De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 20 januari pagina 3

20 januari 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nb. 604 DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. fc.- ' ,*-.Nog slechts n seconde van pijnlijke stilte, en alle elementen geraken te gelijk aan het woeden. De strijkinstrumenten doen een stormvlaag van noten met toenemende kracht door de ruimte gieren. De klarinetten gaan te keer als kinderen, die ten doop gehouden worden. Te vergeefs roe pen de bazuinen met hare vervaarlijke stemmen herhaaldelijk: stilte !!! stilte !! l De violoncellen en contrabassen stoien er zich hoegenaamd niet aan. 't Is of zij er juist pleizier in hebben een beweging te maken, alsof er een regiment curassiers°aan het chargeeren is. De anders zoo kalme man met de bekkens schijnt ook al aangestoken en verwilderd door het algemeen geraas en getier. Hy doet zijn koperen platen sidderend schitteren als bliksemflitsen, en laat ze hard en verachtetelijk niezen. Wacht, denkt op zyne beurt de paukenist, ik zal je een handje helpen. Een ratelslag zoo hevig en langdurig, dat hij ten minste voor een oogenblik het gekakel van de klarinetten tot zwijgen brengt, is zijn bescheid Maar nu mengt ook papa Orgel zich in het strijdgewoel. Behalve het vreeselijk geweld boven den grond, ontstaat er nog een vervaarlijk onderaardsch gedreun en gekraak, gelijk aan eene aardbeving. Men moge over de moderne muziek denken zooals men wil iedereen ademt ruimer als ten laatste het onweder bedaart, en een heil zame plasregen van kletterend handgeklap aan toont dat het gedaan is. In de pauze brengen de heeren bezoeken aan de dames Over het gehoorde ?wordt natuurlijk weinig of niet gesproken, omdat men eerst den volgenden avond in de courant met juistheid kan zien, hoe hoog of hoe laag de verschillende klankeffecten genoteerd staan; men houdt er niet van. zich te vergissen. Daarenboven worden in den Haag te veel vreemde dingen om niet te zeggen Kamper streken uitgehaald, die ook besproken moeten worden. Schaatsenrijdsters op de Boschvijvers zakken moedwillig door ijs van n nacht, en worden a Ia Jonas in den Walvisch door een snoek al thans door een politie-agent van dien naam weer op het droge gebracht. Eon heele rist paren verschijnt ten stadhuize om in den echtelijken staat verbonden te worden, maar vindt geen ambtenaar van den bur.erlijken stand ora hunne voorgenomen huwelijken te bekrachtigen, daar deze menschensoort meer houdt van reizen en trekken, dan van op het stadhuis zitten. De trouwlustigen kunnen er niet toe komen, hunne groote plannen uit te stellen of te laten varen. Zij wachten maar met Job's geduld ; en alweer wordt bewaarheid de oude regel: Wat baet het of ghij draeft en swoeght en V verhit? Fortuyn liefst hem besoekt, dia wacht en stille zit." Bloot toevallig keert een van onze Haagsche Stanley's" nog wel een ex-wethouder, dien men gelukkig vergeten had als ambtenaar van den burgerlijken stand, te ontslaan juist van een ontdekkingstocht huiswaarts en komt alles nog in orde. Op het Strauss-bal neemt men proe ven ract het dansen zonder orkest, op de manier van de bewaarschool-kindertjcs. Zoo maar onver wacht laat men daar nu en dan de hoelo muziek thuis blijven. Onze raad verwerpt het plan van een nieuw scbeepvaart-kanaal, en neemt dat plan een paar weken later weer aan, alleen om de gekke gezichten van de gefopte gemeentenaren te zien, enz. enz. Z. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Frascati. Grand Thé&tre. D<? Hoeren Prot hebben aanspraak op onze erken telijkheid voor de smaakvolle en onbekrompen wijze, waarop zij, naar hunne gewoonte, de operette van Paul Ferrier La petite muette" in 't Hol landser! hebben ten tooneele gehracht. Die een reeks van aangename en eigenaardige muzikale frazen hooren willen, waarbij door het dramatiesch verband het militaire element met veel takt is heengewerkt, die Kreeft, Dekeukelaere, Kiehl, Van Beem en Mev. Buderman, met hur. gewone verve en bedrevenheid, een luimig-bedoeld zangspel willen zien uitvoeren, moeten niet nalaten naar Frascati te gaan. 't Is echter wel jammer, dat do Heer Gaston Serpette geen beteren text voor zijn kompozitie gehad heeft dan het werk van den Heer Ferrier, van wiens meeste komedies (sedert zijn optreden in 1868) te-recht getuigd wordt qu'ils u'ont guère eu de succes durable''. Er komen een paar oude Heeren in het stuk voor, die bij herhaling zeggen, dat zij er niets van be grijpen. Wij vreezen, dat dit (althands met be trekking tot deze hollandsche bewerking) ook met vele toeschouwers het geval is geweest, en zelfs ligt, bij ons. cnder de zelfde verdenking de »edakteur van den korten inhoud" in het textboekjen. Ge qui n1 est pas clair, n'est pas francais, en het mag verwondering wekken, dat een tooneelschrijver als de Heer Boudier niet getracht heeft, in zijne vertaling, de zaken wat te verduidelijken. Een jonge spaansche Dame wordt, door een schrik, stom. Haar voogd, een andere Bartolo, raadpleegt een dokter, een andere Diafoirus, om haar te genezen. Als de snaren van het hart in beweging worden gebracht, zegt hij, dan zul len de spraaktuigen van zelf weer werkzaam wor den. De voogd verbeeldt zich, dat de liefde, die hij zich vleit haar in te boezemen, haar dus ge nezen zal, en besluit zijn huwelijk door te zetten. Maar de Senior a (ik schrijf er een i in, bij ge mis ter drukkerij van de n con tilde") bemint een jong Kolonel. De voogd, die, ex-Gooverneur van Burgos, afwisselend gunstig en ongunstig bij den Koning staat aangeschreven, krijgt de t\jding, dat zijne pupil tot voorlezcres bij de zuigeling-Infante benoemd is. Hij durft niet zcggeni dat zij haar spraak verloren heeft. Door een nieuw toeval krijgt ze deze te-rug. Dat moet echter voor den voogd geheim worden gehouden, opdat hij niet zou denken, dat zij iemant met meer vuur bemint dan hem! Als dan ook Mercedes zingt, spreekt en voorleest, zorgen de auteur en regiseur, dat Don Joséd'Albatros niet op het tooneel is. Hij wordt herbenoemd tot Goeverneur van Burgos, de jonge Kolonel is de neef van Do» Gil Perelies, die veel bij den Koning vermag, en Don Joségeeft zijn toestemming tot het huwelijk der gelieven. Hoe merkwaardig zwak de samenstelling ook zij, komen er t-och aardige bizonderheden in het stuk voor: bijv. dat aan het eerste bedrijf door Mev. Buderman pantomimiesch wordt deelgenomen, en zij, in het tweede, met al de volheid en be valligheid van haar zang-gave uptreedt; dat zij, | al zingende, haar voorlezing houdt. Als zij ge baren maakt, en zekere Casilda, haar zoogzuster, raadt en uitspreekt wat zij bedoelt, betreurt men, dat Jufv. Persoons (die hier de ~Xum- Yum gezongen heeft) nog zoo weinig verstaanbaar Hollandsch spreekt; want niet alleen zoo als Casilda zeide ebbe de boome hoore" maar ook de toeschou wers ; en al heeft het vlaamsch dialekt recht van bestaan, in een hollandsch tooneelstnk, vooral in een operette, dient men Hollandsch te spreken. Ook behoorden de vertaler en de artiesten zich op de hoogte te stellen van de uitspraak dor eigen namen Ik laat de uitspraak der Spaansche g en j daar ; maar Mercedes, met den klemtoon op de eerste en laatste lettergreep, klinkt barbaarsch. * * * De Heeren van Lier hebben een blijspel" ten tooneele gebracht van den Heer Jack T. Grein, die, in Londen, de eer onzer nationaliteit helpt ophouden, en daarvandaan soms merkwaardige zaken naar horwaards overbrieft. Hij is oen man van kennis en smaak, die verschillende taaiin strumenten met groot gemak bespeelt. Zijn In den nachttrein" is eigenlijk een in tooneelvorm geschreven anekdote. Mev. Ducoudray is overgelukkig met haar lieven, trouwen man. Bij 't opgaan der gordijn, wacht ze hem af, met een lamp en een theeblad ('t is een wintermorgen). Hij moet, namelijk, van Brussel, p. nachttrein, arriveeren (we zijn in Parijs). Daar komt hij De ontmoeting is allerhartelijkst, maar de mari" is een beetjen gcprseokkupeerd. Nu en dan geeft hij een gilletjen. Hij heeft pijn aan zijn wintervoe ten. Vrouw-lief dwingt hem toe te laten, dat ze hem zijn pantoffels aantrekt. Zij trekt hem zijn bottwes uit. O schrik! het oen e laarsjen is dat van een vrouw. Inderdaad, hij heeft met een Dame gereisd. Hij mag honderd maal zeggen, dat hij zich, om zijn wiiitervoeten, ontschoeid had en in vergissing, enz. Mev. Ducoudray ontsteekt in toorn, hem van alles verdenkende. Zij laat haar mantel komen, en vliegt naar Maitre Jules Deslandes, een advokaat, rue zoo-on-zoo Daar komt, bij Ducoudray, Mev. B i art binnen, de Damo, met wie de goede man gereisd heeft: zij is wan hopig. Na dat de Heer Ducondray de koepee verlaten had, trok ze haar bottines wér aan, die ze, om beter te kunnen slapen, in don wagen had uitgedaan; en daar is n van de twee een heerenI'aars! Wat zou ze doen? Ze ging naar huis Haar hartelijke man ontving haar. en dw,ong haar, om na de lange reis meer op haar gemak te zijn, pantoffeltjens aan te doen. Snsannel een heerenlaars!" Biart, oen joernalist, is woe dend geworden, en naar een advokaat goloopen, om een scheiding te bewerken. Wat moet ik doen! Wat moet ik doen T'roept Susanne, en Decoudruy vraagt: Naar welken advokaat?" Kaar Maitre Deslnniicst rue zoo enzoo!" Op het zelfde oogenblik gaat de deur open, en Mev. Ducondrmj, de lieer Biart, bene vens Maitre Di-slandes, treden binnen. Ah!!" De goede Ducoudray vertelt prsecies de waar heid; de advokaat glimlacht: Met. Ducondray en de Heer Biart zijn overtuigd: men blijft samen déjcunecren en Biart zal van hot geval een com muniquévoor zijn dagblad maken, dat hem 80 frs. opbrengt. Hiervoor noodigt hij de vrienden te dineeron, en met champagne zal de nieuwe vriend schap worden beklonken. Men ziet het is een onschuldig intrigetjen ; het heele stuk duurt 17 minuten. Het word zeer goed gespeeld, door den Heer Mutters, Mev. Verstraeten, den Hoer Andréen Mev. Andr -Mceuwissen. Het is een aardig dingctjen, zonder praetensie. 't Is wel wat onwaarschijnlijk maar er zijn mannen, die heel kleine voeten hebben. Als men een aanmerking zofi maken, zou het niet zijn op den solüoqne, waar Mev. Vcrstraeten mee | aan te vangen heeft. Alleenspraken te houden, en j zelfs zaken aan het publiek te verhalen, is een handeling, waartoe het naturalistische even zeer als het klassieke tooneelstnk zonder verzet do vrijheid neemt: maar het zou wezen op den stijl der verhalen van de twee Dames. Mev. Andr heeft zeer korrekt het opstel van den Heer Grein te-rug-gegeven; maar ook Mev. Vcrstraeten is er niet in geslaagd er genoegzame losheid in te brengen. Voor het overige het stukjen maakt den indruk van iets Fransch'. Is er geen overvloed van fransche geestigheid in, over fransche licht zinnigheid heeft de toeschouwer hier zich noch te ergeren, noch heen te zetten. 17 Jan. '89. A. TH. LA PORTEUSE DE PAIN. Na Boger la Honte heeft hot Ambigu-theater de kans, dat weer een honderdtal voorstellingen op de 120 van het vorige stuk zullen volgen.want La Poïteuse de pain. het nieuwe drama van Xavier Montépin en Jules Dornay, is een volkomen succes, Men krijgt waar voor zijn geld, want het nieuwe drama begint te acht en eindigt te n uur, heeft vijf bedrijven, acht tafreelen en een voorspel; men hoort er zingen, ziet er fraaie decoratieven en dansen, wordt er gespannen tot het uiterste en kan er schreien naar hartelust. De roman van Xavier de Montépin, waarnaar het gemaakt is, deed de dagelijksche oplage van het Peut Journal met 100,000 exemplaren stijgen en het stuk is zeer goed in elkaar gezet; men zal liet zeker binnenkort in alle hoofdsteden van Europa zien. De intrigue is geheel rieu-x jeu, maar mist haar werking niet. Haar zoo kort mogelijk vertellen zal reeds eenige ruimte vorderen. Het eerste tafereel speelt bij een eerwaardig pastoor; men ziet zijn lieve pastorie, zijn serre, zijn tuin. De pastoor doet de serre open en vindt er een on bekende, die er zich verborgen heeft. De onbekende ziet er zeer ongunstig uit, maar de pastoor, even als monseigneur Myriel met Jean Valjean doet., zegt tot den onge lukkige : Ga in deze kamer, ik wil niet weten wie pj zijt, slaap gerust en morgen kunt ge ver der gaan." De man verdwijnt; men weet wel, dat hij niet zal gaan slapen en dat men hem terug zal zien. Weldra verschijnt een tweede persoon, eene vrouw, bleek en haveloos, met een klein knaapje bij zich; het kind heeft een stokpaardje onder den arm. De vrouw wordt ook door den pastoor opgenomen, maar zij doet wel haar verhaal, een lang verhaal, maar uitstekend verteld door Mme Lorou, die vroeger bij de Comédie-Frangaise ge weest is. De vrouw heet Jeanne Fortier, zij was portierster in eene fabriek, die juist afgebrand is. De brandstichter, die heeft weten te ontsnappen, heeft den eigenaar vermoord. Jeanne alleen kent den brandstichter en moordenaar; hij heet Jacques Garraud en was meesterknecht in de fabriek. Het bewijs voor zijn schuld put zij uit een brief, dien hij haar den vorigen dag geschreven heeft, van dezen inhoud: Wilt gij met mij naar Ame rika gaan ? Ik ben dan in het bezit van 200,000 francs, en ik ken het geheim eener uitvinding, waarmede millioenen te verdienen zijn." Als de brief er nog maar was, kon Jeanne hare onschuld bewijzen en er zou geen drama zijn. Maar den brief heeft zij verloren on wat erger is, zij is juist van de fabriek weggezonden omdat zij een vat petroleum gekocht had, en met dit vat petro leum is de fabriek in brand gestoken. Geen wonder, dat men haar beschuldigt. Zij is ge vlucht, en verzekert den pastoor van hare on schuld. De pastoor zegent haar en wil ook het kind zegenen. AVaar is het kind ? Het speelt in de kamer met zijn stokpaardje en voedert dat paardje met alle stukken papier, die hij op den grond vindt. Dat doet hij altoos!" zegt de moeder. Het publiek, in drama's ervaren, brengt den verloren brief en het paardje, dat met papier volgostopt wordt, in verband, en niet ten onrechte. Jean Garraud. want iodor begrijpt, dat de on gunstig er uitziende vluchteling de meesterknecht is, heeft dit gansche verhaal afgeluisterd, maar zich toen bedacht, dat de politie Jeanne Fortier wel zoeken zal en dus in stilte haastig de pasto rie verlaten. De politie verschijnt ook spoedig: zij komt Jeanne Fortier arres'.eeren. Mijn kinderen!'' roept deze. Zij heeft er twee, het knaapje met hot stokpaardje en nog een klein moisje van vijftien maanden, dat zij heeft uitbesteed. Voor het knaapje zullen de pastoor en zijn neef, een jong schilder, zorgen: het andere moet maar naar het armhuis. Jeanne wordt wanhopend weggevoerd en het voorspel is geëindigd. Het volgend tafereel speelt twee-en-twintig jaren later. Jacques Garraud is indertijd in Frank rijk voor levend verbrand gehouden; men heeft hem in de vlammen gezien on gedacht dat hij zijn meester wilde redden. Hij is deswege als held en martelaar geprezen. In Amerika heeft hij inderdaad de millioenon verdiend, waarvan hij gedroomd had; in het hospitaal heeft hij, bij zijn aankomst, zijn papieren geruild tegen die van een jong Franschman, die er gestorven was; hij heet nu Paul llarmand. Hij is getrouwd, is weduwnaar en heeft eene dochter, hot evenbeeld harer zalige moeder,'' een mooi meisje, maar tcringachtur. Hij heeft den lust niet kunnen weerstaan, naar Frankrijk tcrng te koeren; anders was er weer geen drama geweest. In bet tweede taireol vindt men dan Jacques Garraud's dochter, Mary Harmand, in conferentie met eene naaister Lucie (gespeeld door de schoone Madame Harris). Zoo dra men verneemt flat deze Lucie geen van" hoeft, raadt men dat zij de verlaten dochter is der veroordeelde Jeanne Forticr, het kind uit het armhuis. Jeanne is tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, en men heeft, volgons de regelen van het armhuis, het kind haren familienaam niet genoemd. Mary Karmand is dus reeds in aanraking met oen der slachtoffers van haren vader. Woldra komt een tweede, Georgcs Daricr, vroeger het kind met het stokpaardje, thans een knap jongman, met zijn leermeester en pleegvader, den schilder Etienne Gastel. Het stokpaardje, waar naar het publiek nieuwsgierig is, komt ook ter sprake; men verneemt, dat Etienne Gastol het altoos bewaard heeft, omdat hij plan heeft een schilderij te maken, de arrestatie van Jeanne Fortier voorstellend, en waarbij dit document hem van dienst kan zijn. Hij komt aan Paul llarmand. den brandstichter-millionair, eene betrekking in zijne fa briek vragen voor een jongraensch, ecu vriend van George Darier, genaamd Lucien Labroue. Op het hooren van dien naam is de millionair geschokt, want hij begrijpt dat Labroue de zoon moet zijn van zijn vroegeren, door hem vermoorden, patroon. Dit verhindert hem niet, den jongman de ver langde betrekking te geven, integendeel, zoo zal hij hem steeds in het oog kunnen houden. Maar Lucien maakt nog een anderen indruk; zoodra Mary hem ziet, bemint zij hem. Het arme meisje weet niet, dat Lucien sinds lang iu 't geheim verloofd is met haar naaistertje, Lucie, de dochter van Jeanne Fortier. Het derde tafercel speelt in een klein restau rant, waar vooral de bakkers komen. Daar kwam ook indertijd Lucien, toen hij het nog niet breed had, wel eens eten met het naaistertje Lucie; en nu hij een mooie betrekking bij den millionnair Paul llarmand heeft gekregen, wil hij niet trotsch zijn, maar er nog eens met haar komen eten. Terwijl zij er zitten, komt een oude vrouw, armoedig gekleed, binnen; het is Jeanne Forticr. Deze is indertijd uit do gevangenis gevlucht, lijdt steeds gebrek, en zou zich zeker wel van het leven beroofd hebben, als zij niet twee redenen had om te blijven leven; hare beide kinderen weer te zien, en cion moordenaar-brandstichter op te zoeken. Zij vraagt nu een bord soep, voor haar laatste geld, en zet zich in een hoekje. Het is een vroolijk tooneel; de bonnes bedienen, evenals in de bouillons Duval, en de koksjongens halen grap pen uit, zingen een liedje en dansen wat; en in een ander hoekje zit het jonge paar, Lucien en Lucie, te minnekoozen. Eene plaats als broodrondbrengster" bij n der bakkers is open; Jeanne gaat zich aanmelden onder den naam van Lise Platin en men neemt haar aan; zoo is de naam van het stuk gevonden, en de draden der intrige zijn gespannen. Nu kan de intrige haren gang gaan. In het derde bedrijf moet Paul Harmanu, die zijn doch ter Mary ziet verkwijnen van liefde voor Lucien, haar met al haar millioenen aan den jongman aanbieden. Lucien weigert, en zegt dat hjj Lucie bemint. Dan antwoordt Paul Karmand, die niet stil gezeten heeft, maar ontdekt heeft, wie Lncie is, tot den jongman: Weet ge met wie ge trouwen wilt? Met de dochter van de vrouw, die veroor deeld is wegens brandstichting en moord op uwen vader. Er is een afgrond van bloed tusschen u beiden!" Lucien is rampzalig, en deelt het Lucie mee, in tegenwoordigheid van Jeanne, die niet kan spreken, omdat zij hare onschuld niet bewij zen kan. Jeanne voelt wel, dat er nog iets aan te doen moet zijn, al kan zij, arme, onkundige vrouw, het niet vinden. Zij gaat een advokaat raadplegen, en die advokaat is George Darier,. haar zoon. . . Alles komt terecht; de ondeugd wordt ontmas kerd en gestraft, da onschuld door middel van hot stokpaardje bewezen. Maar er is nog een, voorlaatste tafreel, dat een zeer grooten indruk gemaakt heeft, zoowel door het decoratief als door de actie. Het tooneel stelt voor een straat, waarin een riool gegraven wordt, 's nachts. Er zijn lan tarens, en een bak met gloeiende kolen voor den waker. Rechts een huis dat verbouwd wordt, met een steiger er voor. Links een ander huis, waar van twee verdiepingen van binnen voor het pu bliek zichtbaar zijn. In dit afgelegen huis bewaart Paul Karmand zijn compromitteerende papieren. Twee bakkersjongens, vrienden van Lucien La broue, komen er 's nachts de papieren stelen, die trouwens niets bewijzen zouden, omdat het echte stuk in het stokpaardje zit. Men ziet hen in den donker rondsluipen, wegkruipend en den, adem inhoudend als Paul Harmand komt; het scheelt weinig of zij worden verrast, maar zij ontdekken zelf een vreeselijk geheim. Paul Harmand wil Jeanne Fortier, de broodvrouw, uit den weg ruimen. Hij weet, dat zij iederen morgen, om vier uur, in het huis daar over brood brengt. Op een bepaald oogenblik gaat zij dus onder den steiger door; hij heeft 's nachts de touwen doorgezaagd en een hand langer zal, als hij het toeken geeft, alles in elkaar doen zakken. Paul Harmand staat nu aan het raam, achter het gordijn te loeren. Jeanne For tier komt. .. een sla >;. het geheele steigerwerk stort in elkaar en komt op haar hoofd te vallen. Het oogenblik was zoo goed gemachineord, dat er een kreet van schrik uit hot publiek opging; men meende dat de actrice alles op het hoofd kreeg. Zij ontsnapt wonderdadig en, op het oogenblik dat de moordenaar meent zeker van zijn zaak te zijn, terwijl de grauwe morgen daagt, verrijst zij wrekend voor hem; hij wil haar wur gen, maar ook dit mislukt en hij wordt aan de justitie overgeleverd. Het stuk zou de goede interpretatie niet noodig gehad hebben; de charpente is zoo, dat het zich zelf moet spelen. Louis Denayrouze in de R publique prijst den eenvoudigen dealoog zonder tira des en de duidelijkheid van het samenstel; de croniqucur Vit u en Le Monsieur de forchestre in Figaro geven om strijd een lang verslag; Durranc in de Justiee ze^t: Het stuk bevat geen enkel nieuw of vernieuwd denkbeeld, het is hè', echte goede melodrama" in zijn trotsche onveranderlijk heid; Sarccy in den Temps f pot een weinig met het oude ruelo, maar zet er toch de spannende peripetieën met veel genoegen van uiteen; Jules Lemaitre in de Débats no( mt het drama zeer goed gemaakt en zeer boeiend. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Chronologisch gerangschikt, heb ik te vermelden: de opera's Miguou" iu de Frauselie Opera met Sigrid Arnoldsou in de titelrol, De Hugenoten" in de HollauJsche Opera en nog eens met een enkel woord Le roi d'\V. Do Miguou" van Sigrid Arnoldson is een on vergetelijke creatie! Niet wijl Aruoldson m. i. wat haac zang, op zichzelf beschouwd, aangaat, zulk eeue ster van de eerste grootte mag genoemd worden, maar wijl de naïviteit eu teeriiartigheid, die vau het bekoorlijke natuurkind //Mignou" moe ten uitgaan, in haar zulk een allerliefste vertolkster vonden. Zij scheen mij voor de rol vau Mignou" als geknipt. Slechts was hare Miguon" misschien ceu beetje al te jeugdig*. Hoe het zij de bekoring, welke die reine, heerlijk gctirabreerde stem; het kunstgenot, dat die stem iu hare ideale uitdrukking vau zoovei l waar gevoel verschafte, met eu benevens de indruk van Sigrids aauvallige persoonlijkheid dit alles bleek onwederst.aaiihaar. Daverend applaus heeft haar: »Connais-tu Ie pays" en do boudoir-scèue iu de 2e acte bekroond. Hiermede is niet gezegd, dat Sigrid Aruoldson wat haar zang zelf vooral harsr techniek aangaat, reeds tot den allrrhoogsteu kring van be gaafde zangeresseu kan gerekend worden. Daartoe is hare stem niet groot eu ook nog niet ontwik keld genoeg eu zou ik haar daarenboven in de grand opéra" willen hooreu en in een rol, die gelegenheid geeft tot groot.er krachtsuiting dan Miguon." Maar genoeg zij het, dat zij en haar opvatting eu haar stem zelf bekoorlijk zijn en frisch als het bosch op eeu lentedag en het gezang vau den leeuwerik iu den zounigeu aether. Zij werd zeer goed ter zijde gestaan door Mme. Dorian (l'hiline) en de lleereu Barbe en Darnaud respectievelijk: Wilhelm Meister en Lothario; terwijl ook de rolleu vau Laërte en Tredene in goede handen berustten. Vooral Mme. Dorian was dien avond uitmuntend eu maak ik deze dame iu het bijzonder mijn compliment voor haar: »oui, je veux plaire a tous les yeux" (3e scène, 2e acte' en haar: je suis Titauia la blonde", waarin allee!hoog es cu d wat geschreeuwd werden. Ook iu het duet tusschen i'hilme en Wilhelm, aan het eind van de reeds genoemde 3e scène, 2e acte was zij eu ook de Heer Barbe! hoogst ver dienstelijk. Vau den Heer Barbe verder acl.t ik de Romance (5e scène van de 3e acte) zeer wel geslaagd ; alleen mag deze zanger niet aan het muzikale effect de duidelijkheid van den tekst opofferen, hetgeen n. a. geschiedde bij en vaiu", dat als eufm" klonk. Zooals ik reeds eens opmerkte,, is het ook jammer, dat des heereu Barbe's tonen wat geperst (duitsch .- gcquetscht") zijn, d. w. z. aüiter aan het vcrliemelte worden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl