De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 27 januari pagina 5

27 januari 1889 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

, gebaar de welluidende klanken van haar stem te ?begeleiden, en er de zinrykheid te beter van te ?doen uitkomen. Als men ook alle aanspraak op eenig effect in liet optreden laat varen, is het misschien beter Achter een tafeltjen gezeten zijn voordracht te houden, dan zooals het nu gebeurd is. Ten slotte geeft mij de keus der stukken en hunne opvatting den raad aan den hand, zich niet -door den somberen geest, die over de jonge lui van onze tijd onheilspellend te waren schijnt, to laten meesleepen. Pessimisme en melancholie zijn geen boomen waar frissche blozende vruchten van geplukt kunnen worden. A. TH. Uit Berlyn wordt bericht, dat een tooneelstuk in twee bedrijven van den Deenschen schrijver Eduard Brandes, n jongeren broeder van George Brandes, binnen kort in het Lessing-Theater op gevoerd zal worden Het stuk is getiteld: Een Bezoek" en is door Prof. Haffpry in het Duitsch vertaald. Er treden slechts drie personen in het .stuk op, nl. een gehuwd paar en een vriend, welke rollen respectievelijk door den heer Stagemann, mej. Petri en den heer Klein vervuld zullen ?worden. Op eene wijze, die van diepe kennis van het menschelijk hart getuigt, doet het drama ons zien, hoe bij gelegenheid van een toevallig bezoek, de huisvriend in de jonge echtgenoote de heldin herkent van een liefdesavontuur, dat hij eens met eene hem onbekende heeft gehad en de geheele inhoud van het stuk ontwikkelt zich thans lang zamerhand voor den toeschouwer in boeiende tooneelen en scherpzinnige dialogen. Het belang wekkende kleine werk /al binnen kort ook in druk in de Nordische BMiothek verschijnen. In het Berliner Theater maakt men toebereidselen om op Lessings geboortedag eene interes sante opvoering te geven van Minna von Barnhelm" met mej. Bütze in de titelrol. Mevrouw Niemann zal optreden als Franciska, Barnay als ?wachtmeester Werner en Haase als Riccaut de la Marlinière; en opdat ook de vierde ster aan den dramatischen hemel op dezen avond niet ontbreke, heeft mevrouw Ziegler, wier verlof thans verstreken is, de rol van de Dame in Trauer'' «p zich genomen. Uit Parijs schrijft men: Onze Groote Opera ?wordt werkelijk door het noodlot vervolgd. Ter nauwernood hebben de eerste opvoeringen van Romeo en Julia", waarin Jean de Reszkéen Patti de titelrol vervulden, haar de gunst van het publiek doen herwinnen, of haar crediet dreigt reeds weer geheel te gronde te gaan. Mevrouw Patti heeft zich mokkende teruggetrokken, deels wijl Reszkéniet minder roem dan zij heeft inge?oogst, deels, wyl rij vergeefs gehoopt heeft op het ridderkruis van het Legioen van eer. Mej. Darclée, die haar verving, heeft zich bij haar eerste op treden als onbekwaam doen kennen. Daarbij dreigt ook Reszkézijn ontslag te nemen. De Engelsche impresario Harris heeft n.l. met dezen, met zijnen broeder, den baszanger Edouard Reszkéen met den baryton Lassalle, ge durende den laatsten zomer in Covent-garden zulke ?schitterende zaken gemaakt, dat hij dit beproefde drietal een buitengewoon gunstig engagement voor ISt. Petersburg voorgesteld heeft; de directie van de Parijsche Opera schijnt geen voordeeliger aan bod te kunnen of te willen doen. Tegelijkertijd zijn de eerste alt Richard wegens een hevige keelziekte en de sopraan Bosmann wegens hare bevalling op non-activiteit gesteld. Al de ge noemde kunstenaars zouden hunne medewerking verleenen in de nieuwe opera van Saint-Saëns, Aseanio, welker opvoering, onder de gegeven ?mstandigheden, thans zeker onbepaald is uit gesteld. In hare plaats zal nu het ballet van Ambroise Thomas La Tempête" bewerkt naar The Tempest" van Shakespeare weldra zijn première vieren. Thans zyn reeds bijna twee .jaren sedert den brand van de Opéra Comique" verstreken en nog is geen -begin met den herbouw genaakt. Aan de quaeatie.ofcwn den nieuwen gevel aan den boulevard of aan IPÏ" plein Boieldieu zal bouwen en tevens of men al dan niet eene prijsvraag zal uitschrijven, is deze trage voortgang te wijten en de talrijke veranderingen van mini sterie hebben daartoe het hunne bijgedragen. De ninister van schoone kunsten, Lockroy, en de commissie uit de kamer van afgevaardigden onder let presidium van den heer Spuller zijn van meening, dat het nieuwe .gebouw geïsoleerd moest staan, m. a. w. dat men de aangrenzende particuliere .gebouwen aan de boulevard moet onteigenen. Voor de daardoor veroorzaakte sterke vermeerdering van kosten, hoopt men de toestemming der volks vertegenwoordiging te verwerven, door de benoodigde 6Va millioen francs over de eerstkomende driejaarlijksche budgets te verdeelen. Daarentegen duurt de strijd over het uitschrijven eener prijs vraag nog steeds voort; de commissie is er uit een democratisch beginsel voor, de minister is er tegen, wijl hij daarin eene nieuwe oorzaak van vertraging ziet. De dringende vertoogen van de buren van de voormalige Opéra Comique'' bij den minister Lockroy, zullen waarschynlijk ten gevolge hebbenj dat de commissie uit de volks vertegenwoordiging van haar plan, betreffende de prijsvraag, afziet. De voorspelling, als zouden de bezoldigingen van zangers en zangeressen voorloopig het hoog ste punt bereikt hebben en weer aan het afne men gaan, wordt aan Patti nog niet bewaarheid. De diva ontvangt van de hoeren Harrison 700 pond (17,500 francs) per avond voor haar vier concerten in de Albert Hall. Toch betaalt men haar in Zuid-Amerika meer; te Buenos-Ayreszal zy volgens contract 1250 pond (31,250 francs) per avond ontvangen, benevens de helft der brutoontvangst boven een zeker bedrag. De tijden zijn ver anderd sedert men mevr. Catalani's eisen, 500 pond voor een geheel operasaizoen, buitensporig vond en haar man als vergoelijking antwoordde: gij hebt ook geen ander gezelschap noodig dan ma femme et cinq ou six poupées." Het is ongeveer achttien jaar geleden, dat de rijzing in de kunstenaarscontracten begon; Nilsson vroeg toen 200 pond per avond en Patti ontving hetzelfde. Patti bedong voor haar vorigen tour in Amerika van Mapleson 1000 pond per avond, welke som nu overtroffen wordt. De tooneelcriticus van het Wïesbadener Tageblatt, Robert Misch, is in zijn recht om het Hoftheater te bezoeken, door de rechtbank gehand haafd. De eerste maal, dat hij terugkwam, ging dit met bijzondere plechtigheid. Een deurwaar der in groot costuum geleidde hem, langs den grimmig starenden portier, naar zyne plaats. Mocht de koninklijke Intendanz weer lust hebben, om hem zijn plaats te betwisten, dan moet haar dat geld kosten; de boete zal telkens 100 mark bedragen. De jonge artisten van de kon. vereeniging Het Nederl. Tooneel", zulien Zondag 3 Feb. 's namid dags te 2 uur, hunne eerste Matinee dramatique" geven. Voorgedragen zal worden: Het Zwaardlied uit La Fitte de Roland, de imprecatie uit Horace-, eenige tooneelen uit de Geleerde Vrouwen", een Rei uit Hoofts Granida en een blijspelletje van Labiche; alles in het Nederlandsen. Wij hopen, dat onze beau monde, door die voordrachten te komen bijwonen, een blijk van waardeering aan de jonge kunstenaars en kunste naressen zal geven. LETTEREN EN WETENSCHAP. Amsterdam in 1672. Historische schets der Bange dagen" is de titel van een compres ge drukt werkje, dat den heer A. W. Kroon sedert jaren een trouw bezoeker der Amsterdamsche archieven, en dus alleszins gerechtigd om de woor den naar officieële bronnen bewerkt" op dien titel te plaatsen, tot auteur, en de heeren Ten Brink en de Vries tot uitgevers heeft. In iets meer dan tien dozijn bladzijden geeft den schrijver in den vorm van een dagverhaal, een overzicht van de gebeurtenissen binnen Arasterdam, in dit jaar van groote beroering. Aangezien 's Schrijvers zegsman, Hans Bontemantel, midden in dien tijd leefde, putte de heer Kroon zijne soms hoogst merkwaardige bijzonderheden uit de eerste hand. Het geval van de manschap van den uitlegger, die hunne landgenooten op voet van oorlog behandelden, en dat van het hijschen van de Oranjevlag op de Oude en Westerkerk toren, zijn hoogst vermakelijk. De hier ook be handelde woelingen van de Oranjegezinde en de anti-stadhouderlyke partijen onder elkander werpen een eigenaardig licht over de politieke verhou dingen in den toenmaligen raad, waarin de oudBurgemeester Gilles Valckenier het aasje onder de troeven schynt te zijn geweest, die al zijn vijanden uit ambt en invloed wist te werken. Alles speelt op Amsterdamschen bodem, gelijk de titel reeds te kennen geeft, en daar Amsterdam vrij wel buiten het krijgsgeweld bleef, krijgen wij niet den indruk van de groote bangheid" dier dagen, waaraan de schrijver ons wel wil doen gelooven. Daartoe werkt zijne somtijds ietwat parodieerende voorstelling van feiten en personen evenmin mede als de gemeenzame dialoogvorm welken hij hier en daar, onzes inziens tot schade van zijn arbeid, bezigt. Intusschen is het boekje alleszins lezenswaard, al moge het te betreuren zijn, dat de heer Kroon zich den gelijksoortigen arbeid van den heer J. F. Oebhard Jr., die naast de aanteekeningen van Bontemantel ook het Jour naal van Lucas Watering bezigde, niet heeft ten nutte gemaakt. Van den Dictionnaire international des crivains du jour, onder redactie van prof. Ang. de Gubernatis uitgegeven, is de zesde aflevering, Cer-Com, uitgegeven. Zij bevat twee Nederlandsche schrijvers, en nog slechts bij benadering, prof. Cobet, te Parijs geboren en wiens werken hoofd zakelijk in het Latijn vervat zijn, en ds. Chavannes, te Vevey geboren en die in het Fransch schreef. Naar aanleiding van een proces in de Parijsche perswereld over het pseudoniem Colombine, waarop de chroniqeur Henry Fouquier en het blad Gü-Blas elkander het recht betwisten, worden nu eens hier, dan daar, allerlei pseudoniemen genoemd, waarvan niet iedereen de dragers kent. Men weet dat in Figaro ,,Caliban'' de dichter en tooneelschryver Bergeratis, Parisis" de secretaris der groote Opera Emile Blavet, Philippe de Grandlieu" de heer Lavedan. Minder bekend zijn Etincelle", de gra vin de la Peyronnie, Ange Béningne", mevrouw Paul Molènes; Jules de Glouvet", de roman schrijver, is de advocaat-generaal Quesnay de Beaurepaire; Zut" in de Vie Parisienne is de gravin de Mirabeau, Gyp" de gravin de Martel. Ook in de tooneelwereld zijn tallooze pseudo niemen ; Mll. Bartet, van de Comédie-Frangaise, heet Regnault; Mll. Brandes heet Arnoux ; Marie Laurent, die het vorige jaar gedecoreerd is, als directrice van het gesticht voor weezen van kun stenaars, bleek te heeten Mad. Desrieux, en haar zoon, Charles Laurent, directeur van het blad Paris, heeft het pseudoniem van zijne moeder aangenomen; de dolle komiek Lassouche in de Variétés is een edelman, Rousquin de Ia Souche geheeten, en de Café-concertzanger Paulus is de zoon van een zeer deftig heer, Habans genaamd. Sedert Scheffels dood heeft Felix Dahn menige anecdote over zijn overleden vriend, den dichter van JEkkeJiard en Der Trompeter von Boekingen, verteld. Maar de levende poëet heeft verzuimd de kleine schermutseling mede te deelen, die tusschen hen beiden( plaats had na de vestiging van het Duitsche rijk in het paleis van Versailles. Scheffel bleef tot het eind een verstokt liberaal" en werd niet meegesleept door de geestdrift voor het zegevierend Bismarckisme. In 1871 zond Dahn aan Scheffel zijne bekende Latijnsche Kaiserhymne" Macte senex Imperator, en liet daarop een telegram volgen: Uwe lier zwijgt, Joseph Victor". Scheffel antwoordde met het zenden van deze Latijnsche verzen: Felix lyram tetigisti, Ipse Sedan qui vidisti Et Gulielmum Caesarem. Post pugnarum gravitatem Si vidissem Libertatem Jubilans concinerem. Blij doet gij het loflied klinken Nu ge Frankrijks macht zaagt zinkeu En uw vorst als keizer ziet; Zag ik, aa de krygsbanieren, Ook de Vrijheid zegevieren Juichend stemde ik in uw lied. Bij Gebr. Ebert, uitgevers te Amsterdam, ver scheen de vertaling van Albert Lindner's beroemd drama De Bloedbruiloft, door mejuffrouw J. G. Bolmer in Nederlandsche jamben overgebracht. Men is verwonderd, het boek, 1889 gedateerd, van eene opdracht aan prins Alexander voorzien te zien. In een verklarend voorbericht" heldert de vertaalster dit op en deelt mede, dat zij in No vember 1883, toen hare vertolking verscheen, de eer en het genoegen mocht hebben, een honderd tal exemplaren, niet in den handel, aan heeren en dames van rang en stand, waarheid en religieusen zin, taici.t "n kennis, geleerdheid en onder zoek, hoogachtend in vriendschap uit te reiken, met inbegrip van eenige exemplaren aan genoot schappen van allerlei aard." Zij heeft iet bij het verplichten van deze honderd uitverkorenen niet willen laten. Van geachte zijde ben ik meer dan eens aangezocht geworden tot de uitgave voor het geëerde publiek; ik vertrouw daarom, dat het boekske zal worden erkend naar waarde, gelijk ik heb ondervonden van Zijne Doorluchtige Hoog heid en van het meerendeel der Dichters, Letter kundigen, Bestuurderen van Genootschappen, In timi, die, na de ontvangst, blijken hebben ge toond van hun fijne beschaving, savoir-vivre en eerlijke raadgeving." Zoo zij het. Onder den titel Napoleon op het eiland Elba" verscheen zooeven bij Charpentier te Parijs een lste Jaargang. Schaakspel. 26 Januari 1889. PROBLEEM No. 3. Overgenomen uit de Illustrirte Zeitung. ZWAKT Deze eindstelling uit eene der Matchpartijen tusschen Zukertort wit en Blackburne zwart is een meesterstuk van diepdoordachte combinatié'n. ZWART abcde fgh WIT Wit geeft in 3 zetten mat. c d e f g WIT Wit begint en wint. Eindstelling tusschen de heeren A. Anderssen wit en J. Zukertort zwart. ZWART / ' ? ?* X ff " / " ' J / / / ± fy r- ^ ,"Js-V t/^?// l / / / / '///;/ WIT Wit geeft in 5 zetten mat. interessant werk, dat den voormaligen afgevaar digde, thans consul te Livorno, Marcellin Pellet, tot schrijver heeft. Naar Pellet in de voorrede zelf opmerkt, is het verblyf van keizer Napoleon op het eiland Elba reeds meermalen uitvoerig beschreven, maar niemand heeft nog op de plaats zelve die interessante deel der nieuwere geschie denis bestudeerd. De heer Pellet nu aanvaardde de taak, daartoe aangespoord door lijvige akten, die hij in de archieven zijner kanselarij had ontdekt. Een voorname plaats daarin bekleeden de aan teekeningen van een geheimen agent onder de regeering van Lodewijk XVHI, oliehandelaar te Pprto-Ferrajo, die met alle personen verkeerde die bij Napoleon kwamen, met diens huisgenooten zoowel als met de talrijke vreemde gasten. HJj toekende dag voor dag alles op wat hij kon te weten komen en zond die aanteekeningen aan den Franschen consul te Livorno een Corsikaan, Marcotti genaamd. Was hij zeker van zijn bode, dan werden de berichten gegeven op gewoon papier in duidelijk schrift, zoo niet, dan schreef hij met onzichtbare inkt, en op deze wijze verwittigde hij Marcotti tamelijk lang vooruit van de vlucht van Napoleon, De consul drong er op aan, dat hem ergens een vaartuig ter beschikking zou worden gesteld, om in geval van nood een ontvluchting te verhinderen, maar dit vaartuig, de Zephir liep eerst den 28 Februari de haven van Livorno binnen, terwijl Napoleon de haven van Porto Ferrajo aan boord van de Ineonstant reeds den 26 had verlaten. Den 27 voeren de beide brikken elkaar in den Toskaanschen Archipel voorbij en de kapitein van de Zephir vroeg dien van de Ineonstant hoe Napoleon het op Elba maakte. Terstond greep Napoleon de spreekbuis en riep met luide stem: dank u kommandant, Napoleon maakt het goed, heel goed!" Militaire Zaken. DE KNAL VAN EEN SCHOT. Tot voor korten tijd geloofde men nog algemeen, dat de afstand van een ons beschietendea vijand vrij nauwkeurig bepaald kon worden door de bekendheid met de snelheid van het geluid. Zag men namelijk het vuur van het schot, dan nam men waar, hoeveel seconden later de knal daarvan gehoord werd; dat aantal seconden ver menigvuldigd met de snelheid van het geluid ongeveer 340 M. per sec. leidde dan tot den afstand. De snelheid van het licht, die zeer groot is in vergelijking met die van het geluid, kan hierbij zonder noemenswaardige onnauwkeurigheid worden verwaarloosd. Intusschen zijn in den laatsten tijd, bij door den Franschen kapitein Journée genomen proe ven met het geweer, nieuwe en belangrijke waarne mingen gedaan omtrent de geluids voortplanting van den knal van het schot. Men bevond name lijk dat een waarnemer, niet ver zijdelings van de baan van het projectiel opgesteld, den knal hoorde pp hetzelfde oogenblik, dat de kogel hem voorbijging, namelijk als de snelheid van den kogel grooter was dan die van het geluid. Was de eerste daarentegen kleiner dan de geluidssnelheid, dan hoorde men eerst den knal en daarna den kogel voorbijgaan (fluiten). Hieruit bly'kt, dat als de kogel zich met eene grootere snelheid dan het geluid beweegt, hij den knal als 't ware meevoert; terwyl bij eene snelheid van het pro jectiel kleiner dan die van het geluid, de geluidsvoortplanting van den knal volgens de gewone wet plaats heeft. Verdere proeven, zelfs met eene snelheid van den kogel tot 600 M. in de seconde, hebben dit bevestigd. Hieruit volgt dus, dat men by het schatten van afstanden ongeveer bekend dient te zijn met de snelheid van het projectiel. Is deze gelijk of kleiner dan de geluidssnelheid, dan wordt de afstand op de hier vorengenoemde wijze ge vonden. Is zij evenwel noemenswaardig grooter hetgeen tegenwoordig veelal het geval is dan dient men die sneU101'11 nnofivfip.r te kennen eniu rekening te brenj misschattingen te 'sRIJKS De dieren ondervinden dagelijks, dat ze meer tot nut en genoegen van den mensch. dan voor hun eigen pleizier leven. Niet alleen dat deze, als eea tiran van den ouden stempel, zijn overmacht doet ge voelen en zij voor 't meerendeel hem hun leven moeten opofferen, om hem in staat te stellen zich met hun vleesch te voeden, met hun vacht te kleeden, hun huid tot leer, hun tanden tot vouwbeentjes, hun darmen tot snaren te verwerken, vóór hun dood staan zij gedurig zijnerzijds aan de ergerlijkste mishandelingen bloot. Paarden worden, ter wille eener grillige mode, onbarmhartig misvormd door het angliseeren, waarbij de nedertrekkende spieren aan den staartwortel op eenige plaatsen zoo diep mogelijk worden ingesneden. Honden krijgen, in dienst van vracht rijders, vaak meer ransel dan eten. Ganzen worden een paar malen per jaar, om voortreffelijke dons veeren te krijgen, levend geplukt. Herten worden aangefokt om als doelwit by het edel jachtvermaak te dienen. Vinken worden de oogen uitge brand om ze meer te doen zingen, of ze moeten met een broekje aan, gymnastische toeren op do kruk verrichten. Palingen worden levend gevild. Schildpadden worden, door ze aan een hevig vuur bloot te stellen, van de kostbare hoornachtige schaal gescheiden. Walvisschen ondergaan door de jacht met harpoenen een doodstrijd van eenige uren. Robben en walrussen worden niet minder gemarteld: opdat de dieren niet den tijd zouden hebben naar de zee te ontvluchten, worden zo door een flinken slag op den kop verdoofd en spoedig daarna, onder gejammer der jongen, gevild, terwijl de rest der nog levende lichamen blijft liggen als voedsel voor wolven en beren. Deze enkele voorbeelden zijn met honderde te vermeerderen. Zij, die in het wel en wee der dieren belang stellen, vinden dus een ruim arbeidsveld, en hun streven het zwakkere dier to beschermen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl