Historisch Archief 1877-1940
DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nó.6t)7
^srk?'-'1"
?
had' besloten een harer voornaamste
; jjjsgtereiders met een standbeeld te huldigen, de
BtepWbliek van 1848 vatte het plan weer op; eerst
derde Republiek volvoerde het. Het standbeeld,
? dan levensgroot, is door Elie Berthet. een
kunstenaar uit Djjon, vervaardigd; het is niet
idee karakteristiek.
D* plechtigheid had in het Pantheon plaats,
ook daar was het nog koud genoeg; de
«erste spreker was de heer Steeg, afgevaardigde
TOOT Bordeaux, vroeger president van de Union
-4M gauches. Daarna sprak de heer Darlot, voor
<Ü8 gemeente, toen.de heer Jules Simon. zeer geestig
«S Welsprekend, eindelijk de heer Gavard,
pre". déent van den staatsraad van Genève, wiens
krachtig orgaan terstond de hoorders pakte. Hij
httjntuerde er aan, dat Genève wel is waar Rousseau
J>jj diens leven slecht had behandeld, maar reeds
la 1794 de Republiek had gedankt voor het opnemen
VW) diens liik in het Pantheon. Destijds antwoordde
Carabt op het adres der Genèvers. hetgeen Gavard
aanleiding gaf tot een compliment aan diens
kleinzoon, den President de republiek. Dit vond
feyval. evenzeer eene toespeling op Zwitserlands
bonding tgdens den oorlog en eindelijk het woord
charlatan" als toespeling op Boulanger. Toen
tlonk de kreet: vive la Suisse!"
,Be plechtigheid werd besloten met koren volgens
tte methofle Paris-Galin-Chevé, waarvan Rousseau
het eerste beginsel uitvond; het slotkoor was dat
""Van Rousseau's opera Le devin dit Vïllage.
In het Britsch Museum is een revolutionnaire
maatregel genomen. Men vond er dagelijks twintig.
tallen lediggangers, die zich de nieuwste romans
lieten geven, en ze er warm en gemakkelijk
'ïkwwnen lezen Nu is bepaald, dat alleen de
romans van vyf jaar geleden, langer dan alleen
Toor het naslaan mochten worden uitgegeven.
De beroemde criminalist en autoriteit op het
gebied van internationaal recht, prof. von
Holt«endorff, is deze week te München overleden, na
een langdurig lijden. Geen juridische dissertatie
biJTia, of toen vindt zijn naam onder eenige
bladKjjden aangehaald. In hem verliest zijn vaderland
nïet alleen een uitstekend goleerde, maar ook
een onvermoeid strijder voor vooruitgang en
hcrTOTming op allerlei gebied.
Geboren 14 October te Vietmannsdorff, in
ckermark, wydde Holtzendorff zich aan de
rechtsBtudie en was langen tijd aan de universiteit van
Berlijn, en sedert 1873 aan de universiteit van M
ncfcen. als professor werkzaam In woord en geschrift
trok hij tegen allémisbruiken in strafrecht, be
straffing en gevangeniswezen te velde; zijn be
schouwingen, op persoonlijk onderzoek in
binnen*6ft buitenland gegrond, hadden dan ook talrijke
^randeringen ten gevolge. Hij verdedigde zonder
succes, maar met evenveel warmte, de afschaffing
$er doodstraf.
' Van zyne grootere werken zijn de En ci/clopaedie
$er Rechtiiwissenschaft, de Primipien der Politik
jfin de handboeken van Duitsch strafrecht en
^Dnitsche strafvordering het meest beroemd.
? ? Holtzendorff s ijver gold ook vooral algemeene
-* ontwikkeling. Hij stichtte met Virchow in 186G
-de reeks van Gemeinverst&ndliche
wissensehuftKche Vortrage", en later de Deutsclie Zeit- und
Streitfrayen, die hij met ncken sedert 1872
leidde. Ook behoorde bij tot de oprichters van
de Vereeniging tot uitbreiding der volksbeschaving,
Tan den Protestantenbond, van het hoofdbestuur
der Vereeniging tot uitbreiding der
Erwerbsfahigkeit" der vrouwen, en van de Juristendagen,
?waar h\j steeds een ijverig bezoeker en inleider was.
Holtzendorff had in 1874 den moed als verde
diger yan graaf Arnim, in het beruchte proces,
"dezen door Bismarck aangedaan, op te treden.
fif d,e ondervinding, toen opgedaan, hem heeft
qgea afzien van optreden in politieke zaken, weet
n&n niet; maar hij liet zich met de parlementaire
loopbaan, waartoe zijn vaardigheid in debat en
geschrift hem uiterst geschikt zouden gemaakt
hebben, verder niet in. Alleen in het verbreiden
v»n jretenschap en kennis toonde hij den meest
liberalen geest; het Duitsche volk en de weten
schap -verliezen in hem een man van uitstekende
?waarde.
Militaire Zaken.
BUSKRUIT ZONDER ROOK.
Een twijfel uitdrukkende glimlach, niet waar?
zal zich onder het lezen van bovenstaand op
schrift b\j menigeen vertoonen. Is dit het geval,
waarde lezer, dan gaat het u als ons, en toch,
toch schijnt het ongeloofelijke waar te zijn, al
thans het hier bedoelde buskruit geeft zoo wei
nig en zoo dunnen rook, dat deze de eigenaar
dige eigenschappen van den gewonen kruitdamp
mist.
Het gewone buskruit bestaat ongerekond
kleine afwijkingen uit 15 gewichtsdeelen sal
peter, 12 gewichtsdeelen houtskolen. Deze
bestanddeelen worden goed fijn gemaakt, vermengd,
tot een vochtigen koek gevormd, gekorreld, ge
droogd en daarna als buskruit in den handel ge
bracht. Dit buskruit, waarvan natuurlijk verschil
lende soorten bestaan, heeft de eigenschap dat
het spoedig verbrandt, d. w. z., dat de daardoor
ontstane gassen (hoofdzakelijk koolzuurgas), welke
door hun druk aan den kogel de vereischte snel
heid ineedeelen, zich snel ontwikkelen; hetgeen
ook aan den grooten schok (terugstoot) dien de
schutter ondervindt, merkbaar is.
Daar men reeds sedert jaren, maar vooral in
den laatsten tijd, er naar streeft om de snelheid
der projectielen steeds te vermeerderen, werden
hierdoor bij het gelijktijdig verminderen van
het geweer de spanning der gassen en de
hevigheid van den terugstoot te groot. Men zocht
dan ook sedert lang naar eene buskruitsoort.
waarmede beter dan met de bestaande het doel
bereikt werd; en deze schijnt in 1885 door Vieüle.
ingenieur bij de buskruitfabricage in Frankrijk,
gevonden te zijn. Naar men zegt, wordt dit
nieuwe buskruit in het Fransche
ieM-repeteergeweer van 8 m.M. (model 1886) de soldaten
noemen het fusil petit gebezigd, zoodat aan
den 16 gram zwareu kogel eene aanvankelijke
snelheid van 600 M. wordt medegedeeld.
De samenstelling van deze buskruitsoort wordt
in Frankrijk natuurlijk zooveel mogelijk geheim
gehouden. Het geheim schijnt evenwel minder te
bestaan in de soort en hoeveelheid der
bestanddeelen, die door scheikundige analyse kunnen
gevonden worden, dan wel in de eigenschappen
der gebezigde grondstoffen en in de wijze van
fabriceeren. Of het eene verbetering is van het
indertijd naar wij meenen reeds in 1869
door den Franscben brigade-generaal Brugère uitge
vonden picrine buskruit (hoofdzakelijk bestaande uit
pikrinzure ammoniak, kali, salpeter en houtskool)
durven wij evenwel niet te beslissen.
Intusschen zijn ook de vereenigde
Rijn-Westfaalsche buskruit fabrieken te Keulen reeds iu
1886 er in geslaagd om voor de kleine kalibers
van kanonnen (3 7 tot 8.7 cM.) eene buskruit te
vervaardigen, dat slechts weinig, snelwcgdrijvenden
en dunnen rook geeft, weinig vuil in den
vuurmond achterlaat en aan het projectiel, bij de
zelfde inaximaalspanning der buskruitgasseu, als
vroeger, eene grootere aanvankelijke snelheid geeft.
Het Vieüle, buskruit bezit de volgende merk
waardige eigenschappen:
Ie. Het verbrandt langzaam, zoodat de gassen
zich niet plotseling, maar gedurende don tijd dat
het projectiel zich van zijne oorspronkelijke lig
plaats do kamer naar de monding
baweegt, ontwikkelen en met toenemende kracht
op den kogel blijven werken. Hierdoor wordt niet
alleen de vroeger genoemde groote aanvankelijk
snelheid van 6ÜO M., maar tevens ook een ge
ringere maximaal druk en een minder he
vige terugstoot (schok) dan bij bot gewone
buskruit verkregen. De twee laatstgenoemde
omstandigheden werken natuurlijk zeer voordeelig
op het weerstandsvermogen van het wapen en op
den schutter.
2o. Het geeft weinig of geen rook. Men zegt
nog minder dan een waslucifer. Door deze eigen
schap wordt de vuursnelheid zeer bevorderd.
3o. Het laat geen vuil ofv,j.st overblijfsel achter,
zoodat daardoor de juistheid van het schot bij
aanhoudend vuur niet vermindert en reiniging van
den loop slechts in geringe mate noodig is.
4o. Hee geeft slechts een zathten knal. Hóe
zacht kan niet met juistheid worden medegedeeld,
maar zeker is het, dat de knal veel minder hard
is dan bij een geweerschot met gewoon buskruit.
Het blijit evenwel de vraag of bovengenoemde
eigenschappen van deze buskruitsoort door lang
durig bewaren niet zullen afnemen. Reeds be
weert men, dat de aanvankelijke snelheid daar
door 40 a 50 M. zou verliezen. Wat hiervan aan
is, zal de toekomst ons natuurlijk wel leeren, maar
ontegenzeggelijk zullen bij een oorlog de onder 2
en 4 genoemde eigenschappen van grooten invloed
worden op den gang van een gevecht: voorna
melijk als de eene partij het gewone buskruit nog
bezigt en de andere reeds de nieuwe soort bezit.
Waarschijnlijk zal de eerste partij in hut nadeel
zijn en wel om de volgende redenen:
Zij zal dikwerf en vooral op groote afstanden
vuur krijgen zonder dat, bij gebrek aan rook of
voldoenden knal, met voldoende juistheid kan
waargenomen worden van waar dit komt. Bij het
vuren met gewoon buskruit wordt de troep
voornamelijk bij vochtig en stil weder in een
kruitdamp gehuld, die de schutters afzonderlijk
wel aan het gezicht van den vijand onttrekt, maaf
waardoor toch hunne gezarnelijke standplaats wordt
aangeduid. Door den kruitdamp wordt sndvuren,
als dit noodig mocht zijn, verhinderd, daar men
na elk schot niet spoedig genoeg kan zien om op
nieuw te richten, iets wat toch noodig is, zal meu
op niet zeer korte afstanden kans hebben te treffen
en daardoor den vijand verliezen toe te brongen.
De aanvoering van den troep en de leiding van
het gevecht is gemakkelijker of liever wordt
minder bernoeielijkt, als men het overzicht
bchoudt en niet door dikken kruitdamp daarin
verhinderd wordt; terwijl een troep wiens vuur
geen rook en weinig knal geeft, zich ook beter
tot het verrassend beschieten van den vijand leent.
Daarentegen mist de gebruiker van het nieuwe
buskruit het voordeel vau in den sterken knal
van het schot een door schildwachten te ge
ven alaimsignaal voor achterwaarts gelogen
troepen te bezitten en moet daarin op andere
wijze worden voorzien.
Intusschen mag men aannemen, dat als wer
kelijk het Fiei'^e-buskruit in den oorlog groote
vooideelen heeft, de samenstelling en fabricage
daarvan niet lang het geheim eener enkele natie
zullen blijven, maar dat buskruit met dergelijke
eigenschappen ook wel in andere landen zal uit
gevonden (zie ook boven) en bij de verschillende
legers ingevoerd worden.
Wordt dit het geval, dan zullen de eischen voor
de militaire vorming der legers alweer stijgen.
Overal zal mou dan moeten streven naar een
hoogercn graad van gcoefendhoid, naar een ijze
ren vuurdiscipline, naar ije grootst mogelijke
kalmte en bedaardheid in het gevecht, naar de
meest zorgvuldige en voortdurende waakzaam
heid en voorzorgsmaatregelen tegen verrassingen
naar uitmuntende voorschriften, ook voor de aan
voering van munitie in het gevecht, waarvan het
gebruik waarschijnlijk nog grooter zal worden dan
thans reeds het geval is. Wij stellen ons voor
dat de oorlog der toekomst moge hij nimmer
uitbreken! wellicht korter van duur maar zeer
zeker nog bloediger zal zijn, dan tot nu toe het
geval was en dat dan vooral die partij in het
voordeel is, wier legers bovengenoemde eigen
schappen in de hoogste mate bezitten.
DE BELGISCHE LUITENANT-GENERAAL
BARON' VAN GOEÏHALS,
een warm voorstander van algemeenen dienstplicht,
is dezer dagen gestorven. Voor Belgiëheeft hij
zich zeer verdienstelijk gemaakt. In 1866 tot
Minister van Oorlog benoemd, nam bij zijn ontslag
uit i!ie betrekking toen zijn plannen omtrent eene
nieuwe legerorganisatie niet de vereischte goed
keuring verwierven.
De Fransen Duitsche oorlog van 1870--71 bracht
de groote gebreken van de Belgische legerinrichting
aan het licht; waarop de Baron van Goethals zijn
werk l'Armée et Ie Pays'' schreef, hetwelk voor
de verschillende latere ontwerpers van leger-orga
nisatie voor België, als: Brialmont, Lahnre,
Vand«rsmissen, Déjardin enz, een steeds gewenschte
en betrouwbare gids was. Zelfs de nieuwste ge
schriften over de Belgische legerinricbting rusten
op de grondbeginselen van bovengenoemd beroemd
werk van den overleden Generaal.
VISCIISTUDIEN
DE SNOEK (Esox).
De mensch is toch een zonderling schepsel.
Al wat hij zelf doet, al is het nog zoo slecht, hij
bemantelt het met het tafelkleed der liefde. Maar
nauwelijks ziet hij hetzelfde door andere schep
selen verrichten of hij toont de diepste minach
ting voor dio anderen, beschimpt hen en geeft hun,
op echt menschelijke manier eeu bijnaam, die de
laagte moet aanduiden waarop dat andere schep
sel in vergelijking met den mensch staat.
Daar hebtge den snoek bijvoorbeeld! do mensch
noemt hem maar brutaalweg ecu roofdier! En
waarom, wil ik u vragen, o mensch ? !
Omdat een snoek een voorntjc, een baarsje of
een snoekje eet. dat klein genoeg is om door zijn
keelgat to kunnen, of op vastendagen als er haast
geen viscb te krijgen is, ook wel eens een water
rat of ecu ecndvogeltje'?!
Maar, geachte heer monsch! gij zelf dan ? Gij
doot toch precies hetzelfde en nog heel wat meer! j
Geen schepsel op de wereld: in het water, op Int j
land, in de boomen en in do lucht is veilig voor
uwe vervolgingswoede. Gij lust bijna alles en wat
ge niet lust, maak je toch van kant.
En gij noemt don snoek oen roofdier 011 uzelf,
een munsch, of, als ge heel erg met uwe zelf
kennis wilt pronken, een zoogdier!
't Is fraai! Ligt het soms aan de onderscheidene
manier, waarop gij en de snoek u van bet
noodige voedsel voorziet? Maar go zult toch niet
verlangen dat de snoek er in zijne slooten of rivie
ren een vischraarkt op nahouêii zal, of een
poelierswinkel,"of een rattonslacuterij! Dat KOU onredelijk
zijn ea dat mag mou vau een redelijk niciisck
tegenover een redeloos dier niet verwachten.
Maar redelijk of redeloos, allebei krijgen we
precies op dcuzolfden tijd honger?namelijk als
onzo redelijke of redeloozc maag ledig is.
Eilocb, nu onderscheidt de visschen maatschappij
i zich daardoor zoo gunstig van dio der mensdien,
' dat u de wateren geen blanke slaven on slavin
nen bekend zijn. Daar zijn ze allen gelijk! Keu
ieder zorgt voor zich, dat worden don kinderen
al bij do geboorte ingeprent ongeveer zoo op
do wijze als op den vasten boden? de bedelaars
het hunnen kinderen leeren en dio nu maar
het meeste bouger hoeft, heuft ook hot meest te
zorgen 't is een ideaalmaatschaclpij!
Kinderen heeft meu niet tot zijn last. Een
vrouw nu, dat doen de menschcu ook al
neemt men alleon voor een huwclijksreisje; broers
en zusters, vrienden eu bekenden, vaders en moe
ders bestaan niet voor een snoek.
Eens in een jaar stolt hij alleen een onderzoek
in of hij met een hom of met eeu kuit te doen
heeft voor de tijdelijke kennismaking en alle
dagen van het jaar kent hij geen andere gewaar
wording en geen ander woord om die uit te
drukken dan: honger!
Een snoek, die geen honger heeft is een zeer tam
beest en hoogst aangenaam in do conversatie met
zijne watergenooten. Hij zal niemand lastig vallen
en hij kijkt alleen zeer waakzaam naar allo zijden
uit of er ook iemand in zijn nabijheid is of komt, die
wél honger heeft. Aangezien hij daar verscheidene
voorbeelden van kent on zelf heeft gegeven, die
allerbedroevendste gevolgen hadden voor den ver
zadigden en argeloos voortzwemmenden snoek,
maakt hij zich in don regel zoo snel mogelijk uit.
de voeten, wat nog wel eens oorzaak is dat hy in,
de kaken van een anderen snoek terecht komt,
die juist op zoo'n versnaperingetje zatte wachten.
Een snoek kan een hoogen leeftijd bereiken.
Hoe oud bij wel worden kan is echter niet bekend,
daar er, onder hen geene levensverzekeringmaat
schappijen bekend zijnde, voor den mensch niets
aan te verdienen valt om er sterite statistieken
van op te maken.
De snoeken zijn trouwens veel te practisch voor
zulke instellingen. Een snoek leeft zoolang en
heeft ook slechts aanspraak om zoolang te leven
totdat hij opgegeten wordt, iets wat hem al heel
jong gebeuren kan. Maar overvalt hora een zoo
danig tragisch einde gedurende zijn leven niet, dan
blijft hij voortleven totdat de kracht hem begeeft,
de vlugheid hern verlaat om eeno prooi te over
meesteren en dan sterft hij maar niet zijn
natuurlijken dood, neen. uit wanhoop begaat bij
een zelfmoord bij verdrinkt zich!
Meu zal misschien meenen dat dit eeu onmo
gelijkheid is, maar als ik u verhaal vau een even
plotseling als aandoenlijk sterfgeval van een vol
wassen snoek in de Vlentensche Wetering en u
verwijs naar de Veeartsenijschool te Utrecht waar
het beest onderzocht werd, om er de bevestiging
van te vernemen, dan zult go de mogelijkheid ook
van dezen zelfmoord inzien. De snoek in de
Vleutensche Wetering namelijk, stierf in bet water
van dorst, nadat hij een keukenmeid, die geknield
op een steigcrtje lag om pekelharing af to spoelen,.
erg had doen schrikken door er haar twee uit de
h'<i)d to grijpen en op te peuzelen. Een paar uur
daarna dreef zijn stoffelijk overschot op de ver
raderlijke golven van de wetering, werd opgcvischt
eu naar do Veeartsenijschool gevoerd.
Reeds op zijn eerste jaar is een snoek lang
geen kwajongen meer. Dan is hij al meer
dan twee en een halve decimeter lang. Als eeu.
snoek pen pond of vier weegt dan is hij het lek
kerste en als hij drie jaar oud is dan heeft hij
al een lengte van een halven meter, die op zijn
twaalfde jaar tot een meter gestegen is.
In Zuid-RusJand, vooral in de Wolga, worden
de zwaarste snoeken gevangen. Daar heeft men
ze soms van 20 kilogram. Maar bier op do markt,
waar men de grootste beeft van al de rivieren
van ons land, zijn ze niet zwaarder dan een kilo
gram of 7 en dat is al een heele baas voor zoo'n
klein landje als Nederland.
De snoeken hebben een zonderling gebrek! Ze
worden soms plotseling door eene soort van
hypnotischeu slaap overvallen en zijn dan geruimen
tijd lang gebeel bewwegloos. Dau staan" ze, zoo
als deskundigen dat noemen. Niet op hun staart
of op hun hoofd, maar heel gewoon, met den kop
vooruit en den staart achteruit of andersom. Zoo'n
staande snoek is gemakkelijk te verschalken: men
spiest hem, men schiet hem, of men strikt hora.
Dit laatste is wel de aangenaamste manier eu
meu doet dat als volgt:
Je neemt je grootmoeder en haalt haar de
neepjesmuts van het, hoofd als zo geen neepjes
muts draagt dan neem je oen ander zijn groot
moeder, enz. uit die neepjesmuts baa! je het
carcas, waarmede zij dio mome plooitjcs om haar
hoofd in stand houdt, eu van dat carcas maak je
eou strik. Dien strik Iaat je, gebonden aan ecu
stok dien ge in do hand houdt, in het water zak
ken vlak vóór den snoek ; trek liejn dan zachtjes
over zijn kop zonder hom aan to raken, baal hem
dicht, sla hom op en neem den snoek mee naar huis
Zóó deed ik het iu raijn jeiijd en ik bevond er
mij goed bij. Maar sedert uiijii grootmoeder is
gestorven, is de aardigheid van het strikken er
bij in ij af!
Voorts kan men snoeken nog op all.'rlei manie
ren vangen. Als hij goed honger bedt bijt, hij iu
eeu haak waar geen aas aan zit ook, maar liever
heeft bij een worm en no,;1 liever een vischjo aan
dieii haak.
Vau die liefhebberij in aangehaakte
vischjesmaken visschers gebruik, die weinig tijd hebben
en toch graag snoek lusten. Die gooien 's avonds
een klos touw in 't water en bevestigen dien aan
den wal. Aan het eind van liet touw ecu haak
met eeu vischje er aan en als ze dan den vol
genden morgen even komen kijken dan is de klos
afgeloopen en ligt de snoek op eeu grooten af
stand doodelijk afgemat te spartelen. Zoolang
die visschers er nog maar naar kijken is er geoii
gevaar hij, maar als ze de haiulen naar den fleur"
(zoo heet zoo'n toestel) uitslaan en er is een
koddebeicr iu de buurt, dan worden ze
gecalaugeerd.
Om een snoek met schakels te vangen moeten de
snoek niet te groot en de schakels niet te zwak
zijn anders slaat hij er vierkant doorheen.
De meest gewone staat waarin een snoek gegeten
wordt is de gekookte staat. Maar aangezien zijne
graatjcs hem op veel wonderlijker wijze door het
vloesch zitten, als den mensch zijn beenderen, eu
deze graatjes voor hot meerencleel zoo dun en
scherp zijn dat er van af kluiven volstrekt geen
sprake kan zijn. 7,00 behoort bet eteu vau snoek
a. Tot dusverre overeenstemmend met een partij tusschen
Pollück en D. van Foreest. (Zie Murphy No. 10 1887.)
b. Zwak gespeeld. Beter is e5 X c*>, z°o als ook iu
bovengenoemd» partij geschiedde.
C. Op 18 Uu X dtïvolgt c7 X d<>. ^>i k<tn 19 c3 X d'*
niet volgen wegens df> X <ücn toreuvoilies. Opl9et>Xct
vulgt dG X C6, en nu kan evenmin c3 X d-i. Op andere
19de zet van wit kan cU d3 met prachtig spel voor zwart
volgen.
d. 19 c2 d2 deugt niet wegens d 6 X o5. 20 f4 X e5
d4 f3 f wint de dame. Op 19 c2 b2 behoudt zwart na
dfi X e^> ^°^ X e5 c^ X e5 ook net betere spel.
<'. Yooi'beruidin : tot eeu brilliante uiiitbtelling.
/'. Dreigend iruit in 3 zetten.
ij. Wederom i u 3 zetten mat dreigend.
OPLOSSINGEN.
B. Suhle en Kr.
l o O O cG c5
2 dl el aöb7
3 d3 e5 b7 (15
4 e5 gG d5 - f7
5 el elf g8 e7
6 g5 X e7 b8 c6
7 e7 g5f cG e7
8 g5 X e7 onverschillig
9 e7 g5f f7 eG
10 fl 18-j- mat.
PROBLEEM Xo. 4
van den heer Grimshaw.
l f8 dG b5 eó!
2 d6 X e5 fG X eó!
3 g4 e4 onverschillig
4 fl g2| mat.
PKOULEEM Xo. 5
van den heer Anton Nowotny.
l el h-i g5 X M!
2 f3 c,'i a3 c3?
3 g2 cG onverschillig
4 h7 . dïy mat.
PPiOBLEEM No. G
van den heer Cheney in Olraürtz.
l b2 b.8 hG X h8!
2 aG X cG onverschillig
3 mat.
Koning en Koningin tegen Koning.
l b7 cG
2 g7 d7f mat.
PROBLEEM No. 7.
l a3 föh8 X f
2 hG fó onverschillig
3 b7 of f5 geeft mat.
Andersson. Staunton.
l e5 b8f e8 f7
2 b7 d7t f7 gG
enz, enz. enz.
CORRESPONDENTIE.
Den Heer W. van II. te Delft. Wij zullen uwe
brieven nu beantwoorden, maar willen eerst met
een vraag aanvangen. Hoe bevalt u thans onze
kolommen? Hebben onze luie studenten thans
meer werk ? Zou het werk nu wat te zwaar zijn V
Drillen wij ze nu beter? en nu over iets anders.
De eindstellingen zijn voor minder geoefendeu
zeker noodig, daar wij laatst door een speler die
nu en dan een partij wint van meer geoefenden
eene partij als remise hoorden verklaren, terwijl
hij koningin en toren tegen koningin had, dus eeu
volle toren meer. Wij zijn hier meer in de ge
legenheid schaakspelers te beklagen, die gewonnen
spel hebben, maar geen gebruik van hunne laatste
krachten weten te maken. Plaatsruimte verbiedt
ons meer te schrijven. Wees van ons gegroet en
schrijf spoedig.
.... G. P. van II. te Gorredijk. Wij be
proeven volgens uw verlangen bij elke gelegenheid
op de Club, maar tot nog toe zonder gevolg. Wij
geven echter den moed niet op en zullen voort
gaan te vragen daar nu eens die dan weder
andereleden komen.
WelEd. zeergel. Heer Prof. A. B. te Aloof in
België. Vreemd komt het ons voor dat gij aan
merking maakt op een drukfout die in de partij
Loman Susholz voorkomt namelijk f 8?c G. Wij
gelooven dat een kind ook kau begrijpen welko
letter dat zijn moet; verder vinden wij geen
enkele fout.