De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 27 januari pagina 2

27 januari 1889 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

'K' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. ?t".Men heeft ook geen oógenblik rust.... Allo! allo!, goed, mijnheer La Brnyère, ik zal het "den generaal zeggen hij is zich aan 'tklee,den ,... blijf even aan den telephoon een verVelend sujet, die journalist,,... dat telephoneert nacht en dag, 't is zeker weer om geld te doen. ? De generaal treedt binnen. Ah, is u- daar, generaal,.... ze zy'n voor u aan den telephoon. . Al weer ? .... en wie ? De redacteur van de Cocarde. ??Hjj al weer ? .,.. ik ben niet thuis Ik heb gezegd, dat u je aan 't kleeden waart. Stommerik! Beaumanet(het militair saluut makend):?Bi zal bet wel in orde brengen .... Allo! Allo l.... De gqneraal heeft het hotel verlaten en aan de marfcet.... aan de keukenmeid laten weten, dat hij njèSt thuis komt ontbijten. (Luisterend). Goed, mijnheer, ik zal het zeggen. Wat? Hij zegt, dat als u niet Tóór 12 uur geld stuurt, het blad vandaag niet verschijnt. Ja wel!.. Het begint me te vervelen altoos die cocarde.. van Damocles boven myn kruin te hebben ... Als er nog exemplaren van verkocht werden!... Nu ernstige zaken... De post ? i j l De brieven liggen daar, twee en twinfig aangeteekend... Barbenzingue gaat naar de schrijftafel en wrijft zich in de handen: Ha ha!... Lekkers!... du bon nanan.'... Er zijn toch nog brave menschen op de wereld. Komaan!... Holp me de gouden correspondentie eens ontginnen ... Een brief uit Clermont-Ferrand ... Onze goede stad! .., (snuffelend) Bah! wat een kazerneluchtje! ... Zeker van een wapen broeder ... De brief wordt gelezen, en valt niet mee. Hij is van een militair, die schrijft, dat hij den brui geeft van de discipline en den generaal bewondert. Hij zendt dezen vijf postzegels van een centime en vraagt een maand verlof. Die pioupiou heeft wel stijl, zegt Barbenzingne, hij verdient promotie, ik zal aan hem denken. -r Hoe is 't mogelijk! ... En hij stuurt bijna uietv-d* kameraad... Kleine beekjes vormen groote rivieren . .. Berg de postzegels in de brandkast... Oh oh, patchouli... Odor feminata ... en wat mooi schrift. Als de pootjes van mijn correspondente zoo mooi zijn als haar hanepootjes ... De brief is van een vrome dame, die hare ge beden belooft en geen geld zendt. Een volgende begint: Espèce de mufle"; daarop: Mon petit ISntesse, zend me eenige louis, de Nieuwjaars fooien hebben me uitgeput...." Eenige louis, nog al! zegt Barbenzingue, ?- ze denkt zeker dat ik al munt sla! Er wordt gebeld. Een telegram: Geen duit eer. Als je wilt dat de eend uitvliegt [zend r. La Bruyère." Het is de redacteur der Cocarde. rbenzingue heeft geen plan geld te zenden. ie edelman is onverzadelijk. Me laisser plumer ' ce plumitif, plus souvent, nom d'un plumet!" Nom d'un plumeau! ge hebt gelijk! ant.oordt Beaumanet. Er wordt weer gescheld ; het is de kapper. Barbenzingue ontvangt hem met vreugde. Hij zal onder het friseeren den courrfer verder incasseeren en vei trekt met den kapper. Alleen gebleven, vindt Beaumanet. dat de orgels. die het lied van den generaal opdraaien, hem verrelen. Hij maakt een pakje van de postzegels van den kameraad uit Clermont-Ferrand en werpt het hun toe. Intusschen is Naquet binnengetre den en op de teenen nader geslopen. Wel, wat doet u me schrikken! Herstel u, mijn dappere, ik ben het maar. Dat zie ik wel, maar hoe zijt ge binnen gekomen ? aquet (op geheimzinnigen toon) : Door de deur ____ Ik heb een sleutel laten maken. Beaumanet (ter zijde): Hij geneert zich niet, Ie bosco! Naquet (treedt vastberaden op hem toe en ziet hem strak in de oogen): Je bent republikein, niet waar? Beaumanet (onthutst) : Ik ? .... dat hangt er van af .... Hoe bedoel je dat ? ____ Naquet: Republikein .... van de linkerzijde. Beaumanet : Jawel, goed, .... wat heeft hij voor? Naquet. Daarom, mijn vriend, daar ge tot de onzen behoort, moet ge onze plannen getrouw en blindelings dienen. Van alle kanten wordt de generaal beticht als zou hij in schuldige ver standhouding staan met de vijanden der Repu bliek .... Ik durf wedden, om een Senaat, dat dat niets dan laster is, maar ik wil er toch het mijne van hebben. Daarom heb ik niet geschroomd hier met een valschen sleutel binnen te sluipen en nu reken ik op u, om mij hier ergens te ver bergen, op een plaats, van waar ik alles zien en hooren kan? Beaumanet: Ah, ik begrijp, mijnheer is een slimmert. (Ter zijde) Wacht, ik zal eens voor je zorgen! (Luide). Ik zie anders niets dan die kast in den muur,.... waard om u te ontvangen. Ge zult er op uw gemak alles kunnen hooren; zien zal moeielijker gaan. Naquet: Dat doet er niet toe, het is goed. Ik zal den grooten dienst, dien ge me heden be wijst, niet vergeten; en als ik minister ben binnen kort, moet je me maar schrijven, ik zal je een baantje geven.... portier van een square.... Beawmanet: Kindermeisjes en soldaten . . . mijn ideaal . . . dank u wel, mijnheer Alfred. (Er wordt gescheld) Dat is graaf Dillon, gauw erin ! Naquet (treedt de kast binnen) 't Is wat nauw en 't ruikt erg duf . . . Maar komaan . . . (peinzend en starend) Zonderling, . . . hoe klopt mijn hart . . . Deze kast herinnert mij aan mijn dolle jongelingsjaren, den gelukkigen tijd, toen de schoone vrouwen mij in hare kleerkast wegstop ten . . . wat een slachtoffers maakt toch een goed uiterlijk, als het mijne! . . . Beaumanet: Daar komen ze ... gauw erin, ... en laat er niets uitsteken. (Hij sluit de deur der kast achter Naquet en neemt den sleutel eruit). Naquet (smeekend en met gesmoorde stem) Neem den sleutel niet mee! Beaumanet: Straks steek ik hem er weer in. Nu kunt ge door hot sleutelgat kijken! (ter zijde) Als hij toch sleutels heeft om de deuren hier te openen, laat hij die dan gebruiken! Naquet (op den toon der wanhoop) Ik kyk maar liever niet! Beaumanet: Te laat! . . . Daar zijn ze ! De generaal komt binnen met graat' Dillon. Beaumanet licht hen spoedig fluisterend in, wie er in de kast zit, en de generaal zegt luid tot Beaumanet: Laat ons alleen! De graaf en ik hebben over politiek te spreken! Ik vertrek, antwoordt Beaumanet; de ge heimen van anderen gaan mij niet aan, en de politiek is eene wetenschap waartoe ik den sleutel niet heb. Naquet (in de kast.) De rekel lacht me uit, geloof ik! De generaal, wetend wie er in de kast zit, houdt natuurlijk tegen graaf Dillon eene rede, waaruit zijn zuiver republikanisme moet blij ken. Hij zegt zelfs eonige hartelijke woorden over Naquet. Graaf Dillon is geen dupe, maar Naquet kan het van aandoening en benauwdheid niet langer uithouden. Hij klopt. Binnen!" zegt Barbenzingue. Als ik er maar eerst buiten was!" roept Naquet. Er praat iemand iu den muur! Zeker een spion! Laat hij er maar in blijven," oppert graaf Dillon. Naquet gaat nu schoppen en bonzen; eindelijk kraakt de deur, en hij verschijnt met verwilderde haren en uitpuilende oogen, als oen duiveltje uit een doosje. Barbenzingue en Diilon veinzen uiterst verbaasd te zijn; en als Naquet, erg beschaamd, hun vertelt van zijn wantrouwen en zijn verspieding, zegt Barbenzingue streng: Alfred, ge hebt verkeerd gedaan!" Maar Alfrcd belooft nu, dat hij aan iedereen, urbi et orbi, zal vertellen welk een braaf man Boulanger is; men vergeeft hem en de drie heeren gaan samen overleggen. Barbenzingue meent dat het geen kwaad zou kunnen, weer eens eene redevoering in de Kamer te houden. Naquet moet er een voor hem maken; hij krijgt er ook een van Thïbaud, en dan zal hij van beiden een amalgama maken. Maar Naquet wil ook een belooning hebben. Barbonzingue be looft hem de portefeuille van eeredienst (Naquet is Israëliet) en steekt hem een roode anjelier in het knoopsgat. Er komt een telegram van Laguerre, den koor knaap", uit Algiers. Graaf Dillon mag het voor lezen. Laguerre seint: De reis is een triomftocht. Van Parijs tot Marseille aan ieder station toejuichingen. Overwinning en fanfares langs de geheele linie. Gelukkige over tocht, behalve hevige zeeziekte. Ik ben geen zee man Maar 't is gezond en ik had het noodig. Aan de landingsplaats wachtte mij een talrijke menigte. Indrukwekkende manifestatie. Heb prach tige rede uitgesproken, bij elk woord afgebroken door de geestdrift der menigte. Deze barbaren spreken alle talen, behalve de onze, ik verstond dus hun woorden van bijval niet. Alleen brulde men in goed Fransch : A bas la guerre.' Zij be doelden dus vive la paix! . . . Naquet. Natuurlijk! Dillon (voortlezend) .... En, daar w\j den vrede willen, beteekende dat zooveel als: leve Barbenzingue ! leve Laguerre ! De depêche sluit met den raad, geen geld meer te geven aan de Cocarde, maar aan de Presse, waartoe Laguerre behoort. Maar graaf Dillon verklaart, dat hij noch voor de eerie, noch voor de andere meer geld beschikbaar heeft. Geheimzinnig wordt een ander persoon aange diend, De persoon u weet wel", zegt Beaumanet. De graaf en vooral Naquet plagen hem met zijn rendoz-vous al zoo vroeg in den morgen. De generaal laat hen naar de eetkamer gaan, en ontvangt de verwachte persoon. Het is een pdle voyou, een allergemeenst sujet, die in de depar tementen liedjes ter eere van den generaal is gaan zingen, en hem 600 francs voor reiskosten en honorarium vraagt. De generaal tracht hem met een kleinigheid en een belofte te paaien; de souteneur gaat dreigende heen. In de eetkamer gekomen, noodigt de generaal zijn beide vrienden uit, zich aan tafel te zetten en toe te tasten. Er is echter een gemaskerd gast tegenwoordig, l'homme au masque de fer blanc, en Naquet wil weten wie hot is. De gene raal tracht zich met een grap er af te maken, maar op Naquet's aandringen zegt hij : Ik zal den doorluchtigen gast, die ons de eer aandoet, dezen morgen aan onze tafel te verschij nen, verlof vragen om een der sluiers van het incognito op te heffen, dat keizerlijke redenen hem dwingen, te bewaren . . ." Keizerlijke redenen? roopt Naquet. Hier sluit de tweede aflevering; de derde zal zeker doen zien, mot wien der partijen men Bar benzingue als verbonden beschouwt. Kunst en Letteren. HET TOONEEL, TE AMSTERDAM. Parkschouwburg: de Hugenoten,, A tout seigneur, tout itonneur! Gaarne heb ik, in het vori.;o nummer van dit blad het woord ge laten aan den lieer F, en onthoud mij dan ook van alle beoordeeling der uitvoering (hoewel zij blijkt bijna onvoorwaardelijke toejuiching to kun nen zijn); maar ik heb meer dan eens de hoop uitgesproken, dat de Heer de Groot de Iluguenots" ten tooneelo zou brengen, en wensch hem dan ook geluk met de wel geslaagde onderneming. Zij is inderdaad niet zonder beteekenis. Een der groote gebeurtenissen in de kunstwaereld der XlXe Eeuw was, op 21 Nov. 1831, de eerste voorstelling van Robert Ie diaiile. De voorbereiding der throonbeklimming van Louis Philippe was samengegaan mot de proklamatie der romantische doginen. De Restauratie en het Klassicisme waren met gelijke hartstocht in enen adem bevochten en overwonnen. Er was in de operawaereld behoefte aan ver nieuwing. Don Juan" en de Zauberllöte", hoe voortreffelijke muziekstukken ook, die nog lang zouden leven, klommen reeds op tot vóór de Groote Fransche Revolutie; Rossinies iuimig meesterstuk was van 1816, maar vertegenwoordigde geen harts tochtelijk drama; 't was komedie; ook zijn Guillaume Teil" bood geen volheid van dramatiesch leven genoeg, even min als Aubers Muette". Freiscuütz", Euryanthe", O'oeron" gingen voort den roem van Weber, ook als melodist, te ver kondigen.?Fidelio" had geëindigd met(in Ibl4)gonade te vinden; het onderwerp vond men treffend; maar Wobers en Beethovens tooneelwerk grepen het menschelijk individu, in de schuilhoeken van zijn bewustzijn, niet genoegzaam aan. De Dame Manche" ging haar reeks van 1500 voorstellingen te-gemoet, maar het was niet Ie f/rand art. Ludwig Spohrs Zemire und Azor" was populair ge noeg, Jessonda" werd, door de kenners-vooral, geprezen; maar een nieuwe geboorte moest toch aanstaande zijn. De Romantiek, als serieuze kunst optredend, moest haar opera hebben. Heniani" bracht voor 't eerst een middeleeuwsch kunstidce ten tooneele, de eigenlijke lUddertijd was met vrij groote onbevangenheid door Walter Scott in den roman gebracht; Eugène Scribe en Casimir Delavigne was het voorbehouden de grondstoffen te leveren voor Meyorbeers heerlijke nieuwe scheppingen. Ik heb, met het oog op zijn Suzereiniteit en den omvang van zijn genie. Victor Hugo den Charlemagne de Tart" genoemd; als vertegenwoordiger van de twee groote frankische elementen: het duitsche en het fransche. heeft de Israëliet Jacob Meyer Beer misschien nog hooger aanspraken op dien titel. Leerling van Zelter, in Berlijn, volvormd deels in Italië, grootendeels in Parijs, sloeg hij zijn coup de maitre, die door heel Europa weer klonk, in de Groote Opera, op bovengenoemden Maandag. Wat men verwachtte blijkt uit het affiche ACADEMIE KOYALE DE JlUSlyUJi. Les portes seront ouvencs a G heures. ON COMMENCEKA A 7 1IEURES "PRÉCISES. Aujourd'hui Lundi 21 Novembre 1831, LA PBEMIÈIiE REI'KÉSENTATION DE R O B E R T LE DIABLE, Opéra en 5 actes. CHANT: Messieurs Ad. Nourrit, Levasseur, Prévost, Alexis, Ferdinand-Prévót, Magsol, Lafont, Pouilley, Trevaux, Vartel, Hurteaux; Mmes Cinti-Damoreau, Dorus, Lavry. DANSB: Mrs. Perrot, Simon; Mmes. Noblet, Legallois, Montessu, Julia, Taglioni, Alexis, Leroux, Perceval, Louisa, Roland. Les Loges et Billets ayant téloiiés et pris a Favance, Ie Public est prévenu que les Bureaux ne seront point ouverts. LES ENTKÉES DE FAVEUR SONT SUSPENDUES. En vertu de l'ordonuance de police, en date du 30 Aoüt 1831, Ie Public est prévenu que tout Billet achctésur la voie publique sera refuséau Controle. Het affiche sluit met het gewone bericht omtrent de opening van het Bureau, ofschoon boven gezegd wordt, dat er geen plaatsen meer te krygen zijn. En Le vin, Ie vin, Ie vin, Ie jeu, les belles", Jadis régnait en Normandie", het air van Grace", Ce rameau vénéré", Nonnes, quireposez!" Le galant hoinme!" galmden door Europa. Dat was andere romantiek dan die van Chr. Heinr. Spiesz of Anna Radcliffe! Maar grooter meesterstuk nog als eene dra matische samenstelling, het natuurlijk gevolg der charakterontwikkeling en dan om de heerlijk muzikaal geschilderde kontrasten der op het leven en de historie bestudeerde toestanden, was Meyerbeers opera van vier jaar later: Les Huguenots". De juistheid van voorstelling der historische ver wikkeling van Gaspard de Uoligny met de party van Koning en Parlement zou verzet mogen uit lokken ; maar de auteur van het kunstwerk heeft alleen de sesthetische hoofdelementen in het oog gehad, en van een leerstellig doel, dat meer dan de artistieke intentie bij dichter en komponist zou gegolden hebben, kan geen sprake zijn. Bij vroegere groote operaas heeft lang de dwaling gegolden, dat de text er niet op aan komt. 't Is meer dan onnoozel dit te beweeren. Men kon even goed zeggen, dat het geraamte in den mensch een overtolligheid, of iets onverschUUgs is. Maar allerminst kan men voor deze meening eenige achting vergen, als er gesproken wordt van de operaas uit de school van Meyerbeer. * * Stadsschouwburg: liooie Hannes, tooneelspel in 5 bedrijven, door Einile Seipgens. De groote fout van dit door een reeks van frisch geschilderde dorpstafereelen uitblinkende tooneelspel is hierin gelegen, dat als bedeeier der gerechtigheid, in een tamelijk moeilijk geval, den toeschouwer een personaadje wordt opgedrongen, die ons maar weinig sympathie inboezemt. De strekking van het stuk schijnt bepaald zedelijk bedoeld te zijn: maar het is noch ethiesch, noch it'sthetiesch, dat de triomf van het goede zoodanig wordt voorgesteld, dat de toeschouwer er eigen lijk toch geen vrede mee hebben kan. Misschien zal de auteur mij andwoorden: Ik laat mij aan geen strekking gelegen zijn. Ik schilder toestan den, gelijk zo zijn." Ik laat dit standpunt in 't midden, maar meen toch wel, dat een tooneelschrijver beoogt het publiek met zekere mate van voldaanheid huiswaarts te doen koeren. En dit is hier het geval niet: ons rechtvaardigheids gevoel is niet bevredigd, ondanks de groote offers, die wij er voor gebracht hebben. De Liuiburgscha Schepen Lamers is een gierige, tyrarmieke boer, die een jonge mooye vrouw er/ine getrouwd heeft, lieyme was verloofd ge weest met Kasper Korsten, dien men meent, dat, als militair, bij hot doen van een heldendaad, ge sneuveld was. Zij kan dien man niet vergeten. Nog eeu andere, een boercnkuecht, bemint haar. liooie Hannes een soort van moderne Quasi modo. Kasper Karsten is niet dood. Hij legt het er niet alleen op toe Schepen Lamers, die ieder een, ook zijn vrouw, altijd at'sriaauwt, haar ver waarloost eu altijd in de herberg zit, deze huis vrouw afhandig te maken, maar hem ook, zoo niet zijn os en zijn ezel, clan toch ziju zakken koorn te ontstelen. liegine leent hem daar do hand toe: maar zekere oüskoop of sleurder, met name (rekke Manes, die aan Jiegines overleden moeder beloofd had over het meisjon te zullen waken, maar, geheel onbaatzuchtig, overal het recht wil doen zegepralen, waarscüuwt den Schepen en grondbezitter, liegine vreezend, dat Knisper, ver rast zal worden door haren eegaa, die van twee helpers vergezeld, den dief' met dorschvlegels af wacht, beweegt Eooie Hannes, haar ter liefde, koorn te gaan stelen, om dat zij zegt geld noo dig te hebben. Zoo wordt de liooie voor den dief gehouden; maar ook Kasper is binnenge komen en wordt onvoorziens door Manes op den grond gegooid en met den dood bedreigd, als hij niet bekent schuldig to zijn. De rechtbank veroordeelt Hooien Hannes echter. Het proces heeft den Schepen zoo aangegrepen, dat hij het bestorven heeft, en nu zal liegine trouwen met Kasper, en Hannes, die intusschen gratio gekregen heeft, zal zij met een deel van haar landerijen trachten te vergoeden, wat hij geleden heeft. Maar hij beminde haar, en heeft geen oor voor zulke schikking; in tegendeel -?hij zegt, dat zij eon slang is, gaat haar haten en dreigt haar met eon tafelmes te vermoorden. Inmiddels echter heeft Manes Kasper reeds doorgestoken. En nu zegt Hannes, dat Reyine moet biijven leven; daar hij weet, dat ze nu ongelukkig zal zijn. Men ziet, dat volgends sommige dramaschrijvers nos bons villageois" niet alleen in Frankrijk thuis zijn. Er komt ook, als vredemakcr, een geacht Pastoor in hot stuk voor. die op de hoogte is van het beloop dor zaken, en nochtans geen zwarigheid ziet het huwelijk van liegine met Kasper te be vorderen. Kortom de auteur trekt geen partij in het stuk; en de toeschouwer is hot met zich zelf oneens, aan welken kant hij hier sympathie of belangstelling schenken zal. Dit laat, dunkt mij, het tooneel niet toe: il faut qu'une porte soit ouvei'te ou fermée, ofschoon het streven te prijzen valt, dat men niet louter engelen en dui velen schilderen wil. De verschillende hoofdfiguren hebben de personaadjes met goed begrip getypeerd. De Heer Schulze gaf krachtig en kleurrijk den ongelukkigen Eooie: de Heer Bouwmeester kon moeilijk buiten het joodachtige blijven als gekke Manes. Hij had natuurlijk vele fraaye oogenblikken. Thomasvaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl