De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 10 februari pagina 1

10 februari 1889 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEÉDAMMEE WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 10 Februari. Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. p. ?1.2 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.40. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. Het drama van Me\jerling. FEUILLE TON : Schetsen en Portretten, door Jan van Bergen. Uit het Haagje, door Z. - KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Weltuntergang, Het nieuwe drama van Paul Heyse. Muziek in de hoofdstad^ door F, Muziekaal Overzicht, door V. Nieuwe uitgaven op muziekaal gebied, door F. Lat\jn en Grieksch, III. Professor Burgersdijk en zijn Shakespeare-vertaling, door E. D. P. Jan Gourerneur. VARIA. SCHAAKSPEL. MILITAIRE ZAKEN. - Vischstudie, door v. R. Voor Dames door E-e. ALLERLEI. RE CLAMES. BEURSOVERZICHT. ADVER TENTIËN. Van verre en van naby. De heer Von Bismarck is in den laatsten tijd niet door het geluk gediend. Men her innert zich, hoe hij genoodzaakt is geweest, de tegen de Kieler Zeiiung en de Freisinnige Zeitung begonnen gerechtelijke vervolging te staken, en hoe het proces tegen den heer Geffcken, op zijn verlangen begonnen, ein digde met eene vrijspraak, die voor hem eene groote teleurstelling zal zijn geweest. Daarop volgde d_e openbaarmaking der akte van be schuldiging in dit proces, een maatregel, die slechts de beteekenis kon hebben van een tegen de hoogste rechtbank des lands gericht beroep op de openbare meening, en die zoo wel in Duitschland als buiten de grenzen op de scherpste wijze werd afgekeurd. Tegelij kertijd werden twee altijd gedienstige bladen, in staat gesteld tot het publiceeren van zeer partijdige uittreksels uit de particuliere correspondentie tusschen den neer Geflcken en den heer Von Roggenbach, eene correspondentie," van welke de regeering zich door huiszoeking had meester gemaakt, ofschoon tegen den heer Von Roggenbach geenerlei beschuldiging was ingebracht. Daar op volgde in den Rijksdag de discussie over de koloniale politiek, bij welke de heer Von Bismarck door de heeren Bamberger en Richter werd overtuigd van degrootst mogelijke incon sequentie, terwijl de rijkskanselier zich niet be ter wist te redden, dan door de bedoelingen zijner tegenstanders verdacht te maken en hen yoor vijanden des rijks uit te schelden. Weinige dagen later vernam men uit Was hington, dat de heer Von Bismarck zich had genoodzaakt gezien, den kommandant van het Duitsche eskader bij de Samoa-eilanden en den Duitschen_ consul te Apia te desavoueeren. En toen in den loop van deze week de heeren Munckel, Windthorst en Richter de houding van den rijkskanselier in de zaakGeffcken aan eene kalme, maar daarom niet minder snijdende critiek onderwierpen, hadden Feuilleton. Schetsen en Portretten DOOB JAN VAN BERGEN. I. DE POLITIEAGENT. De straten een er stad leveren altijd genoeg stof pp voor hem, wiens geest in wijsgeerige bespiegelingen verpoozing zoekt van de be slommeringen van het alledaagsche leven. Een vischvrouw en een kruier, een bode van het stadhuis en een lijkbidder, gij hebt ze slechts voor het grijpen, o philosoof! uw voor werpen van hoogvliegende en diepgaande studiën. Of mocht gij uw neus optrekken, denkende aan de lucht van schejvisch en jenever, stoffige paperassen en krip, welnu, beschouw dan_ den man, die daar ginds zoo deftig en statig komt aanstappen; wanneer ook die u niet lijkt, werp dan uw boeken over bespiegelende wijsbegeerte, metaphysica, psy chologie, physiologie, metempsychose en hoe die dingen meer mogen heeten, in het vuur. Of neen, hoor naar mij: Ik zal beproeven u te zeggen, wie en wat een politieagent is. De politieagent is gewoonlijk tusschen de vijf-en-twintig en vijf-en-veertig jaar oud. Is hij dom genoeg om naar de vijftig te gaan, dan komt dikwijls een vaderlijk stadsbestuur en zet hem op zwart zaad. In zijn jeugd is hij meestal bekend geweest als een jongmensch van twaalf ambachten en der tien ongelukken. Op den leeftijd, waarop men kinderen uit den zoogenaamden fatsoenlijken de conservatieven en de nationaal-liberalen niet eens den moed om den handschoen voor den grooten man op te nemen. Sterker be wijs voor het feit, dat het prestige van den heer Von Bismarck door deze gansche reeks van »Se.hnitzer" aanmerkelijk heeft geleden, is wel niet denkbaar. Dat de vrienden van den heer Von Bis marck zich bij dit alles weinig op hun ge mak gevoelen, blijkt uit de zenuwachtige boosheid, waarmede zelfs de nationaal-libera len worden gekapitteld. Waarom hebben deze laatsten den rijkskanselier niet verdedigd tegen de snoode aanvallen van het centrum en van de Duitsch-vrijzinnigen ? Immers al leen zoo vernemen wij omdat zij bij den heer Von Bismarck de teekenen van den ouden dag beginnen te merken, en nu rekening gaan houden met de mogelijkheid, dat hij weldra aan zijn vaderland zal zijn ontrukt. Doch laat de heeren oppassen! Als de heer Von Bismarck er niet meer is, dan zal zijn in vloed zich eerst recht doen gevoelen nvanneer hij van ons heengaat, dan zal de keizer als zijn eigen kanselier, de uitvoering van de bedoelingen des kanseliers verzekeren". Misschien zal deze bedreiging, hoe verschrik kelijk ook, hare uitwerking op de nationaalliberalen missen. Daarom gaat de verdediger van den heer Von Bismarck met hen aan het argumenteeren. Wat ter wereld zou hun het recht kunnen geven, den heer Von Bis marck hun vertrouwen te ontzeggen, wanneer zij zoo maar niet dadelijk de diepe beteeke nis van zijne daden doorgronden ? De staatsman, die zooveel aanspraak op vertrouwen heeft of althans maakt kan immers nog geheime bedoelingen hebben en het oogenblik niet gekomen achten om die aan de groote klok te hangen? Dus geen twijfel, geen aarzeling meer, maar blind ver trouwen. Zwijgen is verraad aan de goede zaak en men moet eene Falstaö-natuur heb ben om te vinden, dat de voorzichtigheid het beste deel van den moed is. Onze lezers weten wat er met Falstftff is gebeurd. Smadelijk verstopt tusschen de vuile wasch. is hij buiten de deur gezet. Zoo zal het ook den nationaal-liberalen gaan, als zij weiferen den heer Von Bismarck, desnoods tegen eter weten in, te verdedigen. De schrijver kleedt zijne voorwaardelijke voorspelling in nog somberder vormen: »de wereldgeschiede nis zal over hen heengaan." Gelukkig zon der hen geheel te verpletteren, want de snor kende periode wordt besloten met de woorden : Tundsie werden das Nachsehen haben." Einde lijk nog deze wijze les: »Zij behoorden te zorfen, dat een voorbarig ongeduld of de gewetste ijdelheid van sommige personen geen invloed op hunne stemming verkrijgen." Nu, de heeren zijn gewaarschuwd en zullen een volgenden keer wel wat warmer zijn. Doch laat ons hopen, dat de heer Von Bismarck daar niet al te veel op zal zondigen. stand de Graven van Holland met den aankleve van dien poogt smakelijk te maken - een kunststuk waarover men nog altijd tobt ging onze man van school en in de leer bij een slager. In den lust, waarmee hij des Zondags in zijn spek beet, zag zijn vader aanleg en ambitie voor het beenhouwersvak. Toen echter die ambitie niet bijster groot scheen en zelfs in twee jaren tijds niet het minst was toegenomen, werd de slager boekdruk ker; alweer op bevel van den alles-beslissenden ouden heer, die in inktvergieten en bloedvergieten punten van overeenkomst opmerkte. Toen het met dit vak ook al niet vlotte, tengevolge van totale onbekendheid met de gewichtige wetten der dubbele-vocaalspelling, kwam de ex-slager-drukker bij een apotheker. Bij dezen hield hij het vier jaren uit en vermaakte zich gedurende al dien tijd voornamelijk met drop snoepen, flesschen spoelen en flesschen breken en met het kijken naar ongeboren kinderen op sterk water. Inmiddels was het eergevoel van onzen jongen chemist en natuurvorscher, wien het verdroot nog langer met fleschjes en doosjes rond te loopen, ontwaakt en streefde hij naar hooger. In de buurt van den apotheker woonde een jong advocaat zonder praktijk, die nooit uit ging dan met een groote rol papier onder den arm, en die bij de woorden Tweemaal bellen een verschrikkelijk groot ovaal naambord had laten aanslaan. Die rechtsge leerde had een kleerklopper noodig, dat wil zeggen: een van vleesch en been en zoo ge beurde het, dat de pillendraaier verzeild raakte op de kamers van den WelEdel gestrengen heer en, door diens aanbeveling, ook op de kamers van meer andere heeren, wier schoe nen hij poetste, wier broeken hij uitklopte, wier zakken hij nazocht en wier sigaren hij t'huis oprookte. Het Fransche ministerie heeft eene kleine wijziging ondergaan, die een bewijs moet ge ven van den goeden wil van den heer Floquet om den rechtervleugel der republikeinen ter wille te zijn. Het is echter alweer gebleken, hoe moeielijk het is tout Ie monde et son père tevreden te stellen. Hebben niet de mannen van het linker centrum, het Journal des Débats en zijne geestverwanten, de leer gepredikt van de republiek, die voor allen open moest zijn, de leer, dat er meer verheuging behoorde te zijn over een monarchistisch of bonapartistiscn zondaar, die zich tot den bestaanden regeeringsvorm bekeerde, dan over negen-ennegentiar van de allerrechtvaardigste radica len ? Welnu, de heer Floquet heeft den heer Ferrouillat, den minister van justitie, op wiens naam Albert Millaud in den Figaro zulke fraaie rijmen louter rimes riohes had gegeven, vervangen door den heer Guyot Dessaigne, oud procureur-generaal van het keizerrijk, en republikein van de allerjongste formatie En in plaats van dankbaar te zijn, gaat het deftige, stemmige Journal des Dtbats verzen maken op de wijze van den Figaro ! Ziehier het gewrocht, dat wegens zijne zeldzaamheid wel verdient voor de vergetelheid te worden bewaard. Illuminons! Tout est sauvé! Dans l'allégresse qu'on se baigne ! Voici Ie ministre rêvé, Le grand lutteur, Guyot-Dessaigne. Ferrouillat faisait tout Ie mal! Qu'on Ie nomme juge en Sardaigne; Pour dérnolir Ie génóral. Il suffit de Guyot-Dessaigue. Quand on conspire, il faut avoir (C'est l'opérctte qui l'enseigne) Et barbe blonde et cheval noir: Mais Floquet a Guyot-Dessaigne! Boulanger tremble dans sa peau Prévoyant la fin de son vègne, v Depuis que pour porte-drapeau Floquet a pris Guyot-Dessaigne. Quel oeil de lynx que ce Floquet! II découvre ceux qu'on dódaigne. Qui donc, avant lui, remarquait (Jette force: Guyot-Dessaigne? Qui donc, hors lui, pouvait songer (Oh l c'est un Dieu qui Ie renseigne!) Que Ie remede n, Boulanger Etait la, dans Guyot-Dessaigne? Car Ie problème est résolu! Pour que la révolte s'éteigne, IL a tout simplement fallu.. . . Emmiuistrer Guyot-Dessaigne! Boulanger grandit a Clermont; Mais Ie pays de la chataignc, -Pour abattre ce rodomont, A fait surgir Guyot-Dessaigne. Puisqu'il fallait que l'on cognat, Pour administrer une bègne, Verscheidene jaren gingen voorbij met het dragen van de afgelegde kleedingstukken dezer fijne lui en rnet het halen van porte feuilles, couranten, cognac, oude jenever, cervelaatwqrst en warme kadetjes. Of hij ook soms een billet-doux aan een winkeljuffer moest bezorgen, is wel niet geheel zeker, maar toch zeer waarschijnlijk; want de jeuncsse dorée stelt altijd veel belang in het lot van een mooie winkeldochter, dikwijls een ongelukkig, verlaten schepseltje; en dat zal iedereen moe ten prijzen, al kan iedereen het niet nadoen. Op een goeden morgen hoorde onze factotum vaii zijn barbier, dat er sollicitanten naar de betrekking van politieagent in de plaats zijner inwoning opgeroepen werden. Door bemiddeling van den meester in de rechten, die pok jager was en soms een haas kocht voor zijn schoonvader in spe, den oud sten wethouder, werd de hecrenknecht nommer n op de voordracht en benoemd. In het volle besef zijner waardigheid stapt hij daar nu heen, de dienaar van het gerecht. Is hij minder dan de oudste wethouder, dan de burgemeester ? Neen ! Dient hij niet de stad en burgerij zoo goed als zij ? Kan men hen niet missen, zonder hem kan men het ook niet stellen. Hoe zou de balddadige jeugd huis houden, als hij er niet was! Hoe zouden de ongedresseerde Hollandertjes in de achter buurten en de verkeerd gedresseerde van de deftige grachten op hun Kop gaan staan, wanneer zijn gelaat uit de plooi ging en hij zijn alles-bedwingende deftigheid verloor. Als hij slechts uit zijn gewonen lijkbiddersEas ging en met de gejaagdheid van een rievensteller door de straten marcheerde, zou dit onrust en angst verwekken bij groote en kleine burgers. Wanneer hij soms den nacht op het bureau heeft doorgebracht en 's morgens vroeg wat haastig aanstapt, verlangend naar een warme Rien ne vaut un poing d'Auvergnat, Rien ne vaut un Guyot-Dessaigne! General, faites vos paquets; II n'est plus temps que l'on vous craigne. Vous pouvez donner des bouquets, Saint Denis veut Guyot-Dessaigne l Et partout comme a Saint-Denis, Sans que Loze les y contraigne, Tous les Francais font réunis Dans l'amour de Guyot-Dessaigne! A son tour, il a Ie gros lot, Que de roses son front se ceigne! La duchesse et Ie camelot Se pament pour Guyot-Dessaigne. Het vermoeden is niet ongewettigd, dat het Journal des Débats alleen dan tevreden zou zijn geweest, als de heer Guyot-Dessaigne nog ouder Louis-Philippe als een anti-republikeinsche Saulus zijne rechterlijke functiën had vervuld. Wel zou hij dan nu waarschijnlijk een tachtiger zijn, maar naar het schijnt is er niets dat zoo goed conserveert als een Orleanistisch tintje HET DRAMA VAN MEIJERLING. Omtrent het treurig drama, dat het Oostenrijksche keizershuis in rouw gedompeld heeft, loopen, daar de oineieele berichten nog byna niet gegeven zijn, en voor zoover ze gegeven zijn, weinig ge loofd worden, tallooze geruchten. Aan Daily News wordt een verhaal gedaan omtrent een jachtopzichter, die 's nachts thuiskomend een vreemdeling uit het raam zag springen en op dezen zou ge-; vuurd hebben. De vreemdeling was de kroonprins' geweest; de gewroken echtgenoot zou zich, na bemerkt te hebben wien hij gekwetst had, zelf ook gedood hebben. Een ander verhaal spreekt van een wraakoefening, door een der leden van. de familie Anersperg voltrokken; eene gravin Auersperg verbergt op dit oogenblik, naar gemeld wordt, de nalatenschap van haar liefdesavontuur in eene villa aan de Middellandsche Zee, in Algcrië. Een derde avontuur spreekt van een houtvester. Het meest waarschijnlijke, echter, en dat door de afzonderlijke berichtgevers der best ingelichte bladen met allerlei bijomstandighedoa bevestigd wordt, is het volgende: Het is een werkelijk liefdesdrama, waarin beide gelieven zich vrijwillig den dood hebben gegeven. Barones Mary von Vetsera was een beeldschoon. meisje van 19 jaar, eene der beroemde schoon heden aan het Weener hof; iedereen wist, dat de kroonprins eene allesoverheerschende liefde voor haar had opgevat. Mary's vader was attachébij de Turksche am bassade geweest en weinige jaren geleden gestor ven ; hare moeder, eene Griekin van geboorte, leefde te Weenen met hare kinderen; een der zoons was bij den brand van het Ringtheater omgekomen. Mary's ooms, de Balta zi's, speelden een groote rol in de Weener Jockey-club. In de laatste weck vóór het tragisch einde had er een heftige scène plaats gehad tusschen den Keizer en den kroonprins. De Keizer verweet zijn zoon diens vriendschap voor den anti-Duitschen kop koffie en eenige uren rust, vragen de winkeldochters van Katoen & Co. wat er toch gaande is, en richten de dienstmeisjes van schrik hun glazenspuiten op de geopende deur en de kopergravures van mijnheer Plaat, den kunsthandelaar; terwijl de melkboeren mom pelen van een vermoord jongentje en de bakkersgasten van een »dood lijk« achter de meelfabriek. Zijt ge een vreemdeling in de stad en weet ge er den weg niet, vraag dan den politie agent om inlichtingen; tien tegen een dat hij u eene beschrijving geeft van den plattengrond der gemeente, die hem recht zou geven op een betrekking bij het kadaster. De man weet dit zelf niet, en dit is gelukkig ook. Geef hem een sigaar en hij gaat met u twee straten om, ten einde u den tocht door een labyrint van stegen te besparen. Want vrien delijk en beleefd en gemanierd is de politie agent. Gij meesmuilt als wij zeggen: ge manierd, omdat gij hem wel eens hebt gezien in 't park, in druk gesprek met een heer, die een wit vest aanhad, en een zeer dikken gou den ketting op dat vest, en vele dikke gouden ringen aan de vingers, welke heer de proprietaire is van een etablissement, waar jonge dames met hoogroode wangen, brutale oogen en neteldoeksche japonnetjes gehuisvest zrjn. Maar weet ge wel, dat ambt en plicht den dienaar van 't gerecht dwingen tot kennis making met den goudlakenschen fazant en zijn kippen? Doch genoeg hiervan. 't Is Maandag en vijf uur. De schutterij staat aangetreden op de Veemarkt en zal naar buiten g-aan om zich daar te oefenen in het verdedigen van het dierbare vaderland. De jeugd, zoo even uit de hand van den meester losgebroken, woelt en krioelt om de mooie man nen heen. Een gewatteerde officier, thans vrij gezet, straks broodmager, geeft een teeken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl