouwer hier zich noch
te ergeren, noch heen te zetten.
17 Jan. '89. A. TH.
LA PORTEUSE DE PAIN.
Na Boger la Honte heeft hot Ambigu-theater
de kans, dat weer een honderdtal voorstellingen
op de 120 van het vorige stuk zullen volgen.want
La Poïteuse de pain. het nieuwe drama van Xavier
Montépin en Jules Dornay, is een volkomen succes,
Men krijgt waar voor zijn geld, want het nieuwe
drama begint te acht en eindigt te n uur, heeft
vijf bedrijven, acht tafreelen en een voorspel;
men hoort er zingen, ziet er fraaie decoratieven
en dansen, wordt er gespannen tot het uiterste
en kan er schreien naar hartelust. De roman
van Xavier de Montépin, waarnaar het gemaakt
is, deed de dagelijksche oplage van het Peut
Journal met 100,000 exemplaren stijgen en het
stuk is zeer goed in elkaar gezet; men zal liet zeker
binnenkort in alle hoofdsteden van Europa zien.
De intrigue is geheel rieu-x jeu, maar mist haar
werking niet. Haar zoo kort mogelijk vertellen
zal reeds eenige ruimte vorderen. Het eerste
tafereel speelt bij een eerwaardig pastoor; men
ziet zijn lieve pastorie, zijn serre, zijn tuin. De
pastoor doet de serre open en vindt er een on
bekende, die er zich verborgen heeft. De
onbekende ziet er zeer ongunstig uit, maar
de pastoor, even als monseigneur Myriel
met Jean Valjean doet., zegt tot den onge
lukkige : Ga in deze kamer, ik wil niet weten
wie pj zijt, slaap gerust en morgen kunt ge ver
der gaan." De man verdwijnt; men weet wel,
dat hij niet zal gaan slapen en dat men hem
terug zal zien.
Weldra verschijnt een tweede persoon, eene
vrouw, bleek en haveloos, met een klein knaapje
bij zich; het kind heeft een stokpaardje onder
den arm. De vrouw wordt ook door den pastoor
opgenomen, maar zij doet wel haar verhaal, een
lang verhaal, maar uitstekend verteld door Mme
Lorou, die vroeger bij de Comédie-Frangaise ge
weest is. De vrouw heet Jeanne Fortier, zij was
portierster in eene fabriek, die juist afgebrand is.
De brandstichter, die heeft weten te ontsnappen,
heeft den eigenaar vermoord. Jeanne alleen kent
den brandstichter en moordenaar; hij heet Jacques
Garraud en was meesterknecht in de fabriek.
Het bewijs voor zijn schuld put zij uit een brief,
dien hij haar den vorigen dag geschreven heeft,
van dezen inhoud: Wilt gij met mij naar Ame
rika gaan ? Ik ben dan in het bezit van 200,000
francs, en ik ken het geheim eener uitvinding,
waarmede millioenen te verdienen zijn." Als de
brief er nog maar was, kon Jeanne hare onschuld
bewijzen en er zou geen drama zijn. Maar den
brief heeft zij verloren on wat erger is, zij is
juist van de fabriek weggezonden omdat zij een
vat petroleum gekocht had, en met dit vat petro
leum is de fabriek in brand gestoken. Geen
wonder, dat men haar beschuldigt. Zij is ge
vlucht, en verzekert den pastoor van hare on
schuld. De pastoor zegent haar en wil ook het
kind zegenen. AVaar is het kind ? Het speelt
in de kamer met zijn stokpaardje en voedert dat
paardje met alle stukken papier, die hij op den
grond vindt. Dat doet hij altoos!" zegt de
moeder.
Het publiek, in drama's ervaren, brengt den
verloren brief en het paardje, dat met papier
volgostopt wordt, in verband, en niet ten onrechte.
Jean Garraud. want iodor begrijpt, dat de on
gunstig er uitziende vluchteling de meesterknecht
is, heeft dit gansche verhaal afgeluisterd, maar
zich toen bedacht, dat de politie Jeanne Fortier
wel zoeken zal en dus in stilte haastig de pasto
rie verlaten.
De politie verschijnt ook spoedig: zij komt Jeanne
Fortier arres'.eeren. Mijn kinderen!'' roept
deze. Zij heeft er twee, het knaapje met hot
stokpaardje en nog een klein moisje van vijftien
maanden, dat zij heeft uitbesteed. Voor het knaapje
zullen de pastoor en zijn neef, een jong schilder,
zorgen: het andere moet maar naar het armhuis.
Jeanne wordt wanhopend weggevoerd en het
voorspel is geëindigd.
Het volgend tafereel speelt twee-en-twintig
jaren later. Jacques Garraud is indertijd in Frank
rijk voor levend verbrand gehouden; men heeft
hem in de vlammen gezien on gedacht dat hij
zijn meester wilde redden. Hij is deswege als
held en martelaar geprezen. In Amerika heeft
hij inderdaad de millioenon verdiend, waarvan hij
gedroomd had; in het hospitaal heeft hij, bij zijn
aankomst, zijn papieren geruild tegen die van een
jong Franschman, die er gestorven was; hij heet
nu Paul llarmand. Hij is getrouwd, is weduwnaar
en heeft eene dochter, hot evenbeeld harer zalige
moeder,'' een mooi meisje, maar tcringachtur.
Hij heeft den lust niet kunnen weerstaan, naar
Frankrijk tcrng te koeren; anders was er weer
geen drama geweest. In bet tweede taireol vindt
men dan Jacques Garraud's dochter, Mary
Harmand, in conferentie met eene naaister Lucie
(gespeeld door de schoone Madame Harris). Zoo
dra men verneemt flat deze Lucie geen van"
hoeft, raadt men dat zij de verlaten dochter is
der veroordeelde Jeanne Forticr, het kind uit het
armhuis. Jeanne is tot levenslange gevangenisstraf
veroordeeld, en men heeft, volgons de regelen van
het armhuis, het kind haren familienaam niet
genoemd.
Mary Karmand is dus reeds in aanraking met
oen der slachtoffers van haren vader. Woldra
komt een tweede, Georgcs Daricr, vroeger het
kind met het stokpaardje, thans een knap
jongman, met zijn leermeester en pleegvader, den
schilder Etienne Gastel. Het stokpaardje, waar
naar het publiek nieuwsgierig is, komt ook ter
sprake; men verneemt, dat Etienne Gastol het
altoos bewaard heeft, omdat hij plan heeft een
schilderij te maken, de arrestatie van Jeanne
Fortier voorstellend, en waarbij dit document hem
van dienst kan zijn.
Hij komt aan Paul llarmand. den
brandstichter-millionair, eene betrekking in zijne fa
briek vragen voor een jongraensch, ecu vriend van
George Darier, genaamd Lucien Labroue. Op het
hooren van dien naam is de millionair geschokt,
want hij begrijpt dat Labroue de zoon moet zijn
van zijn vroegeren, door hem vermoorden, patroon.
Dit verhindert hem niet, den jongman de ver
langde betrekking te geven, integendeel, zoo zal
hij hem steeds in het oog kunnen houden. Maar
Lucien maakt nog een anderen indruk; zoodra
Mary hem ziet, bemint zij hem. Het arme meisje
weet niet, dat Lucien sinds lang iu 't geheim
verloofd is met haar naaistertje, Lucie, de dochter
van Jeanne Fortier.
Het derde tafercel speelt in een klein restau
rant, waar vooral de bakkers komen. Daar kwam
ook indertijd Lucien, toen hij het nog niet breed
had, wel eens eten met het naaistertje Lucie; en
nu hij een mooie betrekking bij den millionnair
Paul llarmand heeft gekregen, wil hij niet trotsch
zijn, maar er nog eens met haar komen eten.
Terwijl zij er zitten, komt een oude vrouw,
armoedig gekleed, binnen; het is Jeanne Forticr.
Deze is indertijd uit do gevangenis gevlucht, lijdt
steeds gebrek, en zou zich zeker wel van het leven
beroofd hebben, als zij niet twee redenen had om
te blijven leven; hare beide kinderen weer te zien,
en cion moordenaar-brandstichter op te zoeken.
Zij vraagt nu een bord soep, voor haar laatste
geld, en zet zich in een hoekje. Het is een
vroolijk tooneel; de bonnes bedienen, evenals in
de bouillons Duval, en de koksjongens halen grap
pen uit, zingen een liedje en dansen wat; en in
een ander hoekje zit het jonge paar, Lucien en
Lucie, te minnekoozen.
Eene plaats als broodrondbrengster" bij n der
bakkers is open; Jeanne gaat zich aanmelden
onder den naam van Lise Platin en men neemt
haar aan; zoo is de naam van het stuk gevonden,
en de draden der intrige zijn gespannen.
Nu kan de intrige haren gang gaan. In het
derde bedrijf moet Paul Harmanu, die zijn doch
ter Mary ziet verkwijnen van liefde voor Lucien,
haar met al haar millioenen aan den jongman
aanbieden. Lucien weigert, en zegt dat hjj Lucie
bemint. Dan antwoordt Paul Karmand, die niet
stil gezeten heeft, maar ontdekt heeft, wie Lncie
is, tot den jongman: Weet ge met wie ge trouwen
wilt? Met de dochter van de vrouw, die veroor
deeld is wegens brandstichting en moord op uwen
vader. Er is een afgrond van bloed tusschen u
beiden!" Lucien is rampzalig, en deelt het Lucie
mee, in tegenwoordigheid van Jeanne, die niet
kan spreken, omdat zij hare onschuld niet bewij
zen kan. Jeanne voelt wel, dat er nog iets aan
te doen moet zijn, al kan zij, arme, onkundige
vrouw, het niet vinden. Zij gaat een advokaat
raadplegen, en die advokaat is George Darier,.
haar zoon. . .
Alles komt terecht; de ondeugd wordt ontmas
kerd en gestraft, da onschuld door middel van
hot stokpaardje bewezen. Maar er is nog een,
voorlaatste tafreel, dat een zeer grooten indruk
gemaakt heeft, zoowel door het decoratief als door
de actie. Het tooneel stelt voor een straat, waarin
een riool gegraven wordt, 's nachts. Er zijn lan
tarens, en een bak met gloeiende kolen voor den
waker. Rechts een huis dat verbouwd wordt, met
een steiger er voor. Links een ander huis, waar
van twee verdiepingen van binnen voor het pu
bliek zichtbaar zijn. In dit afgelegen huis bewaart
Paul Karmand zijn compromitteerende papieren.
Twee bakkersjongens, vrienden van Lucien La
broue, komen er 's nachts de papieren stelen,
die trouwens niets bewijzen zouden, omdat het
echte stuk in het stokpaardje zit. Men ziet hen
in den donker rondsluipen, wegkruipend en den,
adem inhoudend als Paul Harmand komt; het
scheelt weinig of zij worden verrast, maar zij
ontdekken zelf een vreeselijk geheim.
Paul Harmand wil Jeanne Fortier, de
broodvrouw, uit den weg ruimen. Hij weet, dat zij
iederen morgen, om vier uur, in het huis daar
over brood brengt. Op een bepaald oogenblik
gaat zij dus onder den steiger door; hij heeft
's nachts de touwen doorgezaagd en een hand
langer zal, als hij het toeken geeft, alles in elkaar
doen zakken. Paul Harmand staat nu aan het
raam, achter het gordijn te loeren. Jeanne For
tier komt. .. een sla >;. het geheele steigerwerk
stort in elkaar en komt op haar hoofd te vallen.
Het oogenblik was zoo goed gemachineord, dat
er een kreet van schrik uit hot publiek opging;
men meende dat de actrice alles op het hoofd
kreeg. Zij ontsnapt wonderdadig en, op het
oogenblik dat de moordenaar meent zeker van
zijn zaak te zijn, terwijl de grauwe morgen daagt,
verrijst zij wrekend voor hem; hij wil haar wur
gen, maar ook dit mislukt en hij wordt aan de
justitie overgeleverd.
Het stuk zou de goede interpretatie niet noodig
gehad hebben; de charpente is zoo, dat het zich
zelf moet spelen. Louis Denayrouze in de R
publique prijst den eenvoudigen dealoog zonder tira
des en de duidelijkheid van het samenstel; de
croniqucur Vit u en Le Monsieur de forchestre in
Figaro geven om strijd een lang verslag; Durranc
in de Justiee ze^t: Het stuk bevat geen enkel
nieuw of vernieuwd denkbeeld, het is hè', echte
goede melodrama" in zijn trotsche onveranderlijk
heid; Sarccy in den Temps f pot een weinig met
het oude ruelo, maar zet er toch de spannende
peripetieën met veel genoegen van uiteen; Jules
Lemaitre in de Débats no( mt het drama zeer
goed gemaakt en zeer boeiend.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Chronologisch gerangschikt, heb ik te vermelden:
de opera's Miguou" iu de Frauselie Opera met
Sigrid Arnoldsou in de titelrol, De Hugenoten"
in de HollauJsche Opera en nog eens met een
enkel woord Le roi d'\V.
Do Miguou" van Sigrid Arnoldson is een on
vergetelijke creatie! Niet wijl Aruoldson m. i.
wat haac zang, op zichzelf beschouwd, aangaat,
zulk eeue ster van de eerste grootte mag genoemd
worden, maar wijl de naïviteit eu teeriiartigheid,
die vau het bekoorlijke natuurkind //Mignou" moe
ten uitgaan, in haar zulk een allerliefste
vertolkster vonden. Zij scheen mij voor de rol vau Mignou"
als geknipt. Slechts was hare Miguon" misschien
ceu beetje al te jeugdig*. Hoe het zij de
bekoring, welke die reine, heerlijk gctirabreerde
stem; het kunstgenot, dat die stem iu hare ideale
uitdrukking vau zoovei l waar gevoel verschafte,
met eu benevens de indruk van Sigrids aauvallige
persoonlijkheid dit alles bleek onwederst.aaiihaar.
Daverend applaus heeft haar: »Connais-tu Ie pays"
en do boudoir-scèue iu de 2e acte bekroond.
Hiermede is niet gezegd, dat Sigrid Aruoldson
wat haar zang zelf vooral harsr techniek
aangaat, reeds tot den allrrhoogsteu kring van be
gaafde zangeresseu kan gerekend worden. Daartoe
is hare stem niet groot eu ook nog niet ontwik
keld genoeg eu zou ik haar daarenboven in de
grand opéra" willen hooreu en in een rol, die
gelegenheid geeft tot groot.er krachtsuiting dan
Miguon." Maar genoeg zij het, dat zij en haar
opvatting eu haar stem zelf bekoorlijk zijn en frisch
als het bosch op eeu lentedag en het gezang vau
den leeuwerik iu den zounigeu aether.
Zij werd zeer goed ter zijde gestaan door Mme.
Dorian (l'hiline) en de lleereu Barbe en Darnaud
respectievelijk: Wilhelm Meister en Lothario;
terwijl ook de rolleu vau Laërte en Tredene in
goede handen berustten. Vooral Mme. Dorian was
dien avond uitmuntend eu maak ik deze dame iu
het bijzonder mijn compliment voor haar: »oui, je
veux plaire a tous les yeux" (3e scène, 2e acte'
en haar: je suis Titauia la blonde", waarin
allee!hoog es cu d wat geschreeuwd werden. Ook iu
het duet tusschen i'hilme en Wilhelm, aan het
eind van de reeds genoemde 3e scène, 2e acte
was zij eu ook de Heer Barbe! hoogst ver
dienstelijk. Vau den Heer Barbe verder acl.t ik
de Romance (5e scène van de 3e acte) zeer wel
geslaagd ; alleen mag deze zanger niet aan het
muzikale effect de duidelijkheid van den tekst
opofferen, hetgeen n. a. geschiedde bij en
vaiu", dat als eufm" klonk. Zooals ik reeds eens
opmerkte,, is het ook jammer, dat des heereu
Barbe's tonen wat geperst (duitsch .- gcquetscht")
zijn, d. w. z. aüiter aan het vcrliemelte worden