De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 10 februari pagina 6

10 februari 1889 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nó.6t)7 ^srk?'-'1" ? had' besloten een harer voornaamste ; jjjsgtereiders met een standbeeld te huldigen, de BtepWbliek van 1848 vatte het plan weer op; eerst derde Republiek volvoerde het. Het standbeeld, ? dan levensgroot, is door Elie Berthet. een kunstenaar uit Djjon, vervaardigd; het is niet idee karakteristiek. D* plechtigheid had in het Pantheon plaats, ook daar was het nog koud genoeg; de «erste spreker was de heer Steeg, afgevaardigde TOOT Bordeaux, vroeger president van de Union -4M gauches. Daarna sprak de heer Darlot, voor <Ü8 gemeente, toen.de heer Jules Simon. zeer geestig «S Welsprekend, eindelijk de heer Gavard, pre". déent van den staatsraad van Genève, wiens krachtig orgaan terstond de hoorders pakte. Hij httjntuerde er aan, dat Genève wel is waar Rousseau J>jj diens leven slecht had behandeld, maar reeds la 1794 de Republiek had gedankt voor het opnemen VW) diens liik in het Pantheon. Destijds antwoordde Carabt op het adres der Genèvers. hetgeen Gavard aanleiding gaf tot een compliment aan diens kleinzoon, den President de republiek. Dit vond feyval. evenzeer eene toespeling op Zwitserlands bonding tgdens den oorlog en eindelijk het woord charlatan" als toespeling op Boulanger. Toen tlonk de kreet: vive la Suisse!" ,Be plechtigheid werd besloten met koren volgens tte methofle Paris-Galin-Chevé, waarvan Rousseau het eerste beginsel uitvond; het slotkoor was dat ""Van Rousseau's opera Le devin dit Vïllage. In het Britsch Museum is een revolutionnaire maatregel genomen. Men vond er dagelijks twintig. tallen lediggangers, die zich de nieuwste romans lieten geven, en ze er warm en gemakkelijk 'ïkwwnen lezen Nu is bepaald, dat alleen de romans van vyf jaar geleden, langer dan alleen Toor het naslaan mochten worden uitgegeven. De beroemde criminalist en autoriteit op het gebied van internationaal recht, prof. von Holt«endorff, is deze week te München overleden, na een langdurig lijden. Geen juridische dissertatie biJTia, of toen vindt zijn naam onder eenige bladKjjden aangehaald. In hem verliest zijn vaderland nïet alleen een uitstekend goleerde, maar ook een onvermoeid strijder voor vooruitgang en hcrTOTming op allerlei gebied. Geboren 14 October te Vietmannsdorff, in ckermark, wydde Holtzendorff zich aan de rechtsBtudie en was langen tijd aan de universiteit van Berlijn, en sedert 1873 aan de universiteit van M ncfcen. als professor werkzaam In woord en geschrift trok hij tegen allémisbruiken in strafrecht, be straffing en gevangeniswezen te velde; zijn be schouwingen, op persoonlijk onderzoek in binnen*6ft buitenland gegrond, hadden dan ook talrijke ^randeringen ten gevolge. Hij verdedigde zonder succes, maar met evenveel warmte, de afschaffing $er doodstraf. ' Van zyne grootere werken zijn de En ci/clopaedie $er Rechtiiwissenschaft, de Primipien der Politik jfin de handboeken van Duitsch strafrecht en ^Dnitsche strafvordering het meest beroemd. ? ? Holtzendorff s ijver gold ook vooral algemeene -* ontwikkeling. Hij stichtte met Virchow in 186G -de reeks van Gemeinverst&ndliche wissensehuftKche Vortrage", en later de Deutsclie Zeit- und Streitfrayen, die hij met ncken sedert 1872 leidde. Ook behoorde bij tot de oprichters van de Vereeniging tot uitbreiding der volksbeschaving, Tan den Protestantenbond, van het hoofdbestuur der Vereeniging tot uitbreiding der Erwerbsfahigkeit" der vrouwen, en van de Juristendagen, ?waar h\j steeds een ijverig bezoeker en inleider was. Holtzendorff had in 1874 den moed als verde diger yan graaf Arnim, in het beruchte proces, "dezen door Bismarck aangedaan, op te treden. fif d,e ondervinding, toen opgedaan, hem heeft qgea afzien van optreden in politieke zaken, weet n&n niet; maar hij liet zich met de parlementaire loopbaan, waartoe zijn vaardigheid in debat en geschrift hem uiterst geschikt zouden gemaakt hebben, verder niet in. Alleen in het verbreiden v»n jretenschap en kennis toonde hij den meest liberalen geest; het Duitsche volk en de weten schap -verliezen in hem een man van uitstekende ?waarde. Militaire Zaken. BUSKRUIT ZONDER ROOK. Een twijfel uitdrukkende glimlach, niet waar? zal zich onder het lezen van bovenstaand op schrift b\j menigeen vertoonen. Is dit het geval, waarde lezer, dan gaat het u als ons, en toch, toch schijnt het ongeloofelijke waar te zijn, al thans het hier bedoelde buskruit geeft zoo wei nig en zoo dunnen rook, dat deze de eigenaar dige eigenschappen van den gewonen kruitdamp mist. Het gewone buskruit bestaat ongerekond kleine afwijkingen uit 15 gewichtsdeelen sal peter, 12 gewichtsdeelen houtskolen. Deze bestanddeelen worden goed fijn gemaakt, vermengd, tot een vochtigen koek gevormd, gekorreld, ge droogd en daarna als buskruit in den handel ge bracht. Dit buskruit, waarvan natuurlijk verschil lende soorten bestaan, heeft de eigenschap dat het spoedig verbrandt, d. w. z., dat de daardoor ontstane gassen (hoofdzakelijk koolzuurgas), welke door hun druk aan den kogel de vereischte snel heid ineedeelen, zich snel ontwikkelen; hetgeen ook aan den grooten schok (terugstoot) dien de schutter ondervindt, merkbaar is. Daar men reeds sedert jaren, maar vooral in den laatsten tijd, er naar streeft om de snelheid der projectielen steeds te vermeerderen, werden hierdoor bij het gelijktijdig verminderen van het geweer de spanning der gassen en de hevigheid van den terugstoot te groot. Men zocht dan ook sedert lang naar eene buskruitsoort. waarmede beter dan met de bestaande het doel bereikt werd; en deze schijnt in 1885 door Vieüle. ingenieur bij de buskruitfabricage in Frankrijk, gevonden te zijn. Naar men zegt, wordt dit nieuwe buskruit in het Fransche ieM-repeteergeweer van 8 m.M. (model 1886) de soldaten noemen het fusil petit gebezigd, zoodat aan den 16 gram zwareu kogel eene aanvankelijke snelheid van 600 M. wordt medegedeeld. De samenstelling van deze buskruitsoort wordt in Frankrijk natuurlijk zooveel mogelijk geheim gehouden. Het geheim schijnt evenwel minder te bestaan in de soort en hoeveelheid der bestanddeelen, die door scheikundige analyse kunnen gevonden worden, dan wel in de eigenschappen der gebezigde grondstoffen en in de wijze van fabriceeren. Of het eene verbetering is van het indertijd naar wij meenen reeds in 1869 door den Franscben brigade-generaal Brugère uitge vonden picrine buskruit (hoofdzakelijk bestaande uit pikrinzure ammoniak, kali, salpeter en houtskool) durven wij evenwel niet te beslissen. Intusschen zijn ook de vereenigde Rijn-Westfaalsche buskruit fabrieken te Keulen reeds iu 1886 er in geslaagd om voor de kleine kalibers van kanonnen (3 7 tot 8.7 cM.) eene buskruit te vervaardigen, dat slechts weinig, snelwcgdrijvenden en dunnen rook geeft, weinig vuil in den vuurmond achterlaat en aan het projectiel, bij de zelfde inaximaalspanning der buskruitgasseu, als vroeger, eene grootere aanvankelijke snelheid geeft. Het Vieüle, buskruit bezit de volgende merk waardige eigenschappen: Ie. Het verbrandt langzaam, zoodat de gassen zich niet plotseling, maar gedurende don tijd dat het projectiel zich van zijne oorspronkelijke lig plaats do kamer naar de monding baweegt, ontwikkelen en met toenemende kracht op den kogel blijven werken. Hierdoor wordt niet alleen de vroeger genoemde groote aanvankelijk snelheid van 6ÜO M., maar tevens ook een ge ringere maximaal druk en een minder he vige terugstoot (schok) dan bij bot gewone buskruit verkregen. De twee laatstgenoemde omstandigheden werken natuurlijk zeer voordeelig op het weerstandsvermogen van het wapen en op den schutter. 2o. Het geeft weinig of geen rook. Men zegt nog minder dan een waslucifer. Door deze eigen schap wordt de vuursnelheid zeer bevorderd. 3o. Het laat geen vuil ofv,j.st overblijfsel achter, zoodat daardoor de juistheid van het schot bij aanhoudend vuur niet vermindert en reiniging van den loop slechts in geringe mate noodig is. 4o. Hee geeft slechts een zathten knal. Hóe zacht kan niet met juistheid worden medegedeeld, maar zeker is het, dat de knal veel minder hard is dan bij een geweerschot met gewoon buskruit. Het blijit evenwel de vraag of bovengenoemde eigenschappen van deze buskruitsoort door lang durig bewaren niet zullen afnemen. Reeds be weert men, dat de aanvankelijke snelheid daar door 40 a 50 M. zou verliezen. Wat hiervan aan is, zal de toekomst ons natuurlijk wel leeren, maar ontegenzeggelijk zullen bij een oorlog de onder 2 en 4 genoemde eigenschappen van grooten invloed worden op den gang van een gevecht: voorna melijk als de eene partij het gewone buskruit nog bezigt en de andere reeds de nieuwe soort bezit. Waarschijnlijk zal de eerste partij in hut nadeel zijn en wel om de volgende redenen: Zij zal dikwerf en vooral op groote afstanden vuur krijgen zonder dat, bij gebrek aan rook of voldoenden knal, met voldoende juistheid kan waargenomen worden van waar dit komt. Bij het vuren met gewoon buskruit wordt de troep voornamelijk bij vochtig en stil weder in een kruitdamp gehuld, die de schutters afzonderlijk wel aan het gezicht van den vijand onttrekt, maaf waardoor toch hunne gezarnelijke standplaats wordt aangeduid. Door den kruitdamp wordt sndvuren, als dit noodig mocht zijn, verhinderd, daar men na elk schot niet spoedig genoeg kan zien om op nieuw te richten, iets wat toch noodig is, zal meu op niet zeer korte afstanden kans hebben te treffen en daardoor den vijand verliezen toe te brongen. De aanvoering van den troep en de leiding van het gevecht is gemakkelijker of liever wordt minder bernoeielijkt, als men het overzicht bchoudt en niet door dikken kruitdamp daarin verhinderd wordt; terwijl een troep wiens vuur geen rook en weinig knal geeft, zich ook beter tot het verrassend beschieten van den vijand leent. Daarentegen mist de gebruiker van het nieuwe buskruit het voordeel vau in den sterken knal van het schot een door schildwachten te ge ven alaimsignaal voor achterwaarts gelogen troepen te bezitten en moet daarin op andere wijze worden voorzien. Intusschen mag men aannemen, dat als wer kelijk het Fiei'^e-buskruit in den oorlog groote vooideelen heeft, de samenstelling en fabricage daarvan niet lang het geheim eener enkele natie zullen blijven, maar dat buskruit met dergelijke eigenschappen ook wel in andere landen zal uit gevonden (zie ook boven) en bij de verschillende legers ingevoerd worden. Wordt dit het geval, dan zullen de eischen voor de militaire vorming der legers alweer stijgen. Overal zal mou dan moeten streven naar een hoogercn graad van gcoefendhoid, naar een ijze ren vuurdiscipline, naar ije grootst mogelijke kalmte en bedaardheid in het gevecht, naar de meest zorgvuldige en voortdurende waakzaam heid en voorzorgsmaatregelen tegen verrassingen naar uitmuntende voorschriften, ook voor de aan voering van munitie in het gevecht, waarvan het gebruik waarschijnlijk nog grooter zal worden dan thans reeds het geval is. Wij stellen ons voor dat de oorlog der toekomst moge hij nimmer uitbreken! wellicht korter van duur maar zeer zeker nog bloediger zal zijn, dan tot nu toe het geval was en dat dan vooral die partij in het voordeel is, wier legers bovengenoemde eigen schappen in de hoogste mate bezitten. DE BELGISCHE LUITENANT-GENERAAL BARON' VAN GOEÏHALS, een warm voorstander van algemeenen dienstplicht, is dezer dagen gestorven. Voor Belgiëheeft hij zich zeer verdienstelijk gemaakt. In 1866 tot Minister van Oorlog benoemd, nam bij zijn ontslag uit i!ie betrekking toen zijn plannen omtrent eene nieuwe legerorganisatie niet de vereischte goed keuring verwierven. De Fransen Duitsche oorlog van 1870--71 bracht de groote gebreken van de Belgische legerinrichting aan het licht; waarop de Baron van Goethals zijn werk l'Armée et Ie Pays'' schreef, hetwelk voor de verschillende latere ontwerpers van leger-orga nisatie voor België, als: Brialmont, Lahnre, Vand«rsmissen, Déjardin enz, een steeds gewenschte en betrouwbare gids was. Zelfs de nieuwste ge schriften over de Belgische legerinricbting rusten op de grondbeginselen van bovengenoemd beroemd werk van den overleden Generaal. VISCIISTUDIEN DE SNOEK (Esox). De mensch is toch een zonderling schepsel. Al wat hij zelf doet, al is het nog zoo slecht, hij bemantelt het met het tafelkleed der liefde. Maar nauwelijks ziet hij hetzelfde door andere schep selen verrichten of hij toont de diepste minach ting voor dio anderen, beschimpt hen en geeft hun, op echt menschelijke manier eeu bijnaam, die de laagte moet aanduiden waarop dat andere schep sel in vergelijking met den mensch staat. Daar hebtge den snoek bijvoorbeeld! do mensch noemt hem maar brutaalweg ecu roofdier! En waarom, wil ik u vragen, o mensch ? ! Omdat een snoek een voorntjc, een baarsje of een snoekje eet. dat klein genoeg is om door zijn keelgat to kunnen, of op vastendagen als er haast geen viscb te krijgen is, ook wel eens een water rat of ecu ecndvogeltje'?! Maar, geachte heer monsch! gij zelf dan ? Gij doot toch precies hetzelfde en nog heel wat meer! j Geen schepsel op de wereld: in het water, op Int j land, in de boomen en in do lucht is veilig voor uwe vervolgingswoede. Gij lust bijna alles en wat ge niet lust, maak je toch van kant. En gij noemt don snoek oen roofdier 011 uzelf, een munsch, of, als ge heel erg met uwe zelf kennis wilt pronken, een zoogdier! 't Is fraai! Ligt het soms aan de onderscheidene manier, waarop gij en de snoek u van bet noodige voedsel voorziet? Maar go zult toch niet verlangen dat de snoek er in zijne slooten of rivie ren een vischraarkt op nahouêii zal, of een poelierswinkel,"of een rattonslacuterij! Dat KOU onredelijk zijn ea dat mag mou vau een redelijk niciisck tegenover een redeloos dier niet verwachten. Maar redelijk of redeloos, allebei krijgen we precies op dcuzolfden tijd honger?namelijk als onzo redelijke of redeloozc maag ledig is. Eilocb, nu onderscheidt de visschen maatschappij i zich daardoor zoo gunstig van dio der mensdien, ' dat u de wateren geen blanke slaven on slavin nen bekend zijn. Daar zijn ze allen gelijk! Keu ieder zorgt voor zich, dat worden don kinderen al bij do geboorte ingeprent ongeveer zoo op do wijze als op den vasten boden? de bedelaars het hunnen kinderen leeren en dio nu maar het meeste bouger hoeft, heuft ook hot meest te zorgen 't is een ideaalmaatschaclpij! Kinderen heeft meu niet tot zijn last. Een vrouw nu, dat doen de menschcu ook al neemt men alleon voor een huwclijksreisje; broers en zusters, vrienden eu bekenden, vaders en moe ders bestaan niet voor een snoek. Eens in een jaar stolt hij alleen een onderzoek in of hij met een hom of met eeu kuit te doen heeft voor de tijdelijke kennismaking en alle dagen van het jaar kent hij geen andere gewaar wording en geen ander woord om die uit te drukken dan: honger! Een snoek, die geen honger heeft is een zeer tam beest en hoogst aangenaam in do conversatie met zijne watergenooten. Hij zal niemand lastig vallen en hij kijkt alleen zeer waakzaam naar allo zijden uit of er ook iemand in zijn nabijheid is of komt, die wél honger heeft. Aangezien hij daar verscheidene voorbeelden van kent on zelf heeft gegeven, die allerbedroevendste gevolgen hadden voor den ver zadigden en argeloos voortzwemmenden snoek, maakt hij zich in don regel zoo snel mogelijk uit. de voeten, wat nog wel eens oorzaak is dat hy in, de kaken van een anderen snoek terecht komt, die juist op zoo'n versnaperingetje zatte wachten. Een snoek kan een hoogen leeftijd bereiken. Hoe oud bij wel worden kan is echter niet bekend, daar er, onder hen geene levensverzekeringmaat schappijen bekend zijnde, voor den mensch niets aan te verdienen valt om er sterite statistieken van op te maken. De snoeken zijn trouwens veel te practisch voor zulke instellingen. Een snoek leeft zoolang en heeft ook slechts aanspraak om zoolang te leven totdat hij opgegeten wordt, iets wat hem al heel jong gebeuren kan. Maar overvalt hora een zoo danig tragisch einde gedurende zijn leven niet, dan blijft hij voortleven totdat de kracht hem begeeft, de vlugheid hern verlaat om eeno prooi te over meesteren en dan sterft hij maar niet zijn natuurlijken dood, neen. uit wanhoop begaat bij een zelfmoord bij verdrinkt zich! Meu zal misschien meenen dat dit eeu onmo gelijkheid is, maar als ik u verhaal vau een even plotseling als aandoenlijk sterfgeval van een vol wassen snoek in de Vlentensche Wetering en u verwijs naar de Veeartsenijschool te Utrecht waar het beest onderzocht werd, om er de bevestiging van te vernemen, dan zult go de mogelijkheid ook van dezen zelfmoord inzien. De snoek in de Vleutensche Wetering namelijk, stierf in bet water van dorst, nadat hij een keukenmeid, die geknield op een steigcrtje lag om pekelharing af to spoelen,. erg had doen schrikken door er haar twee uit de h'<i)d to grijpen en op te peuzelen. Een paar uur daarna dreef zijn stoffelijk overschot op de ver raderlijke golven van de wetering, werd opgcvischt eu naar do Veeartsenijschool gevoerd. Reeds op zijn eerste jaar is een snoek lang geen kwajongen meer. Dan is hij al meer dan twee en een halve decimeter lang. Als eeu. snoek pen pond of vier weegt dan is hij het lek kerste en als hij drie jaar oud is dan heeft hij al een lengte van een halven meter, die op zijn twaalfde jaar tot een meter gestegen is. In Zuid-RusJand, vooral in de Wolga, worden de zwaarste snoeken gevangen. Daar heeft men ze soms van 20 kilogram. Maar bier op do markt, waar men de grootste beeft van al de rivieren van ons land, zijn ze niet zwaarder dan een kilo gram of 7 en dat is al een heele baas voor zoo'n klein landje als Nederland. De snoeken hebben een zonderling gebrek! Ze worden soms plotseling door eene soort van hypnotischeu slaap overvallen en zijn dan geruimen tijd lang gebeel bewwegloos. Dau staan" ze, zoo als deskundigen dat noemen. Niet op hun staart of op hun hoofd, maar heel gewoon, met den kop vooruit en den staart achteruit of andersom. Zoo'n staande snoek is gemakkelijk te verschalken: men spiest hem, men schiet hem, of men strikt hora. Dit laatste is wel de aangenaamste manier eu meu doet dat als volgt: Je neemt je grootmoeder en haalt haar de neepjesmuts van het, hoofd als zo geen neepjes muts draagt dan neem je oen ander zijn groot moeder, enz. uit die neepjesmuts baa! je het carcas, waarmede zij dio mome plooitjcs om haar hoofd in stand houdt, eu van dat carcas maak je eou strik. Dien strik Iaat je, gebonden aan ecu stok dien ge in do hand houdt, in het water zak ken vlak vóór den snoek ; trek liejn dan zachtjes over zijn kop zonder hom aan to raken, baal hem dicht, sla hom op en neem den snoek mee naar huis Zóó deed ik het iu raijn jeiijd en ik bevond er mij goed bij. Maar sedert uiijii grootmoeder is gestorven, is de aardigheid van het strikken er bij in ij af! Voorts kan men snoeken nog op all.'rlei manie ren vangen. Als hij goed honger bedt bijt, hij iu eeu haak waar geen aas aan zit ook, maar liever heeft bij een worm en no,;1 liever een vischjo aan dieii haak. Vau die liefhebberij in aangehaakte vischjesmaken visschers gebruik, die weinig tijd hebben en toch graag snoek lusten. Die gooien 's avonds een klos touw in 't water en bevestigen dien aan den wal. Aan het eind van liet touw ecu haak met eeu vischje er aan en als ze dan den vol genden morgen even komen kijken dan is de klos afgeloopen en ligt de snoek op eeu grooten af stand doodelijk afgemat te spartelen. Zoolang die visschers er nog maar naar kijken is er geoii gevaar hij, maar als ze de haiulen naar den fleur" (zoo heet zoo'n toestel) uitslaan en er is een koddebeicr iu de buurt, dan worden ze gecalaugeerd. Om een snoek met schakels te vangen moeten de snoek niet te groot en de schakels niet te zwak zijn anders slaat hij er vierkant doorheen. De meest gewone staat waarin een snoek gegeten wordt is de gekookte staat. Maar aangezien zijne graatjcs hem op veel wonderlijker wijze door het vloesch zitten, als den mensch zijn beenderen, eu deze graatjes voor hot meerencleel zoo dun en scherp zijn dat er van af kluiven volstrekt geen sprake kan zijn. 7,00 behoort bet eteu vau snoek a. Tot dusverre overeenstemmend met een partij tusschen Pollück en D. van Foreest. (Zie Murphy No. 10 1887.) b. Zwak gespeeld. Beter is e5 X c*>, z°o als ook iu bovengenoemd» partij geschiedde. C. Op 18 Uu X dtïvolgt c7 X d<>. ^>i k<tn 19 c3 X d'* niet volgen wegens df> X <ücn toreuvoilies. Opl9et>Xct vulgt dG X C6, en nu kan evenmin c3 X d-i. Op andere 19de zet van wit kan cU d3 met prachtig spel voor zwart volgen. d. 19 c2 d2 deugt niet wegens d 6 X o5. 20 f4 X e5 d4 f3 f wint de dame. Op 19 c2 b2 behoudt zwart na dfi X e^> ^°^ X e5 c^ X e5 ook net betere spel. <'. Yooi'beruidin : tot eeu brilliante uiiitbtelling. /'. Dreigend iruit in 3 zetten. ij. Wederom i u 3 zetten mat dreigend. OPLOSSINGEN. B. Suhle en Kr. l o O O cG c5 2 dl el aöb7 3 d3 e5 b7 (15 4 e5 gG d5 - f7 5 el elf g8 e7 6 g5 X e7 b8 c6 7 e7 g5f cG e7 8 g5 X e7 onverschillig 9 e7 g5f f7 eG 10 fl 18-j- mat. PROBLEEM Xo. 4 van den heer Grimshaw. l f8 dG b5 eó! 2 d6 X e5 fG X eó! 3 g4 e4 onverschillig 4 fl g2| mat. PKOULEEM Xo. 5 van den heer Anton Nowotny. l el h-i g5 X M! 2 f3 c,'i a3 c3? 3 g2 cG onverschillig 4 h7 . dïy mat. PPiOBLEEM No. G van den heer Cheney in Olraürtz. l b2 b.8 hG X h8! 2 aG X cG onverschillig 3 mat. Koning en Koningin tegen Koning. l b7 cG 2 g7 d7f mat. PROBLEEM No. 7. l a3 föh8 X f 2 hG fó onverschillig 3 b7 of f5 geeft mat. Andersson. Staunton. l e5 b8f e8 f7 2 b7 d7t f7 gG enz, enz. enz. CORRESPONDENTIE. Den Heer W. van II. te Delft. Wij zullen uwe brieven nu beantwoorden, maar willen eerst met een vraag aanvangen. Hoe bevalt u thans onze kolommen? Hebben onze luie studenten thans meer werk ? Zou het werk nu wat te zwaar zijn V Drillen wij ze nu beter? en nu over iets anders. De eindstellingen zijn voor minder geoefendeu zeker noodig, daar wij laatst door een speler die nu en dan een partij wint van meer geoefenden eene partij als remise hoorden verklaren, terwijl hij koningin en toren tegen koningin had, dus eeu volle toren meer. Wij zijn hier meer in de ge legenheid schaakspelers te beklagen, die gewonnen spel hebben, maar geen gebruik van hunne laatste krachten weten te maken. Plaatsruimte verbiedt ons meer te schrijven. Wees van ons gegroet en schrijf spoedig. .... G. P. van II. te Gorredijk. Wij be proeven volgens uw verlangen bij elke gelegenheid op de Club, maar tot nog toe zonder gevolg. Wij geven echter den moed niet op en zullen voort gaan te vragen daar nu eens die dan weder andereleden komen. WelEd. zeergel. Heer Prof. A. B. te Aloof in België. Vreemd komt het ons voor dat gij aan merking maakt op een drukfout die in de partij Loman Susholz voorkomt namelijk f 8?c G. Wij gelooven dat een kind ook kau begrijpen welko letter dat zijn moet; verder vinden wij geen enkele fout.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl