Historisch Archief 1877-1940
. 6Ü8
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
toen: grime, toon, bewegingen, alles was goed, niet
te sterk gekleurd. Ook de Caboussat van den
Heer van Znylen getuigde van juiste opvatting:
maar even als aktrices zich te wachten hebben
voor het aantrekken van japonnen, die van het
zelfde stuk z\j of fluweel gesneden zyn, hadden
ook de Heeren van Zuylen en Jos, van Biene
moeten zorgen, dat hunne gelaatskleur wat uit
elkander liep. De Heer van Biene, die als
Hofatius de repliek aan Camille vry voldoende ge
geven heeft, had de rol van Moctnit, den veearts,
wel wat ordinair opgevat. De Heer van der
ilst, als de knecht Jan, heeft zich van zyn
taakjcn naar behooren gekweten.
De inrichting van het orchest tot tooneel vol
deed aan de bescheiden eischen van het welwil
lend publiek. Mij dunkt, dat de proeve als zeer
geslaagd kan beschouwd worden.
Mét welgevallen, daar houd ik mij van over
tuigd, zullen de kunstvrienrten en -vriendinnen
te-rug-komen, als zij op zulk een Zondagmiddag
weer bij elkaar worden geroepen. Ik ben den
jongen-lieden dankbaar voor de moeite, en dat ik
mfj «aanmerkingen veroorloofd heb, was ik aan den
ernst van hun loflijk pogen schuldig.
Amsterdamsche Studenten -Tooneel- Vereeniging".
De Tweede uitvoering van dit kunstlievend ge
zelschap had plaats op Donderdag, 14 dezer, in
den Fransche-Laanschouwburg. Zij mag als wel
geslaagd, worden aangeteekend. De Direkteur der
Tooneelschool had zich met de Régie belast, en
twee vrouwelijke leerlingen van die inrichting
droegen niet weinig tot het harmonieuze en pi
kante der voorstelling bij.
Men heeft twee komedies gegeven, waaraan
Labiche zyn naam heeft verbonden : beiden gun
stig bekend. In Les vivacitës du Capitaine Tic1'
zoowel als in het onlangs ook in Felix gespeelde
Taalfouten" wordt geestig geschertst met de
mannen der wetenschap, les hommes sérietix.
Misschien had men, voor de verscheidenheid, een
der twee blijspelen door een ander kunnen doen
vervangen.
In Kapitein Tic" was de jonge man die voor
Desambois speelde, het meest in het charakter
van zijn personaadje ingedrongen.
Het aanzienlijk publiek gaf den Heeren en
Dames natuurlijk de meeste voldoening voor hun
met ijver en smaak op touw gezet kunstbedrijf.
15 Feb. 1889. ALB. TH.
Den 20en dezer zal de Koninkl. Vereeniging"
een der zinrijke en bevallige proverbes de salon
van Alfred de Musset ten tooneele brengen; na
melijk: II ne faut jurer de rien." Stadgenoten,
die zich den aangenamen avond herinneren, waarop
Prof. A. Gr. van Hamel hen met deze zijde van
den geest des gevoeligen en vernuftigen franschen
romantikus bekend maakte, door ons, in de
Hollandsche Maatschappij zijn Liefde is geen speel
goed" voor te dragen, zullen zeker de gelegenheid
niet verzuimen om het eerst genoemde dramaatjen
te gaan toejuichen: ik zeg toejuichen, dewijl _ik
onderstel dat onze bekwame artiesten geen schip
breuk zullen lijden bij hun poging, om het er met
deze voorstelling goed af te brengen. A. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Van do uitvoeringen, die ik de laatste dagen
kon bijwonen, moet ik de Soiree voor kamermu
ziek op Zaterdag 9 Februari de belangrijkste
of liever de eenig belangrijke noemen ....
Het muzikale leven klopt tegenwoordig maar
ftaauwtjes. Er zijn wel veel uitvoeringen, maar
er is weinig muziek. De kunst althans voor
zooverre het de muziek aangaat schijnt me op
het huidige oogenblik min ol meer in een toe
stand van verdooving te verkeeren. Zij is niet
dood, maar vegeteert. Kunstmatig houdt men
kaar in het leven als men een toestand
van niet dood zijn leven mag noemen. En zoo
schijnen me ook hare uitingen als die van een
gehypnotiseerde niet spontaan, maar
werktuigelijk onder een druk van buiten -ontstaan.
'Waaraan ligt dat>?
Is het met de kunst de muziek althans ten
einde ? Heeft zg met Richard Wagner haar laatste
woord gesproken? Of ligt zij slechts tydelijk in
den strijd met het alles overheerschend materia
lisme onzer dagen daarneder? Of beleeft zij een
dier bange perioden, die de komst van een nieuwen
Messias plegen vooraf te gaan zal m. a. w. met
eenigo groote componisten weer alles terechtkomen'?
Het is do vraag of deze er reeds zijn, en zoo
niet: oi' ze kunnen komen ? ....
Ik weet niet aan wien ik tegenwoordig zou
moeten vragen: Zijt gij het, dien men zegt dat
komen zoude, of verwachten wij een ander V
Aan Brahms?
Brahms zal hoe hoog ik hem ook schatte
m. i. nooit een universeele beteekenis krijgen,
gelijk een Mozart, een Handel, een Bach, een
Beethoven of zelfs een Wagner. Daartoe is hij
m. i. in melodisch opzicht te klein en zijn zijne
vormen ouk te ouderwetsch. Do tweede vraag was
of er nieuwe groote componisten kunnen komen ?
Want het zou toch wel mogelijk zijn, dat
gehjk de beeldhouwkunst met de oude Grieken en
de schilderkunst met de Italianen en Nederlan
ders der K>e en 17e eeuw ook de muziek met
de bovengenoemde grootmeesters hare bloeiperiode
achter den rug heett?
Hoe hot zij in ons vaderland bloeit de mu
ziek op het oogenblik niet. Mot alleen, dat wij,
zoover ik weet geene groote componisten
hebben, maar er is ook weinig belangstelling voor
d,i toonkunst. Zij wordt als modevak beoefend,
maar de heilige geestdrift ontbreekt.
Misse liien dat eene Hollandscho opera in do
behoefte zal kunnen voorzien ik hoop het en
zie daarom met groote nieuwsgierigheid oorspron
kelijke opera's te gemoet, waarvan er weder eene:
de Srinio van Van Miliigen is geannonceerd.
Doch bij die ne mag het niet blijven! We zouden
vruchtbare componisten moeten hebben als de
Rossini's, Sacchini's, Piccini's of Handel in zijn
eerste periode om van eene nationale opera te
kunnen spreken.
In welken stijl die opera's zouden moeten zijn?
Ik weet het niet. Laten wij aan het genie van
den tijd zelve over, welke richting het nemen zal,
en vermoeien we ons inmiddels maar niet met
leerstellingen, waarvan het genie toch niets weten
wil en die het omverwerpt, als de oceaan de
dammetjes, dit onze kinderen aan het strand ver
vaardigen om hem tegen te houden....
Ik mag me in dit onderwerp op het oogenblik
niet verdiepen. In de eerste plaats heb ik hier
rekening te houden met hetgeen is, en eerst in
de tweede met: wat worden zal.
Kom ik daarom tot de Kamermuzieksoirée van
Zaterdag terug. Hierop werkten alleen do H. H.
Messchaert en Röntgen mede. Eerstgenoemde
zong: Ihr grünen Auen" uit Suzanna van Handel,
eene Ballade (?Graf Douglas") van Von
Herzogenberg, benevens liederen van hem zelven en Grieg;
terwijl de heer Röntgen cene suite in Bes-dur
van Bach, de sonate op Sla van Beethoven en 3
Romanzen en een Fuga van hemzelven speelde.
Ik heb op deze soiree van do voordracht van
beide kunstenaars veel genoten. Beide toch gaven
blijk van de werken, die zij voordragen ieder
op zijne wijze en naar ieders bijzonderen aanleg
geheel in zich opgenomen te hebben, en
daarbij de macht te bezitten, dat
opgenomene weder volkomen uit te drukken. Ik kan
daarom zonder voorbehoud loven .... al neem
ik niet het standpunt van den heer Röntgen in.
Dit laatste sluit geen blaam in zich. Zooals ik
al eens meer opmerkte: ieder ziet de dingen op
zijne wijze ? en zoo gevoel ik anders als de heer
Röntgen. Ware dit niet het geval, dan zou ik de
heer Röntgen zijn en dat ben ik niet. Het is
daarom geene afkeuring als ik b.v. verklaar de
sonate van Beethoven eenigszins anders op te
vatten als Röntgen. Zoo erlangden, in het eerste
allegro daarvan, de achtstenfiguren in de eerste
zinsnede en wel ten koste van den hier be
doelden rhytmischen indruk een beteekenis,
die zij voor mijn gevoel (en allerminst op deze
voorwaarde) niet mogen hebben.
Ik kan hier niet alle plaatsen opnoemen, waar
bij ik het niet met den heer Röntgen eens was,
doch hot moet óók nog van mijn hart; dat de
heer Röntgen zoo weinig piano speelt. Ik weet
niet of men dit aan overgevoeligheid of te weinig ge
voel moet toeschrijven ? het zou overgevoeligheid
zijn, als men het eenigszins zware spel van den
heer Röntgen verklaart door het gewicht, dat hij
aan alle détails hecht; door zijn zucht geen noot
stiefmoederlijk te bedoelen (hetgeen dan echter
tengevolge heeft, dat de contrasten niet duidelijk
genoeg uitkomen en daaronder de hoofdzaak
lijdt) ; maar het zou ook het andere kunnen
zijn.
Bij de ongewone muzikale begaafdheid van den
heer R. wil ik echter liever eenige overgevoelig
heid bij hem aannemen dan het omgekeerde, in
welke mccning ik versterkt wordt door des
heeren R's voorliefde tot arpeggieeren. Ik herhaal
echter uitdrukkelijk, dat des hecren R's repro
ducties mij voorkomen van zijn standpunt volko
men kunstuitingen te zijn, die dus hun raison
d'être" hebben, en wier waarde blijft, al gevoelt
men zelf toevallig eenigszins anders.
In de Romanzen en vooral do Fuga toonde de
heer R zich weder een verdienstelijk componist,
die ook in de moeielijkstc vormen zijne gedach
ten met klaarheid uitspreekt en wiens fantasie
hem nooit in de steek laat. Nieuwe gevoelens in
een nieuwen stijl uitdrukken, doet de heer R.
hier echter niet. Ik acht echter het kunnen van
den heer R. zoo eminent en (het zij zonder mis
kenning van andcrer verdiensten gezegd) zoo
verre uitstekende boven alles, wat op het gebied
van compositie hier te lande geleverd wordt, dat
hij een hoogen rang voor mij inneemt en ik har
telijk hoop, dat zijno reputatie die alreeds
niet gering is door het uitgeven van eenige
nieuwe werken, die nog manuscript zijn (o. a. een
zeer belangrijk klavierconcert) spoedig nog moge
stijgen.
De heer Messchaert was bij gelegenheid van
bedoelde kamermuzieksoirée uitstekend
gedisponeerd. Gaarne verklaar ik na Rose Papier nog
geen zoo'n diepen indruk in dit seizoen door zang
ontvangen te hebben. Lag er onuitsprekelijke
smart in zijn Wiegenlied" van Grieg, in het
Frcundschattstück" van denzelfdcn componist wist
Messchaert door zijn zeggingskracht waarlijk te
beangstigen. Indien deze zanger ook eens talent
voor het tooneel bleek te bezitten, wat zou hij
dan in een allen anderen duistere rol wonderen
kunnen verrichten ! Doch hij verricht zo nu reeds :
zijne stemmingsbeelden zijn zoo klaar, dat ze
niet in een of andere type behoeven geïncarneerd
te worden om gevoeld, verstaan en gezien te wor
den. Hulde aan dezen voortrcifelijkon kunstenaar,
bij wien men niet weet wat het meest te be
wonderen: of de voor schoonheid zoo
impressionabele natuur óf do heerlijke wijze waarop zich
die natuur uitspreekt.
14 Febr. F.
MUZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 15 Februari 1889.
Op hot gebied der Hoogd. Opera heb ik dit
maal eene teleurstelling en eene verrassing te
vermelden: als de eerste moet het niet doorgaan
der voorstelling vau anneit, met Mej. Alt uit
Weimar in de titelrol, aangemerkt worden, als de
tweede het wél doorgaan dor voorstelling van
Hans Helling met Theod. Reichmanu. De zaal
was slecht bezet, wat niet allén aan den maat
regel der Directie om coupons en abonnement
niet geldig te verklaren zal gelegen hebben, maar
stellig voor een groot deel aau do daardoor bij
het publiek opgewekte ontevredenheid; buitendien
waren het van Dyck-prijzcn, en men wil er hier
eerst wel eens wat over lezen alvorens voor een
gast zooveel te betalen.
Welnu, in elk geval hadden do afwezigen
ongelijk, want do heer Rcichmann heeft ons met
zijn Heiling een groot genot doen smaken. Op
vatting, zang, spel, grime, alles was schoon en
bijna volmaakt artistiek, terwijl van het euvel,
waaraan zijn zang vroeger vaak leed en het tegen
woordig nog enkele malen doet, namelijk hot
onzuiver intoneeren, ditmaal slechts ns iets te
bemerken was en dan nog in geringe mate Do
wijze, waarop Reicbmann het groote recitatief en
de aria An jenein Tug'' voordroeg en zong, zal
voor alle aanwezigen wel onvergetelijk blijven,
en ook de gedeeltelijk gesproken en gezon
gen recitatieven droegen het stempel van waar
kunstenaarstalent. De heerlijke muziek kwam
tot haar volste recht; voor mij staat
Marschner's Heiling genoegzaam bovenaan in de lijst
van Opera's: de muziek is hartstochtelijk en
toch sober, melodieus in de edelste beteekenis
van het woord, klassiek in merg en nieren en
toch vrij in den vorm. Neem het geheele Voor
spel, neem Heiling's sorobre liefdesverklaring,
neem den wals, neem Gertru&'s lied waar zij
Anna wacbt met het gesprokene er tusschen en
den storm buiten, neem Heilny's alleenspraak
met orkestbegeleiding en recitatief, neem de
vredeademende melodie van de violen aan hot
slot het is alles schoon, heerlijk, edel,
onovertreifelijk. O, waarom geeft men aanstaanden Za
terdag Don Juan (zonder dat ik in eerbied voor
dit prachtwerk eenigzins te kort kom) en niet
nóg eens lleilmg 't
Van de overige bezetting stonden alleen de
dames Gross en Jaïde op dezelfde hüogte als de
gast; de eerste als Königin. do laatste als
Gertr-ud. Mej. Kronold was blijkbaar hare partij niet
voldoende meester, en de heer Wcrtheim, ofschoon
hij zijne coupletten en later zijn aria werkelijk
verdienstelijk zong, schoot in het duett met Anna
in het bosch zooveel te kort, dat het niet meer
te herstellen was. Koor en orkest werkten bevre
digend, van het eerste had men echter voorname
lijk in het voorspel gaarne meer eenheid geweuscht.
De kleinere partijen waren in goede handen.
Do Vereeniging Gemengd Koor"' gaf jl. Dinsdag
haar tweede concert; ter uitvoering was gekozen
Gade's Kreuzfuhrer en Christoforus van
Rheinberger. Opnieuw viel de degelijke wijze, waarop
de heer Georg Rijken deze concerten voorbereidt,
te roemen; de koren werkten voortreffelijk, soms
bijna al te angstvallig correct, hetgeen bij do
afwezigheid van orkestbegeleiding evenwel ook
spoediger in 't oog valt. Do klavierbcgcleidir.g
werd overigens door den heer David Blitz Lzn.
verdiensteli k bezorgd. Als solisten traden op do
heeren Stachelhauseii (Amsterdam, tenor). Spoel
('s Gravenhage, bariton) en moj. Welcker (Brus
sel, sopraan); eerstgenoemde was blijkbaar het
slachtoffer der afwisselende temperatuur van de
laatste weken, het geluid klonk heesch en de
voordracht was niet van een aard om daar
voor eenige vergoeding te schenken. Mej. Welcker
bezit voldoende steramiddelen, laat echter het
publiek koud, doordat er van haren zang geen
warmte uitgaat De heer Spoel daarentegen
vereenigt alle goede eigenschappen eens zangers in
zich : een flink, goed ontwikkeld en geschoold ge
luid en zelfbewuste voordracht; jaren geleden
hoorde ik hem eens, en constateer met genoegen
zijn grooten vooruitgang; hij verdient ten volle ceno
plaats in de beste en meest ofiï'cieele concerten.
Het bestuur heeft blijkbaar den vroeger gegeven
wenk ter harte genomen, en het getal
dameskaarten beperkt; de groote Doelezaal was thans
geheel bezet zonder gedrang of onaangenaamhe
den ; het heeft door dezen maatregel der Veree
niging een grooten dienst gedaan.
V.
MUZIEKBEOORDEEL1NG.
Roaette (Roosje), Légende Hollandaise
(d' après Bcllamy); Suite Dramatique
pour Piano a 4 mains de J. Burgmcin.
Poésies de Paul Solauges, Illustrations
de A. Montalti.
Gaarne vestig ik de aandacht op bovengenoemd
werkje, keurig uitgegeven door de firma G. Ricordi
te Milaan.
Ziehier een kunstwerk der toekomst" reeds in
de huiskamer! Ziehier een muziekdrama"' welks
opvoering voor eens en voor altijd slechts de
uitgave vergt van 5 francs en de aanwezigheid
van niet meer dan twee pianospelende
huisgenooten dus zeer bescheiden voorwaarden.
Voortaan kan ieder op zijn pantoffels een muziek
drama bijwonen geen rijtuigen, geen toiletten,
geen dure abonnementen op
Wagners-Vereenigingen, niets van dit alles is meer noodig. Zelfs
kan zich nu iedereen de gril van den overleden
koning van Beieren veroorloven om ongezien
verborgen achter vuurscherm of portière te
genieten.
Eu gaat men dan nog buiten het gezicht op do
piano zitten, dan heeft men een Bayrcuth in het
klein.... Maar alle gekheid op een stokje
het bovengenoemde werkje is de moeite van de ken
nismaking waard. Ten eerste is het curieus dat
een Italiaan (Burginein is de pseudonym van den
heer Ricordi zelven) een Ilollandsche stof dra
matiseert. Ten tweede is het werkje geenszins
van artisticiteit ontbloot. De teckeningen mogen
niet altijd geheel waar en ook niet altijd geheel
duidelijk zijn, zij zijn toch modern-elegant.
De poëzie moge soms wat on-Ilollandsch weel
derig wezen en het ideaal van den Zeeuwschen
boer: tre ivre-mort" niet zeer verheven schij
nen men moet erkennen, dat de dichter zich
hier niet aan belangrijke verdraaiing van do waar
heid heeft schuldig gemaakt. Wat de muziek
betreft ook deze is niet geheel zonder har
monische fouten (octavengangen in de laatste
maten van pag. 14 en 15) en hardheden (melodie
in den bas op pag. 1(J van af de 4e maat v. b.),
maar er zit toch karakter in deze muziek.
Overigens zou ik No. l nooit molto soxtenuto op
vatten als het er niet bij stond, maar integen
deel: con moto. No. 2 is zeer frisch. (Ik ver
moed, dat de cis op pag 25, maat 10 van het
begin in den diskant b moet zijn; desgelijks do
cis in de 4e maat van pag. .'53, diskant). No. 3
ademt een teedere stemming. No. 4 is in de on
weersperiode wat operachtig-gezwollen, maar het
slot is weer mooi.
liet werkje is echter niet voor kinderen geschikt
De bas op pag. 16 is daartoe te beteokenisvol;
het gejubel van No. 2 te machtig; sommige melo
dische phrasen in No. 3 te pathetisch en ... nu
van het onweer iu No. 4 zullen kinderen niets
maken! Maar voor volwassenen kan dit werkje
behalve een sieraad op hun salontafel een aan
winst voor hun repertoire zijn, zoodat ik dan ook
eindig zooals ik begonnen 'oen: nl. met dit werkje
gaarne aan te bevelen. Voeg ik er nog bij, dat
het idee voor dit werk aan den heer Ricordi door
mejuffr. Van Berlekom te Middelburg werd aan
gegeven en de uitgever-componist zijn dankbaar
heid daarvoor betoonde door het werk aan genoemde
dame op te dragen.
7 Februari. E.
PROF. VIRCHOW OVER DE ECHTHEID
DER ANTIEKE PORTRETTEN.
De verzameling van oud-Grieksch-Egyptisehe por
tretten van Th. Graf is thans tentoongesteld in:d»
Kunst-academie te Berlijn, waar zij zeer de aan
dacht trekt. Van verscheidene der portretten zgn
door J. Blechiuger goed geslaagde beliogravuren
bezorgd, die voor l Mark te verkrijgen zijn.
Iu do Anthropologisi-he. Gesellscha/t Leeft P*of.
Virchow over deze portretten een rede gehouden.
Vau verschillende kanten werd hem geviaagd, zeide
de geleerde, of de portretten echt waren. Hij-zelf
is niet bij het opgraven tegenwoordig geweest, en
heeft niet de lieden gezien, die ze gevonden hebben,
vau wie overigens de heer Graf verzekert., dat zij
eerlijk waren. De algemeene verbazing zou ver
klaarbaar zijn, wanneer vau dergelijke vondsten in
het geheel niets bekend was. Maar het is een
dwaling te meenen, dat de ontdekking dezer por
tretten de eerste is van dien aard. Reeds geruimeu
tijd vindt, meii eeuige dergelijke verzamelingen in
Europeesche collectiëu. Prof. Virehow zag liet
eerste portret van deze soort in het museum te
Florence. Anderen zijn in den Louvre te Parijs,
iühet Britseh museum te Londen en n er van
is te Dresden, waarvan de echtheid te miuder te
betwijfelen valt, omdat het met de gansche mnmmie
naar Europa werd overgebracht. Prof. Virehow is
echter ook verleden jaar op zijn reis met Dr.
Schliemanu eu Dr. Schweinfnrth getuige van eeu
opgraviug geweest, waarbij eeu tamelijk groot aantal
vau dergelijke portrevborden gevonden werd. Op
merkelijk is, dat deze vondsten slechts in een klein
deel van Egypte, in de oase van Fajjum, en wel
in het noorden daarvan, gedaan worden. In de
streek waar, naar de meeuiiig van Lepsius, de
ruïnen van liet oude Lahyriuth moeten liggen,
vlak voor de pyrainide vau Amenemkat III, heeft
de archaeoloog Jj'linders Petrie, een kerkhof gevon
den, waar hij op het tijdstip dat Prof. Viichow
daar was, reeds ruim 500 graven onderzocht had.
Meer dau 25 graven werden iu tegenwoordigheid
vau Prof. Virehow geopend ; in ecu vau die vond
men eeu zerk met purper eu goud opgesierd, in
vele anderen portretten van de bedoelde soort.De
mummies ziju zonder twijfel herkomstig uit
Arsinoë, de hoofdstad vau Fajjum, waar tot den
tijd toe der Romeinen, Gricksehe literatuur en
kuust bloeide; verschillende gronden doen dit
gelooven.
Waarschijnlijk zijn zij uit de tweede en derde
eeuw, toen het Christendom zich in Egypte begoa
te verspreiden, de kunst en de teclmiek nog
Grieksch waren, eu de oude Egyptische begrafenis
ritus nog gevolgd werd. Rubaijat,, waar de por
tretten vau de graf-collectie gevonden werden, ligt
noordelijk vau de Pyramide vau Amenemkat, in de
nabijheid vau het zich vau deBahr Yussuff
(Jozefskauaal) afscheidende kanaal. Professor Virehow
liet twee maminiehoofdeii zien, die uit de graven bij
de genoemde pyramide afkomstig wareu, en waar
nog duidelijk haar- eu baardf'risuur op zichtbaar
is, alsook eeuige schedels. Onder deze zijn zoowel
lange smalle, als breede platte hoofden, zoodat een
bepaald ras niet gemakkelijk aangewezen kan worden.
De beste ouder deze oude portretten, die in
mededinging komen rnet moderne kunstwerken,
toonen, dat sommigen dier oude schilders een
kunstvaardighcid aau den dag gelegd hebbeu, die wij bij
heu niet gezocht zoudeu hebben. Wanneer men,
zoo besloot l rof. Virehow, het enthousiasme wat
matigt, maar ook aau den anderen kant deu geheel
onrechtvaardige!! twijfel van de echtheid der por
tretten laat varen, dan is men op het juiste stand
punt tot, beoordeeliug van ecu artistieke ontwikke
ling , die als een ongehoord fenomeen uit de
vreemde beschaving- zicii aan ous openbaart, waarvan
de getuigenis ous, eveii als de mummies, zuiver
bewaard is gebleven.
MAX O'RELL OVER BROEDER JONATHAN.
Max O'Rell, wiens bock Joh» Buil et son fle iu
Engeland zulk een verbazende sensatie maakte,
omdat het tegelijk zoo satyriek en zoo waar was,
heeft nu een pendant ervan, Jonathan et son Con
tinent, doen verschijnen. Men is er in Engeland
eeu beetje ontsticht over, want men had gedacht,
uu al de zwakheden vau de Amerikaansche maat
schappij op dezelfde vrrecdaardig eu beminnelijk
geestige wijze te zieu tentoongesteld, als omtrent
het moederland geschied was; eu ziet . . . Max
O'Rell is formeel verliefd geraakt op Amerika.
Hij beproeft wel ondeugend te zijn "en verloochent
zijn stijl niet, maar Amerika komt er zoo goed af,
dat de scherts haast een vleierij te meer schijnt.
Men zegt uu in Engeland: Max O'Rell had onder
ous zes jaren doorgebracht, en in Amerika zes
maanden; hij heeft dus Amerika slechts opper
vlakkig kunnen zien." De reden ligt echter voor
de hand. Wat Max O'Rell iu Engeland belachelijk
vond, de stijfheid, de vooroordeelen, de
godsdiensthuichelarij, do eerbied voor standen en dergelijke,
ziju juist, in Amerika gewijzigd; de bevolking is
er cosmopolitischer en veel sympathieker voor een
Fnmschman.
Het bock begint: De bevolking van Amerika