De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 27 januari pagina 1

27 januari 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

I*. 605 DE AMSTEEDAMMEE WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 27 Januari. Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. p ?1.27* Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10, Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.201 Reclames per regel 0.40. I H H O V VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Een fooitje en wat er van kwam, I. Le vrai général Barbenzingue KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door A. Th. La reine Fiammetta. Muziek in de hoofdstad, door F. Latyn en Grieksch, I. Oad-Hollandache vroohjkheid en humor in de Letterkunde, door J. v. S. - VARIA. MILI TAIRE ZAKEN. SCHAAKSPEL. - Vivisectie. 'sRyks Veeartsenijschool, I. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. INGEZONDEN. BEURSOVERZICHT. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. De voorstellen betreffende Oost-Afrika zijn door de Duitsche regeering bij den Bondsraad ingediend en nogdenzelfden dag aangenomen. Daarop zijn zij naar den Rijksdag verzonden. die heden (Zaterdag) met de behandeling zal beginnen. De heer Von Bismarck zal eene rede houden, en dan zal het ontwerp worden verzonden naar eene commissie, aan welke de regeering vertrouwelijke mededeelingen zal doen. Dit laatste is zeker niet overbodig, want het _ontwerp en de daaraan toegevoegde me morie van toelichting munten uit door ondui delijkheid. Het ontwerp luidt als volgt: 1. Voor maatregelen tot onderdrukking van den slavenhandel en tot bescherming van Duitsche belangen in Oost-Afrika wordt eene Bom van twee millioen Mark beschikbaar geeteld. 2. De uitvoering der noodige maatregelen zal_ worden opgedragen aan een rijkscommissaris, die tegelijk, in overeenstemming met de hem verstrekte?instructiën, het den rijkskanaelier volgens de bestaande bepalingen toe komende toezicht uitoefent over de Duitsche Oost-Afrikaansche maatschappij en hare be ambten in Oost-Afrika. 3. De rykskanselier wordt gemachtigd de vereischte bedragen, naar gelang de behoefte zich voordoet, uit de beschikbare middelen van 'srijks schatkist te verstrekken De memorie van toelichting maakt den Ljzer niet veel wijzer. De regeering zegt, dat zi) hare opvatting van de taak der koloniale po litiek niet gewijzigd heeft, en dat zij zich dus niet verplicht acht, Duitsche ondernemers in overzeesche gewesten voor mogelijke verliezen schadeloos te stellen of hun gunstige uitkom sten van hunnen arbeid te waarborgen. Het rijk zal zijne tusschenkomst in den regel Feuilleton. EEN FOOITJE EN ff AT ERVAN KWAM. De conducteur heeft mijn valies en plaid uit de _ wachtkamer gehaald en beiden zorg vuldig in het bagagenet gelegd, na eerst een coupévoor mij uitgezocht te hebben, die noch door de lucht van nieuwe vernis, noch door die van ouden tabaksdwalm, de reukorganen beleedigt. Hij is nu heengegaa» om een keetwaterstoof voor mijn voeten te halen. Hij is een schrandere, beleefde conducteur, ik mocht hem wel een paar kwartjes geven. Wel vertrapt! ik heb geen kleingeld bij me niets dan een dubbeltje en guldens. Het eene is te weinig het andere te veel. Het zou onredelijk zijn te verwachten, dat hij terug zal hebeen, zelfs al had ik den zedelijken moed, hem zulk een vraag te doen. Wat nu? Zijn voorzorg, om een doosje met eenige lucifers op de richel van het raampje te laatsen, in geval ik soms wil rooken, beslist eze moeielijkheid. Ik gaf hem den gulden, en nu is hij van zijn kant zoo beleefd het portier te sluiten, opdat ik de coupévoor mij alleen zal hebben. Die gulden was niet on nut'uitgegeven, want ik ben sterk van plan den heelen rit door te slapen, en dat zou onmogelijk zijn geweest, als hij nog andere passagiers had willen inlaten. Want reisgenooten zijn in den regel hinderlijk als men een dutje wil doen; zij verkiezen met alle geweld het raampje neer te hebben of houden niet op met impertinente vragen te doen, met het doel een gesprek uit te lokken, ze fniezen, hoesten of zitten heen en weer te draaien, of zijn op een andere manier ver velend. Ah! »Klaar achter!" Dat beduidt dat we heengaan. Nu den boel even goed echikken, om een lekker slaapje te doen. Wel verdraaid, dat is toch te erg! De conslechts verleenen tegenover andere mogend heden ; voor het geval van conflict met de inboorlingen moeten de ondernemers zich zelf redden. Maar en hier wordt de zaak bedenkelijk Duitschland heeft, toen het de Congo-akte onderteekende, den plicht op zich genomen om mede te werken tot de bescha ving van Afrika en de bestrijding van den slavenhandel. En als de memorie van toe lichting eens op dit chapitre is gekomen, spreekt zij over de veldtochten van den Mahdi, over de zendingsposten aan den Boven-Congo, over de nederzettingen aan de groote meren. Wat moeten de Duitsehers daar gaan doen? Het antwoord op die vraag wordt niet ge geven. Wel verneemt men, dat voor net slecht omschreven doel 2 millioen Mark noodig wordt geacht. Dat is zeker niet veel, maar het is slechts eene eerste bijdrage en daarenboven zijn de kosten der blokkade niet onder deze som begrepen. De rekening zal dus vrij wat hooger worden. En daar nu de rijkskanselier, de vorige week zelf heeft moeten erkennen, dat het onderdrukken van den slavenhandel niet veel meer dan een voorwendsel was, en hij thans ontkent, dat het de plicht, der regeering kan zijn, slecht opgezette en mislukte ondernemingen weer aan den gang te brengen, vinden wij de eenige verklaring van de bereidwilligheid, waarmede de meerderheid van den Rijks dag zeker het ontwerp zal aannemen in de woorden van den heer Von Bismarck: Duitsch land is groot genoeg, om zich de weelde van koloniën te kunnen veroorloven, zonder de vraag naar de rentabiliteit op den voor grond te stellen. De ultra-conservatieve Krem- Zeitung is opgekomen tegen de openbaarmaking der akte van beschuldiging in de zaak Geffcken. Het blad zag, van zijn eigenaardig standpunt, met leedwezen, hoe de monar chie zich verlaagde door van de vrijspraak eener bevoegde rechtbank een beroep te doen op het volk. Het wees er op, dat in het laatste jaar de traditie van den eerbied voor het Koninklijk Huis herhaaldelijk was aangetast, eerst naar aanleiding van het bekende piëtistische conventikel ten huize van graaf Waldersee, daarna naar aanleiding van het voorgenomen huwelijk tusschen prin ses Victoria en den vorst van Battenberg, niet het minst door de aanvallen op keize rin Victoria, bij welke een conservatief blad in de provincie zelfs van »0nderrokkenpolitiek" had gesproken. Het conservatieve blad vindt het allertreurigst, dat derge lijke zaken aan de groote klok worden ge hangen en dat het oordeel van onbevoegden wordt ingeroepen, om pressie op hoogge plaatste personen uit te oefenen. »Gezag, niet ducteur heeft iemand in mijn coupégeschoven en nog wel juist, nu de trein zich in beweging zet. Het is tegen het reglement; zoodra de locomotief gefloten heeft, mocht niemand meer mogen instappen. Ik was mal om hem een gulden te geven. Maar de schavuit heeft waarachtig nog de brutaliteit om te denken, dat hij mij een dienst bewijst! Hij slaat het portier weer dicht en grinnikt mij onbeschaamd familiaar toe. Hij staat op de loopplank en zegt, half fluisterend: »'n dame, meneer ik dacht: daar zou u niet op tegen hebben!" en schuifelt dan, met een knipoogje, langs de plank naar zijn waggon achterin den trein. Verwenschte kerel! Is er iets in mijn voor komen om zijn gedrag te rechtvaardigen? Zie ik er uit als een ploert, die van het toeval, dat een hulpelooze vrouw tijdelijk aan zijn genade overlevert, gebruik zal maken om haar lastig te vallen? Ik hoop het niet. Wat die vrouw betreft, voor zooverre ik haar verkies te zien, heb ik dat met n oog opslag gedaan. Zij zit op de uiterste punt van het kussen, dat ik van plan was op te rellen en onder mijn hoofd te leggen, en haar taschje en parapluie liggen op de Dank tegen over ons. Geen kans dus om heerlijk languit te gaan liggen. ik moet mij vergenoegen met mijn beenen in de plaid te wikkelen, mijn voeten op de stoof te houden, in een hoekje te leunen, en bij het helsch geflikker van die olielamp trach ten te lezen, totdat ik van verveling in slaap val. En dat alles omdat die ellendige vrouw nog op het laatste nippertje hier is binnen komen vallen. Ik wou dat ze op de Mooker» hei zat! Zij is eigenlijk geen vrouw, nu ik haar goed aanzie een jong ding, van ongeveer zeventien of achttien jaren, slank en meteen tamelijk knap gezichtje. Ze heeft mooie oogen en wimpers. Niet dat ze mij heeft aangekeken ze zit een brief te lezen, en ik kan haar pro fiel zien, als ik even boven mijn krant uit kijk; ze heeft bepaald donkere oogen de lange wimpers schijnen gitzwart op haar iet wat olijf kleurige huid. Ze is schraaltjes gemeerderheid" moet voor den Pruisischen staat de. stelregel blijven. Men kan zich voorstellen, dat deze uitval van het orgaan van den heer Von Hammerstein tegen den heer Von Bismarck grooten schrik veroorzaakte in het conservatieve kamp, waar m?n zich tegenover den machtigen rijkskanse lier zulke stoutigheden niet dunt veroorloven. De ontsteltenis vermeerderde nog, toen bijna de geheele pers, met uitzondering van de officieuse Norddeutsehe Allgemeine Zeitung en van de Post op scherpe wijze de houding af keurde van de Kölnische Zeitung, die een zeer sterk gekleurd uittreksel had gegeven van de, alleen aan den bondsraad beleende, briefwisseling tussehen de heeren Von Roggenbach en Geficken. Daar nu de Kölnische deze indiscretie niet zonder toestemming van den heer Von Bismarck kon hebben begaan, was ook hier de rijkskanselier als de booze man aange wezen. De bureaux van de conservatieve fractiën in den Rijksdag, den Landdag en het Hee ren huis zijn dadelijk bijeengekomen en hebben eene verklaring opgesteld, waarin de KreuzZeilung werd gedesavoueerd. En de Konservative Korrespondenx, het officiëele orgaan der partij, betoogde met geestdrift, dat de Hohenzollerns hunne volkeren nooit hadden be schouwd als eene kudde, maar hen in be langrijke gelegenheden hadden geraadpleegd. De Kreuz-Zeitung heeft dit démenti zeer kalm opgenomen en de waarde der verklaring van zijne conservatieve vrienden zeer verminderd door erop te wijzen, dat eene parlementaire politieke partij rekening moet houden met de eischen der opportuniteit, terwijl een dagblad, zal het de waardige vertegenwoordiger eener groote zaak_zijn, slechts mag letten op waar heid en beginselen. Deze kibbelpartij onder de conservatieven. bewij tvalweer, dat de heer Von Bismarck in de zhsiA'-Geftcken z*er ongelukkig is ge-v-test in de keuze zijner middelen. Zijn gewone orgaan, de Norddeutscke Allgemeim Zeitung, bemoeit zich dan ook met deze polemiek zoo weinig mogelijk. Wel komt dit blad op tegen de bewering van de Kreux-Zeitung, dat die polemiek schade moet doen aan de monar chale idee- De Norddeutsehe vindt in dit op zicht geestverwantschap tusschen den heer Von Hammerstein en den heer Richter deux noms bien tonnés de setrouver ensemble! en wijst, om deze bewering ingang te doen vinden, op Herodes en Pilatus! Zal morgen te Parijs generaal Boulanger worden verkozen of de heer Jacques? Het is moeielijk te zeggen: elk der partijen voor spelt de schitterende overwinning van hare zaak. Men zou het bijna betreuren, dat bij kleed niet armoedig of slordig en ook niet smakeloos, maar haar japon is van zomerstof en alles behalve in overeenstemming met dit koude, winderige weer. Ik wed dat ze maar een derde-klas-kaartje heeft, en nooit uit eigen beweging iu dezen waggon zou zijn gestapt. Die bedeesde blik naar mijn kant toont, dat ze niet op haar gemak is. De arme meid is voor de yerijdeling van mijn genoegelijke plannen niet te laken; ik trek dus mijn eerste veroordeeling in en wensch, in haar plaats, den conducteur naar de Mookerhei. Ik kan niet lezen bij dat afschuwelijke geflikker en ik kan niet slapen, zoo recht over eind. Het meisje heeft de handen in demou wen van haar jacket verborgen en houdt ze kruiselings over de borst, om ze te warmen. Als ik twee reisdekens had, zou het niet meer daii eenvoudig menschlievend zijn, er haar een aan te bieden. Zij heeft de hand omlaag gestrekt en haar voetenwarmer aangeraakt. Ik wed dat hij koud is, want ze heeft er haar voeten van afgenomen en houdt ze onder de bank. Ik wou dat ik durfde, dan kon ik haar voorslaan mijn stoof te dealen, maar die ellen dige etikette maakt zulk een aanbieding van mijn kant onmogelijk. Ze zou er misschien een beleediging in zien Ze moet door en door verkleumd zijn. Ik zag haar daar net op haar onderlip bijten, alsof zij haar tanden het klapperen wilde beletten. Mooie witte tandjes zijn het. Arme ziel! Ik moet haar even als mij zelf wel vreeselijk egoïstisch voorkomen, in mijn dikken overjas, een warme reisdeken over mijn knieën en met mijn voeten op een heete stoof, terwijl zij kou lijdt. Ik wou dat ik den zedelijken moed had, om de dwaze voorschriften der etikette te verbreken en haar het eerst aan te spreken, maar ik durf niet. Zij zal misschien denken, dat ik van mijn betere positie misbruik maak, en dat wil ik niet. Ik wil niet opzettelijk haar trots kwetsen, door een toespeling op haar dunne kleeding te maken. Daar! ik zag haar rillen, neen! dat verdraag ik niet langer spreken zal ik, het koste wat het wil. deze verkiezing op zoo oorverdoovende wijze de groote trom wordt geroerd. Zou werkelijk de republiek gevaar loopen, wanneer te Panjs generaal Boulanger de opvolger wordt van. den volmaakt onbekenden Hude, de collega van Basly en Camelinat en van nog een der tigtal met meer of minder licht schitterende grootheden ? . Alle dingen zijn mogelijk, wanneer eeflzoo zonderling personaadje als Boulanger ernêtig wordt opgevat. Wij onthouden ons van iedere voorspelling, maar verwijzen onze lezers liever naar netgeen een geestig pamflettist, geholpen door een niet minder geestig teekenaar, over den grooten man te zeggen heeft. Voorloopig_ schijnt ons de toon, waarop hier over Levrai général Barbenzingue wordt gesproken, de eenige, dien men tegenover hem kan aanslaan. LE VRAI GÉNÉRAL BARBENZINGUE. Onder de middelen, die men ter bestrijding van Boulanger gebruiken wilde, was ook een uit gave, Le général Barbenzingue, waarin de gene raal en zijn vrienden in eene reeks van tooneelen belachelijk gemaakt zouden worden. Het plan is echter verraden en de tegenpartij heeft er haar voordeel mede gedaan. Paul Déroulède heeft uit gegeven Le général Barbenzingue, waarin onder dien titel de grijsgebaarde minister de Freycinet werd gepersiffleerd. Ondanks deze teleurstelling hebben toch Boulangers bestrijders hun plan niet opgegeven, maar hun reeks van brochures, n per week, Le vrai général Barbenzingue betiteld. Onder de personen, die ten tooneele gevoerd worden of zullen worden, zyn de voornaamste: Barbenzingue, Ernest voor de dames, beroep brac' général ? graaf Dillon, ami sérieux (men weet, dat dit in boulevard-taal wil zeggen: betalende vriend); Alfred Naquet, bijgenaamd Ie petit Roule-ta-bosse; Henri Rochefort, als de kwajongens zoo geestig zijr, leven ^ij te lang"; voorts de afyeyaardigSen Laguerre, Laisar.t, Vergoin, Micbelin, Thiébaud, Déroulède, Clovis Hugues, Laur, de journalisten Arthur Meyer, Chincholle, Ducret, de zanger Paulus, de réclamedokter Géraudel, héros de la prise de la Pastille, en de oppasser van den gene raal, Beaumanet. Het tooneel stelt voor Barbenzingue's werkka mer; aan iederen wand portretten, te paard, te voet, in iedere pose, van den generaal; pleister- . koppen, terra-cotta's, taai-taai-^ryers, alles denzelfden voorstellend, zijn door de kamer ver spreid. De oppasser Beaumanet komt met een blad vol brieven binnen. Er zijn twee en-twintig aar geteekende bij; Beaumanet verwondert er zi' niet over ; de generaal is zoo'n knappe man! politiek en uniform, altoos cliic! Er komen . ook dames genoeg, jonge en mooie; ook oude d tige dames, elïes casquent pour les frais du eu en Beaumanet twijfelt niet of er zijn brieven ?. haar bij. Hij wordt gestoord door den tolephot Het ijs is gebroken. Gelukkig dat ik er den moed toe had. Ze is een verstandige meid. Ze heeft openhartig toegestemd, dat ze dóór en dóór verkleumd was en is zonder complimen ten naast mij komen zitten. Zij heeft haar voetjes op de heetwaterstoof gezet en de helft van mijn plaid bedekt haar knieën. Zijzitnu zoo dicht naast mij dat haar klêeren, armen schouder de mijnen raken dat komt door de plaid. Ik moest mijn hoekje uiten kan nu niet anders dan stijf rechtop zitten. Lezen kan ik ook niet zóó. Ik zal dus maar wat zeggen. »Moet u ver?" vraag ik. »Ja! een heel eind." »Lang in Amsterdam geweest? Bij familie gelogeerd misschien ?" »Neen; ik ben er heen gegaan om een be trekking te zoeken; maar ik heb er geen kunnen krijgen, dat wil zeggen" een pijn lijke, donkere schaduw trekt over haar ge laat «geen die ik kon aannemen en nu ga ik weer naar huis terug." Geen vroolijke glans verheldert haar gelaat, als dat van een gelukkig kind, bij de gedachte aan het »te huis". Integendeel! zij smoort een zucht en klemt de lippen opeen, terwijl ze de donkere wenk brauwen fronst, als vast besloten om elk ge voel van spijt over de eens gedane keuze te onderdrukken. Ik wil dat onderwerp niet meer aanroeren. Ik kan mij alles voorstellen wat ongezegd is gebleven den harden strijd in Amsterdam, de nederlaag en de noodzakelijkheid om terug te keeren naar een tehuis, dat haar door on vriendelijke, misschien zelfs ruwe behandeling, hatelijk is geworden. Het taschje, haar nog op het laatste oogenblik door den conducteur achterna geworpen, bevat naar alle waar schijnlijkheid alles wat zij op de wereld bezit. Arme ziel! Ze ziet er wonderlijk lief uit, nu ik haar meer van nabij opneem. Op het tooneel zou ze haar fortuin gemaakt hebben. Ik ver beeld mij het middel van bestaan te kunnen raden, wat haar is aangeboden en waar zij voor is teruggedeinsd. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl