Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Nö. 604
t,
* T"
l- *
l
t '
"ligevotóKl, daar ? deze heer overigens zulke goede
' eigenschappen bezit. Be heer Darnaud (Lothario)
beiit een fraai basgeluid en groote ?waardigheid
iTÓor deze partij, doch eischen zijn intonatie e»
vibrato dringend herziening. Evenwel mag het
ensemble" uitstekend genoemd worden, terwijl
«ok de scènerie met groote zorg was behandeld.
"Aan den heer de Beer komt hiervoor benevens
1 yoor zijn los en gemakkelijk tooneelspel in de
partij yan Laërte een woord van biizonderen
lof toe.
Wat ,De Hugenoten" in de Hollandsche Opera
betreft, heb ik reeds in ,De Amsterdammer,
Dag^tltad" enz. mijn hoogst gunstigen indruk medege
deeld, die ik van de opvoering van dit werk
ontying. Het tamelijk anspruchslose" orkest
ver* lichtte wouderen, maar meen ik ook, dat alle
zan" gers en zangeressen zichzelve in dit werk hebbeu
overtroffen. De eerste acte bevredigde dadelijk
" door groote nheid, technische volkomenheid en
Ook bijzonder fraaie costumes. Dat de gemakke
lijkheid van sommigen met name choristen
wat het spel betreft, hier en daar wat te
weneehen overliet, zal ik hier niet te hoog in re
kening brengen, daar niet ieder zich in ns
"thuis kan voelen in de rol van de elegante
Aristocraten uit die tijden. Die gunstige indruk
san nheid, die alleen door zeer veel studie hier
kan zijn verkregen, bleef mij gedurende alle
volgende acten bij. Slechts bij zeer enkele nummers
bleef men niet »op toon", o. a. in het
soldatenkoor aan het begin van de 3e acte (
rataplan,plan, plan, plan, plan" enz.).
Het werk is veel te uitgebreid, dan dat ik het
hier in alle détails zou kunnen bespreken; ik volsta
daarom met mijn hoofdindrukken van de in dit
^-trerk optredende personen mede te deelen. De volg
orde van het programma in acht nemende, ver
meld ik eerst: Raoul de Nangis" (den
heerPauIMjls). Deze zanger heeft een zeer sympathiek
te* liergeluid. Hij zou evenwel nog veel mér indruk
maken, wanneer hij niet nog ecnigszins stijf speelde
en doordoor zijn uitdrukking van deze zijde slechts
weinig steun ontvangt. De heer Schmier in »Raoul"
is evenmin zeer los te noemen en zingt deze
zanger wat vlak (duitsch : flach") d.w.z. vóór aan de
tanden, en daarenboven eenigszins nasaal. In zijn
lage tonen voldeed hij mij echter zeer. De heer
Orelio (, Graaf de Nevers") daarentegen heeft een
zeel fraai timbre en een stem van grooten omvang
en klank volume. Zijn intonatie behoeft m. i. nog
?wat meerdere zorg. De heer Albers (in den Graaf de
St. Bris") heeft mij buitengewoon voldaan. Zijn heer
lijke partij in de 4e akte heeft hij met groote meester
schap gespeeld en gezongen. In 't algemeen verschaf
ten de eerste vijf tooneelen van deze acte groot kunst
genot, en vond de dweepende geestdrift van deze ka
tholieke ij veraars een uitstekende vertolking. Ook de
daarop volgende |scène tusschen »Raoul" eu
Valeutine" is warm en werd aldus weergegeven, zoodat de
geheele 4e acte van a tot % een meesterwerk
geheel tot haar recht kwam. Er rest me nu nog
te spreken over Valentine" (mejuffr. van Besten),
.Margaretha van Valois" (mevrouw Orelio Van
Zant) en Urbaiu" (mer. Albers?Jahn). Mejuffr.
van Besten kan ik maar onder voorbehoud loven.
Hare stem is wel groot genoeg en van een zeer
goeden klank, maar if soms in het hoogste re
gister schreeuwend, en daarenboven niet altijd ab
soluut zuiver. Verder is zij iu, haar spel tamelijk
eentonig, zij 't ook druk; zij maakt den indruk
met haar hoofd (ook met haar sleep) geen weg te
Weten, en zich van beide te willeu ontdoen. (Mevr.
Orelio Van Zant bezit een noch vol, noch fraai
getimbreerd orgaan ; de partij is in 't algemeen wat
hoog voor hare stem, zoodat het a ais b ais a in
?tiet trio aan 't begin van de 2e acte dan ook zeer
moeielijk klonk, maar zij weet door routine en
een goede verschijning hieraan tegemoet te
komen. Mevrouw Albers Jahn eindelijk weet met
haar stemmetje te woekeren; ten blijke hiervan:
3e Cavatine uit de Ie acte! De opmerkingen, die
ik ter wille der waarheid hier en daar lieb moeten
maken, nemen evenwel niets weg van de groote
waarheid, deze opvoering van hooge beteekenis
moet worden geacht, en ze dan ook mijne sym
pathie voor de Hollandsche Opera, die uiterst
zwakjes klopte, tot een krachtig leven heeft doen
ontwaken. Die sympathie geldt niet zoozeer: de
of: eene dan wel speciaal deze Hollandsehe
. Opera. Want het Hollandsen schijnt mij wel
vooral in «De Hugenoten", waarin aldoor de
'. *ransche aristocratie aan het woord is voor eene
Hollandsche Opera te plat, Ik zeg niet, dat ik liet
Hollandsch ia V algemeen plat vind. maar zoodra
het (gezongen" wordt. Alleen in volksliederen acht
ik het op zijn plaats. Het kan zijn, dat tot dit
alles bijdraagt: het feit, dat men het Hollandsch
zelden en ook iu deze Opera zonder eenigen
bijsmaak van dialect te hooren krijgt, doch ik be
twijfel of ook het zuiverste Hollandsen de zaak
voor mij zou kunnen redden. Ware De Huge
noten" echter Zaterdag in het Fransen, in plaats
van in 't Hollandsch, opgevoerd ik zou zeer
veel mér genoten hebben, dit weet ik wel. Wat
de taal betreft, genoot ik Zaterdag het meest dan,
wanneer ik tengevolge van onduidelijke uitspraak
of overstemming door de muziek ..... haar niet
hoorde; dikwijls werd ik als uit een liefelijken
droom gewekt, wanneer deze, de taal belemmerende,
doch miju genot ten goede komende, invloeden
plotseling ophielden en de taal daar weer v au
onder te voorschijn kwam. En ik heb toch geen
parti-pris tegen het Hollandsch. Integendeel! Maar
van waar dan dit effect?
Aangenaam zou het mij evenwel zijn, wanneer
a propos van deze mijne indrukken een nationale
storm over mij mocht losbreken, waaruit ik zou
mogen afleiden, dat velen dit gevoelen niet deelen
en in dit opzicht mér kunnen genieten dan ik.
Om dit stuk niet te lang te maken, bewaar ik
de opmerkingen, die ik gaarne nog omtrent Le
roy d'Ys" wilde maken, tot een volgende maal.
17 Jan. F.
MUZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 18 Januari 1889.
Er was in den laatsten tijd voor den referent
over muziek hier weinig te doen, en dat weinigje
bij te wonen werd mij nog door eene droevige
oorzaak belet. Zóó kwam het dat ik van der
Linden's Catharina en Lambert niet lieb kunnen hooren,
wat mij te meer speet omdat ik, na alles wat om
trent dit werk is gesproken en geschreven, zoo
gaarne kennis er mede gemaakt had; wél herinner
ik mij er jaren geleden (ik meen op eene uitvoering
der Ned. Toonknnstenaars-Vereeiuging) een duet
uit gehoord te hebben, maar dat is 1°. te lang
gelden, en 2°. slechts een klein onderdeel. Naar
ik van bevoegde zijde verneem, bevat deze Opera
veel goeds eu was de uitvoering uitstekend.
In de Duitsehe Opera werd een werk van Mo
to w ^Indra" als noviteit voor Rotterdam, voor het
voetlicht gebracht; dezelfde reden verhinderde mij
ook de voorstellingen Aiervstn bij te wonen, eu ik
kan dus slechts constateeren dat het werk bij het
publiek in den smaak schijnt te vallen, daar ik
verneem dat het volle zalen trekt. Thans is
Fledermaus' in studie en zal waarschijnlijk de vol
gende week gaan.
In het personeel der Opera is eeue wijziging
gekomen door het ontslag van den heer Manheit
als lyrisch bariton; iu deze leemte wordt nu voor
zien door het engagement van den heer Fiselier,
die iu deu aanvang van het seizoen debuteerde
zonder gunstig gevolg, en van den heer Paul
Haase, die evenwel door ongesteldheid tot dus
verre verhinderd werd optetredeu.
De pogingen, om de Opera voor een langer tijd
perk op souden grondslag te vestigen, mochten tot
dusver niet slagen; de van de gemeente verzochte
subsidie is niet toegestaan en het vereischte be
drag werd door de burgerij nog niet volteekend.
Er vormt zich thans een commissie van een
vijfen-twintigtal heeren, die het bijeenbrengen van de
gewénschte som alsnog zal beproeven; goed succes
zij haar toegewenscht! V.
VOOR DE MÜSSCHEN.
DOOK
FlOBB DELLA NEVE.
Rondeel.
Denkt om de muschjes!" De grond bevroor,
En d'ijzige wind, die de boomen schoor,
Fluit schel door de knappende hagen;
Daar kijken ze zijlings het venster door,
Daar komen ze schuchter u vragen:
Geeft, waar men ons gist'ren zooveel beschoor,
Geen mensen nu 't bescheiden getjilp gehoor i1
't Is tijd voor de hong'rige magen....
Denkt om de muschjes!"
Ze zijn er, als menschen, ondankbaar voor,
En schrokken de brokken zoo haastig door,
Als schaamden ze zich voor hun klagen;
Toch, lot op de sombere dagen,
En luister naar 't zacht welsprekend koor :
Denkt om de muschjes!"
Biografisch Woordenboek der Noord
en Zuid-Nederlandsehe letterkunde
door J. G. FBEDERIKS en F. I. VAN
DEN BHANDE. (Amst. L. J. Veen,
Roeselare de Seyn-Verhougstraete).
1888.
Weinig schrijvers zijn door de kritiek zoo on
billijk behandeld als de schrijvers van dit werk.
In den Spectator heeft de heer men zegt dat
het de heer Boele van Hensbroek was een
aantal aardigheden over dit boek gezegd, waar
mede hij ontegenzeggelijk de zwakke zijde van
het werk aanroerde, voor zooverre de opmerkin
gen betroffen den vorm waarin de redacteur, de
heer J. G. Frederiks, zijne biografische
mededeclingen giet. Maar een man als de heer Boele
kan weten, dat b\j een werk als het onderhavige,
de vorm geenszins hoofdzaak is, en dat het tame
lijk goedkoop is, om, als men over een
weiversneden pen beschikt en in eene ondeugende bui
verkeert, eenige geestigheden te debiteeren, die
de lachers op zijne zijde brengen, maar het debiet
van een nuttig boek bederven. Vermakelijk was
de kritiek zeker, maar was zij ook billijk? Hield zij
rekening met den kolossalen arbeid, dien de samen
stellers aan dit woordenboek moeten ten koste leg
gen ? Geenszins, en dit noemen wij de onbillijkheid,
die speciaal tegenover den heer Frederiks door den
Spectator is gepleegd. Evenmin werd daarin het
nut, of althans het gemak van hem die het boek
moet raadplegen, op de rechte waarde geschat.
Den heer Frederiks werd er een grief van ge
maakt, dat hij allerlei onbekende grootheden in
zijne aanteekeningen memoreerde. Wij meenen,
dat het juist de groote verdienste van dit woor
denboek is, dat het berichten bevat omtrent
schrijvers, over wien men de bestaande lexica te
vergeefs zal naslaan. Die kleine sterren aan den
Nederlandschen letterhemel bezorgen deu
naspeurder soms heel wat hoofdbrekens en het is
epn groot voordeel dat wij ze hier, dank zij
's heeren Frederiks nauwgezetten ijver, in een
oogenblik zouden kunnen monsteren. Al de
nazoekingen en de oogenschijnlijk nietige
medcdeelingen van den zamensteller, komen in de eerste
plaats bibliografen ten goede. Van de zijde van j
den heer Boele was deze kritiek dus allerminst
te wachten.
Als een verstandig man heeft de heer Frede
riks uit deze ondervinding leering geput en in de
latere afleveringen zich onthouden van volzinnen
als dezulke, waartegen de kritikus zijn mijnen
liet springen. De stijl is meer gedegen geworden.
Soberder volgen de talrijke gegevens thans elkaar
op. Dat wint plaats, die wij door den heer Fre
deriks gaarne gebruikt zouden zien tot opneming
van nog meer bijzonderheden, die tot nu toe be
scheidenlijk door hem werden achterwege gehouden.
Een werk als dit, waarin men details wenscht te
vinden, mag onzes inziens wel in kleinigheden
afdalen. Het is geen leesboek waarin die klei
nigheden ons zouden vermoeien. De betrekkelijke
volledigheid van ieder artikel immers bepaalt de
waarde van het geheel.
Rusteloos napluizer als de heer Frederiks is,
kon de redactie van zulk een biografisch woor
denboek kwalijk aan betere zorg zijn toever
trouwd. N. DE R.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
In de Nationalgallerie te Berlijn zullen eerst
daags de door de Pruisische regeering in 1887
aangekochte fresco's uit de Casa Bartholdy, ge
schilderd door Cornelius, Veit, Schadow en
Overheck, voor het publiek toegankelijk worden gesteld.
Deze fresco's zijn de eerstelingen dier toenmaala
in Rome verblijvende Duitsche schilders, die tot
de zoogenaamde school der Nazareners den stoot
gegeven hebben.
Den lOden December stierf te Parijs, 68 jaar
oud, de landschapsschilder Eugène Lavieille, die
een leerling van Corot was. Het
Luxembourgmuseum bezit van hem een nachtlandschap, dat
hem ook het Legioen van Eer deed verwerven.
Op de tentoonstelling der Drie-en-dertigen in
de George Petit-galerij te Parijs zond de Duitscher
von Uhde, de schilder van de Christus met de
kinderen en het Avondmaal, slechts een mager
visitekaartje. De Belg Knopff zond eenige van zijn
wonderlijke symboliesche composities. De gedis
tingeerde Jacques Blanche zond een zeer geroemd
kinderportret. Mlle Breslau heeft er een tonig
interieur, de rustieke Emile Barau studies van
dorp en weg en wijngaard, eenvoudig van factuur,
de forsche schilder Lebourg eenige geëmpateerde
schemeringen. Mevrouw Besnard zond een gebeeld
houwde vrouwenbuste, en van J. Blanche is er een
portret door den beeldhouwer Malherbe. Eugène
Carrière, een individueel schilder, heeft er fijn ge
nuanceerde studies van teere anemieke kinderen in
binnenkamertoon.
Tien jaar geleden had de beeldhouwer Begas
een klein model in klei geboetseerd van een mo
numentale fontein, dat aangekocht werd door de
Berlijnsche -National-Gallerie, en in 1883 werd
door Keizer Wilhelm aan den beeldhouwer opge
dragen deze schets op kolossale grootte uit te
voeren. Stilzwijgend werd verondersteld dat de
stad Berlijn de kosten voor het afgieten en stel
len zou dragen, maar het gemeentebestuur deed
geen stappen daartoe. Toen de oude keizer en
zijn zoon kort na elkaar gestorven waren, en de
jonge keizer herhaaldelijk te kennen gaf dat hij
de monumentale fontein gaarne in de hoofdstad
geplaatst zou zien, besloot het gemeentebestuur
hem het kunstwerk ten geschenke aan te bieden
bij gelegenheid van zijn terugkeer uit Italië.
The Athenaeum vermeldt de ets, door onzen
kunstenaar Arontzen gemaakt naar Reinbrandt's
beroemd portret van Burgemeester Six", uit
de collectie Six van Hillegom. De firma Buffa
heeft daarvan een afdruk aan het tijdschrift ge
zonden en de redactie roomt de kracht en vast
heid, waarmede juist de mannelijke uitdrukking
der schilderij is weergegeven. De Burgemeester
Six" werd in 165(i door Rembrandt geschilderd ;
de schilder was toen 49 jaar oud. In 1647 had
Ilembrandt reeds zijn vriend den burgemeester
geëtst, aan een venster staarde; die ets is bijna even
t'-aai als het geschilden! portret, waarvan, ondanks
zijn beroemdheid, tot heden nog geene ets gemaakt
was, zoo goed als deze. Six trekt zijn handschoen
aan; hij is gereed orn uit te ga n. Hij draagt oen
breedgoranden zwarten hoed, een lossen mantel,
rood met gouden versierselen, en een grijs kleed
met gouden knoopen. Het stuk is waarschijnlijk
Rembranilt's meesterstuk in zijn vrijoron stijl.
Het hoofd is eenvoudig volmaakt; uitmuntend zijn
de zorgvoüe goedhartigheid en vriendelijke waar
digheid van den burgemeester teruggegeven. Zijn
verweerde trekken hebben de energie, zooal niet
de frischheid der jeugd behouden; de houding is
uiterst eenvoudig en natuurlijk. Het gezicht is
meer afgemaakt, dan de rest van de figuur en de
kleeding, die bepaald schetsachtig zijn, en toch
even massief en krachtig als waar.
Het is geen kleine triomf voor don heer
Arendzen, dat hij zoo volkomen geslaagd is met
dit meesterstuk." voegt de Athenaeu/n er bij.
Hij is ongeveer even gelukkig geweest met de
reproductie van het portret van Anna Wijmer,
de vrouw van Jan Six, en moeder van Jan Six
van Vroruade, Rembrandts beschermer. Het stuk
is uit dezulfde collectie, onderteekend en geda
teerd 1G41. Het is uit een geheel andere periode
van 's meesters talent en toont meer het vol
maakt geachevoerde en gladde van hot portret
van Saskia, dat nu te Dresden is. Even goed als
Arendzen geslaagd is met de volle krachtige toets
en wonderbare techniek van des burgemeesters
portret, evenzeer heeft hij mot zorg de
minutieuse teekening, gepolijste oppervlakte en het vol
maakt gemodelleerde VBH het vroegere stuk
bestudeerd. De gelaatstrekken, zijn zoo goed als
gestippeld, terwijl de kraag, als een voorbeeld
van eigenlijke teekening, juist even fraai is."
Naar men wil zou de driejaarlijksche stedelijke
Tentoonstelling van moderne kunst die dezen
zomer te Amsterdam moest gehouden worden,
niet doorgaan. Hen weet namelijk op 't
oogenblik geen geschikie localiteit, en de stad zou
weigeren de som te verschaffen, benoodigd om een
tijdelijk houten gebouw op te trekken.
We hopen dat dit gerucht onwaar is, en de
Rijkshoofdstad bewaard blijve voor de schande
van zulk een kleinsteedsche kaalheid.
De eenige Ilollandscho gcnoodigde voor dit jaar,
van de Brusselsche Kring der Twintigen is de
Haagsche landschapschildcr W. B. Tholen.
Verder werden geïnvitcerd de schilders Albert
Besnard, Henri Cross, Paul Gaujuin, Maximilien
Luce, Moreau-Nclaton, Claude Monet, Camille
Pissarro, Georges Seurat, P. Wilson Steer,
William Stott, do beeldhouwers Paul de Vigne,
Frémiet, Constantin Mounier en de graveurs
Bracqnemond, Marcellin Desboutin, Max Klinger.
Engelands fijnst georganiseerde schilder (die
na eenige jaren achtereen gemviteerd te zijn
door de XX, nu voor 't eerst niet bij hen schijnt
te zullen exposeeren), James Whistler, is vóór
korten tijd in het huwelijk getreden met een
schilderes van talent. Hij is van zijn huwelijks
reis teruggekeerd met zijn koffer vol koperen
platen, waarop hy de Renaissance-schoonheden
van het Loire-district heeft geëtst.
In de ruime, nieuwe Kunstzaal ,van het Ge
nootschap Pulchri Studio te ' Hage zyn op 't
oogenblik door den heer De Kuyper te Rotter
dam, de 49 schilderijen en studies van Theodule
Ribot, die voor kort op de Kunstclub te Rotter
dam waren te zien, tentoongesteld. Deze ten
toonstelling wint niet weinig, doordien de Heer
E. J. van Wisselingh te 's Hage er een ryke ver
zameling Chineesche, Japansche, en andere prach
tige kunstvoorwerpen bijvoegde.
Flora's Feast, a masque of flowers, is de titel
van het laatste prentenboek van den
aarts-JV'rfwrebooks maker, Walter Crane. Het is een optocht
van levende bloemen, die in volgorde der seizoenen
voorbij trekken in een lange schoone processie.
De teekening en karaktervormen der bloemen zijn.
ingenieus weergegeven in de persoonlijkheden van
de wezens die het spel spelen. Bij deze serie van
veertig teekeningen heeft Walter Crane zelf de
versjes gemaakt.
TOONEEL EN MUZIEK.
In het Deutsche Theater te Berlijn is een nieuw
blijspel, Eine Lüge, den eersten avond met veel
bijval opgenomen. Na de tweede en derde acte
trad de directeur l'Arronge op, om te bedanken
voor de toejuichingen; hij noemde den naam van
den auteur niet, maar men weet dat dit Carl
Schönfeld is, die zich nog niet openlijk als auteur
wil doen kennen, omdat zijn vroeger werk, Mit
/remden Federn, te Berlijn slecht is opgenomen.
Er is inderdaad groot verschil tusschcn de twee
stukken; het vorige was eene verwisselingsko
medie op de traditioneele wijs van den Duitschen
Schwank", schrijft men aan de Frankforter; het
nieuwe stuk is een flink drama met sociale
beteekenis, waarbij men aan Augier's Les
Fourchambault en Dumas' Denise denkt. De stof
is, evenals in Denise, het rehabiliteeren van
een meisje, dat voor verleiding bezweken is;
bij Augier en Dumas lag het beslissend voorval
reeds in het verleden; Sckünfeld doet zijne
heldin in de eerste acte nog ongedeerd op
treden ; de pianojuffrouw Hedwig Reichardt wordt
er onder de oogen van den toeschouwer door Raoul
von Ettingen verleid, die haar enkel onder den
valschen naam van Ernst Hartmann bekend is.
Dit is de leugen" in het stuk, en al het andere
komt er uit voort
Hedwig komt nu als gezelschapsjuffrouw bij de
toekomstige verloofde van haren verleider in huis,
Ernst Hartmann" 's eigen broeder doet aanzoek
om hare hand; als Ernst van eene lange reis
terugkeert, vindt hij het verleide meisje te
midden der zijnen, geëerd en bemind. Hij meent
dat zij opzettelijk daar is binnengeslopen om zich
te wreken, en slingert haar een leelijk woord in
het gezicht; dan grijpt Hedwig, zichzelve niet
meer meester, de hand van Otto von Ettingen,
van wien zij zich tot dusverre heeft afgewend,
en de broeder van haren verleider is er trotsch
op, haar zijne verloofde te mogen noemen. Met
veel meesterschap, en eene dramatische kracht,
wier voorbeelden in het Duitsche drama ver te
zoeken zijn, zegt de Frankforter, is dit tooneel
tot een effectvol slot gevoerd, en het derde bedrijf
zet nu de stelling" (la these in een drama van
Dumas) uiteen; in de debatten over het
rehahiliteereu der gevallene wordt, zeer merkwaardig, door
een Rus de zachtere moraal der vergeving verdedigd,
terwijl Otto von Ettingen de onverbiddelijke Duitsche
moraal volhoudt. Dan komt do verleider tot het be
grip van zijn misdrijf, hij zorgt bij een duel zelf om
hot leven te komen en legt stervend de handen
der verloofden in elkaar.
Het stuk wordt door episoden, een drinkgelag
in eene k.neip met veel prosit!", een jong paar
in den stijl van von Moser, hij bedeesd, zij voor
niets vervaard, en andere levendige tooneelen
| opgevroolijkt; de karakters hadden meer waar
schijnlijkheid kunnen hebben, de stijl had elegan
ter, de gehocle inrichting gedistingeerder kunnen
zijn, de acteurs speelden wat ruw on melodra
matisch, maar het stuk was over het geheel een
succes, on zal dit wellicht eenigen tijd blijven.
In het Théatre des Variétés te Parijs is een
dwaas stuk opgevoerd, L'affaire Edouard, van
Feydeau en Desvallières; het had redelijk succes,
althans hot derde bedrijf. Deze schouwburg was
in den laatsten tijd ongelukkig geweest, de
Japonaise was niet in den smaak gevallen, en Judic
speelde er maar weer Niniche en A/itouche. Het
derde bedrijf nu van L'affaire Edouard speelt
in de gerechtszaal; een der grappige elementen
is, dat de advokaat Charanc,on er met veel warmte
pleit voor den man die en flagrant délit met
i Cha,ranc,on's eigen vrouw, de mooie Rosa Bruck,
j is gearresteerd. Een ander incident is dit; de
j commissaris, die het flagrant délit gaat
constateoren, ontvangt oen klap in het gezicht, hij zendt
nu zijn broeder en deze ontvangt ook een klap
in het gezicht. De broeder alleen heeft den
beleediger gezien en moet dus getuigenis afleggen;
alleen de klap echter, aan den commissaris ge
geven, stelt een misdrijf daar en is in de acte
van beschuldiging genoemd ; de broeder nu ver
wart voortdurend in zijn getuigenis den eenen
klap met den ander, evenals de rechter, zoodat
ten slotto de beschuldigde vrijgesproken wordt en
de commissaris beboet met 25 francs, omdat hij
j zich ten onrechte beklaagd heeft over een klap
dien zijn broeder heeft ontvangen.
Do Ménestrel vertelt het volgende avontuur van
de jonge vioolspeelster Teresina T na, die een
tiental jaren geleden, een eersten prijs aan het
Fransche conservatoire behaalde en thans te St.
Petersburg vertoeft.
Op zekeren avond zou zij een concert voor een
zeer aanzienlijk gezelschap geven; de zaal was
; stampvol, maar op het laatste oogenblik weigerde
haar accompagnateur wegens een of ander gerezen
geschil, haar op de piano te begeleiden. Buiten
zich zelve van woede liet zij orkest, kunstenaars.
en publiek in den steek en begaf zich terstond
te bed.