De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 10 februari pagina 3

10 februari 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 607 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. huisvader in Estramadura. Omdat, in vele schep pingen van Calderon, het hooge zelfbewustzijn van den Spaanschen adel meer op den voorgrond treedt, acht men, dat het recht, hier aan de keerlen" gedaan, meer bizondcr aan Lope de Vega moet worden toegeschreven. Doch hoe 't zij, 't is aller belangrijkst, bij 't genot der dramatische ver wikkeling, die de voorstelling van den Rechter van Zalamea" aanbiedt, waar te nemen, wat een Spaanscue Ridder, gunsteling van den Koning, in de helft der XVIIe Eeuw durft getuigen, omtrent de deugden en rechten der boeren, omtrent de waardigheid van den mensch, en wat omtrent de zeden en gebruiken van die dagen in Spanje uit het kleurenrijke stuk valt af te leiden. Het is aanvankelijk verschenen (gedrukt in 1651) onder den realistischer! titel van El Garrote mas bien dado" De wel te pas aangebrachte worging". In Frankrijk kwam het stuk het eerst in 't licht als Le viol puni", en werd, naar Linguots redaktio. als Die bestrafte Entführung'7 in Duitschland ten tooneete gebracht. Amtmann Graumann werd een der beroemdste rollen van den vermaar den Shakespeariaan Friedrich Ludwig Schröder (1744?181t>). Bij het naderen der groote fransche Revolutie moest het stuk natuurlijk dienst doen tegen den Adel, en het optreden van den Koning aan het slot werd maar noode verschoond. De Baron de Viel-Castel maakt de merkwaardige opmerking, sprekend over het eergevoel, hetwelk «ene zoo groote rol in het stuk speelt, dat de Eer bij do spaansche Tooneclschrijvers haast, als element, te vergelijken is bij het Noodlot der Grieksche tragici." (Eev. des deux M., 1841). De uitmuntende charakter-teekening, de logi sche bouw, de kontrasten, de diepe menschkundige opmerkingen die, met de kwinkslagen, beur telings aan hhakespeare en zijn tijdgenoot Cervantes herinneren, de aandoenlijke voorvallen en lyrische verheffing van dit tooneelstuk verklaren, of liever rechtvaardigen geheel den opgang, die er in Madrid, in Berlijn en Keulen (gelijk Dr. Joh. Fastenrath mij, nog dezer dagen, schreef) aan verzekerd blijft. Ik geef hier geen verhaal van inhoud en verloop. Het stuk is gedrukt, en wordt gespeeld; is dus voor ieder toegankelijk. Wat dat spelen betreft: voor zulk een mees terwerk geplaatst, is men geneigd strenge eisenen te doen. Of de voorbereiding dor vertooning heeft plaatsgehad met al die zorg, die studie, die repetitie-herhalingen, welke wenschclijk waren, durf ik niet bevestigen. Met groote beslistheid . leert de vertooning het niet. Allengs zal natuurIjjk het samenspel in geslotenheid winnen. Het publiek getuige van dit proces te maken, is ech ter niet zeer aangewezen. Men heeft, ia een van de bladen, te-recht do wenschelijkheid uitgespro ken, dat er een Spaansch tiutjen over de dekora ties mocht gelegen hebben. Inderdaad ging hot te ver, dat do geveltop van het raadhuis door een lichtblaamve fries werd afgesneden! In vele détails der mine en scène was anders de bedre ven hand vaa den Heer Saalborn herkenbaar. Alleen het tooneel op den achtergrond, tusschc-n den gebonden Cregpo en de ongelukkige Isabel, behoefd* wat verduidelijking. Eene verdeeling van het toonöl in da diepte, ais in het vierde tafe reel", heelt altijd het nadeel dat alleen de toe schouwers uit het midden der zaal alles overzien kuunen. Misschien echter is dit moeilijk te vermijdeii. Het stuk speelt in het voorjaar van 1581. De kostumeeriug, met het oog hierop, was vrij vol doende. Het spijt me, dat de baarddracht zulk een belangrijk element der fyziognomiek uitmaakt: het noodzaakt mij daar mér malen van te gewagen dan in het oog van veler onkunde de moeite waard is. Van Francais I tot Henri IV droeg men, in 't alge meen, in Westelijk Europa volle baarden. De zoogenaamde Henri IV (1589) was geen haarvlekjeu op de onderlip, maar een flinke puntbaard (de Koning-zelf knipte hem rond bij). Het was vergeeflijk, dat men een weinig vooruitliep op de mode van 1589, en daarom mijn kompliment aan den Heer Hesselink (Dun Lope) voor zijn maske; maar vooral eau den Heer Meyens, die zich de moeite schijnt gegeven te hebben den kop van Koning Philips den He te bestudeeren. Met groote waardigheid en met vrij veel nadruk heeft de Heer Veltman, wiens beuetiet-voorstel ling het was, ons het charakter en bednji van den Alcalde geschilderd. Ia de tweede plaats noem ik Mej. Roelofsen, wier gelaatstint bewees, dat zij begrepen had eene Spaansche boerendochter te zijn, en die, door haar uiterlijk, in menig opzicht, do vervoering van den Hidalgo verklaarde. Bij het tooneel van haar klacht, kwarn zij mij vóór volstrekt niet te over drijven. Mij dunkt echter dat losgewoelde haren en het bleek van den schrik in de trekken het beeld indrukwekkender zouden hebben gemaakt. Don Alvaro de Atayde (de Heer Royaards) was niet kwaad. De dichter heeft zich dezen Edelman werklijk eenigszins jonkerachtig gedacht. Er bestaat zelfs eene bewerking in het Duitsch, waar de eerloze knaap een student is. De Heer Jurgens daarentegen heeft, dunkt mij, het charakter van Don Mendo niet goed begrepen. Hij is, in het stuk, een soort van Don Quijote, in den rechten en goedon zin des woords. Hij heeft hooge begrippen van adel en etikette, en mag die hebben, al moet hij hongerlijden uit geldgebrek. Zijn Sancho Pansa (de Heer Van Beem) was daarentegen zeer goed, ook wat zijn uiterlijk aan ging. Deze groep is in het stuk aanwezig om den wille der balans van cfiekten. Fraayer zou het zijn, indien hij ook in de aktie was opgenomen. De Heer Malherbe speelde voor Crespoos zoon Juan. Ik had hem gaarne wat levendiger gezien. Hij had zich, toen hij zijn zuster bedreigde, het tooneel uit den Faust" behooren te herinneren. Over het geheel moet het publiek te-vreden zijn geweest, dat het Calderons beroemde treurspel" plastiesch vóór zich ontwikkeld zag. Wij zijn daarvoor den Hoeren Van Lier dank schuldig, en den Heer Nieuwenkamp mag ik den mijne niet onthouden voor zijne werkelijk fraaye overzetting. Het komt mij zelfs voor, dat hij welgedaan heelt het voorbeeld van Adolf Wilbrandt, wat de afwisseling van vaersmaat betreft, niet te volgen. Vandaag kan men dankbaar gedenken Joh. Dietrich Gries, geb. 7, overleden 9 Feb. (1775 1842), die de Kastiliaansche schatkamer in het Duitsch voor ons openstelde, zoo lang het Spaanschzelf ons nog te machtig is. Men mag vertrouwen, dat het Nederlandsch Tooneel". nu wij deze goede bewerking van den Alcalde" hebben, met de groote middelen, waar over men in den Stadsschouwburg beschikt, ook door haar artiesten het stuk zal doen vertoonen. Het is met rechtmatigen trots, dat de Hoeren van Lier, bij deze bizondere gelegenheid, het portret van hun ondernemenden vader boven hun programma hebben geplaatst. ALB. TH. WELTUNTERGANG. Het nieuwe drama van PATJL HEUSE. Te Berlijn is in het Kon. Schauspielhaus een Volksdrama'' in vijf bedrijven, in verzen (gerijmde en rijmlooze) vaa Paul Heyse opgevoerd en zeer goed ontvangen, Het behandelt een van do tijd stippen, zoo vaak in de geschiedenis vermeld, waarop men den ondergang der wereld aankon digde ; Paul Heyse heeft het midden dor zeven tiende eeuw, na hot eind van den dcrtigjarigen oorlog, gekozen. Het is juist in dien tijd, dat herhaaldelijk het vergaan wereld voorspeld werd ; men zag geheele gemeenten al hun have en goed verkwisten, om nog een laatsten joligen dag to hebben vóór de algemeeno catastrophe. Zoover laat Paul He.yse het niet komen; hij laat uit de vrees een nuttig gevolg, verzoening en ver draagzaamheid, voortkomen. Hot stuk speelt in een klein stadje in Westfalen, dat geheel door godsdiensttwisten in op schudding wordt gebracht. Katholieken en Protestan ten staan als twee kampen tegenover elkander; zij hebben zelis verschillende bierhuizen. De ergste dweeper is de Lutherscho predikant Osiander, die zijn eigene zuster Sabina sedert vijftien jaren niet gegroet hooft, omdat zij met een katholiek ge trouwd is. De goede genius van de plaats, Dr. Cornelins, een oude dokter, die met wetenschap pelijk liberalen zin boven de confessioneele partijen staat, geeft zich vergcefsche moeite, om de lieden tot verdraagzaamheid en vrede aan te manen, en moet het hoofdschuddend aanzien, dat zijne menschelijk-cliristelijkeredoneeringen op de dogmatisch versteende harten afstuiten. Zijn gewezen leerling en dienaar Rochus, is drie jaar geleden weggeloopon, en naar Zweden ge gaan. Rochus en zijn boezemvriend Florian de zoon van don predikant Osiander, waren destijds beiden verliefd op do schoone Amrcy, de dochter van de katholiek geworden Sabino, en Rochus heeft voor Florian het veld geruimd. In de eerste acte keert Rochus terug; hij zelf hoeft zijno Helde voor de schoone Amrcy overwonnen, maar hij bevindt, dat zijn vriend Floriau daarbij weinig baat hoeft gehad; deze mag' toch, ofschoon hij de liefde van zijn nichtje Amrey bezit, er niet aan huis komen, de strenge vader wil geen ver keer tusschen Florian en het huishouden van Sabina toelaten. Gedurende deze verwikkelingen verschijnt er een komeet aan den hemel, en er heerscht bezorgdheid in de stad. Als bewijs, dat de geruchten over een aanstaanden ondergang der wereld ook verder in het land weerklank gevonden hebben, Iaat lioysc een ouden boer in do stad komen om don wijzen Dr. Cornelius een bezoek te brengen en hem te vragen, of hot werkelijk waar is, dat do wereld overmorgen vergaan zal. De dokter komt op de vermetele gedachte, do kometenvroes zijner land lieden ten bate der verdraagzaamheid to exploiteeren en ze door de vrees voor liet jongste gericht van hun godsdiensttwisten af to brengen, Hij geeft dus, op profetische wijze, een antwoord dat wel zoo uitgelegd kan worden, en de Heden vatten het ook zoo op. Overmorgen zal de wereld ver gaan; de zon zal niet meer opkomen, de hemel zal instorten. Het stadje is in rep en roer. Rochus heelt intusschcn wat in de herberg gezeten en twist gemaakt niet den zoon van den burgemeester. Beiden trekken den degen ; Fiorian stort zich tusscheu bon in en vangt den degenstoot op; hij wordt gewond in het huis van me vrouw Sabina gedragen. De wond is gelukkig niet ernstig; zoo licht zelfs, dat, terwijl Sabine een drankje gaat halen, de knaap opstaat, en van de gelegenheid gobruik maakt, om de mooie Amrey het hof to gaan ma ken. Zelfs gaat hij, op aanraden van zijn vriend Rochus, met haar op de vlucht, en hij laat zich door een capucijner monnik heimelijk met het geschaakte meisje trouwen. lu het derde bedrijf komt de predikant, Osiandor, om zijn zieken zoon te bezoeken Hij en mevrouw Sabine letten er niet terstond op, dat het jongo paar verdwenen is; Florian zal wel slapen en men wil hem niet storen. Sabine vraagt wel een oogenbük naar hare afwezige dochter, maar zij denkt, dat deze op straat is, om do drukte in de stad te zien. Osi ander en Sabine zijn dus alleen en praten hun zaken af; zij smeekt hem zich met haar te ver zoenen ; maar Osiander, ofschoon zijn hart getrof fen wordt, kan zijn dweepzucht nog niet over winnen. Juist treedt het jonggohuwdc paar binnen; Amrey ontvangt na ecaige moeite van beide kanten vergiffenis, maar Osiander is uiterst vertoornd op zijn afvalligen zoon, die tegelijk de kerk en zijn vader ontrouw geworden is. Hij onterft en ver stoot hem, Intusschen heeft de profetie op de straat hare uitwerking gehad. Zij heeft humoristische gevol gen, maar ook andere, die do goede dokter niet verwacht had. Eorie zieke vrouw hoeft niet ver kozen drankjes in te nemen, omdat dat toch niet meer do moeite waarrl was, en is gestorven; een oude blinde bedelaarster is uit angst voor den jongsten dag half krankzinnig geworden, en heeft zich van eene rots gestort. Nu merkt de dokter toch, dat hij te veel gewaagt heeft; hij beschul digt zich openlijk van do misdadige leugen. Do menschon stellen zich weer gerust; maar dan gebeurt iets zonderling» en toch psychologisch verdedigbaars. Uit de menigte klinkt eene stom: Neen, geloolt hem niet!" en voor de verbaasden treedt do predikant Osiander. Hij heeft dien nacht de Openbaring door gevorscht, en eene ingeving gekregen; hij heeft hot getal van het Beest ont dekt en weet nu, dat de wereld morgen vergaan zal. Op hem heeft de ontdekking alvast de uitwerking, dat hij zijn zoon vergiffenis schenkt en verdraagzaamheid betoont; een socialistische oploop in de stad wordt door Rochus onderdrukt. Nu komt het laatste bedrijf. De beangste lieden hebben op het plein vóór de katholieke kerk ge slapen en wachten nu het vergaan der wereld af met de gedachte: het zal gelukkig niet lang meer duren". Een onweer komt opzetten, en iedere donderslag wordt met een kreet van ont zetting begroet; de broederliefde neemt met ieder oogenblik toe; Osiander komt met een zingend koor op het plein en ontmoet er den pastoor met een deel zijner gemeente in processie; Osiander reikt hem de hand en de pastoor neemt die aan. Daar klinkt van verre een kreet: de zon gaat op! ' de verraste herboren menschen vallen dan kend op de knieën en de herwonnen verdraagzaam heid blijft als duurzame winst van de doorgestane angst. Men trekt te zamen de naaste kerk, de katholieke, binnen, Osiauder vooraan, om er God te danken Het stuk hoeft aardige humoristische oogenblikkon en kleine trekjes; twee vrouwen bijv. zijn het er niet over eens, in welk toilet zij voor het jongste gericht behooron te verschijnen; een oude boer schenkt den schuldenaar het verschuldigde, maar vraagt schriftelijk quitantie, om die te kun nen toonen. Daarentegen is de spanning niet groot, de tendenz verdraagzaamheid is als alle tendenz, hinderlijk; na de uitmuntende ex positie zou het stuk nog evengoed ernstig als grappig kunnen afloopcn en wordt eigenlijk geen van beide, zoodat men noch ernstig aangedaan, noch onbepaald vroolijk wordt en de personen geen oogenblik au sérienx neemt. Toch was het publiek wel voldaan en beloonde acteurs en auteur met luide toejuichingen. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Voor mij liggen de programma's van het Studenten-FeestcoHcort op Donderdag !ÏL Januari; van do uitvoering door de Liedertafel Zanglust", directeur de heer W. Robert, en van een Concert van de Maatschappij tot Nut des Israëlieten beide op Zaterdag 2 Februari; van eene Matinee in het Concertgebouw op 3 Februari; van een Concert ten bate van Kindervoeding" op 4 Fe bruari; van de Opera: Les Pêcheurs de l'erlcs'' op 5 Februari, en van nog eenige andere uitvoe ringen, die ik wegens mijne ondeelbaarheid niet alle heb kunnen bijwonen. Uit al die programma's begiu ik met dat van het Studentenconcert en van de Fransche Opera uit te pikken we zullen dan later zien of er nog ruimte tot bespreking van do andere over blijft werd ik in mijn vorige kroniek gebracht tot het slaken van eenige verzuchtingen a propos van het uitdrukkingsvermogen der muziek, heden kan ik weer niet anders dan dankbaar erkennen, dat dit uitdrukkingsvermogen toch werkelijk be staat. Het is Rosa Papier (met Emil Sauret, violist, solisten op het Studentenconcert), die met hare liederen: Frühlingsnacht" van Schumann en Es blinkt der Thau" van Rubinstein dit won der aan mij bewerkstelligd heeft. De hartstochtelijke wijze, waarop in eerstgenoemd lied: Sio ist dein" en in iaa'stgenoemd O Mai, wie bist du so wundersehön" gezongen werden,heeft een ouuitwischbaren indruk op mij gemaakt. Alles wat in het diepst der ziel sluimert, heelt Rosa Papier in deze twee liederen neergelegd en bij hare hoorders doen ontwaken. Voor zulk eene stem en voordracht geef ik zonder minachting voor het goede, dat men hier soms hoort gaarne alles wat men gedurende een maand hier gewoonlijk hoort. Trouwens bij de menschelijke stom verzinken alle andere instrumenten in hot niet. Hier stroomt het ge voel op do rnintt belemmerde ea omslachtige wij/.e naar buiten. Ook heeft de stem uitdruk kingsmiddelen tot haar dienst, die aan andere instrumenten ontzegd zijn. Het moest naderen haar do strijkinstrumenten in 't bijzonder de viool aangezien men den toon hierop zelf maakt en deze niet gegeven is, als b.v. op du piano. Of liever: op dit laatste instrument kan men den toon slechts uitdrdrukking verleenen door meer of min der krachtsaanwending?dit is duszeergebrekkig terwijl m< n op het strijkinstrument den toon daar enboven door het vibrato nog uitdrukking geven kan. Maar do menschelijke stem bezit boven dit alles nog de capaciteit haar klankkleur te wijzigen, al naar de gevoelens, die don kunstenaar bezielen, anders zijn. Do grootste- uitdrukking schuilt juist hierin en die kunstenaar is dus bij overigens ge lijke materieele gescïiiktheid de beste, wiens hart het warmst voor hot schoone gloeit. Dit is de groote aantrekkingskracht in den kunstenaar, dat men in hem een sympathieke natuur ontwaart, gelijke liefde van het schoone ontdekt, ontdekking, die men bij het uitdrukkingsvermogea en de spoutaneïteit, welke de stem op andere instrumenten vóór heeft, spoediger bij haar dan bij gene in strumenten maakt. En zoo bewonder ik in Rosa Papier niet haar hoedanigheden van stem, maar van hart, die zich door haar stem openbaren. Ik werd tot haar aangetrokken omdat ik in haar een verwante natuur zio, omdat ik gevoel, dat zij de vrijheid bemint, dat zij de natuur liefheeft.... enz., enz. Plaatsruimte verbiedt mij mijn gevoel don teu gel te vieren en zoo ga ik maar weer nuchter door met verdere beschouwingen over dit en andere concerten. Naast Rosa Papier trad op: de heer Sauret, die in de eerste nummers, die hij speelde slechts een matige muzikaliteit ontwikkelde, maar die later in de Airs Hongrois ' van Ernst toch toonde behalve een virtuoos van duizelingwekkende, maar zekere, bravour, ook een musicus te wezen. Laat ik nu een paar woorden aan LesPècheurs de Perlesv wijden. De geschiedenis komt in het kort op het volgende neer. Een gedeelte der parelvisschende bevolking van Ceylon is gewend zich jaarlijks voor den tijd, waarin dit bedrijf wordt uitgeoefend, een opperhoofd te kiezen. Met die waardigheid wordt ditmaal Zurga bekleed, een vriend van Nadir, welke laatste na lange atwezigheid in het begin van het stuk weder terug keert. Teneinde de visscherij door hare gebeden te begunstigen, verschijnt voorts jaarlijks te mid den der bevolking: Leïla, een maagd, wier ge beden slechts zóó lang zullen verhoord worden als zij in geenerlei betrekking tot een man staat., Eenigszins onnoodig schijnt het van de . zijda der inwoners deze maagd, die toch uit vrije be weging komt, onder bedreiging van doods'raf nog eens aan hare verplichtingen te herinneren. Het is dus misschien uit zekeren, velen maagden eigen, esprit de contradiction", dat Leïla juist ditmaal hare gelofte schendt en liefdesbetrekkingen aan? knoopt met Nadir. Deze verhouding wordt door zekeren ouden dwarslqjker, Nourabad geheeten, ontdekt en aan de bevolking geopenbaard. Woe dend wil men Nadir en Leïla te lyf, als juist b tij ds Zurga nog tusschenbeide treedt. Deze wil eerst den vriend zijner jeugd en diens beminde het leven sparen, doch herkent plotseling in de laatste (die tot nog toe gesluierd bleef) ook zijne beminde. Dit is te veel voor hem; afgunst doet hem op zijn edelmoedig besluit terugkomen ea het doodvonnis over de schuldigen uitspreken, dat den volgenden dag voltrokken zal worden. Doch als de aanstalten daartoe reeds wordea gemaakt, herkent Zurga voor wie steeds nieuwe verrassingen weggelegd worden in Leïla ditmaal ook dezelfde maagd, die hem eens uit dreigend doodsgevaar redde. Zijn eer en de plicht der dankbaarheid gebieden hem, nu zijne redster op zijn beurt te redden. Hij steekt daartoe het kamp der visschers in brand. Van de daaruit ontstane < verwarring maakt Zurga gebruik om Nadir's boeien te verbreken en hem er, Leïla een verborgen pad te wijzen. Hij zelf wordt echter door dat hatelijke enfant terrible" Nonrabad betrapt en ia plaats van Nadir en Loïla tot den brandstapel verwezen. Bij de opvoering bleef deze laatste episode achterwege en viel het scherm tamelijk onbevredigend juist als onze drie goede vrienden aan het beramen van ontvluchtingsplannen zijn. van welker al- of niet succes men verder dus niets vernam. De muziek, die Bizet op deze stof gemaakt heeft, kan niet zeer belangrijk geacht worden. Zij is soms Italiaausch op de manier van Verdi soms zelfs Wagneriaansch op de manier van. den Tannhiiuser en mist in 't algemeen groote uitdrukking. Hiermede is niet gezegd, dat er in deze opera geen zeer goede momenten voorkomen en zij niet overal een talentvolle en kundige hand verraadt. Vooral in de eerste acte zijn zeer goede oogonblikken aan te wijzen, die zonder twijfel bij een betere bezetting vooral wat de Leïla van Mme Dorian betreft voorzeker nog belangrijk zouden gewonnen hebben. ... Evenwel, vervelend is deze Opera nergens; zij draagt geea aUedaagsch karakter en zoo ga men haar ge rust eens zien. Zooeven kom ik thuis van het Concert-Kes met medewerking van Mevr. Alice Barbi (zang) en de heer Ysaye. Mevrouw Barbi heeft een zeer mooi en vol geluid, dat zich bij voorkeur in de eerste octaaf van den gewonen sopraanomvang schijnt te bewegen. Met name haar laag d (onder de lijn) is van oen prachtig timbre. De zangeres bezit werkelijk groote en ongewone hoedanigheden van stem. doch de meer Germaansche innigheid vaa een Rosa Papier bezit, zij niet. Eveuwel heb ik haar met het grootste genoegen gehoord, vooral in hare nummers na de pauze. De heer Ysaye speelde het Concert van Beethoven in 't algemeen met prachtigon toon en hier en daar wegsleepend schoon, edoch. . . . niet altijd zuiver (vooral ia de wat lange! cadenzen) en ook niet altijd met de diepe, klassieke rust voor dit monumen tale kunstwerk noodzakelijk, Het thema van het Finale o. a. kwam rhytmisch niet geheel tot zijn recht; sommige maatdeolen daarin waren tekort. Op enkele plaatsen liet ook de begeleiding te wenschen over (bleef bij den solist ten achter). De heer Ysaye kwam m. i. het voordeeligst uit in do Berceuse van Tauréen de 2e Polonaise vaa Wieniawsky, welke laatste met veel entrain ge speeld werd. 7 Februari. F. MUZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 8 Februari 1889. De Ilollandsche Opera bezocht ons jl. Maandag en gaf Gounod's Fuust; trots eenige tegenspoeden, als: het ontbreken van een orgel in dekerkscène (door liet niet bezorgen daarvan door don leveran cier, zooals aan het publiek medegedeeld werd), het slecht stemmen van het klavier, dat de harp partij in het orkest moest vervangen, enz., mocht deze opvoering zich wederom in een in vele op zichten welverdiend succes verheugen. Opnieuw bewonderde men de schoone stemmiddelen, waar over de hoeren Orelio (Valentyn) en Albers (Mephisto) beschikken; met v. d. Kerckhoven'g Faust nam men genoegen om den beschaafden zang en het aangenaam geluid van dezen zanger, ofschoon de partij eigenlijk te zwaar voor hem is. Mevr. Orelio-van Zandt mist do dramatische kracht, die voor de gevangenis scène vereisen t wordt, voldeed echter in de lyrische gevallen recht goed. De Martini van. Mej. Ver bruggen was wat zwak, maar beschaafd, terwijl Siebel in Mevr. Albers Jahn een hupsche vertolkstcr vond. Het koor eischt nog dringend verbetering, zoowel in zang als in bewegingen op hot tooneel; het orkest werkte ver dienstelijk, maar is veel te gering eu te ongelijk matig bezet, om bij een groote opera dienst te kunnen doen. De heer van der Linden schijnt mij toe eea uitstekend kapelmeester te zijn en ik geloof den heer de Groot gerust met deze aanwinst van harte to kunnen feliciteeren. In de hoogd. Opera vond Donderdag de eere voorstelling voor onzen zeer verdienstelijken eersten bas, den heer Conrad Behrens, plaats; de heer 15. is voor het opera-bezoekend publiek eene zó« bekende en zóó hooggeschatte persoonlijkheid, dat het niet te verwonderen is dat hem by eene ge legenheid als deze verscheidene bewijzen vaa hulde gebracht worden. Zijn rustelooze geest is altijd bezig wat nieuws in het belang der zaak uit te danken, en zijn gemoedelijke humor zal stellig in het bureau der Directie menigmaal een zonnestraal door de donkere wolken waarmede de opera-hemel hier bedekt is doen breken, Voor zijn benefiet koos hij DieJüdin; zijnBrogny mocht vroeger tot zijne beste partijen gerekend worden, en ook ditmaal verloochende de uitste kende zanger zich niet, De Cavatine in het eerste

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl