Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
i
i
had iets onoprechts als hy' voor den onbeminlijken
bdhepen Lamers moest spelen. Mej. Christina
Poolman speelde met groot gemak de tooneeltjens
met Kasper en voor de rechtbank. Ook
AnneMarie, de oude dienstmeid, was n en al natuur
<Mev. Stoetz). De Heer van Schoonhoven bleef
(als 'Kasper) even min beneden zijn reputatie.
Van de omloopende personen, onderscheidden
»ch de Heer van Dommelen, als oud- Burgemees
ter, Wensma als Peter, de meesterknecht, Ising, als
Pastoor, en Meynadier,als Voorzitter der rechtbank.
Het stuk is uitmuntend gemonteerd: de regis
seur en dekorateur hebben eer van de mise en
scène ; het samenspel was goed verzorgd; van de
kostumen had men zich rekenschap gegeven en
de dekoraties hadden een oorspronkelijk en
natuurIjjk charakter.
Grand Théatre : Mevrouw Richon, Oorspron
kelijk Tooneelspél in 4 bedrijven, door M. Horn.
Mevrouw Richon" is een goed tooneelspel.
Het doet even veel eer aan het talent als aan
het charakter van den Auteur, 't Is verdeeld in
vier bedrijven, en ieder bedrijf eindigt met een
coup de fouet, in den besten zin des woords; in
elk bedrijf heeft een hoofdhandeling plaats. Daar
is balans in het optreden der personen. Dr. van
der Grinten levert in 't Ie Bedrijf, als ware 't,
het prseludium; in het 4e ofschoon hij anders j
in de aktie niet betrokken is patroneert hij de
ontknoping. Deskundigen, die Schiller gelezen
hebben en een oog in Burgersdijk hebben gesla
gen, meesmuilen tegenwoordig, als gij over de drie
eenheden spreekt. Toch durf ik het voor het
zeer rationeele der eenheden van daad, tijd en
plaats opnemen zonder te beweeren, dat de
verwaarlozing, de onmogelijkheid der
vermeestetering, gestraft behoort te worden met de
veroordeeliug der kompozitie. 't Is, in mijn oog, een
verdienste in dit stuk, dat, met zeer geringe, doch
onmisbare, afwijking, de eenheden hier voor
banden zijn. Men zou aan de knappe samenstel
ling van dit stuk niet zeggen, dat het een eerste
ling is.
Ziehier eenige aanmerkingen : er wordt in het
stuk nog al gebruik gemaakt van zijvertrekken,
vaar belanghebbenden in wachten, ja, luisteren
moeten. Onlangs maakte ik de opmerking, dat de
klassieken zoo min als de naturalisten tegen
alleenspraken opzien, en dat dit niet te
veroordeelen is. By een modern tooneelspel" moet van
het verlof toch een zeer bescheiden gebruik wor
den gemaakt. Mij dunkt de personaadje en scène
mag niet veel verder gaan dan hardop denken.
Hierdoor is het doen van mededeelingen aan het
publiek wel uitgesloten.
Er komt in het stuk eene hooghartige oude
Baronnes voor, wier handhaving van het verschil
der standen heel ver gaat. Zij bekeert zich,
tusschen het derde en vierde bedrijf, en leent zich,
zelfs, tot een travestissement, toegevende om door
te gaan voor de moeder van den dokter van
Baarn, die niet (als de Hilversumsche Baron Sloet)
van adel is. Dat is kras, en min of meer naïef,
als outknopingsmiddel. Een feit had dezen
elektrieken schok behooren te-weeg brengen ; althauds
had de overgang wel wat meer voorbereid mogen
wezen. Mij dunkt, dat de Heer Horn heel wel
heeft gedaan de huwlijksverbintenis van den
Kolonel met Mevr. Richon niet ten tooneele te
brengen.
De stijl van het stuk is beschaafd, en niet on
natuurlijk. In een ernstige passaadje wisselt gij
het gebruikelijk jij of u. (Ie nv.) af. Ik kan dit
niet veroordeelen. Ongebruikelijke woorden als
echter en slechts zijn, dunkt mij, te vermijden.
Ook was de vervoeging met het voornaamw. in
den 2n persoon niet overal konsequent.
De uitvoering van het stuk moet den auteur
voldaan hebben. De Heer Andréheeft zich op
nieuw een hoogst bekwaam akteur betoond. Het
kontrast van den fieren en braven Kolonel, in
zijn houding tegenover de onvoorzichtig babbelende
jonge-lui (Ie bedr.), met den vernederden
zwakkeling tegenover Mevr. Richon (2e bedr ) was tref
fend. Met kracht en waardigheid heeft Mevr.
Ellenberger de titelrol vervuld. Het jonge
Mevrouwtjen Elise Poons-van Biene heeft de rol van
Anna met aandoenlijke natuurlijkheid en veel
eenvoudige gratie gespeeld. Ik kan niet genoeg
prijzen, dat ook haar stille spel, zonder overdrij
ving, bewees, hoe zij geen oogenblik buiten het
drama was. De Heer Malherbe vervulde de jonge
mannenrol. Dit is niet de belangrijkste uit het
stuk. Zij is wat passief, 't Ware goed geweest,
dat de liefde van Anna voor dezen jeugdigen
O. I. ambtenaar nog d oor iets hoogers gemotiveerd
ware dan door zijn knap uiterlijk en het breken
met de vooroordeelen van den adel. Het spel van
den Heer M. droeg de sporen der
onvoldrageuheid van het charakter. Op de voorstelling van
Dr. van der Grinten door den Heer Hesselink is
geen aanmerking te maken. '
Met bizondere zorg was de mise en scène be
hartigd. Het eerste bedrijf, met den tuin, het
logement, de geïllumineerde warande, de zachte
dansmuziek achter de schermen, was nieuw en
mooi. Ook do nieuwe salons verdienen lof. Wi
zijn den Heeren van Lier dank schuldig, dat zi.
daarvoor de HH. Stevens en van der Hilst en
Ch. Roskam aan het werk hebben gezet.
Ook de Heer Saalborn heeft eer van zijn Regie
Ik wensch ten slotte, den Heer Horn geluk, me
zyn welverdienden lauwerkrans, 't Was volstrek
niet zeker, dat de strenge Kmst-chroniqueur een
zoo goed tooneelschrijver zou zijn.
22 Jan. '89.
A. TH.
LA REINE FIAMMETTA.
Een zonderling en merkwaardig stuk, vol van
allerlei buitengewone eigenschappen, en dat doo
velen met eene bewondering, gemengd met erger
nis wordt beoordeeld, is deze week in het Théatre
Libre te Parijs opgevoerd. La Reine Fiammetta i
een drama in zes bedrijven, in verzen, van Catulli
Mendès, van wien juist drie weken geleden d<
dichterlijke féerie Isoline in het Théatre de L
Renaissance werd opgevoerd. La Reine Fiammetti
wordt door den correspondent van het Joitrna
de Bruoselles, die zich overigens zeer erger
over de rol welke Mendès er een monnik laa
spelen, een groote opera zonder muziek"
genoemd, waarbij de verzen, betooverend schoon,
trouwens reeds muziek genoog zijn.
Alvorens een overzicht van het drama te geven,
is het belangrijk aan te halen wat Jules Lemaitre
in de Débats over den dichter schrijft:
Catulle Mendès", zegt hij, doet al wat hij wil.
De lenigheid van een slangenmensch, die Venus
van het lichaam haror priesters eischte, heeft hij
in den geest. Zoo heelt hij een prachtig roman
tisch drama gemaakt, dat wel omstreeks 1835
door Victor Hugo kon geschreven en nu in diens
nagelaten papieren gevonden zijn (eigenlijk kon
het niet, want Catulle Mendès begaat een
parnassiaansche nieuwigheid, het niet accentueeren van
de zesde syllabe in eenige verzen, die Victor Hugo
niet kende). Maar gij hebt het zeker reeds opge
merkt? Catulle Mendès' merkwaardige gave van
navolging gaat zoover, dat zij oorspronkelijkheid
wordt; die gave van de meesters zoo lief te heb
ben, dat men ze volkomen weerspiegelt (als het
gelaat van een minnaar in het oog zijner geliefde)
of beter nog, die innige, hermetische en toch
streelende aansluiting van zijn buigzamen geest
aan dien der uitgekozen meesters, dit alles
teekent een genie van vrouwelijke weelderig
heid. Lees zijn gedichten na: ge zult zien,
at hij, Hugo navolgend, of Leconte de Lisle of
leine, dit eenigszins doet als Amaryllis, die zich
oegt naar Tityrus, of Lycoris naar Varius. Deze
nnige vrouwelijkheid is Mendès' kenmerk. Zij
verdaart tegelijk zijn wonderbaarlijke, liefhebbende
tunstvaardiglieid als nabootser, en de persoonlijke
aantrekkingskracht, de geheimzinnige en
verderende bekoring, die hij onder de nagebootste vor
men behoudt, en waardoor hij, ik weet niet hoe,
leze vormen tot zijn eigendom maakt.... Indien
lij zich op een model toelegt, is het als de win
gerd zich hecht aan den olm, als de wingerd
lien de Latijnsche dichters lasciva" noemen. En
zoo ligt de oorspronkelijkheid van Mendès juist
n die overmaat van buigzaamheid, in hetgeen
zij omslingerends heeft, in de innige, diepe zin
nelijkheid, die zij bij den dichter onderstelt. La
Reine Fiammetta is dus een echt drama uit de
romantiek; maar het is ook de ontzenuwende,
droefgeestige en zonderlinge droom van den
dich:er bij uitnemendheid der physieke liefde. De
'orm doet denken aan die van Victor Hugo, de
meeste personen behooren aan wie ge wilt, maar
?iarametta behoort aan den heer Catulle Mendès
en aan hem alleen."
Fiammetta is een alleraanbiddelijkst persoontje,
grillig, onbezonnen, zinnelijk, volkomen
ontoerecenbaar, een vlaminetje", fiammctta; een soort
jurtisane, onschuldig en gedistingeerd. Haar
ware naam is Orlanda, en zij is koningin van
Bologna. Zij houdt van kunst, poëzie on muziek.
Zij houdt ook van knappe mannen. Men verveelt
ich niet in haar paleis: er is altoos feest
Evenals de koningen narren hebben, houdt de
koningin er drio narrinncn" op ria, hare vrien
dinnen Viola, Violina en Violetta. Men verdenkt
haar, ofschoon zij om theologie in 't geheel niet
geeft, een beetje van lutheranisme; er is niets
van aan. Alleen bevalt Luther haar nogal, omdat
hij een man" is, maar overigens behoort zij tot
degenen welke, als men hun vroeg -, galool't go
aan God ?" zoude antwoorden : zooals ge wilt,"
en welke dientengevolge aan eenige wisselingen
in hun geloof zijn blootgesteld. Kortom, zij is eene
heidin, daar zij echt en enkol vrouw is ; zij ziet
er in 't geheel niet naar uit alsof zij gedoopt was."
Fiammetta heeft een man, Georgio d'Ast, een
avonturier, dien zij eens ontmoet heeft en getrouwd,
omdat zij hem naar haar zin vond, en die nu
aan haar hof blijft leven, zonder dat zij eigenlijk
er aan denkt, dat hij er nog is. Deze kerel neemt
zijn positie als honorair koning slecht op; hij
zou wel wezenlijk koning willen zijn. Hot wezen
van liefde en vreugde nu, het dolle fantastische
vogeltje, wordt, zonder het te vermoeden, beloerd
door wreede gieren; zeer positieve en boosaardige
roofvogels. Haar koningschapje a la Decameronc
zit den Paus in den weg; daarom hoeft de kar
dinaal-neef, Cesare Sforza, een samenzwering
gesmeed niet eenige hoeren van het Bologneesche
hof, om koningin Fiammetta te doen vermoorden.
De heerschappij zal dan in handen komen van
Giorgio, die belooft een gehoorzaam werktuig in
handen van het Pausdom te zullen blijven.
Sforza heelt een moordenaar bij de hand, een
zekeren Danielo, een Franciskaner dweeper, die
sinds lang voor dit vrome werk is opgevoed en
gekweekt. Hij geeft hem bevel, de koningin te
dooden. Danielo komt met afschuw daar tegen op.
Eene vrouw dooclen, dat nooit!" Hij zal vermoor
den wie men wil, ter grooter eore Gods, maar
geen vrouw. Waarom'? uit natuurlijk meegevoel,
of herinnering aan zijno moeder? Gij raadt het
niet. De jonge monnik weigert, de koningin te
dooden, omdat hij verliefd is. Hij heeft eens, aan
het venster van een klooster, eene vrouw gezien;
zij geeft hem, in eer en deugd, des nachts
geheime samenkomsten. Ik moet bekennen, dat
deze psychologie raij nogal verdacht voorkomt.
tegelijk dweeper te zijn tot moordens toe, en
razend'verliefd, ik vraag of dit niet te veel is voor
n mensch, en zelfs of tlezen twee hartstochten,
beide tot zulk een graad van hevigheid gedreven,
niet onvereenigbaar zijn."
Maar er komt nog iets verwonderlijkere. Daniels
heeft oen broertje gehad, dat eenige jaron ge
leden verdwenen is. Sforza maakt hem wijs, dat
dit broertje door de koningin geschaakt is, en den
volgenden morgen, volgens de gewoonte
van Marguérite de Bourgogne, aan moor
denaars is overgeleverd. Danielo gelooft den goeden
kardinaal op diens woord, zonder eenig bewijs te
vragen, en aarzelt nu niet meer. Hij zal de ko
ningin doorpriemen, binnen acht dagen.
Dat nu een ellendige dweeper zoo
lichtgeloovig is, het is mogelijk en ik wil het wel tocge
ven. Maar dan is het ook nog maar een arme
idioot, voor wien ik moeielijk eenige belangstel
ling kan gevoelen, en hetgeen de zaak nog inge
wikkelder maakt, is, dat dio jonge Ravaillac zoo
verliefd is, en dus, behalve idioot, ook onbegrijpe
lijk. Men laat hem dan ook onverklaard, en ik
kan maar niot gelooven dat hij leeft. Het heele
stuk door zal ik niets voor hem gevoelen dan
verbazing.
Gelukkig is Fiammetta er nog. Zij alleen, maar
dat is voldoende; wat is zij heerlijk en uitbundig
vrouwelijk l Wat houdt men van haar! Zij vult
het drama met een opwindenden geur. Zij is de
bekoorlijkheid, de verleiding en de dwaasheid
der vrouw in vleesch en been. Kleine beentjes en
lelieblank vleesch, eene volmaakte vrouw, waarin
een vlammetje brandt: Fiametta".
Wij zien haar eerst in een Clarissenklooster;
zij is zich daar voor aardigheid wat komen afzon
deren. De Clarissen zijn allerliefste nonnetjes,
van Boccaccio of Lafontaine, zij hebben
zich gewijd aan de liefde Gods en hebben den
leeftijd van de wereldsche liefde; de koningin, in
een grooten fauteuil gezonken, in het sneeuwwit
gehuld, leest haar een sonnet van Petrarca voor.
een vurig en vernuftig liefdessonnet, en de non
nen voelen haar werkeloos hart kloppen onder
haar grof keursje. Zij vinden dat heel wat inte
ressanter dan David's woeste psalmen. De koningin
gaat verder, en stelt voor, haar eene dansles te
geven. Dat gebeurt, in de kloosterzaal met don
ker hout beschoten en rondom het standbeeld
van de strenge stichtster der orde.
Dan verdwijnt de kudde lammeren en Fiam
metta ontvangt haren minnaar. Het is Danielo,
die haar voor een aanzienlijke dame, Helena ge
naamd, aanziet. Onze Havaillac houdt haar voor
een engel van reinheid, en aanbidt haar geknield,
en Fiammetta vindt dat heel aardig, vuor afwis
seling. Daarenboven is die kuische minnaar een
zonderling man; soms heeft hij geheimzinnige
vrecselijke woorden, laat duistere, tragische gezeg
den ontglippen. Hij is somber, melancholiek; zij
vindt het heerlijk . .. Zoodat ten slotte Fiam
metta het niet meer kan uithouden, op hem aan
vliegt, de armen om zijn hals slaat, haar frissche
lippen op zijn somberen mond drukt, en Danielo
laat haar begaan.
In het derde bedrijf zijn zij in Fiammetta's
kamer. Er is nu geen quaestie meer van plato
nische liefde. Fiammetta is losgebroken en toont
heel veel temperament", het vlamraetje" is een
flinke brand geworden. Dauielo slaapt eindelijk iu.
Op dit oogenblik komt eene Bologneesche, de ge
liefde van een der samenzweerders, aan de konin
gin vertellen, dat den volgenden dag een jonge
man haar in haar paleis zal komen vermoorden.
Zij kent zijn naam niet, maar heeft hem gezien
en zou hom herkennen. Is het deze? vraagt Fiam
metta en schuift het gordijn opzijdo. Deze is het.
Verontwaardigd over zulk een laaghoid grijpt
de koningin, die vlug van besluiten is, een dolk,
en zal Danielo treffen... Helena, lieve Helena!"
mompelt Danielo iu zijn slaap. Fiammetta
begrijpt nu dat hij niot weet, dat zij de koningin
is. Zij laat don dolk vallen en wekt haren minnaar
met hare kussen. Zij laat hem gaan, want de dag
van morgen is voor don moord bepaald, en deelt
haar dames mede, dat zij morgen naar haar paleis
te Bologna vertrekt.
Waarom? vragen deze.
Om vermoord te worden! antwoordt Fiammetta
schaterlachend.
Hat volgende bedrijf is van werkelijk oorspron
kelijke schoonheid, gliinlachend-tragisch. Verbeeld
u de moest parisienne, do wuftste onzer Froufrou's
en Paulette's in het Italiëvan de vergiften, van
de politieke moorden, van de inquisitie, en clan
toch ovenzeer Froufrou en Paulottc blijvend. Har
gratie en wuftheid worden dan, zonder het te
weten, heldenmoed. Zij laat de zameuzweerders
te midden van een feest door hare drie narrinnen"
voor den gek houden, en brengt hen voor de recht
bank van deze drie wijzen met zotskappen en
schelletjes. De drie narrinnen" veroorduelcu do
samenzweerders om hen te trouwen, en dit ge
schiedt. Fiammetta intusschen wacht in hare
tuinen, te midden van muziek en dans, de komst
van Danielo. Zij ziet hem aankomen, verwilderd,
met het hoofd vooruit, den dolk in de hand, en
glimlacht. Want zij weet wel dat. als hij haar
herkend heeft, hij haar niet dooden kan, daarvan
is zij zeker. Zij glimlacht allerliefst, guitig, kalm,
in du vreugde en zekerheid van bemind to worden.
Dat is werkelijk schoon. Fiammetta's glimlach.
als zij met zalige, trotsche ironie den dolksteek
afwacht, deed mij denken aan Alexander den
Groote, die den beker uit de hand van zijn ge
neesheer aanneemt, waarin men licm gezegd heeft,
dat vergif is ...
Danielo is nabij, hij heft den arm op. Fiammetta
ziet hem aan, eu de dolk valt. En Fiammetta
werpt haar geliefde kushanden toe, schalksch
lachend om de aardige poets die zij hem gespeeld
heeft, waut koningin Frou-frou vindt niet dat zij
iets heldhaftigs gedaan heeft ; zij was niets dan
een verliefd vrouwtje, dat pret maakte. Zoo is
deze scène tegelijk prachtig en allerliefst, Au
suulime pouilre-dwizê. Dit alles zonder woorden;
de gordijn valt na die kushanden.
Nu komt het treurig einde. Kardinaal Sforza
heeft Danielo doen gevangen nemen en vertelt nu
aan de koningin, dat het eenige middel om haren
minnaar te redden, is afstand van den troon te
doen. Zij weigert eerst, omdat de kroon haar
zoo goed staat, maar stemt dan toe, en deelt, in
een allerliefste scène, de juweelen van haar kroon
aan de Zigeunerzangers uit, die op het plein
voor het paleis een aalmoes vragen. De abdicatie
is echter een valstrik geweest, men kan haar,
nu zij geen koningin meer is, aan de inquisitie
overleveren; zij wordt gevangen genomen en in
een klooster gevoerd. Zij wordt er veroordeeld,
als kettersch. Men zendt haar een priester om
hare biecht te hooren; het is Danielo. Fiammetta
biecht al hare zonden, maar Danielo wacht, dat
zij den moord, op zijn broeder geploegd, zal
biechten. Eene verklaring volgt; zij valt in Daniëlo's
armen; Sforza komt binnen en veroordeelt ook
Danielo ter dood, beiden zullen samen sterven.
Lemaitre is over het drama verrukt; hij noemt
het plus que distingtié. Sarcey denkt er anders
over ; hij vindt alles ongemotiveerd, onwaarschijn
lijk, onpsychologisch. Zoo dikwijls er in een drama
dingen zijn, die ik niet begrijp, en daarom niet
mooi vindt, die mij onharmonisch, ongoëvenredigd,
barok schijnen, zegt men dat dit Shakespeariaansch
is." Van Catulle Mendès' poëzie heeft hij het
fraaie niet genoten, omdat de verzen zoo slecht
uitgesproken werden. Danielo werd gespeeld door
den ouden zanger Capoul, die enkel de overdre
ven gebaren en conventioneelen dialoog der op
racomique kon ten beste geven; daarmede strookte
het platte naturalisme van Antoine, die Giorgio
speelde, in 't geheel niet; de Fiammetta, Mlle
Defresnes, was niet zoo vroolijk en lichtzinnig
als noodig was, maar toch de beste van allen.
Het Journal de Bruxelles keurt natuurlek zeer
de wyze af, waarop hier monniken, nonnen, kar
dinalen en inquisitie ten tooneele worden ge
bracht, maar roemt de keurig geciseleerde verzen
van Catulle Mendès.
Het werk is op het Theatre-Libre zeer een
voudig gemonteerd; Antoine, de directeur, heeft
dat voor eens en voor altijd aangekondigd; alle
voorstellingen zyn dan ook premières, elk stuk
wordt er slechts ns gegeven. La Reine Fiam
mctta was vroeger aau verschillende directeuren
aangeboden; aan Sarah Bernhardt voor de
PorteSaint-Martin, aan Porel voor het Odéon en aan
Perrin voor de Comédie-Francjaise; maar allen
hadden de kosten, om hot behoorlijk te monteeren,
afgeschrikt. In welke verhoudingen deze kosten
voor de groote theaters toenemen, blijkt uit het
geen een der acteurs, die nu in Henri III van
Dumas, in de Co;nédie-Franc,aise optreden, zeide:
Toen de vorige maal Henri III gemonteerd werd,
kostte het gelieelo stuk 12,000 francs, en dat vond
het comitévreeselijk. Nu wordt dit voor mijn
costuum alleen betaald."
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
In mijn vorige kroniek beloofde ik nog eens op
Lc Hoi d'ïs" terug te komen, belofte, waarvan
ik me dau nu terstond ga kwijten, uit vrees, dat
ze anders opnieuw iu de pen mocht blijven.
Een tweede auditie van deze opera heeft mijne
meening omtrent dit werk niet noemenswaard ver
anderd. En zoo blijf ik er bij, dat dit wsrk wel
eenige en groote schoonheden bevat, maar toch
van geenszins blijvende betcckeuis zal blijken te
zijn. Met name is de muziek iu de slotscène vol
strekt niet op de hoogte vau den toestand, 'doch
ook in de andere bedrijven neemt zij zelden de
vlucht, die zij nemen moest eu kon. Lengte is wel
is waar maar een betrekkelijke verdienste, doch
bier mist meu haar toch; uien zou wel eeus een
thema breeder uitgesponnen wilieu zieii, den com
ponist wel eeus een stoutcrcn climax hooren
maken, dau hij ergens iu dit werk doet. Er is niet
veel ziel in deze compositie. De beste momenten
zijn voor mij u gevoel die, waar de componist óf
bevallig kon zijn zooals in de eerste
feestkoren óf waar hij, met behulp van eene
unlieiuiliche" scèiieric schrikkelijk kan. zijn zooals
iu de nachtelijke scène tussuhen Kariiac en
Margurcd. Ofschoon ik beken, dat ik, eenmaal op dat
satanisch blauw licht voorbereid zijnde bij de
2b opvoering lang niet dien griezeliegeu indruk ont
ving, dien dit gedeelte bij de Ie opvoering op
mij maakte.
Behoudens hetgeen ik omtrent de rnise-en-scène
vau dit werk al zeide, moet ik hier de regie nog
waarschuwen, dat, de geest van dcu H. Coreutijn
dcii Iaën Januari reeds ontijdig vroeg waarneem
baar en ergens mee bezig was vermoedelijk aan
zij u toilet; verder dat bij liet onweer aau liet slot
vau het werk de bliksem vergeten is; dat de
pila-tr in de 2e acte wel wat veel vau een duitsclien
kachel (?Ofen") heeft; eu eindelijk, dat het beeld
van deu II. Corcntijn, het,welk\de tooverlautaarn,
op de woikeu werpt, misschien beter deed met
wegblijven.
Niet geheel ouvermakelijk werkt ook die schrik
kelijk woeste zee aan bet slot, en deden de heeren,
die de golven maken, beter met minder uitbundig
te keer te gaan.
Nu ik toch aan het aanmerkingen maken ben,
kim ik tevens op de groote onwaarschijnlijkheid
wijzen, dat Roxciiu bij de aankomst van haar ge
liefde (dien zij reeds dood waande en wiens nadering
haar dus dubbel moest verrassen !) dezen doodkalm
twee coupletten achter zich hoort zingen, zonder
de moeite te nemen vau zich om te koeren of op
eenige andere wijze gevoel aan den dag te leggen.
Laat ze zich dan tenminste verschrikt, ontzet, toonen!
Maar die impassibiliteit is ergerlijk! Heel deze scène
trouwens (het wederzien der go)ieven)is van eene
zoetbappighcid, wat compositie, zoowel als opvatting
door deze artisten betreft, die alle perken te buiten
gaat. Over andere punten, waarin de muziek een
uiterst oppervlakkige rol speelt, zal ik.?uit vrees
van te lang te worden niet vorder uitweiden,
mi'.ar liever nog de opmerking maken, dat de com
ponist m. i. zichzelf al te dikwijls herhaalt. Hoe
vaak het 2de (,.seiten"-) thema uit het Allegro
vau de Ouverture, de violoucel-solo daaruit, en
eindelijk ook liet slot van de Ouverture (trompetten
hoog a) gebezigd worden, is niet te zeggen, ^/ooals
Lalo deze fragmenten aanwendt, bewijst hij mij
daarmede armoede vau gedachten. Over verdere
tekortkomingen in mijn oog, als de vorm, die niet
oud eu ook niet nieuw is, remenisceuseu aan
Meijerbeer enz., zal ik ditmaal het stilzwijgen be
waren, en liever ten slotte wijzeu op liet goede,
dat iu de opera voorkomt, en dat m. i. bestaat in
de reeds vermelde eerste fecstkoren, in eeuige ge
deelten van de partij van Ilozeun (4de scène, 2de
acte o. a.), desgelijks vau de partij van Karnac
(zijn eerste optreden, 2de scène van de 2de acte,
enz.), iu de hoogere vlucht, die de 3de scène vau
de 2Je acte neemt, en in een interessante kleur,
die hier en daar op het geheel is uitgespreid.
Alles, hetgeen niet wegneemt, dat ik de opera als
geheel zwak moet noemen, en zoo ook de repro
ductie, die er hier aau ten deel valt.
Met een enkel woord stip ik vau verder plaats
gehad hebbende uitvoeringen aan: die van Die
Meistersinger v on Nürnberg", van de 4e Soiree
voor Kamermuziek eu die in het Concertgebouw
van 17 Januari. Die Meistersinger" kan niet
tot de schitterende opvoeringen gerekend worden.
Zij was integendeel hoogst slordig en onverschillig,
voornamelijk wat orkest eu koor betreft. Van
zangers en zangeressen maakten Frau Gross (Eva)
een tamelijk goed en de heer von Bongardt (Hans
Sachs) een zeer goed figuur, terwijl de heer
Walther (Walther v. Stolzing) slechts onder voor
behoud te loven is, daar rijn fraai geluid door
onzuivere intonatie eenigszius ontsierd wordt en
ook zijn spel maar matig gloedrijk is. De 4e
Kamermuzieksoirée bracht behalve het F-mol
Quartet op. 25 van Beethoven, het melodieuse
Bes-dur Sextet op. 18 van Brahms, dat tot eerst
genoemd sextet staat als een roodwangige,
stevige, knappe boereudeern tot een fijne ea
teerc freule. De noviteit, liet Quintet op. 81