Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
anderen. zak komt een Duitsche vertaling. Ik
Jees, en de auteur is het klaarblijkelijk met my
«iet eens. Uit een derden zak komt nog eene
vertaling, ik geloof eene Hollandsche: aïweer
mis. Uit een vierden zak verschynt een derde
Shakespeare-overzetting, weer een Duitsche. Óók
al mis. Ik begin, tegenover deze wolke van
getuigen, een zeker schuldig gevoel te kry'gen.
Maar nu haalt de professor, uit zy'n ruimsten
-en diepsten zak, zijn eigen handschrift te
voor?«chjjn. Hy slaat dex betwiste plaats op, en duwt
mij die onder den neus. En kijk nu ereis hier!"
Ik ky'k, en zie, dat des professors vertolking
anet de mijne overeenkomt. Wederzy'dsche
satis.factie. Zie je nu wel, dat die andere kerels
?ezels zijn?"
Ik zie, en beaam het ten volle.
***
Professor Burgersdijk is, sedert lange jaren,
Jeeraar in de natuurlyke historie aan verschillende
inrichtingen voor hooger en middelbaar onderwijs.
-Ook als schrijver heeft hy zich op het gebied der
natuurwetenschap een gunstigen naam verworven.
Toch is het te betreuren, dat hem geen gelegen
heid gegeven is om al zijne krachten te wijden
-aan den zuiver litterarischen arbeid, waarvoor hy
met zoo uitnemende talenten is toegerust. Ondeu
gende lieden hebben wel eens gezegd: maak
Burgersdijk professor in de letteren, dan schrijft
hij binnen een paar jaar een poque-makend werk
-over zoölogie." Kr is slechts n ding waar
in die opmerking: Burgersdijk is niet de man
voor een baantje, waarin hem eene alledaagsche
4aak is afgebakend en voorgeschreven. Hij zal
.zjjn plichten met nauwgezetheid en belangstelling
?vervullen,maar zijn hoofd heeft even A eel behoefte aan
gymnastiek, aan stalende oefening, als zyn lichaam.
HU is, geloof ik, wel een zestiger, maar ge kunt
hem zien zwemmen als een bruinvisch, aan den
rekstok zien werken als een flinke jonge kerel,
?de schaats zien onderbinden als een jongmaatje.
Behoefte aan krachtsinspanning en krachtsont
wikkeling op ieder gebied is de meest kenmer
kende eigenschap van zijn karakter. Van die in
spanning hebben wy in de thans voltooide
Shakespeare-uitgave dereultaten genoten. Moge het
den wakkeren man gegeven zijn, thans weder een
nieuw arbeidsveld te vinden, waarop hij de vruch
ten zijner eigenaardige en zeldzame begaafdheid
kan doen rijpen! De staatszorg pleegt zich om de
beoefenaars der fraaie letteren" weinig te be
kommeren. Toch zou aan ons land een dienst
worden bewezen, wanneer Burgersdijk in staat
?werd gesteld, zich geheel te wijden aan die
stu?dien, waarin hij zich nu reeds, al was, zijn
officieele werkkring eene gansch andere, een
onvergankelijken roem heeft verworven. E. D. P.
JAN GOUVERNEUR.
Eenzaam en stil ligt een oud man sedert jaren in
?een zeer eenvoudige kamer in een ouderwetsche
bedstee. Hij laat zijn kachel stoken onverschillig of
het Juni ot November is. Al liggend rookt hij, terwijl
hy de dekens over zich heen haalt, de gouwenaars
uit, die de zorgvuldige hand eener wakkere en
vriendelijke verzorgster vóór zijne bedstee heeft
nedergelegd. Op de beddeplank staat een kleine
bibliotheek, enN de jongste afleveringen van eenige
letterkundige tijdschriften liggen naast de aarden
pijpen.
In den namiddag treedt nu en dan een bezoe
ker binnen en grijpt gretig naar de flesch met
Eau de Cologne, die de lucht van het kleine ver
trek voor hem verfrisschen moet. Maar haastiger
nog wendt hij zich naar den grijsaard, die aan
stonds het hoofd uit de kussens beurt en, den
?ouden vriend of den jongen kunstgenoot herken
nend, onder het opsteken van eene nieuwe pijp,
?de laatste berichten der menschenwereld in ont
vangst neemt.
Die oude man is een dichter, of, gelijk hijzelf
.zich altijd bescheiden genoemd heeft, een rijmer,
?een Rijmer by' uitnemendheid, die aan het publiek
aich nooit anders dan als Jan de Rijmer heeft
willen voordoen. In eene der kleinste straten van
het ver afgelegen Groningen bevindt zich, in eene
?eenvoudige woning, boven aan eene steile trap,
?de stille kamer waarin Jan Gouverneur zijne laatste
levensdagen in zyne bedstee doorbrengt.
Jan de Rymer neemt zoo nog nu en dan zijn
slag waar om eens een rijmpje te zenden aan de
'Provinciale. Soms haalt hij zelfs een aardig liedje
uit zyne portefeuille, waarin een mooi jong meisje
bezongen wordt, dat hij nog altijd niet kan op
houden mooi te vinden. Dan weer brengt een lief
dadig plannetje zy'n pen in beweging of doet het
jubilévan een hoogleeraar, een onderwijzer of eene
?courant hem grijpen naar den doedelzak", waarop
hu vroeger zoo aardig, en menigmaal zoo vol
gevoel, gedoedeld heeft.
Jan de Rijmer is zelfs voor de ouderen onder
?ons een zeer oude kennis. In hunne kinderjaren
hebben ze zijn onovertroffen Fabelboek" van
buiten geleerd. Jongenslectuur is voor hen zy'n
Huisvriend geweest; als student hebben zy' hun
reciteergezelschap vergast op versjes als Mijn
kind", Leip's natuurbeschouwing" of De recht
spraak", en aan hunne kinderen hebben ze
Prikkebeen" in handen gegeven.
Lang, heel lang is het geleden dat Jan de Rijmer
soldaat" was, dat hy' spottend plaats nam onder
de Profeten", dat hg vroolyk neuriede op den
zangberg", dat hij den draak stak met rijmwoor
denboeken" en hooggestemde lieren".
En toch, hij leeft nog altyd; meer dan dat, hij
deukt nog uitnemend over alles wat hem ter
ooren komt en weet de poëzie zelfs in hare aller
nieuwste vormen nog belachely'k te vinden wanneer
zg belachehjk is. Het ongeremde vindt nog altijd
nu en dan den ouden Rijmer in hem terug.
Dat hij niet geheel vergeten wordt, bly'kt uit
eene circulaire, die door 12 zyner vrienden is
rondgezonden. Deze willen den 14den Februari
voor hem tot een genoegelijken dag maken. Zij
verzoeken allen, die sympathie hebben voor den
ouden rijmer", hun portret en ? l te willen
zenden aan jhr. R. Gockinga te Groningen; de
portretten zullen in een album worden vereenigd
en dit zal hem op den feestdag door de com
missie worden aangeboden. De onderteekenaars
der circulaire zijn: mr. J. N. van Hall. J. P.
Hasebroek, dr. E. Laurillard en Justus van
Maurik allen te Amsterdam; mr. A. W. M. C.
Verhuell, te Arnhem; dr. Jan ten Brink, te Lei
den; A. Weruméus Buning, te Rotterdam; dr. M.
F. A. G. Campbell, Johan Gram en P. Louwerse.
allen te 's-Gravenhage; J. H. Egenberger, jhr.
E. Gockinga, dr. W. Hecker, dr. A. G. van Hamel
en dr. W. Zuidema; allen te Groningen.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Terwijl, zooals we de vorige week aantoonden,
het exposeeren in Amsterdam moeijelijk gemaakt
wordt, geven verschillende provinciesteden het
voorbeeld om tentoonstellingen uit te schrijven.
Van 28 April tot 26 Mei zal door de
vereeniging Pictura" te Zutfen een tentoonstelling van
schilderijen worden gehouden.
Het Genootschap Pictura" te Groningen schrijft
zijn drieëntwintigste tentoonstelling van schilde
rijen van levende Nederlandsche meesters uit, die
van 8 Mei tot 17 Juni zal geopend zijn.
Het Genootschap Kunstliefde" te Utrecht zal
van 21 April tot 5 Mei hare jaarlijke expositie.
van werken door leden van het Genootschap,
hebben.
Dinsdag den 5den Februari, den jaardag van
Mauve's. plotselingen dood, is op de Algemeeue
Begraafplaats te 's Hage een eenvoudige gedenk
steen van graniet op zijn graf onthuld. In den
steen staat gebeiteld:
Anton Mauve 1838- 1888. Zyne vrienden
en vereerders.
De heer F. P. Ter Meulen voerde het woord
en droeg het huldeblijk over aan de weduwe van
den veelbewonderden kunstenaar.
Van den beschrijvenden catalogus voor de afdeeling
Gipsafgietsels van het Haarlemsche
kunstny'verheidsmuseum in het eerste deeltje verschenen. Het
bevat de beschrijving der voorwerpen van Egyp
tische, Assyrische, Perzische en Phoenicische
knust, en korte beschouwingen om het algemeene
karakter van elk dier groepen van kunst.
De verdere deeltjes zullen in historische volg
orde verschijnen.
Het is te wensched dat de zeer bekwame direc
teur van het kunstnijverheidsmuseum op de be
werking der andere deeltjes toezicht zal kunnen
houden. We mogen dan ten minste met eenigen
waarborg in de kunsthistorische verhandelingen
(die nu door den conservator in het museum, den
heer E. von Saher, schnijen opgesteld te zijn), in
behoorlijker Hollandsch verteerbaarder artikelen
te gemoet zien.
Het Journal des Arts van l Februari wijdt een
uitvoerig artikel aan de inzending der Hollandsche
etsers op de Tentoonstelling der Peintres-graveurs
te Parijs, waarvan wij de vorige week spraken.
Wy' vernemen er uit dat de verzamelaar, die,
zooals wij vermoedden, de Hollandsche etsen van
den heer Durand?Ruel heeft afgestaan voor zijn
expositie, de te Parijs wonende en kunstminnende
Hollander, de heer A Pit is.
Het artikel dat verbeeldt door een Hollander,
Van der Mijssel genaamd, geschreven te zijn,
maar dat waarschijnlijk van de hand van den
bekenden Parijschen etser Félix Buhot is, bevat
eenige onjuistheden b.v. dat de heer Storm van
's Gravesande evenals Matthijs Maris, B. J.
Blommers en Jozef Israëls. leden der etsclub zouden
zyn, en dat de etsclub n.b. in den Haag een
eigen localiteit zou bezitten^ ^^^^
Het is overigens vol van lof voor het werk der
Hollandsche peintres-graveurs.
De elfde der meestal smakely'ke jaarlijksche ten
toonstellingen van Fransche aquarellisten wordt
Zondag 10 Februari in de bekende galerij van
Georges Peut in de Rue de Sèze te Pary's geopend.
Deze aarde schynt nog altoos vele mysteriën
in haar rustige duisternissen verborgen te houden.
Maar af en toe stuit een landbouwer op een steen
en hy' graaft verder, en het is een Egyptische
vaas, dan rakelt hy' mummies op die een totaal
onbekende Grieksche portretschilderkunst aan den
dag brengen... zoo vond men onlangs weer by'
Karthago een gansch ongeschonden graf; de oude
lijken rusten op hun bedden, omgeven van wapens,
edelgesteenten en aarden vaatwerk. En de geleerden
steken de hoofden bij elkaar, sprekende van een
nieuw licht, geworpen op de kunst van het oudste
Puniesche tydperk.
In de kunstzaal van den heer Van Oldenzeel te
Rotterdam is een schilderij tentoongesteld van den
echt Antwerpschen sujet-academicus Karel Ooms:
De onschuld door de wet beschermd", bestemd
voor de verhoorzaal in het Paleis van Justitie te
Antwerpen.
Te Weenen is de eerste aflevering verschenen van
afbeeldingen uit de Liechtensteinsche Gallerie".
Deze aflevering bevat 35 bladen, waaronder er
zy'n naar Rubens, Van Dijck, Frans Hals, Rembrandt,
Ruysdael etc.
Onze vroegere landgenoot Jan Toorop, lid van
de Brusselsche Sociétédes Vingt, schijnt dit jaar
op de toonstelling van de XX goed voor den dag
te zyn gekomen.
In zyn talrijke inzending onderscheidt men
een groep boeren tegen den avond naar hunne
woning terugkeerend; een tuinman die kool plant;
een interieur, met veel lucht, waarin dames ont
bijten; landschapstudies, waarvan de verdienste
ligt in den algemeenen toon, en waarvan het ge
brek heet te bestaan in de afwezigheid van détails
die in de natuur gezien worden, door ieder die
(volgens de Indépendancè) goede oogen heeft.
Zooals men weet hebben alleen kritici goede
oogen".
De hoogst officieuse Wiener Abendpost bevat
een artikel, dat, naar het schijnt, uitgaat van het
Oberhofuieisterambt" en een objectief' ophelde
rend woord" bedoelt tegenover de oordeelvellingen
die aangaande het Burgtheater-Gebouw zijn uit
gebracht. Vóór alles is het verwijt ongerecht
vaardigd, dat de bouw zou zijn opgedragen aan
een man, die van dat vak niet op de hoogte was,
want baron Hasenauer heeft het hoofdplan en de
eerste ontwerpen van Semper overgenomen, die
aangaande de verdeeling der ruimten met
Dingelstedt overlegde. Wat de ruimte voor de toe
schouwers betreft, de architect moest, aangezien
de meest volkomen vorm, die van den halven
cirkel, geen ruimte genoeg voor het vereischte
aantal loges en andere plaatsen aanbood, tot den
prm eener Lyra zijn toevlucht nemon, die inder
daad het niet te vermijden nadeel had, dat van
enkele plaatsen ter zijde ook minder goed kon
worden gezien.
De hoogte van het gebouw daarentegen wordt
noodzakelijkerwijs bepaald door het groot aantal
verplichte loges en drie rangen, door de uit een
esthetisch oogpunt geboden hoogere ligging der
parterre-loges en door den wensch om het publiek
der vierde galerij zooveel zitplaatsen te verschaffen
als mogelijk is." Het kan zijn, heet het dan
verder, dat by de indeeling van de ruimte voor
de toeschouwers fouten werden begaan, die thans
nauwelijks meer te herstellen zijn; de overige
gebreken, die zich in den loop der drie maanden
van in-gebruik-stelling hebben voorgedaan, zal
men echter geheel of ten deele kunnen verhelpen.
Reeds heeft men besloten maatregelen te nemen
om zooveel mogelijk de gebreken op te heffen,
waarop zoowel van de zijde van hen die met de
artistieke en administratieve leiding zijn belast,
als van de zijde der pers en het publiek, werd
gewezen, en daarmede zoowel terstond als
gedurende de paaschvacantie, of gedurende
de zomervacantie een begin te maken." Aan het
slot van het artikel wordt nog gewezen op de
onloochenbare veiligheid, die het nieuwe theater
biedt. De vorenstaande opheldering, die het groot
ste deel dor verantwoordelijkheid schuift op Sem
per en Dingelstedt, zal niemand bevredigen. Men
weet, dat Dingelstodt niet gaarne een zaak gron
dig onderzocht en bijgevolg kan een beroep op
dezen naam niet als een voldoende rechtvaardi
ging daarvoor dienen, dat later de meening van
vakmannen, ofschoon deze allerlei bewaren opper
den, niet meer geraadpleegd werd.
lste Jaargang.
Schaakspel.
9 Februari 1889.
Eindstelling eener blindelingsgespeelde partij
(onder meerdere) van Paul Morphy en een lief
hebber van naam.
Stelling eener Evans Gambiet.
ZWART
a b c d e
WIT
Wit begint en wint.
Partij gespeeld 6
Tweepaardspel
N. N.
WIT.
l e2 e4
2 gl - f3
3 fl c4
4 f3 g5
5 e4 X d5
6 C4 b5f
7 d5 X c6
8 b5 e2
9 g5 f3
10 f3 e5
11 f2 f4
12 d2 d4
13 0?0
14 c2 c3
15 b2 b3
16 cl a3 &
17 dl c2
18 c3 X d4e
19 c2 X c7d
20 gl hl
21 e5 c6
22 c6 X b8
Februari 1888.
in de nahand.
Jonk. D. v. Foreest.
ZWART.
e7 e5
b8 c6
g8 f6
d7 _ d5
c6 a5
c7 c6
b7 X c6
h7 h6
c5 e4
f8 d6
d8 c7
0 0
c6 c5
a8 b8
a5 c6 a
f8 d8!
c5 X d4
c6 X d4
d4 X e2f
d6 X c7
c8 e7e
f6 _ g4f
23 a3 c5 e4 e3o
24 h2 h3
Stand der partij na den 24sten zet van wit.
ZWART
ill
abc de fgh
WIT
Zwart geeft in 4 zetten mat.
Bij de h.h. Mouton en Co., uitgevers te
'sGravenhage, is verschenen een portret van onzen
grooten letterkundige Ed. Busken Huet, geëtat
door den schilder Jan Veth. Het is een fraai en
degelyk werk en zal velen welkom zyn ; de eenen
zullen het kiezen als herinnering aan den be
treurden criticus en stylist, de anderen als kunst
werk op zich zelf, warm van toon en artistiek
van opvatting.
TOONEEL EN MUZIEK.
Ilma de Murska. De eens zoo gevierde hofzan~
geres Ilma de Murska, die niet enkel door haar
schitterende virtuositeit, maar ook door hare bekoor
lijke verschijning de lieveling der Weener
tooneelwereld was, is eenige dagen geleden te München,
in den ouderdom van 54 jaren, plotseling over
leden.
In de treurigste omstandigheden was zij uit
Amerika naar de hoofdstad van Beieren gekomen
en door de tragische wending van haar lot had
zij in den laatsten tijd veel van zich doen spre
ken. Te München leefde zij met hare gehuwde
dochter Hermine v. C, die over den plotselingen
dood der moeder zoo ontroostbaar was, dat zjj
zich, in een aanval van droefheid, in een kost
huis in de Maximiliaanstrasse, door vergif het
leven benam. De lijken der beide ongelukkige
vrouwen worden, ten gevolge eener laatste wils
beschikking, naar Gotha overgebracht, om aldaar
verbrand te worden.
De zangeres Murska heeft een twintigtal jaren
geleden door haar heerlijke coloratuur in
het Karntnerthor Theater" grooten roem
ingeoogst; maar meer nog dan als kunstenares schit
terde zy als vrouw.
Men stelle zich eene slanke, verrukkelijk
schoone, veerkrachtige gestalte voor met dwepende
oogen, gloeiende van hartstocht en zinnelijkheid,
daarbij een weelderigen haartooi van
rosachtig blonde kleur, en men denke dit alles
vereenigd met de grillen en het temperament
der licht prikkelbare kunstenares en het be
hoeft ons niet te verwonderen dat er een tjjd
was, dat zij zelfs aan ernstige mannen het hoofd
op hol bracht en niet enkel als zangeres, maar
ook als vrouw eene groote rol in de stad speelde.
Hare rustelooze natuur was het ook, die haar
van tooneel tot tooneel, van land tot land, voort
dreef, tot zy ten slotte afgeleefd en nog slechte
eene schaduw van wat zij eenmaal was, op vreem
den bodem en in armoede hare laatste dagen
moest doorbrengen als een nieuw voorbeeld van
die meteoren aan den kunstenaarshemel, die na
korten tijd met buitengewonen glans geschitterd
te hebben, onverwachts in den duisteren nacht
terugzinken.
Ilma de Murska werd omtrent 1835 in Croati
geboren en ontving als kind van deftige afkomst
eene zorgvuldige opvoeding. Reeds vroegtijdig
toonde zij aanleg voor muziek; in 't jaar 186C>
kwam zij te Weenen, waar zij van mevrouw
Marchesi onderricht in het zingen ontving. Reeds
2 jaren later trad zij, wegens een contract met
een Italiaanschen impresario, te Florence op,
waar zij haar debut maakte in het Theater Per
gola, als de prinses in de Hugenoten". Maar
de impresario ging failliet en de zangeres ge
raakte in handen van diens schuldeischers en
van een tweeden impresario, die haar naar
Livorno, Catania, Barcelona etc. geleidde. Over
al verwierf zij schitterenden bijval. Later zong
zij te Pesth en te Berlijn en kwam toen te Weenen.
In het jaar 1865 werd zij aldaar aan de tegen
woordige opera verbonden en bleef drie jaren aan
dit tooneel. Door voortdurenden geldnood was z|j
genoodzaakt haar vaste betrekking op te geven,
om voortaan door winstgevende gastvoorstelBngen
meer orde in haar veraarde financiën te brengen.
Ilma v. Murska was met een militair-auditeur
uit de militaire grenzen, Eder genaamd, gehuwd.
Zij had in de eerste plaats Italiaansche stukken
op haar repertoire en was ook in de Italiaansche
opera beter tehuis dan in de Duitsche; zij schit
terde vooral als Lucia, Amina, Costanza en
Dinorah. Verrassend schoon in haar gezang waren
de hooge tonen, met hun wel is waar niet
krachtigen maar helderen zilverklank, en hare ver
rukkende trillers.
Murska was eene door en door muzikale natuur;
als tooneelspeelster beteekende zij minder. Dit
verhinderde de beroemde coloratuur-zangeres niet,
overal, waar zij optrad, den grootsten bijval te
verwerven. Te Weenen zag men haar voor't laatst
in het jaar 1873, het jaar der wereldtentoonstel
ling, waar zij in het Operagebouw de Ophelia" in
Thomas, Hamlet creëerde. Toenmaals was reeds
de schoonheid harer stem voor een deel verdwenen.
Te Londen en te St. Petersburg zong zy nog
met veel succes, tot zij hare stem, zoowel als
haar fraai lichaam eindelijk geheel opofferde aan
hare inspinnende zwerftochten en
gastvoorstelngen in Amerika.
Nog steeds hoort men in Parijs gaarne
Offenbachs Veile Helene en Orphée aux enfers; een
paar jonge schrijvers, Fabrice Carriéals librettist
en Eaoul Pugno als toondichter, hebben aan de
twee opéra bouftes uit de oudheid een derde toe
gevoegd, Le retour d'Ulysse. Het is natuurlijk
jammer van de Odyssee, maar eenmaal de rechten
der parodie toegegeven, zijn er wel eenige aardige
vonden in. Penelope is alleen daarom kuisch,
omdat de vrijers in den grond niets van haar
weten willen. Zij zou gaarne hertrouwen, maar
de vrijers halen iederen nacht het tapisseriewerk
weer uit, waaraan zij orerdag ijverig werkt.
Calypso, waarbij Ulysses blijft vertoeven, is na
tuurlijk niet veel bijzonders; als Ulysses eindely'k
naar huis keert, is het alleen omdat zij hem bui
ten de deur gezet heeft. Milly-Meyer speelde
Calypso als buitensporig komische figuur, en redde
voornamelijk het stuk. Van de muziek onthield
men het best eene parodie C'est Calypso qu'U
leur faut" naar c'est Boulange, lange, lange, c'est
Boulange qu'il nous faut!"
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Zondag werd te Parijs op de Place du Pantheon
het standbeeld van Jean Jacques Rousseau ont
huld. Het heeft lang geduurd, eer hem de ver
schuldigde eer bewezen werd. Reeds de eerste