Historisch Archief 1877-1940
No, 607
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
huisvader in Estramadura. Omdat, in vele schep
pingen van Calderon, het hooge zelfbewustzijn van
den Spaanschen adel meer op den voorgrond treedt,
acht men, dat het recht, hier aan de keerlen"
gedaan, meer bizondcr aan Lope de Vega moet
worden toegeschreven. Doch hoe 't zij, 't is aller
belangrijkst, bij 't genot der dramatische ver
wikkeling, die de voorstelling van den Rechter
van Zalamea" aanbiedt, waar te nemen, wat een
Spaanscue Ridder, gunsteling van den Koning, in
de helft der XVIIe Eeuw durft getuigen, omtrent
de deugden en rechten der boeren, omtrent de
waardigheid van den mensch, en wat omtrent de
zeden en gebruiken van die dagen in Spanje uit
het kleurenrijke stuk valt af te leiden.
Het is aanvankelijk verschenen (gedrukt in 1651)
onder den realistischer! titel van El Garrote mas
bien dado" De wel te pas aangebrachte
worging".
In Frankrijk kwam het stuk het eerst in 't
licht als Le viol puni", en werd, naar Linguots
redaktio. als Die bestrafte Entführung'7 in
Duitschland ten tooneete gebracht. Amtmann Graumann
werd een der beroemdste rollen van den vermaar
den Shakespeariaan Friedrich Ludwig Schröder
(1744?181t>). Bij het naderen der groote
fransche Revolutie moest het stuk natuurlijk dienst
doen tegen den Adel, en het optreden van den
Koning aan het slot werd maar noode verschoond.
De Baron de Viel-Castel maakt de merkwaardige
opmerking, sprekend over het eergevoel, hetwelk
«ene zoo groote rol in het stuk speelt, dat de
Eer bij do spaansche Tooneclschrijvers haast, als
element, te vergelijken is bij het Noodlot der
Grieksche tragici." (Eev. des deux M., 1841).
De uitmuntende charakter-teekening, de logi
sche bouw, de kontrasten, de diepe
menschkundige opmerkingen die, met de kwinkslagen, beur
telings aan hhakespeare en zijn tijdgenoot
Cervantes herinneren, de aandoenlijke voorvallen en
lyrische verheffing van dit tooneelstuk verklaren,
of liever rechtvaardigen geheel den opgang, die
er in Madrid, in Berlijn en Keulen (gelijk Dr.
Joh. Fastenrath mij, nog dezer dagen, schreef) aan
verzekerd blijft. Ik geef hier geen verhaal van
inhoud en verloop. Het stuk is gedrukt, en wordt
gespeeld; is dus voor ieder toegankelijk.
Wat dat spelen betreft: voor zulk een mees
terwerk geplaatst, is men geneigd strenge eisenen
te doen. Of de voorbereiding dor vertooning
heeft plaatsgehad met al die zorg, die studie,
die repetitie-herhalingen, welke wenschclijk waren,
durf ik niet bevestigen. Met groote beslistheid
. leert de vertooning het niet. Allengs zal
natuurIjjk het samenspel in geslotenheid winnen. Het
publiek getuige van dit proces te maken, is ech
ter niet zeer aangewezen. Men heeft, ia een van
de bladen, te-recht do wenschelijkheid uitgespro
ken, dat er een Spaansch tiutjen over de dekora
ties mocht gelegen hebben. Inderdaad ging hot
te ver, dat do geveltop van het raadhuis door
een lichtblaamve fries werd afgesneden! In vele
détails der mine en scène was anders de bedre
ven hand vaa den Heer Saalborn herkenbaar.
Alleen het tooneel op den achtergrond, tusschc-n
den gebonden Cregpo en de ongelukkige Isabel,
behoefd* wat verduidelijking. Eene verdeeling van
het toonöl in da diepte, ais in het vierde tafe
reel", heelt altijd het nadeel dat alleen de toe
schouwers uit het midden der zaal alles overzien
kuunen. Misschien echter is dit moeilijk te
vermijdeii.
Het stuk speelt in het voorjaar van 1581. De
kostumeeriug, met het oog hierop, was vrij vol
doende. Het spijt me, dat de baarddracht zulk
een belangrijk element der fyziognomiek uitmaakt:
het noodzaakt mij daar mér malen van te gewagen
dan in het oog van veler onkunde de moeite waard is.
Van Francais I tot Henri IV droeg men, in 't alge
meen, in Westelijk Europa volle baarden. De
zoogenaamde Henri IV (1589) was geen
haarvlekjeu op de onderlip, maar een flinke puntbaard
(de Koning-zelf knipte hem rond bij). Het was
vergeeflijk, dat men een weinig vooruitliep op de
mode van 1589, en daarom mijn kompliment aan
den Heer Hesselink (Dun Lope) voor zijn maske;
maar vooral eau den Heer Meyens, die zich de
moeite schijnt gegeven te hebben den kop van
Koning Philips den He te bestudeeren.
Met groote waardigheid en met vrij veel nadruk
heeft de Heer Veltman, wiens beuetiet-voorstel
ling het was, ons het charakter en bednji van
den Alcalde geschilderd.
Ia de tweede plaats noem ik Mej. Roelofsen,
wier gelaatstint bewees, dat zij begrepen had eene
Spaansche boerendochter te zijn, en die, door haar
uiterlijk, in menig opzicht, do vervoering van den
Hidalgo verklaarde. Bij het tooneel van haar
klacht, kwarn zij mij vóór volstrekt niet te over
drijven. Mij dunkt echter dat losgewoelde haren
en het bleek van den schrik in de trekken het
beeld indrukwekkender zouden hebben gemaakt.
Don Alvaro de Atayde (de Heer Royaards) was
niet kwaad. De dichter heeft zich dezen Edelman
werklijk eenigszins jonkerachtig gedacht. Er
bestaat zelfs eene bewerking in het Duitsch, waar
de eerloze knaap een student is.
De Heer Jurgens daarentegen heeft, dunkt mij,
het charakter van Don Mendo niet goed begrepen.
Hij is, in het stuk, een soort van Don Quijote, in
den rechten en goedon zin des woords. Hij heeft
hooge begrippen van adel en etikette, en mag die
hebben, al moet hij hongerlijden uit geldgebrek.
Zijn Sancho Pansa (de Heer Van Beem) was
daarentegen zeer goed, ook wat zijn uiterlijk aan
ging. Deze groep is in het stuk aanwezig om
den wille der balans van cfiekten. Fraayer zou
het zijn, indien hij ook in de aktie was opgenomen.
De Heer Malherbe speelde voor Crespoos zoon
Juan. Ik had hem gaarne wat levendiger gezien.
Hij had zich, toen hij zijn zuster bedreigde, het
tooneel uit den Faust" behooren te herinneren.
Over het geheel moet het publiek te-vreden zijn
geweest, dat het Calderons beroemde treurspel"
plastiesch vóór zich ontwikkeld zag.
Wij zijn daarvoor den Hoeren Van Lier dank
schuldig, en den Heer Nieuwenkamp mag ik den
mijne niet onthouden voor zijne werkelijk fraaye
overzetting. Het komt mij zelfs voor, dat hij
welgedaan heelt het voorbeeld van Adolf
Wilbrandt, wat de afwisseling van vaersmaat betreft,
niet te volgen.
Vandaag kan men dankbaar gedenken Joh.
Dietrich Gries, geb. 7, overleden 9 Feb. (1775
1842), die de Kastiliaansche schatkamer in het
Duitsch voor ons openstelde, zoo lang het
Spaanschzelf ons nog te machtig is.
Men mag vertrouwen, dat het Nederlandsch
Tooneel". nu wij deze goede bewerking van den
Alcalde" hebben, met de groote middelen, waar
over men in den Stadsschouwburg beschikt, ook
door haar artiesten het stuk zal doen vertoonen.
Het is met rechtmatigen trots, dat de Hoeren
van Lier, bij deze bizondere gelegenheid, het
portret van hun ondernemenden vader boven hun
programma hebben geplaatst.
ALB. TH.
WELTUNTERGANG.
Het nieuwe drama van PATJL HEUSE.
Te Berlijn is in het Kon. Schauspielhaus een
Volksdrama'' in vijf bedrijven, in verzen (gerijmde
en rijmlooze) vaa Paul Heyse opgevoerd en zeer
goed ontvangen, Het behandelt een van do tijd
stippen, zoo vaak in de geschiedenis vermeld,
waarop men den ondergang der wereld aankon
digde ; Paul Heyse heeft het midden dor zeven
tiende eeuw, na hot eind van den dcrtigjarigen
oorlog, gekozen. Het is juist in dien tijd, dat
herhaaldelijk het vergaan wereld voorspeld werd ;
men zag geheele gemeenten al hun have en goed
verkwisten, om nog een laatsten joligen dag to
hebben vóór de algemeeno catastrophe.
Zoover laat Paul He.yse het niet komen; hij laat
uit de vrees een nuttig gevolg, verzoening en ver
draagzaamheid, voortkomen.
Hot stuk speelt in een klein stadje in
Westfalen, dat geheel door godsdiensttwisten in op
schudding wordt gebracht. Katholieken en Protestan
ten staan als twee kampen tegenover elkander; zij
hebben zelis verschillende bierhuizen. De ergste
dweeper is de Lutherscho predikant Osiander, die
zijn eigene zuster Sabina sedert vijftien jaren niet
gegroet hooft, omdat zij met een katholiek ge
trouwd is. De goede genius van de plaats, Dr.
Cornelins, een oude dokter, die met wetenschap
pelijk liberalen zin boven de confessioneele partijen
staat, geeft zich vergcefsche moeite, om de lieden
tot verdraagzaamheid en vrede aan te manen, en
moet het hoofdschuddend aanzien, dat zijne
menschelijk-cliristelijkeredoneeringen op de dogmatisch
versteende harten afstuiten.
Zijn gewezen leerling en dienaar Rochus, is
drie jaar geleden weggeloopon, en naar Zweden ge
gaan. Rochus en zijn boezemvriend Florian de
zoon van don predikant Osiander, waren destijds
beiden verliefd op do schoone Amrcy, de dochter
van de katholiek geworden Sabino, en Rochus
heeft voor Florian het veld geruimd. In de eerste
acte keert Rochus terug; hij zelf hoeft zijno Helde
voor de schoone Amrcy overwonnen, maar hij
bevindt, dat zijn vriend Floriau daarbij weinig
baat hoeft gehad; deze mag' toch, ofschoon hij
de liefde van zijn nichtje Amrey bezit, er niet
aan huis komen, de strenge vader wil geen ver
keer tusschen Florian en het huishouden van
Sabina toelaten.
Gedurende deze verwikkelingen verschijnt er een
komeet aan den hemel, en er heerscht bezorgdheid
in de stad. Als bewijs, dat de geruchten over een
aanstaanden ondergang der wereld ook verder in
het land weerklank gevonden hebben, Iaat lioysc
een ouden boer in do stad komen om don wijzen
Dr. Cornelius een bezoek te brengen en hem te
vragen, of hot werkelijk waar is, dat do wereld
overmorgen vergaan zal. De dokter komt op de
vermetele gedachte, do kometenvroes zijner land
lieden ten bate der verdraagzaamheid to
exploiteeren en ze door de vrees voor liet jongste gericht
van hun godsdiensttwisten af to brengen, Hij
geeft dus, op profetische wijze, een antwoord dat
wel zoo uitgelegd kan worden, en de Heden vatten
het ook zoo op. Overmorgen zal de wereld ver
gaan; de zon zal niet meer opkomen, de hemel
zal instorten. Het stadje is in rep en roer.
Rochus heelt intusschcn wat in de herberg
gezeten en twist gemaakt niet den zoon van den
burgemeester. Beiden trekken den degen ; Fiorian
stort zich tusscheu bon in en vangt den
degenstoot op; hij wordt gewond in het huis van me
vrouw Sabina gedragen.
De wond is gelukkig niet ernstig; zoo licht
zelfs, dat, terwijl Sabine een drankje gaat halen,
de knaap opstaat, en van de gelegenheid gobruik
maakt, om de mooie Amrey het hof to gaan ma
ken. Zelfs gaat hij, op aanraden van zijn vriend
Rochus, met haar op de vlucht, en hij laat zich
door een capucijner monnik heimelijk met het
geschaakte meisje trouwen.
lu het derde bedrijf komt de predikant,
Osiandor, om zijn zieken zoon te bezoeken Hij en
mevrouw Sabine letten er niet terstond op, dat
het jongo paar verdwenen is; Florian zal wel
slapen en men wil hem niet storen.
Sabine vraagt wel een oogenbük naar hare
afwezige dochter, maar zij denkt, dat deze op
straat is, om do drukte in de stad te zien. Osi
ander en Sabine zijn dus alleen en praten hun
zaken af; zij smeekt hem zich met haar te ver
zoenen ; maar Osiander, ofschoon zijn hart getrof
fen wordt, kan zijn dweepzucht nog niet over
winnen. Juist treedt het jonggohuwdc paar binnen;
Amrey ontvangt na ecaige moeite van beide kanten
vergiffenis, maar Osiander is uiterst vertoornd op
zijn afvalligen zoon, die tegelijk de kerk en zijn
vader ontrouw geworden is. Hij onterft en ver
stoot hem,
Intusschen heeft de profetie op de straat hare
uitwerking gehad. Zij heeft humoristische gevol
gen, maar ook andere, die do goede dokter niet
verwacht had. Eorie zieke vrouw hoeft niet ver
kozen drankjes in te nemen, omdat dat toch niet
meer do moeite waarrl was, en is gestorven; een
oude blinde bedelaarster is uit angst voor den
jongsten dag half krankzinnig geworden, en heeft
zich van eene rots gestort. Nu merkt de dokter
toch, dat hij te veel gewaagt heeft; hij beschul
digt zich openlijk van do misdadige leugen. Do
menschon stellen zich weer gerust; maar dan
gebeurt iets zonderling» en toch psychologisch
verdedigbaars. Uit de menigte klinkt eene stom:
Neen, geloolt hem niet!" en voor de verbaasden
treedt do predikant Osiander. Hij heeft dien nacht
de Openbaring door gevorscht, en eene ingeving
gekregen; hij heeft hot getal van het Beest ont
dekt en weet nu, dat de wereld morgen vergaan
zal. Op hem heeft de ontdekking alvast de
uitwerking, dat hij zijn zoon vergiffenis schenkt
en verdraagzaamheid betoont; een socialistische
oploop in de stad wordt door Rochus onderdrukt.
Nu komt het laatste bedrijf. De beangste lieden
hebben op het plein vóór de katholieke kerk ge
slapen en wachten nu het vergaan der wereld af
met de gedachte: het zal gelukkig niet lang
meer duren". Een onweer komt opzetten, en
iedere donderslag wordt met een kreet van ont
zetting begroet; de broederliefde neemt met ieder
oogenblik toe; Osiander komt met een zingend
koor op het plein en ontmoet er den pastoor met
een deel zijner gemeente in processie; Osiander
reikt hem de hand en de pastoor neemt die aan.
Daar klinkt van verre een kreet: de zon gaat
op! ' de verraste herboren menschen vallen dan
kend op de knieën en de herwonnen verdraagzaam
heid blijft als duurzame winst van de doorgestane
angst. Men trekt te zamen de naaste kerk, de
katholieke, binnen, Osiauder vooraan, om er God
te danken
Het stuk hoeft aardige humoristische
oogenblikkon en kleine trekjes; twee vrouwen bijv. zijn
het er niet over eens, in welk toilet zij voor het
jongste gericht behooron te verschijnen; een oude
boer schenkt den schuldenaar het verschuldigde,
maar vraagt schriftelijk quitantie, om die te kun
nen toonen. Daarentegen is de spanning niet
groot, de tendenz verdraagzaamheid is als
alle tendenz, hinderlijk; na de uitmuntende ex
positie zou het stuk nog evengoed ernstig als
grappig kunnen afloopcn en wordt eigenlijk geen
van beide, zoodat men noch ernstig aangedaan,
noch onbepaald vroolijk wordt en de personen
geen oogenblik au sérienx neemt. Toch was het
publiek wel voldaan en beloonde acteurs en auteur
met luide toejuichingen.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Voor mij liggen de programma's van het
Studenten-FeestcoHcort op Donderdag !ÏL Januari;
van do uitvoering door de Liedertafel Zanglust",
directeur de heer W. Robert, en van een Concert
van de Maatschappij tot Nut des Israëlieten
beide op Zaterdag 2 Februari; van eene Matinee
in het Concertgebouw op 3 Februari; van een
Concert ten bate van Kindervoeding" op 4 Fe
bruari; van de Opera: Les Pêcheurs de l'erlcs''
op 5 Februari, en van nog eenige andere uitvoe
ringen, die ik wegens mijne ondeelbaarheid niet
alle heb kunnen bijwonen.
Uit al die programma's begiu ik met dat van
het Studentenconcert en van de Fransche Opera
uit te pikken we zullen dan later zien of er
nog ruimte tot bespreking van do andere over
blijft werd ik in mijn vorige kroniek gebracht
tot het slaken van eenige verzuchtingen a propos
van het uitdrukkingsvermogen der muziek, heden
kan ik weer niet anders dan dankbaar erkennen,
dat dit uitdrukkingsvermogen toch werkelijk be
staat. Het is Rosa Papier (met Emil Sauret,
violist, solisten op het Studentenconcert), die met
hare liederen: Frühlingsnacht" van Schumann
en Es blinkt der Thau" van Rubinstein dit won
der aan mij bewerkstelligd heeft. De hartstochtelijke
wijze, waarop in eerstgenoemd lied: Sio ist dein" en
in iaa'stgenoemd O Mai, wie bist du so
wundersehön" gezongen werden,heeft een ouuitwischbaren
indruk op mij gemaakt. Alles wat in het diepst der
ziel sluimert, heelt Rosa Papier in deze twee liederen
neergelegd en bij hare hoorders doen ontwaken.
Voor zulk eene stem en voordracht geef ik
zonder minachting voor het goede, dat men hier
soms hoort gaarne alles wat men gedurende
een maand hier gewoonlijk hoort. Trouwens
bij de menschelijke stom verzinken alle andere
instrumenten in hot niet. Hier stroomt het ge
voel op do rnintt belemmerde ea omslachtige
wij/.e naar buiten. Ook heeft de stem uitdruk
kingsmiddelen tot haar dienst, die aan andere
instrumenten ontzegd zijn. Het moest naderen
haar do strijkinstrumenten in 't bijzonder de
viool aangezien men den toon hierop zelf
maakt en deze niet gegeven is, als b.v. op du piano.
Of liever: op dit laatste instrument kan men den toon
slechts uitdrdrukking verleenen door meer of min
der krachtsaanwending?dit is duszeergebrekkig
terwijl m< n op het strijkinstrument den toon daar
enboven door het vibrato nog uitdrukking geven
kan. Maar do menschelijke stem bezit boven dit
alles nog de capaciteit haar klankkleur te wijzigen,
al naar de gevoelens, die don kunstenaar bezielen,
anders zijn. Do grootste- uitdrukking schuilt juist
hierin en die kunstenaar is dus bij overigens ge
lijke materieele gescïiiktheid de beste, wiens hart
het warmst voor hot schoone gloeit. Dit is de groote
aantrekkingskracht in den kunstenaar, dat men
in hem een sympathieke natuur ontwaart, gelijke
liefde van het schoone ontdekt, ontdekking, die
men bij het uitdrukkingsvermogea en de
spoutaneïteit, welke de stem op andere instrumenten
vóór heeft, spoediger bij haar dan bij gene in
strumenten maakt. En zoo bewonder ik in Rosa
Papier niet haar hoedanigheden van stem, maar
van hart, die zich door haar stem openbaren. Ik
werd tot haar aangetrokken omdat ik in haar een
verwante natuur zio, omdat ik gevoel, dat zij de
vrijheid bemint, dat zij de natuur liefheeft....
enz., enz.
Plaatsruimte verbiedt mij mijn gevoel don teu
gel te vieren en zoo ga ik maar weer nuchter
door met verdere beschouwingen over dit en andere
concerten.
Naast Rosa Papier trad op: de heer Sauret, die
in de eerste nummers, die hij speelde slechts een
matige muzikaliteit ontwikkelde, maar die later
in de Airs Hongrois ' van Ernst toch toonde
behalve een virtuoos van duizelingwekkende, maar
zekere, bravour, ook een musicus te wezen.
Laat ik nu een paar woorden aan LesPècheurs
de Perlesv wijden. De geschiedenis komt in het
kort op het volgende neer. Een gedeelte der
parelvisschende bevolking van Ceylon is gewend
zich jaarlijks voor den tijd, waarin dit bedrijf
wordt uitgeoefend, een opperhoofd te kiezen. Met
die waardigheid wordt ditmaal Zurga bekleed,
een vriend van Nadir, welke laatste na lange
atwezigheid in het begin van het stuk weder terug
keert. Teneinde de visscherij door hare gebeden
te begunstigen, verschijnt voorts jaarlijks te mid
den der bevolking: Leïla, een maagd, wier ge
beden slechts zóó lang zullen verhoord worden als
zij in geenerlei betrekking tot een man staat.,
Eenigszins onnoodig schijnt het van de . zijda
der inwoners deze maagd, die toch uit vrije be
weging komt, onder bedreiging van doods'raf nog
eens aan hare verplichtingen te herinneren. Het
is dus misschien uit zekeren, velen maagden eigen,
esprit de contradiction", dat Leïla juist ditmaal
hare gelofte schendt en liefdesbetrekkingen aan?
knoopt met Nadir. Deze verhouding wordt door
zekeren ouden dwarslqjker, Nourabad geheeten,
ontdekt en aan de bevolking geopenbaard. Woe
dend wil men Nadir en Leïla te lyf, als juist
b tij ds Zurga nog tusschenbeide treedt. Deze wil
eerst den vriend zijner jeugd en diens beminde
het leven sparen, doch herkent plotseling in de
laatste (die tot nog toe gesluierd bleef) ook zijne
beminde. Dit is te veel voor hem; afgunst doet
hem op zijn edelmoedig besluit terugkomen ea
het doodvonnis over de schuldigen uitspreken, dat
den volgenden dag voltrokken zal worden.
Doch als de aanstalten daartoe reeds wordea
gemaakt, herkent Zurga voor wie steeds nieuwe
verrassingen weggelegd worden in Leïla ditmaal
ook dezelfde maagd, die hem eens uit dreigend
doodsgevaar redde. Zijn eer en de plicht der
dankbaarheid gebieden hem, nu zijne redster op
zijn beurt te redden. Hij steekt daartoe het kamp
der visschers in brand. Van de daaruit ontstane <
verwarring maakt Zurga gebruik om Nadir's boeien
te verbreken en hem er, Leïla een verborgen pad
te wijzen. Hij zelf wordt echter door dat hatelijke
enfant terrible" Nonrabad betrapt en ia
plaats van Nadir en Loïla tot den brandstapel
verwezen. Bij de opvoering bleef deze laatste
episode achterwege en viel het scherm tamelijk
onbevredigend juist als onze drie goede vrienden
aan het beramen van ontvluchtingsplannen zijn.
van welker al- of niet succes men verder dus
niets vernam.
De muziek, die Bizet op deze stof gemaakt
heeft, kan niet zeer belangrijk geacht worden.
Zij is soms Italiaausch op de manier van Verdi
soms zelfs Wagneriaansch op de manier van.
den Tannhiiuser en mist in 't algemeen groote
uitdrukking. Hiermede is niet gezegd, dat er in
deze opera geen zeer goede momenten voorkomen
en zij niet overal een talentvolle en kundige
hand verraadt. Vooral in de eerste acte zijn zeer
goede oogonblikken aan te wijzen, die zonder
twijfel bij een betere bezetting vooral wat de
Leïla van Mme Dorian betreft voorzeker nog
belangrijk zouden gewonnen hebben. ... Evenwel,
vervelend is deze Opera nergens; zij draagt geea
aUedaagsch karakter en zoo ga men haar ge
rust eens zien.
Zooeven kom ik thuis van het Concert-Kes met
medewerking van Mevr. Alice Barbi (zang) en de
heer Ysaye. Mevrouw Barbi heeft een zeer mooi
en vol geluid, dat zich bij voorkeur in de eerste
octaaf van den gewonen sopraanomvang schijnt te
bewegen. Met name haar laag d (onder de lijn)
is van oen prachtig timbre. De zangeres bezit
werkelijk groote en ongewone hoedanigheden van
stem. doch de meer Germaansche innigheid vaa
een Rosa Papier bezit, zij niet. Eveuwel heb ik
haar met het grootste genoegen gehoord, vooral
in hare nummers na de pauze. De heer Ysaye
speelde het Concert van Beethoven in 't algemeen
met prachtigon toon en hier en daar wegsleepend
schoon, edoch. . . . niet altijd zuiver (vooral ia
de wat lange! cadenzen) en ook niet altijd
met de diepe, klassieke rust voor dit monumen
tale kunstwerk noodzakelijk, Het thema van het
Finale o. a. kwam rhytmisch niet geheel tot zijn
recht; sommige maatdeolen daarin waren tekort.
Op enkele plaatsen liet ook de begeleiding te
wenschen over (bleef bij den solist ten achter).
De heer Ysaye kwam m. i. het voordeeligst uit in
do Berceuse van Tauréen de 2e Polonaise vaa
Wieniawsky, welke laatste met veel entrain ge
speeld werd.
7 Februari. F.
MUZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 8 Februari 1889.
De Ilollandsche Opera bezocht ons jl. Maandag
en gaf Gounod's Fuust; trots eenige tegenspoeden,
als: het ontbreken van een orgel in dekerkscène
(door liet niet bezorgen daarvan door don leveran
cier, zooals aan het publiek medegedeeld werd),
het slecht stemmen van het klavier, dat de harp
partij in het orkest moest vervangen, enz., mocht
deze opvoering zich wederom in een in vele op
zichten welverdiend succes verheugen. Opnieuw
bewonderde men de schoone stemmiddelen, waar
over de hoeren Orelio (Valentyn) en Albers
(Mephisto) beschikken; met v. d. Kerckhoven'g
Faust nam men genoegen om den beschaafden
zang en het aangenaam geluid van dezen zanger,
ofschoon de partij eigenlijk te zwaar voor hem is.
Mevr. Orelio-van Zandt mist do dramatische
kracht, die voor de gevangenis scène vereisen t wordt,
voldeed echter in de lyrische gevallen recht goed.
De Martini van. Mej. Ver bruggen was wat zwak,
maar beschaafd, terwijl Siebel in Mevr. Albers
Jahn een hupsche vertolkstcr vond. Het koor eischt
nog dringend verbetering, zoowel in zang als in
bewegingen op hot tooneel; het orkest werkte ver
dienstelijk, maar is veel te gering eu te ongelijk
matig bezet, om bij een groote opera dienst te
kunnen doen.
De heer van der Linden schijnt mij toe eea
uitstekend kapelmeester te zijn en ik geloof den
heer de Groot gerust met deze aanwinst van harte
to kunnen feliciteeren.
In de hoogd. Opera vond Donderdag de eere
voorstelling voor onzen zeer verdienstelijken eersten
bas, den heer Conrad Behrens, plaats; de heer
15. is voor het opera-bezoekend publiek eene zó«
bekende en zóó hooggeschatte persoonlijkheid, dat
het niet te verwonderen is dat hem by eene ge
legenheid als deze verscheidene bewijzen vaa
hulde gebracht worden. Zijn rustelooze geest is
altijd bezig wat nieuws in het belang der zaak
uit te danken, en zijn gemoedelijke humor zal
stellig in het bureau der Directie menigmaal een
zonnestraal door de donkere wolken waarmede
de opera-hemel hier bedekt is doen breken,
Voor zijn benefiet koos hij DieJüdin; zijnBrogny
mocht vroeger tot zijne beste partijen gerekend
worden, en ook ditmaal verloochende de uitste
kende zanger zich niet, De Cavatine in het eerste