De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1889 17 februari pagina 3

17 februari 1889 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

. 6Ü8 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. toen: grime, toon, bewegingen, alles was goed, niet te sterk gekleurd. Ook de Caboussat van den Heer van Znylen getuigde van juiste opvatting: maar even als aktrices zich te wachten hebben voor het aantrekken van japonnen, die van het zelfde stuk z\j of fluweel gesneden zyn, hadden ook de Heeren van Zuylen en Jos, van Biene moeten zorgen, dat hunne gelaatskleur wat uit elkander liep. De Heer van Biene, die als Hofatius de repliek aan Camille vry voldoende ge geven heeft, had de rol van Moctnit, den veearts, wel wat ordinair opgevat. De Heer van der ilst, als de knecht Jan, heeft zich van zyn taakjcn naar behooren gekweten. De inrichting van het orchest tot tooneel vol deed aan de bescheiden eischen van het welwil lend publiek. Mij dunkt, dat de proeve als zeer geslaagd kan beschouwd worden. Mét welgevallen, daar houd ik mij van over tuigd, zullen de kunstvrienrten en -vriendinnen te-rug-komen, als zij op zulk een Zondagmiddag weer bij elkaar worden geroepen. Ik ben den jongen-lieden dankbaar voor de moeite, en dat ik mfj «aanmerkingen veroorloofd heb, was ik aan den ernst van hun loflijk pogen schuldig. Amsterdamsche Studenten -Tooneel- Vereeniging". De Tweede uitvoering van dit kunstlievend ge zelschap had plaats op Donderdag, 14 dezer, in den Fransche-Laanschouwburg. Zij mag als wel geslaagd, worden aangeteekend. De Direkteur der Tooneelschool had zich met de Régie belast, en twee vrouwelijke leerlingen van die inrichting droegen niet weinig tot het harmonieuze en pi kante der voorstelling bij. Men heeft twee komedies gegeven, waaraan Labiche zyn naam heeft verbonden : beiden gun stig bekend. In Les vivacitës du Capitaine Tic1' zoowel als in het onlangs ook in Felix gespeelde Taalfouten" wordt geestig geschertst met de mannen der wetenschap, les hommes sérietix. Misschien had men, voor de verscheidenheid, een der twee blijspelen door een ander kunnen doen vervangen. In Kapitein Tic" was de jonge man die voor Desambois speelde, het meest in het charakter van zijn personaadje ingedrongen. Het aanzienlijk publiek gaf den Heeren en Dames natuurlijk de meeste voldoening voor hun met ijver en smaak op touw gezet kunstbedrijf. 15 Feb. 1889. ALB. TH. Den 20en dezer zal de Koninkl. Vereeniging" een der zinrijke en bevallige proverbes de salon van Alfred de Musset ten tooneele brengen; na melijk: II ne faut jurer de rien." Stadgenoten, die zich den aangenamen avond herinneren, waarop Prof. A. Gr. van Hamel hen met deze zijde van den geest des gevoeligen en vernuftigen franschen romantikus bekend maakte, door ons, in de Hollandsche Maatschappij zijn Liefde is geen speel goed" voor te dragen, zullen zeker de gelegenheid niet verzuimen om het eerst genoemde dramaatjen te gaan toejuichen: ik zeg toejuichen, dewijl _ik onderstel dat onze bekwame artiesten geen schip breuk zullen lijden bij hun poging, om het er met deze voorstelling goed af te brengen. A. TH. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Van do uitvoeringen, die ik de laatste dagen kon bijwonen, moet ik de Soiree voor kamermu ziek op Zaterdag 9 Februari de belangrijkste of liever de eenig belangrijke noemen .... Het muzikale leven klopt tegenwoordig maar ftaauwtjes. Er zijn wel veel uitvoeringen, maar er is weinig muziek. De kunst althans voor zooverre het de muziek aangaat schijnt me op het huidige oogenblik min ol meer in een toe stand van verdooving te verkeeren. Zij is niet dood, maar vegeteert. Kunstmatig houdt men kaar in het leven als men een toestand van niet dood zijn leven mag noemen. En zoo schijnen me ook hare uitingen als die van een gehypnotiseerde niet spontaan, maar werktuigelijk onder een druk van buiten -ontstaan. 'Waaraan ligt dat>? Is het met de kunst de muziek althans ten einde ? Heeft zg met Richard Wagner haar laatste woord gesproken? Of ligt zij slechts tydelijk in den strijd met het alles overheerschend materia lisme onzer dagen daarneder? Of beleeft zij een dier bange perioden, die de komst van een nieuwen Messias plegen vooraf te gaan zal m. a. w. met eenigo groote componisten weer alles terechtkomen'? Het is do vraag of deze er reeds zijn, en zoo niet: oi' ze kunnen komen ? .... Ik weet niet aan wien ik tegenwoordig zou moeten vragen: Zijt gij het, dien men zegt dat komen zoude, of verwachten wij een ander V Aan Brahms? Brahms zal hoe hoog ik hem ook schatte m. i. nooit een universeele beteekenis krijgen, gelijk een Mozart, een Handel, een Bach, een Beethoven of zelfs een Wagner. Daartoe is hij m. i. in melodisch opzicht te klein en zijn zijne vormen ouk te ouderwetsch. Do tweede vraag was of er nieuwe groote componisten kunnen komen ? Want het zou toch wel mogelijk zijn, dat gehjk de beeldhouwkunst met de oude Grieken en de schilderkunst met de Italianen en Nederlan ders der K>e en 17e eeuw ook de muziek met de bovengenoemde grootmeesters hare bloeiperiode achter den rug heett? Hoe hot zij in ons vaderland bloeit de mu ziek op het oogenblik niet. Mot alleen, dat wij, zoover ik weet geene groote componisten hebben, maar er is ook weinig belangstelling voor d,i toonkunst. Zij wordt als modevak beoefend, maar de heilige geestdrift ontbreekt. Misse liien dat eene Hollandscho opera in do behoefte zal kunnen voorzien ik hoop het en zie daarom met groote nieuwsgierigheid oorspron kelijke opera's te gemoet, waarvan er weder eene: de Srinio van Van Miliigen is geannonceerd. Doch bij die ne mag het niet blijven! We zouden vruchtbare componisten moeten hebben als de Rossini's, Sacchini's, Piccini's of Handel in zijn eerste periode om van eene nationale opera te kunnen spreken. In welken stijl die opera's zouden moeten zijn? Ik weet het niet. Laten wij aan het genie van den tijd zelve over, welke richting het nemen zal, en vermoeien we ons inmiddels maar niet met leerstellingen, waarvan het genie toch niets weten wil en die het omverwerpt, als de oceaan de dammetjes, dit onze kinderen aan het strand ver vaardigen om hem tegen te houden.... Ik mag me in dit onderwerp op het oogenblik niet verdiepen. In de eerste plaats heb ik hier rekening te houden met hetgeen is, en eerst in de tweede met: wat worden zal. Kom ik daarom tot de Kamermuzieksoirée van Zaterdag terug. Hierop werkten alleen do H. H. Messchaert en Röntgen mede. Eerstgenoemde zong: Ihr grünen Auen" uit Suzanna van Handel, eene Ballade (?Graf Douglas") van Von Herzogenberg, benevens liederen van hem zelven en Grieg; terwijl de heer Röntgen cene suite in Bes-dur van Bach, de sonate op Sla van Beethoven en 3 Romanzen en een Fuga van hemzelven speelde. Ik heb op deze soiree van do voordracht van beide kunstenaars veel genoten. Beide toch gaven blijk van de werken, die zij voordragen ieder op zijne wijze en naar ieders bijzonderen aanleg geheel in zich opgenomen te hebben, en daarbij de macht te bezitten, dat opgenomene weder volkomen uit te drukken. Ik kan daarom zonder voorbehoud loven .... al neem ik niet het standpunt van den heer Röntgen in. Dit laatste sluit geen blaam in zich. Zooals ik al eens meer opmerkte: ieder ziet de dingen op zijne wijze ? en zoo gevoel ik anders als de heer Röntgen. Ware dit niet het geval, dan zou ik de heer Röntgen zijn en dat ben ik niet. Het is daarom geene afkeuring als ik b.v. verklaar de sonate van Beethoven eenigszins anders op te vatten als Röntgen. Zoo erlangden, in het eerste allegro daarvan, de achtstenfiguren in de eerste zinsnede en wel ten koste van den hier be doelden rhytmischen indruk een beteekenis, die zij voor mijn gevoel (en allerminst op deze voorwaarde) niet mogen hebben. Ik kan hier niet alle plaatsen opnoemen, waar bij ik het niet met den heer Röntgen eens was, doch hot moet óók nog van mijn hart; dat de heer Röntgen zoo weinig piano speelt. Ik weet niet of men dit aan overgevoeligheid of te weinig ge voel moet toeschrijven ? het zou overgevoeligheid zijn, als men het eenigszins zware spel van den heer Röntgen verklaart door het gewicht, dat hij aan alle détails hecht; door zijn zucht geen noot stiefmoederlijk te bedoelen (hetgeen dan echter tengevolge heeft, dat de contrasten niet duidelijk genoeg uitkomen en daaronder de hoofdzaak lijdt) ; maar het zou ook het andere kunnen zijn. Bij de ongewone muzikale begaafdheid van den heer R. wil ik echter liever eenige overgevoelig heid bij hem aannemen dan het omgekeerde, in welke mccning ik versterkt wordt door des heeren R's voorliefde tot arpeggieeren. Ik herhaal echter uitdrukkelijk, dat des hecren R's repro ducties mij voorkomen van zijn standpunt volko men kunstuitingen te zijn, die dus hun raison d'être" hebben, en wier waarde blijft, al gevoelt men zelf toevallig eenigszins anders. In de Romanzen en vooral do Fuga toonde de heer R zich weder een verdienstelijk componist, die ook in de moeielijkstc vormen zijne gedach ten met klaarheid uitspreekt en wiens fantasie hem nooit in de steek laat. Nieuwe gevoelens in een nieuwen stijl uitdrukken, doet de heer R. hier echter niet. Ik acht echter het kunnen van den heer R. zoo eminent en (het zij zonder mis kenning van andcrer verdiensten gezegd) zoo verre uitstekende boven alles, wat op het gebied van compositie hier te lande geleverd wordt, dat hij een hoogen rang voor mij inneemt en ik har telijk hoop, dat zijno reputatie die alreeds niet gering is door het uitgeven van eenige nieuwe werken, die nog manuscript zijn (o. a. een zeer belangrijk klavierconcert) spoedig nog moge stijgen. De heer Messchaert was bij gelegenheid van bedoelde kamermuzieksoirée uitstekend gedisponeerd. Gaarne verklaar ik na Rose Papier nog geen zoo'n diepen indruk in dit seizoen door zang ontvangen te hebben. Lag er onuitsprekelijke smart in zijn Wiegenlied" van Grieg, in het Frcundschattstück" van denzelfdcn componist wist Messchaert door zijn zeggingskracht waarlijk te beangstigen. Indien deze zanger ook eens talent voor het tooneel bleek te bezitten, wat zou hij dan in een allen anderen duistere rol wonderen kunnen verrichten ! Doch hij verricht zo nu reeds : zijne stemmingsbeelden zijn zoo klaar, dat ze niet in een of andere type behoeven geïncarneerd te worden om gevoeld, verstaan en gezien te wor den. Hulde aan dezen voortrcifelijkon kunstenaar, bij wien men niet weet wat het meest te be wonderen: of de voor schoonheid zoo impressionabele natuur óf do heerlijke wijze waarop zich die natuur uitspreekt. 14 Febr. F. MUZIEKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 15 Februari 1889. Op hot gebied der Hoogd. Opera heb ik dit maal eene teleurstelling en eene verrassing te vermelden: als de eerste moet het niet doorgaan der voorstelling vau anneit, met Mej. Alt uit Weimar in de titelrol, aangemerkt worden, als de tweede het wél doorgaan dor voorstelling van Hans Helling met Theod. Reichmanu. De zaal was slecht bezet, wat niet allén aan den maat regel der Directie om coupons en abonnement niet geldig te verklaren zal gelegen hebben, maar stellig voor een groot deel aau do daardoor bij het publiek opgewekte ontevredenheid; buitendien waren het van Dyck-prijzcn, en men wil er hier eerst wel eens wat over lezen alvorens voor een gast zooveel te betalen. Welnu, in elk geval hadden do afwezigen ongelijk, want do heer Rcichmann heeft ons met zijn Heiling een groot genot doen smaken. Op vatting, zang, spel, grime, alles was schoon en bijna volmaakt artistiek, terwijl van het euvel, waaraan zijn zang vroeger vaak leed en het tegen woordig nog enkele malen doet, namelijk hot onzuiver intoneeren, ditmaal slechts ns iets te bemerken was en dan nog in geringe mate Do wijze, waarop Reicbmann het groote recitatief en de aria An jenein Tug'' voordroeg en zong, zal voor alle aanwezigen wel onvergetelijk blijven, en ook de gedeeltelijk gesproken en gezon gen recitatieven droegen het stempel van waar kunstenaarstalent. De heerlijke muziek kwam tot haar volste recht; voor mij staat Marschner's Heiling genoegzaam bovenaan in de lijst van Opera's: de muziek is hartstochtelijk en toch sober, melodieus in de edelste beteekenis van het woord, klassiek in merg en nieren en toch vrij in den vorm. Neem het geheele Voor spel, neem Heiling's sorobre liefdesverklaring, neem den wals, neem Gertru&'s lied waar zij Anna wacbt met het gesprokene er tusschen en den storm buiten, neem Heilny's alleenspraak met orkestbegeleiding en recitatief, neem de vredeademende melodie van de violen aan hot slot het is alles schoon, heerlijk, edel, onovertreifelijk. O, waarom geeft men aanstaanden Za terdag Don Juan (zonder dat ik in eerbied voor dit prachtwerk eenigzins te kort kom) en niet nóg eens lleilmg 't Van de overige bezetting stonden alleen de dames Gross en Jaïde op dezelfde hüogte als de gast; de eerste als Königin. do laatste als Gertr-ud. Mej. Kronold was blijkbaar hare partij niet voldoende meester, en de heer Wcrtheim, ofschoon hij zijne coupletten en later zijn aria werkelijk verdienstelijk zong, schoot in het duett met Anna in het bosch zooveel te kort, dat het niet meer te herstellen was. Koor en orkest werkten bevre digend, van het eerste had men echter voorname lijk in het voorspel gaarne meer eenheid geweuscht. De kleinere partijen waren in goede handen. Do Vereeniging Gemengd Koor"' gaf jl. Dinsdag haar tweede concert; ter uitvoering was gekozen Gade's Kreuzfuhrer en Christoforus van Rheinberger. Opnieuw viel de degelijke wijze, waarop de heer Georg Rijken deze concerten voorbereidt, te roemen; de koren werkten voortreffelijk, soms bijna al te angstvallig correct, hetgeen bij do afwezigheid van orkestbegeleiding evenwel ook spoediger in 't oog valt. Do klavierbcgcleidir.g werd overigens door den heer David Blitz Lzn. verdiensteli k bezorgd. Als solisten traden op do heeren Stachelhauseii (Amsterdam, tenor). Spoel ('s Gravenhage, bariton) en moj. Welcker (Brus sel, sopraan); eerstgenoemde was blijkbaar het slachtoffer der afwisselende temperatuur van de laatste weken, het geluid klonk heesch en de voordracht was niet van een aard om daar voor eenige vergoeding te schenken. Mej. Welcker bezit voldoende steramiddelen, laat echter het publiek koud, doordat er van haren zang geen warmte uitgaat De heer Spoel daarentegen vereenigt alle goede eigenschappen eens zangers in zich : een flink, goed ontwikkeld en geschoold ge luid en zelfbewuste voordracht; jaren geleden hoorde ik hem eens, en constateer met genoegen zijn grooten vooruitgang; hij verdient ten volle ceno plaats in de beste en meest ofiï'cieele concerten. Het bestuur heeft blijkbaar den vroeger gegeven wenk ter harte genomen, en het getal dameskaarten beperkt; de groote Doelezaal was thans geheel bezet zonder gedrang of onaangenaamhe den ; het heeft door dezen maatregel der Veree niging een grooten dienst gedaan. V. MUZIEKBEOORDEEL1NG. Roaette (Roosje), Légende Hollandaise (d' après Bcllamy); Suite Dramatique pour Piano a 4 mains de J. Burgmcin. Poésies de Paul Solauges, Illustrations de A. Montalti. Gaarne vestig ik de aandacht op bovengenoemd werkje, keurig uitgegeven door de firma G. Ricordi te Milaan. Ziehier een kunstwerk der toekomst" reeds in de huiskamer! Ziehier een muziekdrama"' welks opvoering voor eens en voor altijd slechts de uitgave vergt van 5 francs en de aanwezigheid van niet meer dan twee pianospelende huisgenooten dus zeer bescheiden voorwaarden. Voortaan kan ieder op zijn pantoffels een muziek drama bijwonen geen rijtuigen, geen toiletten, geen dure abonnementen op Wagners-Vereenigingen, niets van dit alles is meer noodig. Zelfs kan zich nu iedereen de gril van den overleden koning van Beieren veroorloven om ongezien verborgen achter vuurscherm of portière te genieten. Eu gaat men dan nog buiten het gezicht op do piano zitten, dan heeft men een Bayrcuth in het klein.... Maar alle gekheid op een stokje het bovengenoemde werkje is de moeite van de ken nismaking waard. Ten eerste is het curieus dat een Italiaan (Burginein is de pseudonym van den heer Ricordi zelven) een Ilollandsche stof dra matiseert. Ten tweede is het werkje geenszins van artisticiteit ontbloot. De teckeningen mogen niet altijd geheel waar en ook niet altijd geheel duidelijk zijn, zij zijn toch modern-elegant. De poëzie moge soms wat on-Ilollandsch weel derig wezen en het ideaal van den Zeeuwschen boer: tre ivre-mort" niet zeer verheven schij nen men moet erkennen, dat de dichter zich hier niet aan belangrijke verdraaiing van do waar heid heeft schuldig gemaakt. Wat de muziek betreft ook deze is niet geheel zonder har monische fouten (octavengangen in de laatste maten van pag. 14 en 15) en hardheden (melodie in den bas op pag. 1(J van af de 4e maat v. b.), maar er zit toch karakter in deze muziek. Overigens zou ik No. l nooit molto soxtenuto op vatten als het er niet bij stond, maar integen deel: con moto. No. 2 is zeer frisch. (Ik ver moed, dat de cis op pag 25, maat 10 van het begin in den diskant b moet zijn; desgelijks do cis in de 4e maat van pag. .'53, diskant). No. 3 ademt een teedere stemming. No. 4 is in de on weersperiode wat operachtig-gezwollen, maar het slot is weer mooi. liet werkje is echter niet voor kinderen geschikt De bas op pag. 16 is daartoe te beteokenisvol; het gejubel van No. 2 te machtig; sommige melo dische phrasen in No. 3 te pathetisch en ... nu van het onweer iu No. 4 zullen kinderen niets maken! Maar voor volwassenen kan dit werkje behalve een sieraad op hun salontafel een aan winst voor hun repertoire zijn, zoodat ik dan ook eindig zooals ik begonnen 'oen: nl. met dit werkje gaarne aan te bevelen. Voeg ik er nog bij, dat het idee voor dit werk aan den heer Ricordi door mejuffr. Van Berlekom te Middelburg werd aan gegeven en de uitgever-componist zijn dankbaar heid daarvoor betoonde door het werk aan genoemde dame op te dragen. 7 Februari. E. PROF. VIRCHOW OVER DE ECHTHEID DER ANTIEKE PORTRETTEN. De verzameling van oud-Grieksch-Egyptisehe por tretten van Th. Graf is thans tentoongesteld in:d» Kunst-academie te Berlijn, waar zij zeer de aan dacht trekt. Van verscheidene der portretten zgn door J. Blechiuger goed geslaagde beliogravuren bezorgd, die voor l Mark te verkrijgen zijn. Iu do Anthropologisi-he. Gesellscha/t Leeft P*of. Virchow over deze portretten een rede gehouden. Vau verschillende kanten werd hem geviaagd, zeide de geleerde, of de portretten echt waren. Hij-zelf is niet bij het opgraven tegenwoordig geweest, en heeft niet de lieden gezien, die ze gevonden hebben, vau wie overigens de heer Graf verzekert., dat zij eerlijk waren. De algemeene verbazing zou ver klaarbaar zijn, wanneer vau dergelijke vondsten in het geheel niets bekend was. Maar het is een dwaling te meenen, dat de ontdekking dezer por tretten de eerste is van dien aard. Reeds geruimeu tijd vindt, meii eeuige dergelijke verzamelingen in Europeesche collectiëu. Prof. Virehow zag liet eerste portret van deze soort in het museum te Florence. Anderen zijn in den Louvre te Parijs, iühet Britseh museum te Londen en n er van is te Dresden, waarvan de echtheid te miuder te betwijfelen valt, omdat het met de gansche mnmmie naar Europa werd overgebracht. Prof. Virehow is echter ook verleden jaar op zijn reis met Dr. Schliemanu eu Dr. Schweinfnrth getuige van eeu opgraviug geweest, waarbij eeu tamelijk groot aantal vau dergelijke portrevborden gevonden werd. Op merkelijk is, dat deze vondsten slechts in een klein deel van Egypte, in de oase van Fajjum, en wel in het noorden daarvan, gedaan worden. In de streek waar, naar de meeuiiig van Lepsius, de ruïnen van liet oude Lahyriuth moeten liggen, vlak voor de pyrainide vau Amenemkat III, heeft de archaeoloog Jj'linders Petrie, een kerkhof gevon den, waar hij op het tijdstip dat Prof. Viichow daar was, reeds ruim 500 graven onderzocht had. Meer dau 25 graven werden iu tegenwoordigheid vau Prof. Virehow geopend ; in ecu vau die vond men eeu zerk met purper eu goud opgesierd, in vele anderen portretten van de bedoelde soort.De mummies ziju zonder twijfel herkomstig uit Arsinoë, de hoofdstad vau Fajjum, waar tot den tijd toe der Romeinen, Gricksehe literatuur en kuust bloeide; verschillende gronden doen dit gelooven. Waarschijnlijk zijn zij uit de tweede en derde eeuw, toen het Christendom zich in Egypte begoa te verspreiden, de kunst en de teclmiek nog Grieksch waren, eu de oude Egyptische begrafenis ritus nog gevolgd werd. Rubaijat,, waar de por tretten vau de graf-collectie gevonden werden, ligt noordelijk vau de Pyramide vau Amenemkat, in de nabijheid vau het zich vau deBahr Yussuff (Jozefskauaal) afscheidende kanaal. Professor Virehow liet twee maminiehoofdeii zien, die uit de graven bij de genoemde pyramide afkomstig wareu, en waar nog duidelijk haar- eu baardf'risuur op zichtbaar is, alsook eeuige schedels. Onder deze zijn zoowel lange smalle, als breede platte hoofden, zoodat een bepaald ras niet gemakkelijk aangewezen kan worden. De beste ouder deze oude portretten, die in mededinging komen rnet moderne kunstwerken, toonen, dat sommigen dier oude schilders een kunstvaardighcid aau den dag gelegd hebbeu, die wij bij heu niet gezocht zoudeu hebben. Wanneer men, zoo besloot l rof. Virehow, het enthousiasme wat matigt, maar ook aau den anderen kant deu geheel onrechtvaardige!! twijfel van de echtheid der por tretten laat varen, dan is men op het juiste stand punt tot, beoordeeliug van ecu artistieke ontwikke ling , die als een ongehoord fenomeen uit de vreemde beschaving- zicii aan ous openbaart, waarvan de getuigenis ous, eveii als de mummies, zuiver bewaard is gebleven. MAX O'RELL OVER BROEDER JONATHAN. Max O'Rell, wiens bock Joh» Buil et son fle iu Engeland zulk een verbazende sensatie maakte, omdat het tegelijk zoo satyriek en zoo waar was, heeft nu een pendant ervan, Jonathan et son Con tinent, doen verschijnen. Men is er in Engeland eeu beetje ontsticht over, want men had gedacht, uu al de zwakheden vau de Amerikaansche maat schappij op dezelfde vrrecdaardig eu beminnelijk geestige wijze te zieu tentoongesteld, als omtrent het moederland geschied was; eu ziet . . . Max O'Rell is formeel verliefd geraakt op Amerika. Hij beproeft wel ondeugend te zijn "en verloochent zijn stijl niet, maar Amerika komt er zoo goed af, dat de scherts haast een vleierij te meer schijnt. Men zegt uu in Engeland: Max O'Rell had onder ous zes jaren doorgebracht, en in Amerika zes maanden; hij heeft dus Amerika slechts opper vlakkig kunnen zien." De reden ligt echter voor de hand. Wat Max O'Rell iu Engeland belachelijk vond, de stijfheid, de vooroordeelen, de godsdiensthuichelarij, do eerbied voor standen en dergelijke, ziju juist, in Amerika gewijzigd; de bevolking is er cosmopolitischer en veel sympathieker voor een Fnmschman. Het bock begint: De bevolking van Amerika

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl