De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 20 januari pagina 4

20 januari 1889 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Nö. 604 t, * T" l- * l t ' "ligevotóKl, daar ? deze heer overigens zulke goede ' eigenschappen bezit. Be heer Darnaud (Lothario) beiit een fraai basgeluid en groote ?waardigheid iTÓor deze partij, doch eischen zijn intonatie e» vibrato dringend herziening. Evenwel mag het ensemble" uitstekend genoemd worden, terwijl «ok de scènerie met groote zorg was behandeld. "Aan den heer de Beer komt hiervoor benevens 1 yoor zijn los en gemakkelijk tooneelspel in de partij yan Laërte een woord van biizonderen lof toe. Wat ,De Hugenoten" in de Hollandsche Opera betreft, heb ik reeds in ,De Amsterdammer, Dag^tltad" enz. mijn hoogst gunstigen indruk medege deeld, die ik van de opvoering van dit werk ontying. Het tamelijk anspruchslose" orkest ver* lichtte wouderen, maar meen ik ook, dat alle zan" gers en zangeressen zichzelve in dit werk hebbeu overtroffen. De eerste acte bevredigde dadelijk " door groote nheid, technische volkomenheid en Ook bijzonder fraaie costumes. Dat de gemakke lijkheid van sommigen met name choristen wat het spel betreft, hier en daar wat te weneehen overliet, zal ik hier niet te hoog in re kening brengen, daar niet ieder zich in ns "thuis kan voelen in de rol van de elegante Aristocraten uit die tijden. Die gunstige indruk san nheid, die alleen door zeer veel studie hier kan zijn verkregen, bleef mij gedurende alle volgende acten bij. Slechts bij zeer enkele nummers bleef men niet »op toon", o. a. in het soldatenkoor aan het begin van de 3e acte ( rataplan,plan, plan, plan, plan" enz.). Het werk is veel te uitgebreid, dan dat ik het hier in alle détails zou kunnen bespreken; ik volsta daarom met mijn hoofdindrukken van de in dit ^-trerk optredende personen mede te deelen. De volg orde van het programma in acht nemende, ver meld ik eerst: Raoul de Nangis" (den heerPauIMjls). Deze zanger heeft een zeer sympathiek te* liergeluid. Hij zou evenwel nog veel mér indruk maken, wanneer hij niet nog ecnigszins stijf speelde en doordoor zijn uitdrukking van deze zijde slechts weinig steun ontvangt. De heer Schmier in »Raoul" is evenmin zeer los te noemen en zingt deze zanger wat vlak (duitsch : flach") d.w.z. vóór aan de tanden, en daarenboven eenigszins nasaal. In zijn lage tonen voldeed hij mij echter zeer. De heer Orelio (, Graaf de Nevers") daarentegen heeft een zeel fraai timbre en een stem van grooten omvang en klank volume. Zijn intonatie behoeft m. i. nog ?wat meerdere zorg. De heer Albers (in den Graaf de St. Bris") heeft mij buitengewoon voldaan. Zijn heer lijke partij in de 4e akte heeft hij met groote meester schap gespeeld en gezongen. In 't algemeen verschaf ten de eerste vijf tooneelen van deze acte groot kunst genot, en vond de dweepende geestdrift van deze ka tholieke ij veraars een uitstekende vertolking. Ook de daarop volgende |scène tusschen »Raoul" eu Valeutine" is warm en werd aldus weergegeven, zoodat de geheele 4e acte van a tot % een meesterwerk geheel tot haar recht kwam. Er rest me nu nog te spreken over Valentine" (mejuffr. van Besten), .Margaretha van Valois" (mevrouw Orelio Van Zant) en Urbaiu" (mer. Albers?Jahn). Mejuffr. van Besten kan ik maar onder voorbehoud loven. Hare stem is wel groot genoeg en van een zeer goeden klank, maar if soms in het hoogste re gister schreeuwend, en daarenboven niet altijd ab soluut zuiver. Verder is zij iu, haar spel tamelijk eentonig, zij 't ook druk; zij maakt den indruk met haar hoofd (ook met haar sleep) geen weg te Weten, en zich van beide te willeu ontdoen. (Mevr. Orelio Van Zant bezit een noch vol, noch fraai getimbreerd orgaan ; de partij is in 't algemeen wat hoog voor hare stem, zoodat het a ais b ais a in ?tiet trio aan 't begin van de 2e acte dan ook zeer moeielijk klonk, maar zij weet door routine en een goede verschijning hieraan tegemoet te komen. Mevrouw Albers Jahn eindelijk weet met haar stemmetje te woekeren; ten blijke hiervan: 3e Cavatine uit de Ie acte! De opmerkingen, die ik ter wille der waarheid hier en daar lieb moeten maken, nemen evenwel niets weg van de groote waarheid, deze opvoering van hooge beteekenis moet worden geacht, en ze dan ook mijne sym pathie voor de Hollandsche Opera, die uiterst zwakjes klopte, tot een krachtig leven heeft doen ontwaken. Die sympathie geldt niet zoozeer: de of: eene dan wel speciaal deze Hollandsehe . Opera. Want het Hollandsen schijnt mij wel vooral in «De Hugenoten", waarin aldoor de '. *ransche aristocratie aan het woord is voor eene Hollandsche Opera te plat, Ik zeg niet, dat ik liet Hollandsch ia V algemeen plat vind. maar zoodra het (gezongen" wordt. Alleen in volksliederen acht ik het op zijn plaats. Het kan zijn, dat tot dit alles bijdraagt: het feit, dat men het Hollandsch zelden en ook iu deze Opera zonder eenigen bijsmaak van dialect te hooren krijgt, doch ik be twijfel of ook het zuiverste Hollandsen de zaak voor mij zou kunnen redden. Ware De Huge noten" echter Zaterdag in het Fransen, in plaats van in 't Hollandsch, opgevoerd ik zou zeer veel mér genoten hebben, dit weet ik wel. Wat de taal betreft, genoot ik Zaterdag het meest dan, wanneer ik tengevolge van onduidelijke uitspraak of overstemming door de muziek ..... haar niet hoorde; dikwijls werd ik als uit een liefelijken droom gewekt, wanneer deze, de taal belemmerende, doch miju genot ten goede komende, invloeden plotseling ophielden en de taal daar weer v au onder te voorschijn kwam. En ik heb toch geen parti-pris tegen het Hollandsch. Integendeel! Maar van waar dan dit effect? Aangenaam zou het mij evenwel zijn, wanneer a propos van deze mijne indrukken een nationale storm over mij mocht losbreken, waaruit ik zou mogen afleiden, dat velen dit gevoelen niet deelen en in dit opzicht mér kunnen genieten dan ik. Om dit stuk niet te lang te maken, bewaar ik de opmerkingen, die ik gaarne nog omtrent Le roy d'Ys" wilde maken, tot een volgende maal. 17 Jan. F. MUZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 18 Januari 1889. Er was in den laatsten tijd voor den referent over muziek hier weinig te doen, en dat weinigje bij te wonen werd mij nog door eene droevige oorzaak belet. Zóó kwam het dat ik van der Linden's Catharina en Lambert niet lieb kunnen hooren, wat mij te meer speet omdat ik, na alles wat om trent dit werk is gesproken en geschreven, zoo gaarne kennis er mede gemaakt had; wél herinner ik mij er jaren geleden (ik meen op eene uitvoering der Ned. Toonknnstenaars-Vereeiuging) een duet uit gehoord te hebben, maar dat is 1°. te lang gelden, en 2°. slechts een klein onderdeel. Naar ik van bevoegde zijde verneem, bevat deze Opera veel goeds eu was de uitvoering uitstekend. In de Duitsehe Opera werd een werk van Mo to w ^Indra" als noviteit voor Rotterdam, voor het voetlicht gebracht; dezelfde reden verhinderde mij ook de voorstellingen Aiervstn bij te wonen, eu ik kan dus slechts constateeren dat het werk bij het publiek in den smaak schijnt te vallen, daar ik verneem dat het volle zalen trekt. Thans is Fledermaus' in studie en zal waarschijnlijk de vol gende week gaan. In het personeel der Opera is eeue wijziging gekomen door het ontslag van den heer Manheit als lyrisch bariton; iu deze leemte wordt nu voor zien door het engagement van den heer Fiselier, die iu deu aanvang van het seizoen debuteerde zonder gunstig gevolg, en van den heer Paul Haase, die evenwel door ongesteldheid tot dus verre verhinderd werd optetredeu. De pogingen, om de Opera voor een langer tijd perk op souden grondslag te vestigen, mochten tot dusver niet slagen; de van de gemeente verzochte subsidie is niet toegestaan en het vereischte be drag werd door de burgerij nog niet volteekend. Er vormt zich thans een commissie van een vijfen-twintigtal heeren, die het bijeenbrengen van de gewénschte som alsnog zal beproeven; goed succes zij haar toegewenscht! V. VOOR DE MÜSSCHEN. DOOK FlOBB DELLA NEVE. Rondeel. Denkt om de muschjes!" De grond bevroor, En d'ijzige wind, die de boomen schoor, Fluit schel door de knappende hagen; Daar kijken ze zijlings het venster door, Daar komen ze schuchter u vragen: Geeft, waar men ons gist'ren zooveel beschoor, Geen mensen nu 't bescheiden getjilp gehoor i1 't Is tijd voor de hong'rige magen.... Denkt om de muschjes!" Ze zijn er, als menschen, ondankbaar voor, En schrokken de brokken zoo haastig door, Als schaamden ze zich voor hun klagen; Toch, lot op de sombere dagen, En luister naar 't zacht welsprekend koor : Denkt om de muschjes!" Biografisch Woordenboek der Noord en Zuid-Nederlandsehe letterkunde door J. G. FBEDERIKS en F. I. VAN DEN BHANDE. (Amst. L. J. Veen, Roeselare de Seyn-Verhougstraete). 1888. Weinig schrijvers zijn door de kritiek zoo on billijk behandeld als de schrijvers van dit werk. In den Spectator heeft de heer men zegt dat het de heer Boele van Hensbroek was een aantal aardigheden over dit boek gezegd, waar mede hij ontegenzeggelijk de zwakke zijde van het werk aanroerde, voor zooverre de opmerkin gen betroffen den vorm waarin de redacteur, de heer J. G. Frederiks, zijne biografische mededeclingen giet. Maar een man als de heer Boele kan weten, dat b\j een werk als het onderhavige, de vorm geenszins hoofdzaak is, en dat het tame lijk goedkoop is, om, als men over een weiversneden pen beschikt en in eene ondeugende bui verkeert, eenige geestigheden te debiteeren, die de lachers op zijne zijde brengen, maar het debiet van een nuttig boek bederven. Vermakelijk was de kritiek zeker, maar was zij ook billijk? Hield zij rekening met den kolossalen arbeid, dien de samen stellers aan dit woordenboek moeten ten koste leg gen ? Geenszins, en dit noemen wij de onbillijkheid, die speciaal tegenover den heer Frederiks door den Spectator is gepleegd. Evenmin werd daarin het nut, of althans het gemak van hem die het boek moet raadplegen, op de rechte waarde geschat. Den heer Frederiks werd er een grief van ge maakt, dat hij allerlei onbekende grootheden in zijne aanteekeningen memoreerde. Wij meenen, dat het juist de groote verdienste van dit woor denboek is, dat het berichten bevat omtrent schrijvers, over wien men de bestaande lexica te vergeefs zal naslaan. Die kleine sterren aan den Nederlandschen letterhemel bezorgen deu naspeurder soms heel wat hoofdbrekens en het is epn groot voordeel dat wij ze hier, dank zij 's heeren Frederiks nauwgezetten ijver, in een oogenblik zouden kunnen monsteren. Al de nazoekingen en de oogenschijnlijk nietige medcdeelingen van den zamensteller, komen in de eerste plaats bibliografen ten goede. Van de zijde van j den heer Boele was deze kritiek dus allerminst te wachten. Als een verstandig man heeft de heer Frede riks uit deze ondervinding leering geput en in de latere afleveringen zich onthouden van volzinnen als dezulke, waartegen de kritikus zijn mijnen liet springen. De stijl is meer gedegen geworden. Soberder volgen de talrijke gegevens thans elkaar op. Dat wint plaats, die wij door den heer Fre deriks gaarne gebruikt zouden zien tot opneming van nog meer bijzonderheden, die tot nu toe be scheidenlijk door hem werden achterwege gehouden. Een werk als dit, waarin men details wenscht te vinden, mag onzes inziens wel in kleinigheden afdalen. Het is geen leesboek waarin die klei nigheden ons zouden vermoeien. De betrekkelijke volledigheid van ieder artikel immers bepaalt de waarde van het geheel. Rusteloos napluizer als de heer Frederiks is, kon de redactie van zulk een biografisch woor denboek kwalijk aan betere zorg zijn toever trouwd. N. DE R. VARIA. PLASTISCHE KUNST. In de Nationalgallerie te Berlijn zullen eerst daags de door de Pruisische regeering in 1887 aangekochte fresco's uit de Casa Bartholdy, ge schilderd door Cornelius, Veit, Schadow en Overheck, voor het publiek toegankelijk worden gesteld. Deze fresco's zijn de eerstelingen dier toenmaala in Rome verblijvende Duitsche schilders, die tot de zoogenaamde school der Nazareners den stoot gegeven hebben. Den lOden December stierf te Parijs, 68 jaar oud, de landschapsschilder Eugène Lavieille, die een leerling van Corot was. Het Luxembourgmuseum bezit van hem een nachtlandschap, dat hem ook het Legioen van Eer deed verwerven. Op de tentoonstelling der Drie-en-dertigen in de George Petit-galerij te Parijs zond de Duitscher von Uhde, de schilder van de Christus met de kinderen en het Avondmaal, slechts een mager visitekaartje. De Belg Knopff zond eenige van zijn wonderlijke symboliesche composities. De gedis tingeerde Jacques Blanche zond een zeer geroemd kinderportret. Mlle Breslau heeft er een tonig interieur, de rustieke Emile Barau studies van dorp en weg en wijngaard, eenvoudig van factuur, de forsche schilder Lebourg eenige geëmpateerde schemeringen. Mevrouw Besnard zond een gebeeld houwde vrouwenbuste, en van J. Blanche is er een portret door den beeldhouwer Malherbe. Eugène Carrière, een individueel schilder, heeft er fijn ge nuanceerde studies van teere anemieke kinderen in binnenkamertoon. Tien jaar geleden had de beeldhouwer Begas een klein model in klei geboetseerd van een mo numentale fontein, dat aangekocht werd door de Berlijnsche -National-Gallerie, en in 1883 werd door Keizer Wilhelm aan den beeldhouwer opge dragen deze schets op kolossale grootte uit te voeren. Stilzwijgend werd verondersteld dat de stad Berlijn de kosten voor het afgieten en stel len zou dragen, maar het gemeentebestuur deed geen stappen daartoe. Toen de oude keizer en zijn zoon kort na elkaar gestorven waren, en de jonge keizer herhaaldelijk te kennen gaf dat hij de monumentale fontein gaarne in de hoofdstad geplaatst zou zien, besloot het gemeentebestuur hem het kunstwerk ten geschenke aan te bieden bij gelegenheid van zijn terugkeer uit Italië. The Athenaeum vermeldt de ets, door onzen kunstenaar Arontzen gemaakt naar Reinbrandt's beroemd portret van Burgemeester Six", uit de collectie Six van Hillegom. De firma Buffa heeft daarvan een afdruk aan het tijdschrift ge zonden en de redactie roomt de kracht en vast heid, waarmede juist de mannelijke uitdrukking der schilderij is weergegeven. De Burgemeester Six" werd in 165(i door Rembrandt geschilderd ; de schilder was toen 49 jaar oud. In 1647 had Ilembrandt reeds zijn vriend den burgemeester geëtst, aan een venster staarde; die ets is bijna even t'-aai als het geschilden! portret, waarvan, ondanks zijn beroemdheid, tot heden nog geene ets gemaakt was, zoo goed als deze. Six trekt zijn handschoen aan; hij is gereed orn uit te ga n. Hij draagt oen breedgoranden zwarten hoed, een lossen mantel, rood met gouden versierselen, en een grijs kleed met gouden knoopen. Het stuk is waarschijnlijk Rembranilt's meesterstuk in zijn vrijoron stijl. Het hoofd is eenvoudig volmaakt; uitmuntend zijn de zorgvoüe goedhartigheid en vriendelijke waar digheid van den burgemeester teruggegeven. Zijn verweerde trekken hebben de energie, zooal niet de frischheid der jeugd behouden; de houding is uiterst eenvoudig en natuurlijk. Het gezicht is meer afgemaakt, dan de rest van de figuur en de kleeding, die bepaald schetsachtig zijn, en toch even massief en krachtig als waar. Het is geen kleine triomf voor don heer Arendzen, dat hij zoo volkomen geslaagd is met dit meesterstuk." voegt de Athenaeu/n er bij. Hij is ongeveer even gelukkig geweest met de reproductie van het portret van Anna Wijmer, de vrouw van Jan Six, en moeder van Jan Six van Vroruade, Rembrandts beschermer. Het stuk is uit dezulfde collectie, onderteekend en geda teerd 1G41. Het is uit een geheel andere periode van 's meesters talent en toont meer het vol maakt geachevoerde en gladde van hot portret van Saskia, dat nu te Dresden is. Even goed als Arendzen geslaagd is met de volle krachtige toets en wonderbare techniek van des burgemeesters portret, evenzeer heeft hij mot zorg de minutieuse teekening, gepolijste oppervlakte en het vol maakt gemodelleerde VBH het vroegere stuk bestudeerd. De gelaatstrekken, zijn zoo goed als gestippeld, terwijl de kraag, als een voorbeeld van eigenlijke teekening, juist even fraai is." Naar men wil zou de driejaarlijksche stedelijke Tentoonstelling van moderne kunst die dezen zomer te Amsterdam moest gehouden worden, niet doorgaan. Hen weet namelijk op 't oogenblik geen geschikie localiteit, en de stad zou weigeren de som te verschaffen, benoodigd om een tijdelijk houten gebouw op te trekken. We hopen dat dit gerucht onwaar is, en de Rijkshoofdstad bewaard blijve voor de schande van zulk een kleinsteedsche kaalheid. De eenige Ilollandscho gcnoodigde voor dit jaar, van de Brusselsche Kring der Twintigen is de Haagsche landschapschildcr W. B. Tholen. Verder werden geïnvitcerd de schilders Albert Besnard, Henri Cross, Paul Gaujuin, Maximilien Luce, Moreau-Nclaton, Claude Monet, Camille Pissarro, Georges Seurat, P. Wilson Steer, William Stott, do beeldhouwers Paul de Vigne, Frémiet, Constantin Mounier en de graveurs Bracqnemond, Marcellin Desboutin, Max Klinger. Engelands fijnst georganiseerde schilder (die na eenige jaren achtereen gemviteerd te zijn door de XX, nu voor 't eerst niet bij hen schijnt te zullen exposeeren), James Whistler, is vóór korten tijd in het huwelijk getreden met een schilderes van talent. Hij is van zijn huwelijks reis teruggekeerd met zijn koffer vol koperen platen, waarop hy de Renaissance-schoonheden van het Loire-district heeft geëtst. In de ruime, nieuwe Kunstzaal ,van het Ge nootschap Pulchri Studio te ' Hage zyn op 't oogenblik door den heer De Kuyper te Rotter dam, de 49 schilderijen en studies van Theodule Ribot, die voor kort op de Kunstclub te Rotter dam waren te zien, tentoongesteld. Deze ten toonstelling wint niet weinig, doordien de Heer E. J. van Wisselingh te 's Hage er een ryke ver zameling Chineesche, Japansche, en andere prach tige kunstvoorwerpen bijvoegde. Flora's Feast, a masque of flowers, is de titel van het laatste prentenboek van den aarts-JV'rfwrebooks maker, Walter Crane. Het is een optocht van levende bloemen, die in volgorde der seizoenen voorbij trekken in een lange schoone processie. De teekening en karaktervormen der bloemen zijn. ingenieus weergegeven in de persoonlijkheden van de wezens die het spel spelen. Bij deze serie van veertig teekeningen heeft Walter Crane zelf de versjes gemaakt. TOONEEL EN MUZIEK. In het Deutsche Theater te Berlijn is een nieuw blijspel, Eine Lüge, den eersten avond met veel bijval opgenomen. Na de tweede en derde acte trad de directeur l'Arronge op, om te bedanken voor de toejuichingen; hij noemde den naam van den auteur niet, maar men weet dat dit Carl Schönfeld is, die zich nog niet openlijk als auteur wil doen kennen, omdat zijn vroeger werk, Mit /remden Federn, te Berlijn slecht is opgenomen. Er is inderdaad groot verschil tusschcn de twee stukken; het vorige was eene verwisselingsko medie op de traditioneele wijs van den Duitschen Schwank", schrijft men aan de Frankforter; het nieuwe stuk is een flink drama met sociale beteekenis, waarbij men aan Augier's Les Fourchambault en Dumas' Denise denkt. De stof is, evenals in Denise, het rehabiliteeren van een meisje, dat voor verleiding bezweken is; bij Augier en Dumas lag het beslissend voorval reeds in het verleden; Sckünfeld doet zijne heldin in de eerste acte nog ongedeerd op treden ; de pianojuffrouw Hedwig Reichardt wordt er onder de oogen van den toeschouwer door Raoul von Ettingen verleid, die haar enkel onder den valschen naam van Ernst Hartmann bekend is. Dit is de leugen" in het stuk, en al het andere komt er uit voort Hedwig komt nu als gezelschapsjuffrouw bij de toekomstige verloofde van haren verleider in huis, Ernst Hartmann" 's eigen broeder doet aanzoek om hare hand; als Ernst van eene lange reis terugkeert, vindt hij het verleide meisje te midden der zijnen, geëerd en bemind. Hij meent dat zij opzettelijk daar is binnengeslopen om zich te wreken, en slingert haar een leelijk woord in het gezicht; dan grijpt Hedwig, zichzelve niet meer meester, de hand van Otto von Ettingen, van wien zij zich tot dusverre heeft afgewend, en de broeder van haren verleider is er trotsch op, haar zijne verloofde te mogen noemen. Met veel meesterschap, en eene dramatische kracht, wier voorbeelden in het Duitsche drama ver te zoeken zijn, zegt de Frankforter, is dit tooneel tot een effectvol slot gevoerd, en het derde bedrijf zet nu de stelling" (la these in een drama van Dumas) uiteen; in de debatten over het rehahiliteereu der gevallene wordt, zeer merkwaardig, door een Rus de zachtere moraal der vergeving verdedigd, terwijl Otto von Ettingen de onverbiddelijke Duitsche moraal volhoudt. Dan komt do verleider tot het be grip van zijn misdrijf, hij zorgt bij een duel zelf om hot leven te komen en legt stervend de handen der verloofden in elkaar. Het stuk wordt door episoden, een drinkgelag in eene k.neip met veel prosit!", een jong paar in den stijl van von Moser, hij bedeesd, zij voor niets vervaard, en andere levendige tooneelen | opgevroolijkt; de karakters hadden meer waar schijnlijkheid kunnen hebben, de stijl had elegan ter, de gehocle inrichting gedistingeerder kunnen zijn, de acteurs speelden wat ruw on melodra matisch, maar het stuk was over het geheel een succes, on zal dit wellicht eenigen tijd blijven. In het Théatre des Variétés te Parijs is een dwaas stuk opgevoerd, L'affaire Edouard, van Feydeau en Desvallières; het had redelijk succes, althans hot derde bedrijf. Deze schouwburg was in den laatsten tijd ongelukkig geweest, de Japonaise was niet in den smaak gevallen, en Judic speelde er maar weer Niniche en A/itouche. Het derde bedrijf nu van L'affaire Edouard speelt in de gerechtszaal; een der grappige elementen is, dat de advokaat Charanc,on er met veel warmte pleit voor den man die en flagrant délit met i Cha,ranc,on's eigen vrouw, de mooie Rosa Bruck, j is gearresteerd. Een ander incident is dit; de j commissaris, die het flagrant délit gaat constateoren, ontvangt oen klap in het gezicht, hij zendt nu zijn broeder en deze ontvangt ook een klap in het gezicht. De broeder alleen heeft den beleediger gezien en moet dus getuigenis afleggen; alleen de klap echter, aan den commissaris ge geven, stelt een misdrijf daar en is in de acte van beschuldiging genoemd ; de broeder nu ver wart voortdurend in zijn getuigenis den eenen klap met den ander, evenals de rechter, zoodat ten slotto de beschuldigde vrijgesproken wordt en de commissaris beboet met 25 francs, omdat hij j zich ten onrechte beklaagd heeft over een klap dien zijn broeder heeft ontvangen. Do Ménestrel vertelt het volgende avontuur van de jonge vioolspeelster Teresina T na, die een tiental jaren geleden, een eersten prijs aan het Fransche conservatoire behaalde en thans te St. Petersburg vertoeft. Op zekeren avond zou zij een concert voor een zeer aanzienlijk gezelschap geven; de zaal was ; stampvol, maar op het laatste oogenblik weigerde haar accompagnateur wegens een of ander gerezen geschil, haar op de piano te begeleiden. Buiten zich zelve van woede liet zij orkest, kunstenaars. en publiek in den steek en begaf zich terstond te bed.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl