Historisch Archief 1877-1940
'K'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
?t".Men heeft ook geen oógenblik rust.... Allo!
allo!, goed, mijnheer La Brnyère, ik zal het
"den generaal zeggen hij is zich aan
'tklee,den ,... blijf even aan den telephoon een
verVelend sujet, die journalist,,... dat
telephoneert nacht en dag, 't is zeker weer om geld
te doen.
? De generaal treedt binnen.
Ah, is u- daar, generaal,.... ze zy'n voor u
aan den telephoon.
. Al weer ? .... en wie ?
De redacteur van de Cocarde.
??Hjj al weer ? .,.. ik ben niet thuis
Ik heb gezegd, dat u je aan 't kleeden waart.
Stommerik!
Beaumanet(het militair saluut makend):?Bi zal
bet wel in orde brengen .... Allo! Allo l.... De
gqneraal heeft het hotel verlaten en aan de
marfcet.... aan de keukenmeid laten weten, dat hij
njèSt thuis komt ontbijten. (Luisterend). Goed,
mijnheer, ik zal het zeggen.
Wat?
Hij zegt, dat als u niet Tóór 12 uur geld
stuurt, het blad vandaag niet verschijnt.
Ja wel!.. Het begint me te vervelen altoos
die cocarde.. van Damocles boven myn kruin te
hebben ... Als er nog exemplaren van verkocht
werden!... Nu ernstige zaken... De post ?
i j
l
De brieven liggen daar, twee en twinfig
aangeteekend...
Barbenzingue gaat naar de schrijftafel en wrijft
zich in de handen: Ha ha!... Lekkers!... du
bon nanan.'... Er zijn toch nog brave menschen
op de wereld. Komaan!... Holp me de gouden
correspondentie eens ontginnen ...
Een brief uit Clermont-Ferrand ...
Onze goede stad! .., (snuffelend) Bah! wat
een kazerneluchtje! ... Zeker van een wapen
broeder ...
De brief wordt gelezen, en valt niet mee. Hij
is van een militair, die schrijft, dat hij den brui
geeft van de discipline en den generaal bewondert.
Hij zendt dezen vijf postzegels van een centime
en vraagt een maand verlof.
Die pioupiou heeft wel stijl, zegt
Barbenzingne, hij verdient promotie, ik zal aan hem
denken.
-r Hoe is 't mogelijk! ... En hij stuurt bijna
uietv-d* kameraad...
Kleine beekjes vormen groote rivieren . ..
Berg de postzegels in de brandkast... Oh oh,
patchouli... Odor feminata ... en wat mooi schrift.
Als de pootjes van mijn correspondente zoo mooi
zijn als haar hanepootjes ...
De brief is van een vrome dame, die hare ge
beden belooft en geen geld zendt. Een volgende
begint: Espèce de mufle"; daarop: Mon petit
ISntesse, zend me eenige louis, de Nieuwjaars
fooien hebben me uitgeput...."
Eenige louis, nog al! zegt Barbenzingue,
?- ze denkt zeker dat ik al munt sla!
Er wordt gebeld. Een telegram: Geen duit
eer. Als je wilt dat de eend uitvliegt [zend
r. La Bruyère." Het is de redacteur der Cocarde.
rbenzingue heeft geen plan geld te zenden.
ie edelman is onverzadelijk. Me laisser plumer
' ce plumitif, plus souvent, nom d'un plumet!"
Nom d'un plumeau! ge hebt gelijk!
ant.oordt Beaumanet.
Er wordt weer gescheld ; het is de kapper.
Barbenzingue ontvangt hem met vreugde. Hij zal
onder het friseeren den courrfer verder
incasseeren en vei trekt met den kapper.
Alleen gebleven, vindt Beaumanet. dat de orgels.
die het lied van den generaal opdraaien, hem
verrelen. Hij maakt een pakje van de postzegels
van den kameraad uit Clermont-Ferrand en werpt
het hun toe. Intusschen is Naquet binnengetre
den en op de teenen nader geslopen.
Wel, wat doet u me schrikken!
Herstel u, mijn dappere, ik ben het maar.
Dat zie ik wel, maar hoe zijt ge binnen
gekomen ?
aquet (op geheimzinnigen toon) : Door de
deur ____ Ik heb een sleutel laten maken.
Beaumanet (ter zijde): Hij geneert zich niet,
Ie bosco!
Naquet (treedt vastberaden op hem toe en ziet
hem strak in de oogen): Je bent republikein,
niet waar?
Beaumanet (onthutst) : Ik ? .... dat hangt er
van af .... Hoe bedoel je dat ? ____
Naquet: Republikein .... van de linkerzijde.
Beaumanet : Jawel, goed, .... wat heeft hij
voor?
Naquet. Daarom, mijn vriend, daar ge tot
de onzen behoort, moet ge onze plannen getrouw
en blindelings dienen. Van alle kanten wordt de
generaal beticht als zou hij in schuldige ver
standhouding staan met de vijanden der Repu
bliek .... Ik durf wedden, om een Senaat, dat
dat niets dan laster is, maar ik wil er toch het
mijne van hebben. Daarom heb ik niet geschroomd
hier met een valschen sleutel binnen te sluipen
en nu reken ik op u, om mij hier ergens te ver
bergen, op een plaats, van waar ik alles zien en
hooren kan?
Beaumanet: Ah, ik begrijp, mijnheer is een
slimmert. (Ter zijde) Wacht, ik zal eens voor je
zorgen! (Luide). Ik zie anders niets dan die kast
in den muur,.... waard om u te ontvangen. Ge
zult er op uw gemak alles kunnen hooren; zien
zal moeielijker gaan.
Naquet: Dat doet er niet toe, het is goed.
Ik zal den grooten dienst, dien ge me heden be
wijst, niet vergeten; en als ik minister ben
binnen kort, moet je me maar schrijven,
ik zal je een baantje geven.... portier van een
square....
Beawmanet: Kindermeisjes en soldaten . . .
mijn ideaal . . . dank u wel, mijnheer Alfred.
(Er wordt gescheld) Dat is graaf Dillon, gauw erin !
Naquet (treedt de kast binnen) 't Is wat
nauw en 't ruikt erg duf . . . Maar komaan . . .
(peinzend en starend) Zonderling, . . . hoe klopt
mijn hart . . . Deze kast herinnert mij aan mijn
dolle jongelingsjaren, den gelukkigen tijd, toen de
schoone vrouwen mij in hare kleerkast wegstop
ten . . . wat een slachtoffers maakt toch een goed
uiterlijk, als het mijne! . . .
Beaumanet: Daar komen ze ... gauw
erin, ... en laat er niets uitsteken. (Hij sluit
de deur der kast achter Naquet en neemt den
sleutel eruit).
Naquet (smeekend en met gesmoorde stem)
Neem den sleutel niet mee!
Beaumanet: Straks steek ik hem er weer
in. Nu kunt ge door hot sleutelgat kijken! (ter
zijde) Als hij toch sleutels heeft om de deuren
hier te openen, laat hij die dan gebruiken!
Naquet (op den toon der wanhoop) Ik kyk
maar liever niet!
Beaumanet: Te laat! . . . Daar zijn ze !
De generaal komt binnen met graat' Dillon.
Beaumanet licht hen spoedig fluisterend in, wie
er in de kast zit, en de generaal zegt luid tot
Beaumanet: Laat ons alleen! De graaf en ik
hebben over politiek te spreken!
Ik vertrek, antwoordt Beaumanet; de ge
heimen van anderen gaan mij niet aan, en de
politiek is eene wetenschap waartoe ik den sleutel
niet heb.
Naquet (in de kast.) De rekel lacht me uit,
geloof ik!
De generaal, wetend wie er in de kast zit,
houdt natuurlijk tegen graaf Dillon eene rede,
waaruit zijn zuiver republikanisme moet blij
ken. Hij zegt zelfs eonige hartelijke woorden
over Naquet. Graaf Dillon is geen dupe, maar
Naquet kan het van aandoening en benauwdheid
niet langer uithouden. Hij klopt.
Binnen!" zegt Barbenzingue. Als ik er maar
eerst buiten was!" roept Naquet. Er praat
iemand iu den muur! Zeker een spion! Laat hij
er maar in blijven," oppert graaf Dillon. Naquet
gaat nu schoppen en bonzen; eindelijk kraakt de
deur, en hij verschijnt met verwilderde haren en
uitpuilende oogen, als oen duiveltje uit een doosje.
Barbenzingue en Diilon veinzen uiterst verbaasd
te zijn; en als Naquet, erg beschaamd, hun vertelt
van zijn wantrouwen en zijn verspieding, zegt
Barbenzingue streng: Alfred, ge hebt verkeerd
gedaan!"
Maar Alfrcd belooft nu, dat hij aan iedereen,
urbi et orbi, zal vertellen welk een braaf man
Boulanger is; men vergeeft hem en de drie heeren
gaan samen overleggen.
Barbenzingue meent dat het geen kwaad zou
kunnen, weer eens eene redevoering in de Kamer
te houden. Naquet moet er een voor hem maken;
hij krijgt er ook een van Thïbaud, en dan zal
hij van beiden een amalgama maken. Maar Naquet
wil ook een belooning hebben. Barbonzingue be
looft hem de portefeuille van eeredienst (Naquet
is Israëliet) en steekt hem een roode anjelier in
het knoopsgat.
Er komt een telegram van Laguerre, den koor
knaap", uit Algiers. Graaf Dillon mag het voor
lezen. Laguerre seint:
De reis is een triomftocht. Van Parijs tot
Marseille aan ieder station toejuichingen. Overwinning
en fanfares langs de geheele linie. Gelukkige over
tocht, behalve hevige zeeziekte. Ik ben geen zee
man Maar 't is gezond en ik had het noodig.
Aan de landingsplaats wachtte mij een talrijke
menigte. Indrukwekkende manifestatie. Heb prach
tige rede uitgesproken, bij elk woord afgebroken
door de geestdrift der menigte. Deze barbaren
spreken alle talen, behalve de onze, ik verstond
dus hun woorden van bijval niet. Alleen brulde
men in goed Fransch : A bas la guerre.' Zij be
doelden dus vive la paix! . . .
Naquet. Natuurlijk!
Dillon (voortlezend) .... En, daar w\j den
vrede willen, beteekende dat zooveel als: leve
Barbenzingue ! leve Laguerre !
De depêche sluit met den raad, geen geld meer
te geven aan de Cocarde, maar aan de Presse,
waartoe Laguerre behoort. Maar graaf Dillon
verklaart, dat hij noch voor de eerie, noch voor de
andere meer geld beschikbaar heeft.
Geheimzinnig wordt een ander persoon aange
diend, De persoon u weet wel", zegt Beaumanet.
De graaf en vooral Naquet plagen hem met zijn
rendoz-vous al zoo vroeg in den morgen. De
generaal laat hen naar de eetkamer gaan, en
ontvangt de verwachte persoon. Het is een pdle
voyou, een allergemeenst sujet, die in de depar
tementen liedjes ter eere van den generaal is
gaan zingen, en hem 600 francs voor reiskosten en
honorarium vraagt. De generaal tracht hem met
een kleinigheid en een belofte te paaien; de
souteneur gaat dreigende heen.
In de eetkamer gekomen, noodigt de generaal
zijn beide vrienden uit, zich aan tafel te zetten
en toe te tasten. Er is echter een gemaskerd
gast tegenwoordig, l'homme au masque de fer
blanc, en Naquet wil weten wie hot is. De gene
raal tracht zich met een grap er af te maken,
maar op Naquet's aandringen zegt hij :
Ik zal den doorluchtigen gast, die ons de eer
aandoet, dezen morgen aan onze tafel te verschij
nen, verlof vragen om een der sluiers van het
incognito op te heffen, dat keizerlijke redenen
hem dwingen, te bewaren . . ."
Keizerlijke redenen? roopt Naquet.
Hier sluit de tweede aflevering; de derde zal
zeker doen zien, mot wien der partijen men Bar
benzingue als verbonden beschouwt.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Parkschouwburg: de Hugenoten,,
A tout seigneur, tout itonneur! Gaarne heb ik,
in het vori.;o nummer van dit blad het woord ge
laten aan den lieer F, en onthoud mij dan ook
van alle beoordeeling der uitvoering (hoewel zij
blijkt bijna onvoorwaardelijke toejuiching to kun
nen zijn); maar ik heb meer dan eens de hoop
uitgesproken, dat de Heer de Groot de
Iluguenots" ten tooneelo zou brengen, en wensch hem
dan ook geluk met de wel geslaagde onderneming.
Zij is inderdaad niet zonder beteekenis.
Een der groote gebeurtenissen in de
kunstwaereld der XlXe Eeuw was, op 21 Nov. 1831,
de eerste voorstelling van Robert Ie diaiile. De
voorbereiding der throonbeklimming van Louis
Philippe was samengegaan mot de proklamatie
der romantische doginen. De Restauratie en het
Klassicisme waren met gelijke hartstocht in enen
adem bevochten en overwonnen.
Er was in de operawaereld behoefte aan ver
nieuwing. Don Juan" en de Zauberllöte", hoe
voortreffelijke muziekstukken ook, die nog lang
zouden leven, klommen reeds op tot vóór de Groote
Fransche Revolutie; Rossinies iuimig meesterstuk
was van 1816, maar vertegenwoordigde geen harts
tochtelijk drama; 't was komedie; ook zijn
Guillaume Teil" bood geen volheid van dramatiesch
leven genoeg, even min als Aubers Muette".
Freiscuütz", Euryanthe", O'oeron" gingen voort
den roem van Weber, ook als melodist, te ver
kondigen.?Fidelio" had geëindigd met(in
Ibl4)gonade te vinden; het onderwerp vond men treffend; maar
Wobers en Beethovens tooneelwerk grepen het
menschelijk individu, in de schuilhoeken van zijn
bewustzijn, niet genoegzaam aan. De Dame
Manche" ging haar reeks van 1500 voorstellingen
te-gemoet, maar het was niet Ie f/rand art.
Ludwig Spohrs Zemire und Azor" was populair ge
noeg, Jessonda" werd, door de kenners-vooral,
geprezen; maar een nieuwe geboorte moest toch
aanstaande zijn. De Romantiek, als serieuze kunst
optredend, moest haar opera hebben. Heniani"
bracht voor 't eerst een middeleeuwsch kunstidce
ten tooneele, de eigenlijke lUddertijd was met
vrij groote onbevangenheid door Walter Scott in
den roman gebracht; Eugène Scribe en Casimir
Delavigne was het voorbehouden de grondstoffen
te leveren voor Meyorbeers heerlijke nieuwe
scheppingen.
Ik heb, met het oog op zijn Suzereiniteit en den
omvang van zijn genie. Victor Hugo den
Charlemagne de Tart" genoemd; als vertegenwoordiger
van de twee groote frankische elementen: het
duitsche en het fransche. heeft de Israëliet Jacob
Meyer Beer misschien nog hooger aanspraken op
dien titel. Leerling van Zelter, in Berlijn,
volvormd deels in Italië, grootendeels in Parijs, sloeg
hij zijn coup de maitre, die door heel Europa weer
klonk, in de Groote Opera, op bovengenoemden
Maandag.
Wat men verwachtte blijkt uit het affiche
ACADEMIE KOYALE DE JlUSlyUJi.
Les portes seront ouvencs a G heures.
ON COMMENCEKA A 7 1IEURES "PRÉCISES.
Aujourd'hui Lundi 21 Novembre 1831,
LA PBEMIÈIiE REI'KÉSENTATION DE
R O B E R T
LE DIABLE,
Opéra en 5 actes.
CHANT: Messieurs Ad. Nourrit, Levasseur,
Prévost, Alexis, Ferdinand-Prévót, Magsol,
Lafont, Pouilley, Trevaux, Vartel, Hurteaux;
Mmes Cinti-Damoreau, Dorus, Lavry.
DANSB: Mrs. Perrot, Simon; Mmes. Noblet,
Legallois, Montessu, Julia, Taglioni, Alexis,
Leroux, Perceval, Louisa, Roland.
Les Loges et Billets ayant téloiiés et pris
a Favance, Ie Public est prévenu que les
Bureaux ne seront point ouverts.
LES ENTKÉES DE FAVEUR SONT SUSPENDUES.
En vertu de l'ordonuance de police, en date
du 30 Aoüt 1831, Ie Public est prévenu que
tout Billet achctésur la voie publique sera
refuséau Controle.
Het affiche sluit met het gewone bericht
omtrent de opening van het Bureau, ofschoon boven
gezegd wordt, dat er geen plaatsen meer te
krygen zijn.
En Le vin, Ie vin, Ie vin, Ie jeu, les belles",
Jadis régnait en Normandie", het air van Grace",
Ce rameau vénéré", Nonnes, quireposez!" Le
galant hoinme!" galmden door Europa. Dat was
andere romantiek dan die van Chr. Heinr. Spiesz
of Anna Radcliffe!
Maar grooter meesterstuk nog als eene dra
matische samenstelling, het natuurlijk gevolg der
charakterontwikkeling en dan om de heerlijk
muzikaal geschilderde kontrasten der op het leven
en de historie bestudeerde toestanden, was
Meyerbeers opera van vier jaar later: Les Huguenots".
De juistheid van voorstelling der historische ver
wikkeling van Gaspard de Uoligny met de party
van Koning en Parlement zou verzet mogen uit
lokken ; maar de auteur van het kunstwerk heeft
alleen de sesthetische hoofdelementen in het oog
gehad, en van een leerstellig doel, dat meer dan
de artistieke intentie bij dichter en komponist
zou gegolden hebben, kan geen sprake zijn.
Bij vroegere groote operaas heeft lang de dwaling
gegolden, dat de text er niet op aan komt. 't Is
meer dan onnoozel dit te beweeren. Men kon even
goed zeggen, dat het geraamte in den mensch
een overtolligheid, of iets onverschUUgs is. Maar
allerminst kan men voor deze meening eenige
achting vergen, als er gesproken wordt van de
operaas uit de school van Meyerbeer.
* *
Stadsschouwburg: liooie Hannes, tooneelspel in
5 bedrijven, door Einile Seipgens.
De groote fout van dit door een reeks van
frisch geschilderde dorpstafereelen uitblinkende
tooneelspel is hierin gelegen, dat als bedeeier der
gerechtigheid, in een tamelijk moeilijk geval, den
toeschouwer een personaadje wordt opgedrongen,
die ons maar weinig sympathie inboezemt. De
strekking van het stuk schijnt bepaald zedelijk
bedoeld te zijn: maar het is noch ethiesch, noch
it'sthetiesch, dat de triomf van het goede zoodanig
wordt voorgesteld, dat de toeschouwer er eigen
lijk toch geen vrede mee hebben kan. Misschien
zal de auteur mij andwoorden: Ik laat mij aan
geen strekking gelegen zijn. Ik schilder toestan
den, gelijk zo zijn." Ik laat dit standpunt in
't midden, maar meen toch wel, dat een
tooneelschrijver beoogt het publiek met zekere mate van
voldaanheid huiswaarts te doen koeren. En dit
is hier het geval niet: ons rechtvaardigheids
gevoel is niet bevredigd, ondanks de groote offers,
die wij er voor gebracht hebben.
De Liuiburgscha Schepen Lamers is een gierige,
tyrarmieke boer, die een jonge mooye vrouw
er/ine getrouwd heeft, lieyme was verloofd ge
weest met Kasper Korsten, dien men meent, dat,
als militair, bij hot doen van een heldendaad, ge
sneuveld was. Zij kan dien man niet vergeten.
Nog eeu andere, een boercnkuecht, bemint haar.
liooie Hannes een soort van moderne Quasi
modo. Kasper Karsten is niet dood. Hij legt het
er niet alleen op toe Schepen Lamers, die ieder
een, ook zijn vrouw, altijd at'sriaauwt, haar ver
waarloost eu altijd in de herberg zit, deze huis
vrouw afhandig te maken, maar hem ook, zoo
niet zijn os en zijn ezel, clan toch ziju zakken
koorn te ontstelen. liegine leent hem daar do hand
toe: maar zekere oüskoop of sleurder, met name
(rekke Manes, die aan Jiegines overleden moeder
beloofd had over het meisjon te zullen waken,
maar, geheel onbaatzuchtig, overal het recht
wil doen zegepralen, waarscüuwt den Schepen en
grondbezitter, liegine vreezend, dat Knisper, ver
rast zal worden door haren eegaa, die van twee
helpers vergezeld, den dief' met dorschvlegels af
wacht, beweegt Eooie Hannes, haar ter liefde,
koorn te gaan stelen, om dat zij zegt geld noo
dig te hebben. Zoo wordt de liooie voor den
dief gehouden; maar ook Kasper is binnenge
komen en wordt onvoorziens door Manes op den
grond gegooid en met den dood bedreigd, als hij
niet bekent schuldig to zijn.
De rechtbank veroordeelt Hooien Hannes echter.
Het proces heeft den Schepen zoo aangegrepen, dat
hij het bestorven heeft, en nu zal liegine trouwen
met Kasper, en Hannes, die intusschen gratio
gekregen heeft, zal zij met een deel van haar
landerijen trachten te vergoeden, wat hij geleden
heeft. Maar hij beminde haar, en heeft geen oor
voor zulke schikking; in tegendeel -?hij zegt,
dat zij eon slang is, gaat haar haten en dreigt
haar met eon tafelmes te vermoorden. Inmiddels
echter heeft Manes Kasper reeds doorgestoken.
En nu zegt Hannes, dat Reyine moet biijven
leven; daar hij weet, dat ze nu ongelukkig zal zijn.
Men ziet, dat volgends sommige dramaschrijvers
nos bons villageois" niet alleen in Frankrijk thuis
zijn. Er komt ook, als vredemakcr, een geacht
Pastoor in hot stuk voor. die op de hoogte is van
het beloop dor zaken, en nochtans geen zwarigheid
ziet het huwelijk van liegine met Kasper te be
vorderen. Kortom de auteur trekt geen partij
in het stuk; en de toeschouwer is hot met zich
zelf oneens, aan welken kant hij hier sympathie
of belangstelling schenken zal. Dit laat, dunkt
mij, het tooneel niet toe: il faut qu'une porte
soit ouvei'te ou fermée, ofschoon het streven te
prijzen valt, dat men niet louter engelen en dui
velen schilderen wil.
De verschillende hoofdfiguren hebben de
personaadjes met goed begrip getypeerd. De Heer
Schulze gaf krachtig en kleurrijk den ongelukkigen
Eooie: de Heer Bouwmeester kon moeilijk buiten
het joodachtige blijven als gekke Manes. Hij had
natuurlijk vele fraaye oogenblikken. Thomasvaar